e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dam in de wijk dam: dam (Griendtsveen, ... ), waterlaat: waterlaat (Ospel) Een aarden wal sluit het water af van het reeds bestaande gedeelte van de wijk en het nog te graven gedeelte. [II, 28a; II, 28c] II-4
dam uitbaggeren dam baggeren: dam bagǝrǝ (Sevenum), dam uitbaggeren: dam øtjbagǝrǝ (Meijel), uitbaggeren: uitbaggeren (Griendtsveen) Als de dam geen functie meer heeft, wordt hij doorgestoken en vervolgens wordt hij weggebaggerd. [II, 28b] II-4
dam voor een niet meer gebruikte mijngang barrage: barāš (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Houthalen, Zwartberg, Waterschei]), dam: dam (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Domaniale]), muur: muur (Zie mijnen  [(Beringen / Houthalen / Zwartberg / Waterschei)]  [Zolder]), stopeure: stupȳr (Zie mijnen  [(Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), stǫpȳr (Zie mijnen  [(Zolder / Waterschei / Eisden)]  [Winterslag, Waterschei, Eisden]) Een houten of betonnen afsluiting van een niet meer gebruikte mijngang. De dam sluit de gang volledig af, zodat er bijvoorbeeld geen water meer door kan. [monogr.; Vwo 90; Vwo 753] II-5
damast damast: damas (Boorsem), damastlinnen: damaslīnǝ (Roermond) Eénkleurig, glanzend, zijden, katoenen of wollen weefsel waarin figuren geweven zijn, met name wit tafellinnen (Van Dale, pag. 557). [N 62, 98; monogr.] II-7
damastbloem matroon: [Hesperis matronalis], ook wel damastbloem genoemd, zie matteriôle / VD: volksnam voor de damastbloem / Veldflora 293  matróon (Tongeren) nachtviolier III-4-3
damdeur damdeur: damd˙ȳǝr (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Zware, gietijzeren deur die hermetisch kan worden afgesloten bij brand of waterdoorbraak. [monogr.] II-5
damesblouse basquine (fr.): basken (Eisden), baskin (Kanne, ... ), beskien (Borgharen, ... ), beskīn (Lanklaar), beͅsken (Rotem), bəskin (Rekem), bəskīn (Rosmeer), Et. Fr. basquine.  baskin (Kortessem), F. Kurris: De lexicologische invloed van Oost-Wallonië op het dialect van Maastricht. In: Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, dl. XCII-XCIII (1956-1957), p. 385-413. -> blz. 391: baskien: Fr. basquine; nauwsluitende vrouwenjak met baleinen.  bəsken (Meeswijk), bloes: bloees (Heerlen), bloes (Amstenrade, ... ), bloews (Margraten), bloeës (Venlo), bloēs (Oost-Maarland, ... ), blous (Romershoven), blouse (Brunssum, ... ), blouës (Hasselt), bloës (Venlo), bloəs (Vliermaal), blōēs (Bleijerheide, ... ), bloͅus (Linkhout), blu:s (Hoepertingen, ... ), blus (Achel, ... ), blus, -ə, -kə (Neeroeteren), bluws (Wintershoven, ... ), bluəs (Hasselt, ... ), blūs (Beringen, ... ), blu∂š (Millen), blys (Meeuwen), blóes (Tegelen), blös (Lummen), bløis (Bree), bløyjs (Bree), Et. Fr. blouse.  blōēs (Tongeren), Fr. blouse.  blōēsj (Zonhoven), lange oe  bloes (Klimmen), spreek uit Eng, BLUES  bloes (Ell), bloesje: bloeske (Boeket/Heisterstraat, ... ), bluske (Neerpelt, ... ), bluuske (Tegelen), blyskə (Opglabbeek), blüsku (Mesch), cache-coeur (fr.): kaškoeyr (Gingelom), casaquin (fr.): ka.səkə (Halen), chemisier (fr.): sjemiezjei (Sint-Truiden), sjemizee (Diepenbeek), šəmizje. (Gingelom), Et. Fr. chemisier (afl. van chemise (hemd)).  sjëmïzzïjé (Tongeren), damesbloes: damsbluəs (Hasselt), jak: jak (Maasniel, ... ), jakje: jeͅkskə (Maaseik), jersey (eng.): [Van Dale: jersey (Eng., genoemd naar de plaats van herkomst, het Kanaaleiland Jersey), 1. nauwsluitend gebreide trui als sportkleding]  zjersee (Maastricht), kazavek: kasjevek (Maastricht), kasjevèk (Borgharen), kašəveͅk (Stokkem), kazevek (Beverlo), kazevèk (Schimmert), kḁzəveͅk (Borgloon), lee: WNT: lee (II), 1) Lenden -> 2) Vandaar: het deel van een kleed dat de lenden omsluit. - Ook, meest in verkleinvorm: lijfje, vrouwenjak.  