e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
communietaart bontkoek: Syst. WBD  bontjkook (Holtum), bruidskoek: Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6 In Berg niet bij communies; wel bij huwelijk.  broetskook (Berg-aan-de-Maas), bruiloftstaart: Deze wordt dan naar het betreffende genoemd, bijv. ~  broelofstaart (Sittard), cake: keek (Eksel), communiekoek: Pronkgebak wat hier met gelegenheden wordt gebakken wordt hier ook zo geneoemd naar de aard of het feest hiervan.  kemmūniekook (Munstergeleen), communietaart: Deze wordt dan naar het betreffende genoemd, bijv. ~  kemunetaart (Sittard), Syst. WBD  kemūūnietaart (Tegelen), engelenkoek: Syst. Frings  ɛŋələkøͅk (Linde), feestgebak: fistgəbák (Houthalen), feestkoek: Syst. Grootaers  fēstkuk (Lommel), feesttaart met opzet: Syst. Veldeke  fièsttaart mèt opzet (Tegelen), geboortekoek: Pronkgebak wat hier met gelegenheden wordt gebakken wordt hier ook zo geneoemd naar de aard of het feest hiervan.  gebaortekook (Munstergeleen), gegarneerde koek: gegarneerde koo.k (Puth), gesierde koek: geseerde kook (Oirsbeek), gteau (fr.): gateú (Hasselt), gato (Rotem), gatō (Stokkem), gatōə (Borgloon), gatoͅu̯ (Borgloon), gattoo (Hoeselt), gātoͅu̯ (Borgloon), gàttó (Tongeren), gàttö (Tongeren), Syst. Frings  gatō (Beverlo, ... ), gatoͅu̯ (Gingelom), gətō (Kessenich, ... ), Verklw. gatØ¿\\n  gatō (Lommel), koek: koch (Bleijerheide), Fijnere bakwerken kwamen van de bakker en werden dan algemeen kook genoemd.  kook (Ubachsberg), mont: monté (Mechelen), opgespoten koek: (opgespoten).  opgesputte kook (Grevenbicht/Papenhoven), opgespoten taart: Syst. Eykman  op˃gəspōͅtən tārt (America), opgezette taart: opgezatje toart (Grathem), opstand: Syst. WBD  opstang (Meijel), ópstaand (Ottersum), opsteek: opsteek (Mechelen-aan-de-Maas), opzet: hopzat (Roermond), opsat (Vlodrop), opsats (Sittard, ... ), opzat (Grathem, ... ), opzats (Kerkrade, ... ), opzet (Baarlo, ... ), opzeͅt (Maaseik), opzèt (Nunhem), opzêt (Neeritter, ... ), op˃zat (Blitterswijck, ... ), oͅpsat (Smeermaas), oͅpseͅt (Opglabbeek), #NAME?  opzats (Susteren), (korte oo-klank).  oopzats (Heerlen), (m.).  oͅpsat (Lanklaar), Eigen phonetische  opzat (Valkenburg), Eigen syst.  opzats (Heerlen), opzet  opzats (Sittard), spreek -é- uit als fr. est of cabinet; ook de -t uitspreken)  opzét (Thorn), Syst. Frings  oͅp˃zat (Maaseik, ... ), oͅp˃zeͅt (Kessenich), oͅp˃zɛt (Mechelen-aan-de-Maas), Syst. Frings (?)  opzet (Kinrooi), Syst. Frings mnl.  oͅp˂zø͂ͅt (Bree), oͅp˃zət (Gruitrode), Syst. Veldeke  hopzat (Roermond), opzèt (Kinrooi), Syst. WBD  opzat (Boukoul, ... ), opzats (Herten (bij Roermond)), opzet (Baexem, ... ), òpzat (Maasniel), Syst. WBD Opzet: opeengestapelde ringen van makrongebak met versiering  opzĕĕt (Panningen), Syst. Wbk. van Bree  opzöt (Bree), opzetkoek: Syst. Frings  oͅp˃zɛtkōk (Bocholt), pice monte (fr.): pjeͅs mo͂tē (Ketsingen), pjèmontee (Diepenbeek), pjèsmôontee (Hoeselt), (m.).  pjɛsmoͅntē (Helchteren), opgebouwd uit roombolletjes, soesjes of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten  pièce montée (Bilzen), Syst. Frings  pieͅsə mo͂ͅntē (Hasselt), pièce montée (Opheers), piɛs moͅntē (Beringen), pjeͅs mo͂tēə (Gingelom), pjeͅsmoͅntē (Hasselt), Syst. Frings Fr. uitspraak  pièce montée (Hasselt), Syst. IPA  pi̯eͅsmu̞ntē (Kwaadmechelen), pronkgateau: Syst. Frings  prōŋk˃gatō (Hamont, ... ), pruŋk˃gatoͅu̯ (Sint-Truiden), pronkgebak: Syst. Frings  pruŋk˃gəbak (Melveren), pronktaart: Syst. WBD  prônktaart (Tegelen), stapelkoek: stapelkook (Mechelen-aan-de-Maas), sterfbrood: Pronkgebak wat hier met gelegenheden wordt gebakken wordt hier ook zo geneoemd naar de aard of het feest hiervan. Bij begrafenissen, enz.  sjterfbroad (Munstergeleen), taart met opzet: Syst. WBD  taart mit opzat(s) (Maasniel), toren: Syst. Veldeke  tore (Kinrooi), tronk: Syst. Frings  troͅŋk (Niel-bij-St.-Truiden), trouwkoek: Pronkgebak wat hier met gelegenheden wordt gebakken wordt hier ook zo geneoemd naar de aard of het feest hiervan.  trouwkook (Munstergeleen), turkse toren: Syst. IPA  tørksətōͅrə (Paal) banketwerk van amandelmacron || gateau (gebak met verdiepingen) || hoge, meestal met fantasietjes afgewerkte pronktaart met slagroom of crème au beurre || hoog pronkgebak [N 16 (1962)] || Hoog pronkgebak, opgebouwd uit roombolletjes, soesjes, of schuimpjes, met bovenop een suikeren beeldje, speciaal voor communiefeesten (opzat, opzats?) [N 16 (1962)] || pronkgebak III-2-3
communiezang communie (<lat.): communie (Stokkem), de cummunie (Klimmen), communiegezang: communiegezang (Baarlo), dr communie-gezank (Nieuwenhagen), kemmūūniegezànk (Nieuwenhagen), kemuunegezang (Posterholt), communielied: kemunieleed (Beesel), kommunieleed (Bocholt), communieliedje: het kemunielieke (Sint-Huibrechts-Lille), kemunieliedje (Beesel), kemunielieken (Neerpelt), kemuunieleedje (Kelpen), kommunieleedsje (Bocholt), communiezang: communezang (Jeuk), communie-zaank (Maastricht), communiezaank (Terlinden), communiezang (Eys, ... ), communiezangk (Hoensbroek), communiezank (Echt/Gebroek, ... ), de kòmmunnezank (Tongeren), dr kemunezank (Gulpen), kemienezank (Eigenbilzen), kemmeunesang (Zonhoven), kemmuniezank (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), kemmunniezaank (Eksel), kemune zank (Valkenburg), kemunezank (Guttecoven, ... ), kemuniezaank (Maastricht, ... ), kemuniezang (Oirlo, ... ), kemuniezangk (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kemuniezank (Klimmen, ... ), kemunnezang (Diepenbeek), kemuunezangk (Geleen), kemuunezank (Doenrade, ... ), kemuuniezang (Roggel), kemuuniezangk (Heel), kemuuniezank (Holtum, ... ), kemūniezang (Heers), kommunezangk (Schinnen), kommuniesang (Klimmen, ... ), kommuniezang (Montfort), kommuniezangk (Koningsbosch), kommuniezank (Weert), kommúnezang (Sint-Truiden), komuniezank (Sittard), kumūūniezaank (Maastricht), kəmmunəzang (Hoeselt), kəmmuunezank (Boorsem), kəmunəzàng (Loksbergen), communio (lat.): communio (Achel, ... ), Communio (Geulle), communio (Hechtel, ... ), cummunio (Epen), kemuniejoo (Ell), kemunijo (Maastricht), kemunnio (Tungelroy), kommunio (Oirlo), dankzang: den dankzang (Sevenum), kommuniongezang: dər komyniuəngezāŋk (Montzen), kommunionsgezang: commilioensgezank (Vijlen), lof: lof (Geleen), vesper (lat.): vesper (Geleen), zingen: zaenge (Montfort) Het misgezang tijdens of na de communie, de communio of communiezang. [N 96B (1989)] III-3-3
