e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fokmerrie bokmeer: bǫkmēr (Maastricht), fokmeer: fokmēr (Panningen, ... ), fȳǝ.kmē̜.r (Bocholt), fõ̜kmēę.r (Elen, ... ), fǫkmēǝr (Heerlerheide, ... ), fǫkmē̜.r (Beek, ... ), fǫkmē̜r (Achel, ... ), fǫkmɛr (Afferden, ... ), fǫkmɛ̄r (Kinrooi, ... ), fokmerre: fǫkmø̜rǝ (Herk-de-Stad), fǫkmē̜rǝ (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), fokmerrie: fǫkmęri (Overpelt), fǫkmɛri (Hamont), fokpaard: fǫkpē̜rt (Heel, ... ), geschikte meer: gǝsxek˱dǝ mɛ̄ǝr (Neerpelt), gewone merrie: gewuǝn mri (Tessenderlo), kweekmeer: kwekmēr (Schoonrewoerd), kwekmē̜r (Oostham), kwikmēr (Helchteren), kwikmē̜r (Berg), kwikmęr (Bommershoven, ... ), kwikmɛ̄r (Meeuwen), kwē.kmē.r (Genk), kwē.kmē̜.r (As, ... ), kwē.kmęr (Beverst, ... ), kwēkmēr (Eksel, ... ), kwēkmē̜.r (Bree, ... ), kwēkmē̜r (Eisden, ... ), kwēkmęr (Hoeselt, ... ), kwēkmɛ̄r (Lanaken, ... ), kwē̜kmęr (Vucht), kweekmerre: kwekmø̜rǝ (Herk-de-Stad, ... ), kwekmęrǝ (Berbroek, ... ), kwikmø̜rǝ (Duras, ... ), kwikmęrǝ (Aalst, ... ), kwiǝkmęrǝ (Tessenderlo), kwēkmø̜rǝ (Donk, ... ), kwēkmęrǝ (Beringen, ... ), kweekmerrie: kwikmęri (Kwaadmechelen, ... ), kwiǝkmɛri (Hamont), kwē.kmē.ri (Houthalen), kwēkmeri (Koersel), kwēkmęri (Berverlo, ... ), kwēkmɛri (Leopoldsburg, ... ), kweekpaard: kwikpi̯ā.t (Vechmaal), kwikpi̯āt (Bokrijk), kwēkpeǝt (Koersel), lege meer: lęǝx mē̜r (Heerlen), lɛ̄x męr (Remersdaal), mam: mam (Grote-Spouwen), meer: mēr (Smeermaas), mē̜.r (Neeroeteren, ... ), mē̜r (Urmond), raspaard: raspi̯ā.t (Heks), trekmeer: trękmē̜r (Diets-Heur  [(trekken: fokken)]  , ... ), trekmerre: trękmęrǝ (Munsterbilzen), tuchtmeer: zø̄xmēr (Kerkrade  [(vgl duits Zugm√§hre)]  ), veulenmeer: vø̄.lǝmē̜r (Achel, ... ), vø̄lǝmē̜r (Herten), vø̜̄lǝmē̜r (Haelen, ... ), veulenmerre: vø̄.lǝmē̜.rǝ (Kessenich), veulensmeer: vię.lǝsmē̜r (Bilzen, ... ), viɛ.lǝsmē̜r (Vlijtingen), vi̯ø.lǝsmē̜r (Herderen, ... ), vi̯ø.lǝsmē̜ǝ.r (Membruggen), vi̯ø̜.lǝsmē̜r (Martenslinde), vi̯ø̜lǝsmɛ̄r (Eigenbilzen), vyø.lǝsmē̜r (Berg), vyø.lǝsmęr (Rijkhoven, ... ), vyø̜̄.lǝsmē̜.r (Koninksem), vyǝlǝsmęr (Romershoven), vȳǝ.lǝsmīǝ.r (Dilsen, ... ), vȳǝlǝsmē̜r (Klimmen, ... ), vø̄.lǝsmø̜r (Diepenbeek), vø̄.lǝsmēr (Boorsem, ... ), vø̄.lǝsmē̜r (Eisden, ... ), vø̄.lǝsmęr (Guigoven, ... ), vø̄ǝ.lesmēǝ.r (Meeswijk), vø̄ǝ.lǝsmē̜r (Rekem), vø̜̄lǝsmē̜r (Gemmenich, ... ), vē.lǝsmēǝr (Godschei), vē̜lǝsmēr (Peer), vīǝ.lǝsmē̜.r (Beek, ... ), veulensmerre: vøi̯.lǝsmø̜rǝ (Sint-Lambrechts-Herk), vøi̯.lǝsmęrǝ (Gutschoven, ... ), vøi̯lǝsmø̜rǝ (Brustem), vøi̯lǝsmęrǝ (Loksbergen), vølǝsmø̜rǝ (Binderveld, ... ), vølǝsmęrǝ (Halen), vø̄.lǝsmø̜rǝ (Piringen), vø̄.lǝsmęrǝ (Boekhout, ... ), vø̜̄lǝsmęrǝ (Buvingen, ... ), vø̜i̯.lǝsmø̜rǝ (Alken, ... ), vø̜i̯.lǝsmęrǝ (Ulbeek, ... ), vø̜i̯lǝsmø̜rǝ (Duras), vø̜i̯lǝsmęrǝ (Aalst, ... ), vø̜lǝsmęrǝ (Sint-Truiden), vē.lǝsmęrǝ (Hasselt, ... ), vīǝ.lǝsmęrǝ (Heesveld-Eik, ... ), veulensmerrie: vø̄lǝsmęri (Montenaken), veulmerrie: vø̄lmęri (Kerkhoven) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; A 4, 2a; L 11, 11; L 20, 2a; L A1, 92; S 27; Wi 4; monogr.], [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokwiek fauël: fawǝl (Weert), fauëlwiek: fauëlwiek (Leunen), fokwiek: fǫkwik (Maxet, ... ) Wiek die voorzien is van een stroomlijnbekleding volgens het systeem van ir. P.L. Fauël. Het systeem is geïnspireerd op de fok van een zeilschip, het kleine driehoekige zeil vōōr de mast. Het vōōrhek is gebogen en zodanig aan de roede bevestigd dat er een spleet overblijft waardoor een gedeelte van de windstroom kan passeren. Het systeem wordt gebruikt in combinatie met zeilen. Zie afb. 42. [N O, 6d] II-3
fokzeug baggelzeug: bagɛlzu̯øx (Zichen-Zussen-Bolder), baggelzoog: bagǝlsōo.x (Val-Meer), bagǝlzui̯ǝ.x (Mopertingen), bagǝlzu̯ox (Rijkhoven, ... ), bagǝlzō.x (Millen, ... ), bagǝlzō.ǝx (Beverst, ... ), bagǝlzū.ǝx (Gellik, ... ), bagǝlzūo.x (Grote-Spouwen), bágǝlzou̯.x (Gors-Opleeuw, ... ), bágǝlzu̯ox (Martenslinde), bágǝlzō.x (Sint-Huibrechts-Hern), bágǝlzōo.x (Bilzen), bágǝlzūox (Dilsen), baggenzeug: bágǝzø̄.x (Hasselt), bágǝzø̄x (Zonhoven), baggenzoog: bagǝzō.x (Diepenbeek, ... ), bagǝzū.x (Genk), bágǝzoi̯u̯.x (Alken, ... ), bágǝzou̯.x (Kortessem, ... ), bágǝzou̯x (Sint-Lambrechts-Herk), bágǝzō.x (Heusden, ... ), beggelzoog: bɛgǝlzoux (Overrepen), bɛgǝlzou̯.x (Bommershoven), bɛgǝlzō.x (Diets-Heur, ... ), bɛgǝlzōx (Werm), drijfzog: drē̜.fsox (Donk), drē̜fsux (Linkhout, ... ), drijfzoog: drē̜.fsō.x (Godschei), drē̜.fsō.ǝx (Beverst), drē̜.i̯fsou̯.x (Kortessem), drē̜ǝ.fsou̯.x (Sint-Lambrechts-Herk), fokzoog: foksūi̯x (Grote-Brogel), fokzō.x (Rotem), fǫksō.x (Overpelt), gelt: gelt (Achel, ... ), gę.lt (Hamont), kuddenzog: kødǝzux (Loksbergen), kurrenzog: kerǝzox (Schulen), kørǝzox (Aalst, ... ), kørǝzux (Halen, ... ), kurrenzoog: kerǝzō.x (Kermt), kerǝzōi̯.x (Berbroek), kyrǝzou̯.x (Voort), kørǝzoi̯u.x (Ulbeek, ... ), kørǝzou̯.x (Berlingen, ... ), kørǝzou̯i̯x (Alken), kørǝzō ̝.x (Boekhout), kørǝzō.x (Ordingen, ... ), kweekzeug: kweksø̄.x (Zolder), kwēksø̄.x (Sint Huibrechts Lille), kwīǝksø̄x (Kerkhoven), kweekzog: kweksox (Binderveld, ... ), kwiksox (Herk-de-Stad, ... ), kwiksux (Meldert), kwēksox (Brustem, ... ), kwēksux (Berverlo), kweekzoog: kweksoi̯u̯.x (Wimmertingen), kweksou̯.x (Gors-Opleeuw), kweksou̯x (Stevoort), kweksō ̞.x (Boekhout), kweksō.x (Lummen), kwiksou.x (Bommershoven), kwiksou̯.x (Borgloon, ... ), kwiksou̯x (Overrepen), kwiksō.x (Diets-Heur, ... ), kwē ̝ksō ̝ǝ.x (Leut, ... ), kwēksou̯.x (Vechmaal), kwēksō.x (Boorsem, ... ), kwēksōo.x (Val-Meer), kwēksōx (Beringen, ... ), kwēksū.x (Maaseik), kwēksū.