e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
inschot [wld ii.10, p. 24] contrefortkant (<fr.): contrefort-kant (Genk), entree (<fr.): antre (Dilsen), aontree (Bilzen), ingang van de schoen: igank van der sjong (Bleijerheide), inschot: enšoͅt (Meijel), inscheut (Posterholt), inschot (Maasbree), inschòt (Milsbeek), opening: øəpənəŋ (Montzen) De plaats waar men met de voet in de schoen schiet (inschot)? [N 60 (1973)] III-1-3
inschuren afpuimen: ǭfpǫwmǝ (Diepenbeek), in de verf schuren: en dǝ vɛrf šūrǝ (Schinnen), en dǝ vɛrǝf sxōrǝ (Maasbree), en dǝ vɛrǝf šūrǝ (Heerlen), en dǝ vɛ̄rǝf šurǝ (Meijel), en ǝ vęrǝf šūrǝ (Heel, ... ), inpuimen: empǫwǝmǝ (Tessenderlo), inschuren: enšūrǝ (Buchten, ... ), ešū.rǝ (Waubach), ešūǝrǝ (Gulpen), insxūrǝ (Ottersum), puimen: pø̜jmǝ (Jeuk), schuren: šūrǝ (Kerkrade) Met behulp van puimsteen in de natte grondverf schuren om de verflaag te doen hechten aan de plamuurlaag. [N 67, 72b] II-9
inslaan aanzetten: ānzę ̞tǝ (Sittard), brikken invaren: brekǝ ęnvǭrǝ (Bilzen), brikken inzetten: brekǝ ęnzętǝ (Bilzen), brikken schurgen: brekǝ šørǝgǝ (Elsloo), brekǝ šø̜rǝgǝ (Klimmen), de oven aanzetten: dǝn uǝvǝ ǭnzętǝ (Bilzen  [(de eerste stenen in de oven zetten)]  ), inschurgen: enšø̜rǝgǝ (Echt, ... ), ešø̜rǝgǝ (Klimmen, ... ), inzetten: enzę ̞tