e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fermetguts bolle guts: bǭl(ǝ) gøts (Herten), bǭlǝ gø̜ts (Tegelen), buitenguts: bø̜jtǝgøts (Leopoldsburg), dolguts: dǫlgøts (Ottersum), fermetguts: vǝrmęt˲gøts (Reuver), vǝrmɛt˲gøts (Stein), vǝrmɛt˲gø̜ts (Posterholt), rondguts: ront˲gøts (Venlo) Gutsbeitel waarvan de snede zich aan de bolle zijde van het blad bevindt. Zie ook afb. 69. [N 53, 39a-c] II-12
feston ajour: ajour (Heerlen), broderie: brodǝri (Houthalen), broderiekant: brodǝrikant (Jeuk), feston: feston (Ottersum), fǝstoŋ (Bleijerheide, ... ), fɛstoŋ (Schimmert), vɛstǫn (Sint-Martens-Voeren) Ornament van kant aan kleding, gordijnen enz. [N 62, 81a] II-7
festonneersteek festonsteek: fɛstonštēk (Valkenburg) Naaisteek die wordt toegepast bij het omzomen en maken van randen. Zie afb. 41. [N 62, 16a] II-7
festonneren festonneren: fɛstonērǝ (Valkenburg) Borduurtechniek voor randversiering waarbij de stof van de ondergrond weggeknipt moet worden. [N 62, 15a] II-7
ficus ficus: ficus (Meijel, ... ), fikus (Rothem), fukus (Tungelroy), rubberboom: rubberbaum (Dilsen), rubberplant: rubberplant (Ten-Esschen/Weustenrade) Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: ficus (rubberboom) [N 73 (1975)] III-2-1
fiets fiets: (enne) fiets (Oirlo), de fiets (Hamont, ... ), de fits (Maaseik, ... ), de twie fitsen kruisen zich (Maaseik), de twiĕ fiĕtse krūse zîch (Maastricht), den fits (Lanaken), der fĭĕts (Klimmen), də fĭts (Lanaken), də twijə fitsə krīzə zeͅch (Opglabbeek), də twī fitsə kry(3)̄sə zich (Lanaken), eene fiéts (Overpelt), eine fiets (Bocholt, ... ), eine fits (Lanklaar, ... ), en fits (Landen), ene fiets (Peer), ene fits (Neerharen, ... ), enne fits (Voort, ... ), enə fits (Peer), fe.ts (Zutendaal), fets (Stokkem), fēts (Vroenhoven), fies (Noorbeek), fiets (Achel, ... ), fietsj (Melick), fits (Beek, ... ), fīts (Opitter), fĭets (Genk), fĭĕts (Maastricht), fĭts (Pey), ijne fits (Neeroeteren), inne fiets (Hoensbroek, ... ), ne fiets (Achel), ne fits (Eigenbilzen, ... ), twee fietse kruise elkaar (Piringen), twie fietse kumme zich tiege (Niel-bij-As), unne fits (Meerssen), ènne fits (Boorsem), é nə fits (Eisden), ëne fits (Zutendaal), ənə fets (Lanaken, ... ), ənə fits (Hamont, ... ), ’ne fiets (Tegelen), ⁄n fiets (Kaulille, ... ), ⁄n fits (Maaseik, ... ), ⁄n fĭts (Zichen-Zussen-Bolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst:  fits (Uikhoven), Algemene opmerking: zie bijgevoegde spellingslijst!  fits (Uikhoven), i toonloos  ənə fits (Eigenbilzen), ie van diep  ənə fiets (Opoeteren), mannelijk  eine fits (Rotem), ⁄ne fiets (Opitter), meest gebruikt  ene fits (Mechelen-aan-de-Maas), Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!  fits (Eigenbilzen), Opm. als het Ned. woord gids.  fits (Grevenbicht/Papenhoven), Opm. de fits heeft er lang over gedaan om de oer-vélo tenslotte te verdringen; is nu gebeurd!  fits (Geistingen), Opm. zo wordt het ook genoemd.  fits (Maastricht), ps. invuller heeft geen spellingssysteem aangegeven, maar toch maar omgespeld volgens IPA.  ənə fīts (Sint-Huibrechts-Lille), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  fits (Meijel), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  fiĕts (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens IPA.  fīts (Schinnen), rad (<du.): radd (Lontzen), rat (Vaals), Algemene opmerking: lijst zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld, omdat er geen (duidelijk) spellingssyteem vermeld staat).  