ǝx (As, ... ), kwēksūi̯.x (Grote-Brogel), kwēksūi̯ǝ.x (Beek, ... ), kwēksūox (Grote-Spouwen), kwēksūǝx (Elen), trekzoog: trę ̝ksō.x (Berg, ... ), tręksuǝ.x (Hees, ... ), tręksu̯ox (Herderen), tręksu̯øx (Riemst, ... ), tręksō.x (Koninksem, ... ), tręksōo.x (Kanne), tręksōǝ.x (Waltwilder), zaadkriem: zǭtkrēm (Noorbeek, ... ), z˙ōtkr˙ēm (s-Gravenvoeren, ... ), zaadzoog: zōtsūi̯ǝ.x (Wijshagen), zǭtzōx (Ell), zog: zox (Kwaadmechelen), zux (Heppen, ... ), zoog: zō.x (Achel, ... ), zū.x (Bocholt, ... ), zūi̯.x (Bocholt, ... ), zūi̯ǝ.x (Neeroeteren, ... ) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
fonkelen, flonkeren blinken: ble.ŋkə (Eys), flikkeren: flikkuru (Brunssum), flikkərən (Diepenbeek), flonkeren: flongkərə (Beesel), flonkere (Eys, ... ), flonkeren (Eksel, ... ), flonkərə (Kapel-in-t-Zand, ... ), floongkərə (Maastricht), floonkere (Maastricht), floonkərə (Maastricht), flōnkərə (Roermond), flŏŏnkərə (Nieuwenhagen), flònkere (Haelen), flónkərə (Heerlen, ... ), flônkere (Ell, ... ), (floonkerdje-gefloonkerdj).  floonkere (Tungelroy), fonkelen: foenkele (Merkelbeek), fonkeld (Hoensbroek), fonkele (Doenrade, ... ), fonkelen (Born, ... ), fonkelle (Geulle), fonkelə (Oirsbeek), fonkĕle (Hoeselt), fonkələ (Loksbergen, ... ), foon.kələ (Maastricht), foongkələ (Epen), foonkele (Amby, ... ), foonkələ (Gennep, ... ), fŏnkele (Geleen), fŏŏnkələ (Nieuwenhagen), funkelen (Heerlerbaan/Kaumer), fuŋkələ (Meeuwen), fūnkele (Nieuwstadt), fònkele (Echt/Gebroek, ... ), fónkele (Bree, ... ), fónkələ (Grathem, ... ), fônkele (Blerick, ... ), fônkelen (Beesel), fônkələ (Reuver), vunkelə (Doenrade), (licht).  fónkele (As), (vuur).  vónkele (As), glanzen: glanze (Weert), glanze(n) (Velden), glinsteren: glinstere (Maastricht, ... ), glinstərə (Guttecoven, ... ), glitseren: jlietsere (Kerkrade), schitteren: sjittere (Klimmen), sjittərən (Urmond), sprankelen: sjpránkələ (Nieuwenhagen) flonkeren || levendig, maar niet onrustig stralen of glanzen, warm schitteren [sprietelen, fonkelen, flonkeren] [N 91 (1982)] III-4-4
fooi cent: ⁄n cent (Paal), drinkcent: drinkcent (Hechtel), drinkgeld: dra͂[i}nkgeͅld (Mettekoven), dreenk geld (Gulpen), dreenkgeld (Itteren), dreenkgeïld (Sint-Lambrechts-Herk), dreenkgèld (Ulbeek), dreenkgèlt (Maastricht), dreenkgèèld (Gennep, ... ), dreenkgéld (Gronsveld), dreinkgelt (Sint-Truiden), drenkcheltj (Grevenbicht/Papenhoven), drenkgeld (Bilzen, ... ), drenkgeljt (Oirsbeek), drenkgēͅlt (Lanaken), dreŋkgelt (Houthalen), dreŋkgeͅl⁄t (Zonhoven), drē[n}kgeld (Zichen-Zussen-Bolder), dreͅnkgeͅld (Genk), dreͅnkgeͅlt (Sint-Truiden), drijnkgeld (Spalbeek), drijnkgeljd (Rotem), drinchgeld (Meeuwen), dring-geld (Schulen), dringkgèlt (Epen), drink geld (Borlo), drink geldj (Montfort), drinkchɛlt (Paal), drinkgeld (Beverlo, ... ), drinkgeldj (Maaseik, ... ), drinkgeljd (Thorn), drinkgelt (Beesel, ... ), drinkgeltj (Brunssum), drinkgèld (Loksbergen), drinkgèldj (Heel), drinkgéld (Maastricht), drinkgélt (Nieuwenhagen), drinkgəld (Maastricht), drinkgɛld (Bilzen), drinkjeld (Kerkrade), drīnkgēld (Tienray), drīnkgèèlt (Heerlen), drènkgeld (Hasselt, ... ), drèèngeldj (Guttecoven), drénkgeltj (Doenrade, ... ), drénkgèltj (Susteren), drënkgeldj (Merkelbeek), drìnkgêld (Kuringen), drənkgɛlt (Gutshoven), drɛinkgɛlt (Gelinden), (bij rundvee-verkoop).  drinkgeld (Meijel), Note v.d. invuller:  drinkgeld (Schimmert), o.  dre.ŋk˃geͅ.lt (Eys), ongevraagde en onbepaalde beloning voor een dienst  dri[e}nkge;t (Martenslinde), fooi: faaj (Neer), foe[a}ì (Geistingen), foeai (Ittervoort), foeej (Tungelroy, ... ), foei (Bocholt, ... ), foeij (Opitter), foej (Maasbree, ... ), foeëi (Meerlo), foeëj (Tienray), foeəj (Heel), fooi (Echt/Gebroek, ... ), fooij (Vlodrop), fooī (Meijel), fooj (Kapel-in-t-Zand, ... ), fooëj (Herten (bij Roermond)), fōēē-j (Venray), fōēj (As), fōēəj (Reuver), fu[ə}j (Opoeteren), fòj (Meijel), fôêi (Kelpen), fôêj (Tungelroy), aalmoes  foei (Ellikom), fooi (Beringen), drinkgeld  foe[e}j (Opoeteren), foei (Bocholt, ... ), foei-j (Hasselt), foeij (Neeroeteren), foi-j (Mechelen-aan-de-Maas), fooi (Achel, ... ), foui (Opoeteren), foëi (Neeroeteren), fōə (Lanaken), fuij (Bree), fuiū (Bree), fūi (Hamont), fyj (Bree), fòei (Eisden), enkel als AN gebruikt voor drinkgeld  fooi (Nieuwerkerken), geld  fooi (Heusden), geld dat men krijgt wanneer men een dienst bewezen heeft  foei (Meldert), geld gekregen voor een licht karweitje  foi (Sint-Lambrechts-Herk), gift om beloning, drinkgeld  fôêij (Neeroeteren), kleine beloning  foei (Zonhoven), na een dienst  fooi (Houthalen), ps. boven de a moet nog een ? staan; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!  foaj (Thorn), fooitje: drinkgeld  fooike (Peer), fuuke (Lanaken), gift: gif (Heerlen), kermisgeld: kermisgeld (Rekem), loon: laown (Schinnen), loeën (Ell), lōēn (Amby), pot-boire (<fr.): pot-boire (Hasselt), pourboire (fr.): (pour boire).  poerbwaar (Noorbeek), pree (<fr.): pree (As, ... ), prij (Bilzen), prée (Tessenderlo), drinkgeld  pree (Groot-Loon), premie: premie (Maastricht), quinzime (fr.): kəzem (As) de gift in geld aan iemand die een dienst verleend heeft (vanwege zijn beroep) [fooi, pree, drinkgeld] [N 89 (1982)] || fooi [ZND 35 (1941)] III-3-1
fooienjagen drinkgeld: drinkgeld (Loksbergen), eet: eet (Loksbergen), fooienjagen: foeienjagen (Kesseleik), fooijagen: voejaage (Weert), Op "voedaensdich"stroopten de jonge mannen het hele dorp af op alles wat eetbaar was; daar werd dan een maaltijd van gemaakt en gegeten. De bewoners van het dorp probeerden etenswaren en kleinvee zoveel mogelijk achter slot en grendel te brengen, al het overige immers was de rechtmatige buit der jongemannen. Iedere jongeman op zijn beurt zorgde wel, dat er bij zijn ouderlijke woning nog iets te halen was.  voejaage (Sittard), Voejage is afkomstig van voye of fooienjagen.  