e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gaffelen gaffelen: gafǝlǝ (Swalmen) Wanneer twee wortels verschijnen, zegt men dat de korrel gaat gaffelen. [monogr.] II-2
gaffelreep binnenkoord: binnenkoord (Lummen), binnenreep: benǝriǝp (Neeritter, ... ), dikke reep: dikke reep (Arcen, ... ), gaffelreep: gaffelreep (Beegden, ... ), gafǝlriǝp (Meijel, ... ), gafǝlrēǝp (Keent), gafǝlręjp (Maxet, ... ), gaffeltouw: gaffeltouw (Beesel, ... ), gafǝltǫw (Meijel), handkoord: hantkōr (Lummen), looptouw: lǫwptǫw (Molenbeersel), luireep: luireep (Heijen, ... ), lø̜jrēǝp (Horst), luitouw: luitouw (Grevenbicht / Papenhoven), lø̜jtǫw (Beringe, ... ), reep: reep (Eksel, ... ), rejǝp (Hamont, ... ), riǝp (Meijel), rēǝp (Keent), rę̄ǝp (Ell), reep van het luiwerk: reep van het luiwerk (Linkhout), schommel: schommel (Koningsbosch), touw: touw (Grathem, ... ), windzeel: windzeel (Kuringen), zakkentouw: zakǝtǫw (Kaulille) Het dikke touw zonder einde dat in een grote lus tussen de gaffels over het gaffelwiel loopt; de molenaar hijst er bij windstilte de zakken mee op. Zie ook afb. 65. [N O, 25p; A 42A, 47; A 42A, 43; A 42A, 46] II-3
gaffels gaffelen: gafǝlǝ (Neeritter, ... ), gaffelhaken: gafǝlhø̜̄k (Maxet), gafǝlhø̜ǝk (Weert), gaffels: gafǝls (Gennep, ... ), gavels: gāvǝls (Leunen), haken: hø̜ǝk (Weert), reepgaffels: rēp˲gafǝls (Kaulille) De ijzeren of houten haken op het gaffelwiel waartussen de gaffelreep loopt. [N O, 25o] II-3
gaffelwiel, gaffelrad gaffel: gaffel (Meterik), gaffelrad: gaffelrad (Beegden, ... ), gafǝlra (Meijel), gafǝlrāt (Ell, ... ), gaffelwiel: gaffelwiel (Arcen, ... ), gafǝlwil (Horst, ... ), gafǝlwīl (Tessenderlo), gavelrad: gāvǝlrat (Leunen), gǭfǝlrāt (Beringe), haakrad: hǭkrāt (Weert), haspel: haspel (Beesel, ... ), klein radje: klęjn rø̜jkǝ (Hamont), laadwiel: laadwiel (Lummen), luirad: luirad (Ottersum), lø̜jrāt (Horst), lø̜jrǭt (Hamont), luiwerkrad: luiwerkrad (Horn), luiwiel: lajwil (Paal), luiwiel (Grevenbicht / Papenhoven, ... ) Het met ijzeren of houten haken (gaffels) bezette wiel aan de luias, waarover de gaffelreep loopt. Zie ook afb. 65. [N O, 25n; A 42A, 46; N O, 25l] II-3
gagel gaalhout: goâlhout (Tungelroy), -  goâlhout (Tungelroy), eigen spellingsysteem vliegenvanger maken / zie bijvoegsel (- echter geen bijvoegsel aangetroffen!)  gaolhout (Ell), zeer aromatisch, gebruikt onder het stro in bedden om ongedierte te verdrijven  gaolhout (Altweert, ... ), gagel: gagel (Jeuk, ... ), guuchel (Tungelroy), hagel (Jeuk, ... ), -  gagel (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), guuchel (Tungelroy), geen aparte naam  gagel (Berg-en-Terblijt), ook: vloeajékroed  gagel (Echt/Gebroek), Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  gagel (Eksel), WLD  gagel (Heythuysen, ... ), hagel (Montfort), gruit: (g?)rōēte (Swalmen), hanenbul: Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings JK: -b- als -k- te lezen??  hoͅ.ənəbəl (haoneböl) (Eksel), ijzerknoop: eigen spelling  iezerknuup (Vlodrop), katjes: ketjes (Eys), WLD  kêtschjes (Schimmert), luiskruid: loeskroet (Schimmert), -  luuskroet (Echt/Gebroek), idiosyncr.  loeskroed (Thorn), WLD  luiskruid (Stein), luizekruid: WLD  lüsekroët (Beesel), mirte: WLD  mírt (Stein), mottenkruid: mottekroot (Eigenbilzen), -  mottekroêd (Geistingen), of mottekruid  mottekroud (Genk), z. L.J. p. 31  móttekróó.ët (Zonhoven), ruit: roete (sleept.) (Echt), WLD  roet (Posterholt), ruitenkruid: WLD  roetekrōēt (Posterholt), WLD = gagel  roetekroet (Posterholt, ... ), ruitkruid: -  roetkroet (Posterholt), vliegekruid: WBD/WLD  vlēgekrówt (As), vlokruid: vlookroet (Sittard), vlūūkróó.ët (Zonhoven), vlooiekruid: vloejekróó.ët (Zonhoven), ook: gagel  vloeajèkroed (Echt/Gebroek), vlooikruid: vloejkróó.ët (Zonhoven), vuilhout: WBD/WLD  vaolhòut (As) gagel [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] || gagel (middel tegen motten en vlooien) || Gagel (myrica gale). Tot 1,5 m hoge struik met sterk aromatische geur; de bladeren zijn langwerpig-spatelvormig en aan de top getand, de onderkant heeft harskliertjes; de bloemen zijn eenslachtig, de mannelijke in rechtopstaande, bruine katjes, de vrouwel [N 92 (1982)] || vlooienkruid III-4-3