ət rat (Montzen), Opm. is oude benaming.  rad (Kerkrade), velo: de twee velos goon elkaar veurbij (Koninksem), de twee velos kraaizen zich (Millen), de twee velos kwamen malkander tegen (Beringen), de twee vilos kraaiseu zich (Genoelselderen), de twee vilos kreuse deedander (Zichen-Zussen-Bolder), de twie vellos rei-en nèven ien doar (Duras), de twie veloos kruisen mekander (Ulbeek), de twie velos kruise mekaander (Mielen-boven-Aalst, ... ), de twie velos kruisse mekander (Vechmaal), de twie velos kruissen (Sint-Truiden), de twie velos kruisten zich (Borlo), de twie velos krusen zich (Rotem), de twie velos reis malkander voorbij (Hoepertingen), de twie vijlauws vaore tijge mekander doeər (Gelinden), de twie viloos kruise makāanderen (Ulbeek), de twie vilos gaon lengs mekander dauər (Hoepertingen), de twie vilos koemen elkander tegen (Hoepertingen), de twie vilos snijē mekaandere (Sint-Lambrechts-Herk), de twiee velos krussen zich (Elen), de twieje velos kruise mekander (Stevoort), de twieë velos kruisen elkouer (Kwaadmechelen), de twieë velos kwame mekander tege (Beringen), de velo (Gorsem, ... ), de velos rîjen mekander verbij (Neerhespen), de velò (Montenaken), de vēló (Peer), de vie-lo (Peer), de vilo (Alken, ... ), de vloo (Beverlo), de vélo (Montenaken), dēͅ twī rētə bə də vēlō lēͅŋs məkāndərə dōr (Herk-de-Stad), die twië vèlos krutsen zich (Sint-Martens-Voeren), dé twie velooəs kome mekaondre aḁnt tegen (Nieuwerkerken), də twē velos krajsə mlkānər (s-Herenelderen), də twē vilōs krijsə məlkânər (Beverst), də twi vēiloͅus krøsə əlkandər (Borgloon), də vēī.loͅu (Borgloon), een velo (Bilzen, ... ), eene velo (Muizen), eene vielou (Hoepertingen), eene vélo (Mal), eenen velo (Jeuk), eenə veelo(u) (Gutshoven), eine veeloo (Neeroeteren), eine velo (Bree, ... ), eine vélo (Bocholt, ... ), ejnə vēlo (Opglabbeek), ene velo (Borlo, ... ), ene vilo (Zichen-Zussen-Bolder), ene vélo (Ellikom), enne velo (Attenhoven, ... ), enne vēlo (Diepenbeek), enne véllo (Heers), eͅnə velu (Diepenbeek), he zi-jt per velo (Mechelen-aan-de-Maas), iene velo (Hasselt), iene vilo (Zonhoven), iene vulo (Houthalen), ijne vélo (Neeroeteren), ine vulo (Sint-Lambrechts-Herk), inne velo (Stevoort), inne villo (Hasselt, ... ), inne vilo (Ulbeek), inne véloo (Ulbeek), innə veeloo (Nieuwerkerken), innə velo (Nieuwerkerken), ne veelo (Heppen), ne velo (Heppen, ... ), ne vēlo (Linkhout), ne vielo (Rijkhoven), ne villo (Beverlo, ... ), ne villoo (Kuringen), ne vilo (Beringen, ... ), ne vleuə (Schulen), ne vlo (Meldert), ne vloo (Meldert), ne vlô (Paal), ne vélo (Heppen), ne véloe (Groot-Loon), nə vēlo (Zonhoven), nə vilo (Zonhoven), nə vilou (Sint-Lambrechts-Herk), nə viloü (Bilzen), nə vilō (Houthalen), nə vlo (Beverlo), nə vuilou (Sint-Truiden), nə vélo (Genk), twee velluws reje lengs mekaner deur (Berbroek), twee veloos jaogen nèven malkḁaner door (Lauw), twee villos joge nevenée dor (Martenslinde), twee véloos jaugen neivenee der (Sint-Huibrechts-Hern), twi vilouwə komən məkanaər tɛichən (Wellen), twie velos kruisse mekander (Sint-Truiden), twie velos krəwisə məkandərə (Sint-Truiden), twie villos krijse mekanere (Spalbeek), twiej veelows kreuse elkander (Borgloon), twieje villoos kroisen mekānder (Lommel), twieə vlōōs kreuse malkānder (Heppen), twieə vəlōs kraoisen (Tessenderlo), twïe velos stɛken mekaar voorbij (Wilderen), veilo (Duras, ... ), veilou (Loksbergen), vello (Genk, ... ), velo (Bree, ... ), velo[u} (Wellen), velou (Sint-Truiden), vē-lo (Sint-Truiden), vēlō (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), vielo (Eversel, ... ), vieló (Eksel), ville (Berbroek, ... ), villo (Beverst), vilo (Hoepertingen, ... ), viloe (Diepenbeek), vilow (Wellen, ... ), vīloͅ.u (Kortessem), vlou (Loksbergen), vōləw (Overpelt), vulloew (Diepenbeek), vulo (Eksel, ... ), vulow (Godschei), vylo (Helchteren, ... ), vèlo (Hechtel, ... ), vélo (Beek (bij Bree), ... ), véélo (Gingelom, ... ), vìlou (Alken), vùlo (Helchteren), vəlo (Kuringen), vɛlo (Genk), vɛloͅ.u (Borgloon), ènne vélo (Wellen), əne veilau (Gelinden), əne veilauw (Landen), əne vello (Sint-Truiden), ənə velo (Heers), ənə vēlo (Herk-de-Stad), ənə vēlōū (Landen), ənə viloo (Ulbeek), ənə vəo (Walshoutem), ɛnə vølu (Diepenbeek), ⁄n ve-lò (Sint-Truiden), ⁄n velau (Bilzen), ⁄n velo (Lommel, ... ), ⁄n vilo (Lommel), Algemene opmerking: de meeste benamingen zijn overgenomen uit het Frans.  në veeló (Tongeren), në véló (Tongeren), Algemene opmerking: eigen spellingsmethode (volgens invuller), dus niet(s) omgespeld!  villo (Hoeselt), Algemene opmerking: lijst zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld, omdat er geen (duidelijk) spellingssyteem vermeld staat).  dər velo (Montzen), Algemene opmerking: voor het merendeel Franse benamingen.  velo (Tongeren), Algemene opmerkingen:  velə (Heers), eerste lettergreep beklemtoond  de vélo (Kuringen), ene twee es dof  ene ville (Hasselt), fiets meest gebruikt  vēlō (Bree), fietser wordt niet gebruikt  die twie velos kriesen zich (Neeroeteren), geen speciaal woord voor fietsers  də twī vēlos kr"sə məkandər (Mettekoven), i als in villen  ne vilo (Hasselt), ie van ziet  ne vielo (Heusden), klemtoon op eerste lettergreep  iene velo (Montenaken), klemtoon op i  de villo (Martenslinde), klemtoon op ie  die vieloo (Hechtel), ⁄ne vielo (Rijkhoven), klemtoon op tweede lettergreep  een velo (Montenaken), korte klank  ənə vélo (Eigenbilzen), mannelijk  de vielo (Neerpelt), de vijlo (Landen), dɛ vie-loo (Lommel), ne vilo (Hasselt, ... ), ne vélo (Opitter), vélo (Tongeren), ⁄n velo (Paal), minder gezegd  é nə velo (Eisden), Note: zie ook bijlagen (tekening van een fiets plus verklaringen èn een overzicht van de Sint-Truidense aangepaste spelling).  veilou (Sint-Truiden), voulou (Sint-Truiden), vreilou (Sint-Truiden), Note: zie ook opmerkingen van de invuller op bladzijde 1 en 6!  vulo (Eigenbilzen), of beide lettergrepen eens beklemtoond  ⁄n vèlo (Stokrooie), Opm. dit woord wordt zo af en toe gebruikt.  velo (Klimmen), ps. invuller heeft geen spellingssysteem aangegeven, maar toch maar omgespeld volgens IPA. Het -tekentje heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".  ənə vəʔlō (Sint-Huibrechts-Lille), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  veeloo (Tessenderlo), ps. omgespeld volgens Frings.  vilo (Lommel), vylo (Lommel), sinds oorlog meestal farad  ine velo (Zepperen), u van nul  ne vulloo (Paal), ve is stom  de velo (Hechtel), ve lang uitgesproken, klemtoon op ve  enne velo (Neerhespen), ver en der: doffe e van de  de twieë velos redden ver ieën der (Kwaadmechelen), verouderd  ənə vīlō (Opgrimbie), vi beklemtoond  ⁄n vilou (Bilzen), vrouwelijk  velo (Kuringen), è als Frans belle  ənə vèlo (Heers), vlocipde (fr.): filisopèt (Maastricht), mannelijk  enne flissepè (Zutendaal), Opm. is verouderd.  fillesepaed (Klimmen) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] || fiets [ZND 44 (1946)] || Fiets. [ZND 35 (1941)] || fiets: Mn - is stuk, ik moet lopen [DC 35 (1963)] || Wat is de dialectbenaming voor een rijwiel in het algemeen [N 99 (1991)] III-3-1