voejage (Brunssum), granden: [Vgl. WLD III, 3.1].  grantje (Montfort), haaslopen: ha:wsloeëpe (Kaulille), Sub hausri-je: Het was weleer het gebruik i.v.m. een bruiloft: de boerenjongens reden om ter hardst op hun werkpaard en die het eerst de handschoen van de bruid vasthad, was de overwinnaar en ontving een geldsom. De meisjes deden aan hausluipe.  hausluipe (Bree), haasrijden: Het was weleer het gebruik i.v.m. een bruiloft: de boerenjongens reden om ter hardst op hun werkpaard en die het eerst de handschoen van de bruid vasthad, was de overwinnaar en ontving een geldsom. De meisjes deden aan hausluipe.  hausri-je (Bree), hasenlopen: Loopwedstrijd waarbij het meisje dat het eerst de hand van de bruid en de jongen die het eerst de hand van de bruidegom kon drukken, met drinkgeld werden bedacht, waarna meisjes en jongens gezamenlijk pret maakten: z. H.C. Melis, p. 219.  ha(a.)selōēpe (Zonhoven), schuimen: sjuumer (Schimmert) *Haasenlopen: *Handschoen lopen, volksgebruik op een trouwdag door de jeugd uit de buurt. || Fooienjagen (oud gebruik). || Het langs de deuren gaan met de rommelpot om aalmoezen op te halen. || Kent u het gebruik dat fooienjagen [voejagen] heet? Hoe noemt u het? [N 88 (1982)] || Lett. voor een handschoen lopen. || Lett. voor een handschoen rijden. || z. toel. III-3-2
fopspeen fiep: fiep (Baarlo, ... ), fieper: fieper (Ospel, ... ), fop: fop (Baarlo, ... ), fopje: foepke (Hout-Blerick), fupke (Sevenum), föpke (Bergen, ... ), fopper: fopper (Arcen, ... ), foppertje: föpperke (Venlo), fopspeen: fopsjpieën (Reuver), fopspeen (Middelaar, ... ), (= fopspeen).  fópspīēn (As), fots: foets (Kortessem, ... ), fóts (Diepenbeek), cf. VD s.v. "fots(e)"II. 1 oude lap; Mar.: meer bedoeld als een zuigdotje??  foets (Vliermaalroot), ontrondingsgebied???  fiets (Bree, ... ), ontrondingsgebied???; cf. VD s.v. "fots(e)"II. 1 oude lap; Mar.: meer bedoeld als een zuigdotje??  fiets (Tungelroy), frot?: frut (Nederweert), kind-instop: kindj-instop (Sevenum), lol: lòl (Echt/Gebroek), lots: lodsj (Meerssen), loeds (Arcen, ... ), loedsj (Eys, ... ), loerts (Gennep, ... ), loetch (Dilsen), loets (Blitterswijck, ... ), loetsch (Baexem, ... ), loetsj (Amstenrade, ... ), lots (Achel, ... ), lotsch (Stokkem), lotsj (Maastricht, ... ), luts (Hasselt, ... ), lutš (Eupen), lòts (Tungelroy), lòtsj (Echt/Gebroek, ... ), lóts (Lommel), lótsch (Maaseik), lótsj (Berg-en-Terblijt, ... ), cf. RhWb (V), kol. 562, s.v. "lotschen II"= saugen, lutschen  lotsj (Geleen), cf. WNT s.v. "lots"; zie loes; cf. WNT s.v. "loes - loeze"= zuigdotje, speen. In het land van Waas = "loet"(Joos in het Z. der Kempen "lots"(CV in