leiə (Rummen (WBD)), marinire (fr.): marinje.r (Gingelom), rokbloes: rokbloes (Munstergeleen), stelser: [sic]  steͅlsər (Borlo) 1. blouse || basquine (fr.): ouderwetse damesbloes || basquine: gesloten blouse || bloes || bloes voor dames || bloes, blouse || bloes, mooie zondagse bloes voor dames, opgesmukt met pareltjes en tierlantijntjes || bloes: 1. lijfje als bovenkledingstuk voor dames || bloeze (dames-) || bloeze [sic] || blous || blouse || blouse (fr.) || blouse: blouse || cache-coeur: damesblouse met gekruiste voorpanden || chemisier: overhemdblouse || damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)] || hemdbloes || hemdbloeze || jersey: trui; ook damesdracht || marinière: losse bloes met korte mouwen || strakgespannen blouse met veel versiering III-1-3
damesfiets damesfiets: daaməsfiets (Maastricht), dames fiets (Haler, ... ), dames-fiets (Maastricht, ... ), damesfiets (Baarlo, ... ), damesfietsj (Melick), damesfits (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), damus fiets (Ospel), dááməsfĭĕts (Maastricht), enen damesfits (Obbicht), inne damesfiets (Nieuwenhagen), unne damesfiets (Meerssen), Note: heb het met koppelteken ingevoerd, maar misschien bedoelt invuller het aan elkaar? (is bij dit woord niet duidelijk aangegeven!  enne dames-fĭĕts (Klimmen), Opm. dit woord wordt nu vaker/meer gebruikt.  dames-fiets (Sevenum), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  dāməsfits (Meijel), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  dāāmesfiĕts (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens IPA.  da͂məsfīts (Schinnen), meidjesfiets: maedjesfiets (Posterholt), metjes fiets (Vijlen), meisjesvelo: ps. alleen de hoge i omgespeld volgens Frings, de rest letterlijk overgenomen.  mái̯skəsfeeloo (Tessenderlo), vrouwenfiets: vrewwefits (Eigenbilzen, ... ), vrouwe-fiets (Sevenum), vrouwefiets (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), vruiwe-fiets (Bree), vrouwenvelo: vruiwe-velo (Bree), Algemene opmerking: de meeste benamingen zijn overgenomen uit het Frans.  në vròuwë-véló (Tongeren), Algemene opmerking: lijst zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld, omdat er geen (duidelijk) spellingssyteem vermeld staat).  dər vrowəvelo (Montzen), Algemene opmerking: voor het merendeel Franse benamingen.  vraavevelo (Tongeren), vrouwluifiets: enne vrouwlŭŭj-fĭĕts (Klimmen), frollei fiets (Siebengewald), vraolu fiets (Noorbeek, ... ), vrollie-fiets (Venray), vrolluj-fits (Mechelen-aan-de-Maas), vrooluujfits (Doenrade), vrouleufits (Stokkem), vrouliefiets (Tungelroy), vrouluujfits (Geistingen), vrouwlujfiets (Klimmen), vrouwluufits (Lutterade), vrouwluuj fiets (Thorn), vrouwluujfiets (Maasbree), vruiliefiets (Achel, ... ), vrulliefiets (Eksel), vròlluujfiets (Epen), ëne vrëlliefits (Zutendaal), Algemene opmerking bij deze vragenlijst:  vrouwlu-j-fits (Uikhoven), Algemene opmerking: zie bijgevoegde spellingslijst!  vrolu-jfits (Uikhoven), Algemene opmerkingen:  nə vroͅlifits (Heers), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  vrouwlūūjsfiĕts (Nieuwenhagen), Zie aanwijzing(en)/uitleg van de invuller, bovenaan op blz. 2:  vrouluj-fits (Boorsem), vrouwluisfiets: inne vròwluujsfiets (Hoensbroek), vrouwluusfiets (Eygelshoven), vrouwlütsfiets (Nieuwenhagen), vrouwluivelo: enne vrolèvéllo (Heers), vreulievulloew (Diepenbeek), vreului-velo (Hoeselt), vrolijvelo (Zonhoven), vrolivilo (Hoepertingen), vrolleevilow (Wellen), vroulievulo (Houthalen), vrouwlievélo (Vorsen), vrouwlievéélo (Gingelom, ... ), vruillievulo (Eksel), vrèllie velo (Opoeteren), vròòlievlou (Loksbergen), ’n vrullievillo (Neerpelt), Algemene opmerking: eigen spellingsmethode (volgens invuller), dus niet(s) omgespeld!  