fietsen bet de velo jagen: - pag. 103: jaoge, rijden - syn. vaorn;  jaoge bè de villow (Diepenbeek), ... e toerke jòge bè de villau.  jòge bè de villau (Kortessem), fiets varen: fiets vaore (Simpelveld), fietsen: fietse (Amby, ... ), fietse(n) (Velden), fietsen (Bunde, ... ), fietsje (Melick, ... ), fietsn (Brunssum), fietsə (Grathem, ... ), fitse (Doenrade, ... ), fitsen (Born, ... ), fitsje (Pey), fitsə (Doenrade, ... ), fitsən (Urmond), fĭĕtse (As), fĭĕtsə (Epen, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  fĭĕtsə (Maastricht), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  fietsen (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  fĭĕtsə (Nieuwenhagen), Opm. v.d. invuller: karre = hard fietsen.  fietse (Tienray), jagen: jōāge (Hoeselt), (op de fiets).  joagən (Diepenbeek), Enkel wat fiets aangaat.  joawəgə (Beverst), Met fiets: joawege;  joawege (Beverst), met de fiets varen: met de fits voaren (Eigenbilzen), op de fiets varen: o.p˃ də fi.ts˃ vā.rə (Eys), op de velo rijden: rééjə ŏĕp də vijlao (Loksbergen), rijden: reije (Maastricht), rieen (Ophoven), rieje (Herten (bij Roermond)), riejə (Kapel-in-t-Zand), ps. omgespeld volgens RND!  rijə (Meeuwen), varen: vaarə (Kapel-in-t-Zand), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  váárd (Opglabbeek), velo jagen: villo jôgë (Hoeselt), vulloe jaogən (Diepenbeek), velo rijden: velo ri-je (Bree), velo rije (Jeuk), velo rijen (Zonhoven), vùlo rijjen (Eksel), ps. omgespeld volgens Frings!  vyloreͅi̯ə (Houthalen) jagen || op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] || rijden [ZND 25 (1937)] || rijden; villo jôgë, fietsen || zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)] III-3-1
fietser coureur (fr.): də twi kurø͂ͅrs krösə məkândərə (Sint-Truiden), də twi kurø͂ͅrs rèə məkândərə vərbēͅ (Sint-Truiden), een met de fiets: dej twee met de fiets kwême zich tjége (Riemst), een met een fiets: d en: e is lang  twee mèt ene fiets kreese d en d annder (Rosmeer), een op zijn fiets: doͅ kwammən twɛ oͅp hynnən fits ɛlkōͅr têgən (Sint-Huibrechts-Lille), fietser: de fitsers tije neve een dooēr (Voort), de twee fietsers kraaizen zich (Millen), de twee fietsers kreesen den een den andere (Mopertingen), de twee fietsers kruisen melkaaner (Riksingen), de twee fietsers krussen elkaar (Sint-Huibrechts-Lille), de twēa fietsers kruusdje zich (Maasbracht), de twie (fietsers) krø͂ͅssen mekōͅr (Diepenbeek), de twie fietser kriesse zich (Opglabbeek), de twie fietsers kemmen zich gekreist (Peer), de twie fietsers kreisten zich (Peer), de twie fietsers kruisen elkaar (Jeuk), de twie fietsers kruisen melkander (Paal), de twie fietsers kruse deindanger (Weert), de twie fietsers krusen zich (Kaulille), de twie fietsers krūūse(n) zich (Maastricht), de twie fitser stòkke zich veurbi (Rekem), de twie fitsers krujsen zich (Maaseik), de twie fitsers krusen zich (Rekem), de twie fitsĕrs kruusĕ ziech (Vroenhoven), de twiej fitsers kruisen elkaar (Vucht), de twieë fietsers kruisen malkander (Neerpelt), de twieë fietsers kruisten elkander (Beringen), de twiē fietsers voorten langs eij (Mheer), de twië fietsers rieën zich verbie (Neeroeteren), de twië fitsers kruisen melkoar (Oostham), də twee fitsers kreessən zich (Eigenbilzen), də twē fietsers krøssə (Zichen-Zussen-Bolder), də twēͅ fetsərs vārə langsēͅn dōr (Mechelen-aan-de-Maas), də twi fetsərs