Z. Limb. en aangr. streken "loetsj"(Jongeneel; afl. loezen en lotsen)  lods (Bree), loedsj (Elsloo), syn. tuter  lòts (As, ... ), lotsje: meestal dim.  lutske (Zonhoven), speen: spiën (Venlo), stop: sjtop (Swalmen), stopje: sjtöpke (Helden/Everlo), stupke (Velden), stöpke (Sevenum), (mar.: stopje)  stuipke (Sevenum), suts: ? niet goed leesbaar; Mar.: Heeft het iets te maken met het ww. "sussen"? (= kalmeren, rustig maken, stil maken)  seuts (Mechelen-Bovelingen), Mar.: Heeft het iets te maken met het ww. "sussen"? (= kalmeren, rustig maken, stil maken)  sùts (Sint-Truiden), vroeger!. Mar.: Heeft het iets te maken met het ww. "sussen"? (= kalmeren, rustig maken, stil maken)  sets (Groot-Gelmen), tet: tét (Niel-bij-St.-Truiden), cf. WNT s.v. "tet"(eig. vrouwenborst, tepel) en de Afl. "tetten (= zuigen)  tet (Kortessem), tut: tut (Castenray, ... ), tutje: tuutje (Maasbracht), tutter: tutter (Echt/Gebroek, ... ), tuttər (Lommel, ... ), tŭŭttər (Halen, ... ), rubber  tuttər (Beverlo), tuttertje: tutterke (Echt/Gebroek, ... ), verneuker: verneuker (Schimmert), voddenmem: stof "= oud woord  vóddəmém (Beverlo), zeverlapje: zīēverlepke (Hasselt), zeverlots: zīēverluts (Hasselt, ... ), zuikerd: zäökert (Sittard), zuller (du.): cf. VD D.-N. s.v. "zuller"speen, zuigdot  zjtoelor (Vaals) fopspeen || fopspeen; hoe heet in uw dialect de fopspeen die men kleine kinderen in de mond stopt om ze stil te krijgen [DC 43 (1968)] || speen || Speen waarop kinderen zuigen, los of op een zuigfles; geef verschil aan tussen een van rubber of een dotje van stof [N 01 (1960)] || speen, fopspeen || speen, tutter || speen; een gummidop op een zuigfles [speen, fiep, frutter, tutter, toetje, fiepke, frut, stiekse] [N 86 (1981)] || zuigdot III-2-2
forceerbank forceerbank: fǫrsērbaŋk (Venray), moulure: mǫlȳr (Stokkem) Een soort draaibank met hardhouten mal, waarop men precies gelijke metalen werkstukken kan draaien. Volgens de koperslager uit L 210 werd de forceerbank als volgt gebruikt. Op de draaibank werd een hardhouten mal gezet, bijvoorbeeld in de vorm van het deksel van een koffiepot. Het plaatmateriaal werd vervolgens met een forceerijzer tegen de draaiende mal gedrukt. Men gebruikte deze methode om op een gemakkelijke manier identieke producten te vervaardigen. Het afwerken van het werkstuk bestond daarna in het op de forceerbank gladdraaien van het koperwerk met behulp van een vijl of krabber. Zie ook het lemma "forceerijzer". [N 66, 22a] II-11
forceerijzer moulureijzer: mǫlȳrizǝr (Stokkem) Een ijzer met handvat waarmee men het metaal tegen de draaiende mal van de forceerbank drukt. [N 66, 22b] II-11
forceren draaien: drɛjǝ (Stokkem), forceren: fǫrsērǝ (Stokkem, ... ) Met behulp van een forceerijzer het plaatmateriaal tegen de draaiende mal van de forceerbank drukken. [N 66, 22c] II-11