vrólui-villo (Hoeselt), Note: zie ook bijlagen (tekening van een fiets plus verklaringen èn een overzicht van de Sint-Truidense aangepaste spelling).  vroulie voulou (Sint-Truiden), ps. omgespeld volgens Frings.  vralijvilo (Lommel), vralijvylo (Lommel), wijverfiets: Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!  wever fits (Eigenbilzen), wijversvelo: Algemene opmerking: eigen spellingsmethode (volgens invuller), dus niet(s) omgespeld!  wijvërs-villo (Hoeselt), wijvervelo: Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!  wever vulo (Eigenbilzen) Hoe noemt u in uw dialect: een rijwiel waar vrouwen op rijden [N 99 (1991)] III-3-1
dameshoed? berger: Berger (Oirlo), chapeau (fr.): chapeau (Sint-Truiden), dameshoed: dameshood (Blerick, ... ), dameshoot (Waubach), dameshoud (Sittard), dameshoedje: dames}hutje (Waubach), hoed: (h)ot (Stokkem), (h)ōt (Rotem), `ut (Velm), hoad (Sittard), hoed (Horst, ... ), hoet (Oirsbeek), hood (Aldeneik, ... ), hoot (Bree, ... ), hot (Bleijerheide, ... ), houd (Limbricht, ... ), hout (Einighausen), howt (Paal), hōēd (Oirlo), hōōd (Jabeek, ... ), hōt (Bree, ... ), hoͅut (Linkhout), hu:t (Wintershoven), hud (Hechtel, ... ), hut (Beverlo, ... ), huwd (Achel), huwt (Zelem), huət (Diepenbeek, ... ), hū.t (Tongeren), hūt (Ketsingen), hūət (Kermt, ... ), hŭt (Herk-de-Stad), hy (Diepenbeek), hy(3)̄t (Rosmeer), hyt (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), oed (Meijel), ot (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ōt (Boorsem), ut (Brustem, ... ), uitspraak: hot of het  hoot (Neeroeteren), hoedje: heudje (Ell), hētšə (Bree), huudsje (Maastricht), huuke (Eksel), huuteke (Eksel), utžə (Sint-Truiden), tuttenhoed: tuttenhoed (Caberg), vrouwenhoed: vrouwehood (Maastricht), vrouwehood [vroͅuwəhod} (Neerharen), vrouwehòòd (Posterholt), vrouwəhu:t (Tongeren), vroͅwəhut (Tongeren), vrouwhoed: vrohūt (Vliermaal), vrouwluihoed: (vrali)-hut (Kwaadmechelen), (vrolēi)hut (Borgloon), vrauløy ōət (Rotem), vreliehoeït (Diepenbeek), vreͅlihut (Beverlo), vrollg-hōēd (Oirlo), vrolujhood (Mechelen), vrolujhoöd (Mheer), vroləhu.ət (Opheers), vroolujhood (Brunssum, ... ), vrouljehood (Maasniel), vrouluuhood (Maasniel), vrouluujhood (Puth), vrouwluijhood (Borgharen), vrouwluuhood (Nuth/Aalbeek), vrouwluuihoad (Hoensbroek), vrowləhut (Opheers), vrŏlihūt (Boekt/Heikant), vroͅlaihut (Millen), vroͅleͅihūt (Borgloon), vroͅlihud (Halen), vroͅlyjhōt (Teuven), vroͅulihut (Borlo), vrulliehoed (Eksel), vrèùlihūt `ə (Kaulille), vröliehood (Bree), vrøli(h)uət (Hasselt), vrølihut (Beringen), vrøläi hūt (Romershoven), vrøͅlihuət (Hasselt), vrøͅləhōͅut (Lummen), vrəlīhōt (Bocholt), vrəlīhø̄t`ə (Kaulille), vrouwluihoedje: vroͅulihøtjə (Borlo), vrouwluishoed: vrouwluujs-hood (Klimmen), vrouwluujtshood (Bocholtz), vrouwlüjtshood (Klimmen), wijverhoed: wēvərhut (Val-Meer), wēͅvərhūt (Zichen-Zussen-Bolder), wijvershoed: wēvərsūt (Grote-Spouwen) dameshoed [N 25 (1964)] || Hoe noemt U de hoed die vrouwen dragen? [N 45 (1972)] III-1-3
dameskleermaker dameskledermaker: daǝmǝskliǝrmaǝkǝr (Schulen), dāmǝsklęjǝrmēkǝr (Maastricht, ... ), dāmǝsklęjǝrmē̜kǝr (Born, ... ), dāmǝsklīrmākǝr (Horst, ... ), dameskleermaker: dameskleermaker (Hopmaal), damessnijder: dāmǝssnęjǝr (Lanaken, ... ), dāmǝssnīdǝr (Stein), dāmǝsšnīdǝr (Bleijerheide, ... ), damestailleur: dāmǝstajø̜̄r (Eijsden), dameswerker: dameswerker (Venlo), dāmǝswerkǝr (Doenrade), vrouwluikleermaker: vrolājklērmē̜kǝr (Bilzen), vrouwluisnijder: vrolājsnājǝr (Bilzen), vrǫwlyjšnīdǝr (Herten), vrǫwlysni-jdǝr (s-Gravenvoeren) Persoon die alleen werk voor vrouwen maakt. [N 59, 195d] II-7