compact met zemelen derin: met tsīmǝlǝn dren (Kaalheide), opstijven: (het meel) štīft op (Kerkrade), stijf: stijf (Koningsbosch), stē̜f (Hasselt), stī.f (Hout-Blerick), stɛ̄f (Kwaadmechelen), štīf (Geleen, ... ), stijve: stīvǝ (Blerick), štīvǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), stug: stug (Heythuysen), taai: tɛj (Heythuysen), te stijf: tǝ stęjf (Lommel), teeg: tē̜jx (Stokrooie), vette: vɛtǝ (Sittard), zwaar: zwowǝr (Lommel), zwǫwǝr (Kwaadmechelen), zwǭwǝr (Munsterbilzen), šwǭr (Geleen), žwoar (Kerkrade), žwǭr (Tegelen, ... ), zwaarder: zwǭrdǝr (Koersel), zware: zwōrǝ (Bevingen) Zwaar, compact of stug, gezegd van bloem. Ten aanzien van het woordtype "vette" zij opgemerkt dat bloem, gemalen van inlandse tarwe, glad zal aanvoelen, als men deze tussen vinger en duim wrijft (Schoep blz. 19). De bakker spreekt dan over het vettig aanvoelen van de bloem. In feite heeft dit niets met het vetgehalte van de bloem te maken. Door de informanten wordt de bloem als "zwaar" beschouwd wanneer die veel zemelen in zich heeft (Q 121, Q 121e) of wanneer die niet poreus is (K 314). De bloem wordt "stijf" gemoemd, als het deeg meer water nodig heeft. [N 29, 16] II-1
compagnie compagnie (fr.): coempanie (Bilzen), compaajié (Blerick), compagnie (Bingelrade, ... ), compagnjie (Posterholt), compane[i} (Hasselt), companĕĕj (Afferden), compani (Beringen), companie (Belfeld, ... ), companié (Wellen), compannie (Berg-en-Terblijt, ... ), compeneej (Leunen), compenie (Amby, ... ), compeniej (Epen), compeniĕ (Weert), compenij (Borgharen, ... ), compeniè (Reuver), compenèj (Mechelen), compenêi (Rosmeer), compie (Simpelveld), cōmpanie (Neeroeteren), cōmpannie (Oirlo), cŏmpanie (Steyl), cŏmpeniej (Doenrade), cŏŏmpeni-j (Swolgen), cŏŏmpenie (Grubbenvorst, ... ), cómpenie (Hunsel), cômpenie (Neeritter), koempanei (Maaseik), koempenéy (Elen), koempënéj (Lanklaar), kompagnie (Dieteren), kompani (Hoepertingen, ... ), kompanie (As, ... ), kompaniej (Kermt), kompannie (Lutterade, ... ), kompanèj (Schaesberg), kompeneej (Meerlo), kompenei (Amby, ... ), kompenej (Wellerlooi), kompenĕĕj (Arcen, ... ), kompenĕj (Eijsden), kompenie (Asenray/Maalbroek, ... ), kompeniej (Schinnen, ... ), kompenij (Sint-Pieter), kompennie (Gulpen), kompie (Maastricht), kompəneͅj (Sint-Huibrechts-Lille), kompəni (Martenslinde), kompənie (Swalmen), kompəniš (Sint-Truiden), kompəné:j (Opgrimbie), kompənéj (Rekem), kompənï (Zonhoven), koompenie (Sint-Odiliënberg), kōmpənɛj (Maastricht), kŏmpenĕĕj (Meterik), kŏmpeni-j (Nederweert), kŏmpenie (Grevenbicht/Papenhoven), kŏŏm-pe-neej (Vijlen), kŏŏmpanjie (Gennep), kŏŏmpenĕĕj (Horst), kŏŏmpenie (Buggenum), koͅmpəni (Borgloon), koͅmpəni‧ (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), kòmpenie (Valkenburg, ... ), kómpenei (Heer), kômpenie (Meerssen), köpie (Maastricht), kùmpanie (Sittard), (o; bijna oo).  