gōŋə laŋzein (Lanaken), də twi fîtsərs jo-gə laŋ s e (Vroenhoven), də twī fītsərs krīsə zeͅch (Opglabbeek), də twījə fītsərs kry(3)̄sən məkōͅr (Hamont), də twê fitsers kreuse zøch (Zichen-Zussen-Bolder), də twîə fitsərs kry(3)̄sə zech (Mechelen-aan-de-Maas), twie fietsers rieje langs eindoor (Gruitrode), twie fitser kruusen zich (Lanaken), fitsers: als in mis  də twīeə fîtsərs krīezdə zich (Opoeteren), kruisen: eu van peur  de twie fietsers kruissen mekanere (Koersel), tain: Franse main  twee fitsers krese tain daander (Rosmeer), fietserd: de twèë vietserte krutste zeug (Remersdaal), man per velo: twi manə pər vēlo krəsn dindānər (Zonhoven), twi manə pər vilo krəsn dindānər (Zonhoven), twi mān pər vēlo krəsn dindānər (Zonhoven), twie man per vulo rijën langs dīendāmer door (Houthalen), twie mannən per vilo koəmən elkandər tegen (Hoepertingen), mens op een velo: twi minse op ənə velo kruisden (Sint-Truiden), radfahrer (du.): de twee radfahrer krütze sich (Lontzen), twee radfarer krüzze zich (Eupen), rijder: de twie rieers kruusen melkander (Neerpelt), velojager: de twee vulojaagers krusen mekaar (Rijkhoven), de twie vēͅlojaagers kreuse malkander (Kuttekoven), de twie vilojaegers kreuse mekaander (Ulbeek), veloman: de twie velomanner kruisen melkander (Landen), de twie vijlomans reete lengs mekaandere door (Wellen), velomanner onduidelijk  de twie velomanner kruisen mekoar (Landen), velorijder: de twee velorijders kruisen elkaar (Leopoldsburg), de tweeje vielo-rij-ers kwamen elkoar wer tegen (Lommel), de twi vilarijərs kruisen məlkānder (Alken), de twie veloriejers kommen zich tiēgen (Opoeteren), de twie velorieërs kriese zich (Bree), de twie velorijders kruisen elkaar (Jeuk), de twie velorijers krijse elkaander (Genk), de twie velorijers kruise elkaar (Sint-Truiden), de twie vèlerejers krösen elkaar (Landen), de twie vèlorijers kome makander ontegen (Zepperen), de twiee velorïeers kriesen zich (Neeroeteren), de twiej vilorieers rieën mekander vurbij (Overpelt), də twi vuloraiərs kruiəse malkānder (Zepperen), də twi vyloräjərs krøisən diəndānər (Zonhoven), də twiə vēlōrēͅərs krösən malkanər (Oostham), də twiə vəloreiërs kruijse makander (Leopoldsburg), də twī vēlorēͅərs krözdə məkānərə (Hasselt), də twī vēlorīərs koͅmmen sich tīgə (Neerglabbeek), twee velorijders rijden malkaar voorbij (Stokrooie), tweeje velorijers komen elkaar tegen (Lommel), tweiə veəlorijers kreussen makander (Beverlo), twie veloreieers kreiesen zich (Bree), twie villorijërs krijse(n) mekanere (Spalbeek), a in mekanr: Franse grand  de twie viloraiers kome meka̝nr tege (Paal), raiers: ai zoals in baiser  de tweie vileuraiers kraiste mekanere (Hasselt), ê van bête  də twi veloreiərs rītə nêvənēn dur (Genk) De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)] III-3-1
fietser (add.) coureur (fr.): p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  coureur (Beek, ... ), wielrenner: p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  (wiel)renner (Boorsem, ... ) wielrenner III-3-1
figuurzaag figuurzaag: figȳrzāx (Ottersum, ... ), figȳrzǭx (Tessenderlo), figuurzeeg: figȳrz ̇ē̜x (Roermond), figȳrzēx (Diepenbeek), figȳrzē̜x (Dilsen, ... ), figuurzeegje: figȳrzē̜xskǝ (Bilzen, ... ), laubzäge: lǫwp˲zē̜ǝx (Bleijerheide, ... ) Handzaag, waarvan het zeer smalle zaagblad in een metalen beugel gespannen is. De figuurzaag wordt gebruikt om fijne vormen in licht plaatmateriaal, zoals triplex, uit te zagen. Zie ook afb. 17. [N 53, 11; monogr.] II-12