gal blaas: blǭs (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler  [(vochtophoping)]  ), flosgal: flǫsgal (Rothem  [(gallen tussen het hielbeen en het ondereinde van het schenkelbeen)]  ), gal: gal (Baarlo, ... ), jal (Kerkrade), (mv)  galǝ (Afferden, ... ), gal aan de hak: gal ǭn dǝn hak (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), galknoop: galknup (Bergen  [(knoop: bult)]  ), knoop: knūǝp (Venray) Gallen zijn veerkrachtige zwellingen met vochthoping in de gewrichtszakken, peesscheden of slijmbeurzen. Gallen komen voor langs de pijp, achter de knie, de koot en de kogel. Door allerlei oorzaken kunnen gallen ontstaan aan voor- en achterknieën, bij het jonge dier door verkeerde voeding, een tekort aan vitamine, een wormbesmetting, verkeerde standen, voetverwaarlozing en het te vroeg inspannen; bij oudere paarden zijn gallen vaak een teken van slijtage. Zie afbeelding 17 en 20. [A 48A, 54h; N 8, 90d, 90f en 90h; monogr.] I-9
galerij baan: bān (Heerlen  [(Emma / Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Domaniale]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Willem-Sophia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden] [Domaniale]), b˙ān (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), balkon: balkon (Lummen, ... ), galderij: galdǝrej (Baexem, ... ), gɛldǝrij (Beegden, ... ), galerij: galerij (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Maurits]  [Wilhelmina]  [Julia]), galǝraj (Lummen), galǝre.j (Weert), galǝrej (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV] ), galǝri (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Emma]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]  [Maurits]), galǝrij (Stramproy), galǝrę̄ (Tessenderlo), galǝrę̄j (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), galǝr˙ɛj (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), strek: štrɛk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Zwartberg, Eisden]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale]), voie/vôye: voie/vôye (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]), voj (Hamont  [(Eisden)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Eisden]), vuj (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Zolder]  [Eisden]  [Zwartberg, Waterschei]  [Winterslag, Waterschei]), vōj (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Het kleine platform of bordes boven aan de molentrap. De galerij is niet bij alle standerdmolens aanwezig. Zie ook afb. 22 en 66. [N O, 48l; Sche 18] || Mijngang in de kool of het gesteente, nagenoeg volgens de strekking van de koollaag. De invuller uit Q 15 merkt daarover voor de mijn Maurits op dat een galerij evenwijdig aan de laag of door de laag werd gedreven. Een evenwijdig aan de laag gedreven gang, een steengalerij, kon dienst doen als watergalerij. Galerijen in de laag konden zowel "toevoergalerij" als "afvoergalerij" zijn. Soms was een "afvoergalerij" later de "toevoergalerij" voor een andere pijler in diezelfde laag, terwijl het omgekeerde ook kon voorkomen. [N 95, 372; N 95, 383; monogr.; Vwo 69; Vwo 332; Vwo 845] II-3, II-5
galerijbalk galerijbalk: galǝraebalǝk (Lummen), galǝre.jbalǝk (Weert), galǝrę̄balǝk (Tessenderlo), galǝrībalǝk (Einighausen), korte spruit: kǫrtǝ sprūt (Neeritter, ... ), spruit: spruǝt (Weert), spruitbalk: sprūt˱balǝk (Neeritter, ... ), šprūt˱balǝk (Herten), trapbalk: trapbalk (Lummen, ... ) Elk van de balken waarop de galerij van de standerdmolen rust. [N O, 48m; N O, 48n] II-3
galerijdeur baliedeur: bālidȳr (Weert) De nauwe doorgang die toegang biedt tot de zwichtstelling. [N O, 57b] II-3
galerijhouwer baanbreker: bānbrēkǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), bossèyemint-ouvrier: bǫsǝmɛntuvri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bǫzǝmęntuvri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg]), bossèyemintman: bǫzǝmęntman (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), coupage-ouvrier: kupāžǝuvri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), coupageman: kupāžǝman (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), galerijhouwer: galǝrę̄jhǭwǝr (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Eisden]), ouvrier van het bossèyemint: uvri van ǝt bǫsǝmɛnt (Zie mijnen  [(Zwartberg)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) Mijnwerker die de galerij op de vereiste hoogte brengt door het nevengesteente te verwijderen. [monogr.; Vwo 70; Vwo 192; Vwo 193; Vwo 257; Vwo 258; Vwo 333] II-5