kompanie (Venlo), (v.).  k‧oͅmp‧i (Eys), afdeling soldaten  kompie (Well), bij de militairen  kompenie (Merselo), compagnie v. soldaten  compannie (Heerlen), gezelschap  companneej (Heerlen), kompenij (Well), o gesloten  kompenie (Brunssum), Opm. eemes kompenie hoaje = iemand gezelschap houden.  kompenie (Obbicht), Opm. wij zeggen hier: ich koem dich gèt kompenie doon (= ik kom je wat gezelschap houden).  kompenie ? (Einighausen), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  cŏampenie (Guttecoven) compagnie [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || een aantal manschappen die een deel van een leger vormen [klocht, troep] [N 90 (1982)] III-3-1
compartiment abteilung (du.): abtailoeng (Kerkrade), compartiment (<fr.): compartement (Hoeselt, ... ), compartemént (Heel), compartemìnt (Eigenbilzen), compartiment (Achel, ... ), còmpartement (Hoensbroek), dah is è compartiment (Peer), kompartement (Genk), kompartemênt (Eksel), kompartëment (Hoeselt), kòmpartemènt (Maaseik), kómpartement (Kinrooi), ’t kómpártëment (Tongeren), coup (fr.): coepé (Eijsden), coupe (Maasbree, ... ), coupee (Ell, ... ), coupè (Stal), coupé (Boekend, ... ), dah is ne coupé (Peer), dah is è coupé (Peer), koepee (Bocholt, ... ), koepéé (Maastricht), koupé (Blerick), kŏĕpee (Maastricht), kupē (Meijel), kupēi (Lommel), kupe‧ (Schinnen), geen dialectwoord  coupé (Castenray), nb : stoottoon  koepee: (Montfort), personenwagen: persoeëne-wage (Heel), personewage (Gennep, ... ), ps. of "wagen": invuller noteert alleen "w.".  persone wage(n) (Oirlo), personenwagon (<eng.): persoene wagong (Vijlen), treinstel: treinstel (Ospel), treinwagen: treinwage (Bree), wagon (<eng.): wagong (Nieuwenhagen) compartiment [N 102 (1998)] || een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)] III-3-1
completen completen (<lat.): co,pleten (Venray), compleet (Meijel), compleete (Waubach), complete (Baarlo, ... ), completen (Baarlo, ... ), compleëte (Geleen), compléte (Maastricht), compléten (Heers), de complete (Maastricht, ... ), de completen (Kunrade), de cómplete (Klimmen), de komplete (Klimmen), de kòmpleete (Tongeren), də kompliə (Montzen), kompleete (Ell, ... ), komplete (Baarlo, ... ), kompliaete (Echt/Gebroek), komplieten (Bocholt), komplète (Sint-Truiden), kompléte (Sittard), op de oo staat ook nog een ´´- accent  de kŏŏmplēēte (Nieuwenhagen), completen (<lat.) met het te deum (lat.): de complete met dr te deum (Gulpen), komplete mit et tedeiem (Montfort), danklof: danklof (Venlo), hoogtijd: hoegtèj (Maastricht), lof: et lof (Siebengewald), lof met te deum (lat.): lof met te deum (Sevenum), lof met Te Deum (Weert), lof na de vesper (lat.): lof na de vesper (Achel), plechtig lof: plechtig lāōf (Terlinden), dan worden alle klokken geluid  plechtig lof (Oirlo), plechtige vesper (lat.): plechtige vesper (Vijlen, ... ), plechtige vespers (<lat.): plechtige vespers (Tegelen), sluiting: sjloeting (Guttecoven), tantum ergo (lat.): tantə mergo (Loksbergen), te deum (lat.): dedeum (Hechtel), hət te deum (Boorsem), te deum (Bree), Te Deum (Epen), te deum (Hoeselt, ... ), te deum (lat.) zingen: te deum zinge (Eys), te deum laudamus (lat.): het te deum (laudamus) (Eigenbilzen), Te Deum Laudamus (Jeuk), te deum laudamus (Thorn), vesper (lat.): vesper (Doenrade, ... ), vesper (lat.) met de completen (<lat.): vesper met complieete (Weert), vespers (<lat.) met lof: vespers mit lof (Beesel), vespers (<lat.) met te deum (lat.): vespers met te deum (Stokkem) De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)] III-3-3
compost aardhoop: ęrthōp (Siebengewald), aardmest: ē̜rt[mest] (Milsbeek, ... ), ęrt[mest] (Merselo), afval: āf˲val (Schimmert), afvalmest: áf˲val[mest] (Lottum), āf˲val[mest] (Mechelen, ... ), amerenstub: ǭmǝrǝštø̜p (Gronsveld  [(als meststof in de tuin gebruikt)]  ), asraai: asrǭi̯ (Maasmechelen), assenhoop: ɛšǝnhǫu̯.p (Sittard  [(ook wel gebruikt als mest voor de wei)]  ), asseraai: asǝrǭi̯ (Maastricht, ... ), asseraaigrond: asǝrǭi̯grōnt (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), bakku(?): ba`ky (Sint-Truiden), ba`kys (Walshoutem), bamdmest/beemdmest: bamp[mest] (Opitter), bamt[mest] (Bocholt, ... ), bámt[mest] (Neeroeteren), bānj[mest] (Baexem, ... ), bānjtj[mest] (Baexem, ... ), bęnj[mest] (Boukoul, ... ), bamdsmest: bāns[mest] (Weert), bocht: box (Rijckholt), broekmest: brokmęst (Berverlo), compost: kompǫs (Hoensbroek, ... ), kompǫst (Aldeneik, ... ), kompǭst (Aijen, ... ), kǝmpǭst (Hasselt), kǫmpǝs (Eupen), kǫmpǫs (Baarlo, ... ), kǫmpǫst (Achel, ... ), kǫmpǭst (Lommel, ... ), compostmest: kompǫs[mest] (Tegelen), kǫmpǫs[mest] (Roosteren), compote: kǫmpǫt (Holtum, ... ), drek: drɛk (Beek, ... ), drekkerij: drɛkǝręi̯ (Maasmechelen), dreksmest: drɛ ̝ksmęs (Kerkrade), flikkenmest: flekǝmęst (Baexem), gemengd mest: gǝmēŋt mest (Gennep, ... ), gemengde mest: gǝmɛŋdǝ męs (Sittard), goed gerei voor de wei: gut ˲gręi̯ vø̜r dǝ węi̯ (Mook), goede grond: g˙ōi̯ǝ grō.nt (Cadier), grasmest: grāsmęst (Haelen), groesmest: grōs[mest] (Neeritter), grūs[mestj (Meijel), huisdrek: hūs˱drɛk (Hout-Blerick), humus: hymǝs (Mal, ... ), hømǝs (Rijckholt), kluitendrek: klȳtǝdrɛk (Ubachsberg), koolas: koalɛš (Rothem), kort gerei: kǫrt ˲gręi̯ (Gennep, ... ), kort mest: kort [mest] (Boukoul, ... ), kø̜t [mest] (Tessenderlo), kǫrt [mest] (Achel, ... ), kortaarde: kǫrt˱ē̜rt (Horst, ... ), korte aarde: kǫrtǝ ē̜rt (America), korte knoei: kǫrtǝ knui̯ (Bergen), kǫrtǝ knūǝi̯ (Horst), korte mest: kortǝ męs(t) (Maasniel), mah√®ye (wa.): mǝxęi̯ (Neerharen), mengel: meŋǝl (Margraten, ... ), mest van de drekkar: meš ˲van dǝ drɛkkar (Oost-Maarland), mest van gen mesten: mes ˲va gǝn mestǝ (Nieuwenhagen), mijn: męi̯n (Oost-Maarland), mijndrek: męi̯ndręk (Oost-Maarland), molm: molǝm (Roermond), mul: my ̞l (Vaals), m˙ø ̞l (Moresnet), poeldrek: pōldrɛk (Geulle), rottigheid: rǫtexhēt (Mechelen), rotzooi: rǫt˲zōi̯ (Schinveld), schoppelingen: šxopǝleŋǝ (Zonhoven), slodderpratjes: slǫdǝrpratjǝs (Maasmechelen  [(het laatste uit de mestkuil)]  ), stadsdrek: stats˱drɛk (Heugem, ... ), straatmest: straatmest (Helchteren, ... ), stratendrek: strǭtǝndrɛk (Lottum, ... ), štrǭtǝndrɛk (Gronsveld, ... ), stratenmest: strǭtǝmest (Merselo), strouwaarde: strǫu̯ē̜rt (Milsbeek, ... ), vetmest: vętmęs (Hoeselt), vette aarde: vętǝ i̯ãrt (Hasselt), vuil: vūl (Mechelen, ... ), vuiligheid: vø̜lexhęt (Beringen), vuilmest: vø̜lmęst (Meldert), vuilnis: vūlnes (Maasniel), weie(n)drek: węi̯ǝdrɛk (Boorsem), weie(n)mest: węi̯ǝ[mest] (Baarlo, ... ), weimest: wę ̞i̯[mest] (Merselo), węi̯[mest] (Aijen, ... ) Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.] I-1
composthoop aardhoop: ęrthōp (Siebengewald), afval: huǝp af˲val (Lottum), afvalhoop: af˲valhūǝp (Kronenberg), bijeenveegsel: bii̯ǝnvę ̞xsǝl (Lottum), composthoop: [compost]hōp (Siebengewald), [compost]hūǝp (Lottum), [compost]hǫu̯p (Ulestraten), drekhoop: drɛkhuǝp (Lottum), drɛkhōp (Heerlen), drɛkhǫu̯p (Puth, ... ), drekmijt: drɛkmīt (Valkenburg), drekmljn: drɛkmiŋ (Margraten), heggekeersel: hęqǝkē̜rsǝl (Margraten), hoop: hǫu̯p (Mechelen), hoop bakku: hūp˱ ba`ky (Sint-Truiden), hoop mest voor in de wei te varen: huǝp mēs(t) ˲vø̜r en dǝ węi̯ tǝ vārǝ (Lottum), hoop rotzooi: hǫu̯p rǫt˲zōi (Herten), kafhoop: káfhuǝp (Oirlo), keersel: keersel (Kuringen), knoeihoop: knuihōp (Middelaar, ... ), korthoop: kotshōf (Kerkrade), krinshoop: krinshōp (Ottersum), meng: mɛŋ (Eupen), mengel: meŋǝl (Margraten, ... ), mijn: męi̯n (Oost-Maarland), mijt: mīt (Eupen), moerhoop: mū.rhōp (Waubach), mūrhǫu̯p: (Puth), mothoop: mǫthǫu̯p (Neer), pluishoop: plyshu ̞ǝp (Oirlo), rothoop: rǫthǫu̯p (Einighausen), vethoop: vęthou̯p (Zepperen), vęthup (Rummen), vęthōǝp (Beverst), vuilhoop: vūlhō.f (Simpelveld), vūlhǫu̯p (Posterholt), vuilnishoop: vūlneshōp (Hoensbroek), vūlneshǫu̯p (Maasniel), vūlǝshǫu̯p (Einighausen), weie(n)keersel: wei̯ǝkē̜rsǝl (Margraten), weimesthoop: węi̯mēsthuǝp (Aijen) Bedoeld wordt een hoop van plantenresten, kaf-afval, zacht heggeknipsel, keukenafval, afval van weide of boomgaard, enz. die men regelmatig omzet en laat verteren tot vooral over de weide te strooien compost. [N M, 10c add.; N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 38a + b; monogr.] I-1
compressorhuis centrale: tsɛntrāl (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), compresseur: (mv)  kǫmprɛsø̄rs (Hamont  [(Eisden)]   [Julia]), compresseurzaal: kǫmprǝsø̄rzāl (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Eisden]), kǫmprɛsø̄rzāl (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Eisden]), compressor: kǫmprɛsǝr (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Eisden]), compressorgebouw: komprɛsǝrgǝbuw (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), komprɛsǫrgǝbuw (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]), compressorhuis: komprɛsorhūs (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Emma]), komprɛsǝrhūs (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I]), kǫmprɛsǝrhūs (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Willem-Sophia]  [Domaniale, Wilhelmina]  [Domaniale]), compressorhuisje: kǫmprɛsǝrhøsjǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Zwartberg, Waterschei]), gascentrale: gassɛntrāl (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]), ketelenhuis: kēǝtǝlǝhūs (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Winterslag, Waterschei]), preslofthal: prɛslofhal (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Laura, Julia]) Plaats waar de compressoren staan die worden gebruikt voor het samenpersen van lucht. Volgens de informant uit Q 21 lagen in dit gebouw compressoren die met gas werden aangedreven, vandaar de naam "gascentrale". [N 95, 22] II-5
concert concert (<fr.): concert (Afferden, ... ), concêrt (Mheer), conzert (Baarlo, ... ), cozĕrt (Merselo), cōnzert (Meerlo, ... ), cŏncert (Gulpen), cŏnzert (Doenrade, ... ), kinzert (Helden/Everlo), kon`zɛ.rt (Gemmenich), konsaert (Meeuwen), konsert (Schaesberg, ... ), konzert (Arcen, ... ), konzeët (Kerkrade), konzĕrt (Swolgen), konzêrt (Brunssum, ... ), kouzert (Blitterswijck), kŏŏn-zert (Vijlen), kŏŏnzert (Horst, ... ), kŏŏnzĕrt (Gennep), kónzert (Maastricht, ... ), kùnzert (Sittard), (o; bijna oo).  konzert (Venlo), Opm. de oe is kort.  koenzert (Einighausen), Opm. met accent op con.  cóncert (Mechelen), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  cŏanzert (Guttecoven), Sub Simpelvelds konzert.  konzeërt (Bocholtz), concert (fr.): concair (Horn), concär (Epen), concèr (Munstergeleen), concêr (Sint-Odiliënberg), conzair (Maasbracht), conzēr (Eijsden), conzèr (Schimmert), conzêr (Berg-en-Terblijt, ... ), cŏŏnzêr (Klimmen), cŭnsêr (Herten (bij Roermond)), cónzear (Hunsel), cónzêr (Beegden), cônzêr (Neeritter), konsēr (Meeswijk), konsêr (Beverlo, ... ), konzaer (Posterholt), konzèr (Gronsveld), konzèər (Swalmen), konzêr (Asenray/Maalbroek, ... ), koͅzɛr (Borgloon), kuncèr (Amby), kuzɛ:r (Kanne), kűsɛ.jr (Wellen), kòősèèr (Sint-Truiden), kónsêer, kôsêer (Tongeren), kónzae:r (Roermond), kónzaer (Bocholt, ... ), kónzèèr (Bree), kónzêr (Heer), kônzáer (Herten (bij Roermond)), kônzêr (Meerssen), kənzɛ̞:r (Tongeren), (verkeerde uitspraak).  conzêr (Stevensweert), Fr. concert (Nl. genus).  kënzêer (Tongeren), Fr. concert.  kónséér, kenséér (Zonhoven), Opm. klinkt als Fr. woord père.  concèr (Broeksittard), Oudere mensen gebruiken dit woord nog voor toneel. B.v. Ze hebben schoon concert gespeeld.  konzēər (Hamont), ps. deels omgespeld volgens Frings.  kòn[zɛ̄r (Valkenburg), Uit Fr. met pseudo-Fr. uitspraak.  kónséér (Zolder), Vero. en plat ook kenzáár. Fr. concert.  kősáár (Hasselt), Vero. en plat.  kenzáár (Hasselt) 1. Concert. || [II.] Concert. || concert [SGV (1914)] || Concert, muzikale uitvoering. || Concert. [ZND m] || Concert: 2. muziekopvoering. || Concert: concert. || Concert: Muziek- of zangfeest. || Concert: muziekuitvoering voor publiek. || Konsärt: Konzert. || Muziekuitvoering (meestal in de open lucht). || Muziekuitvoering. III-3-2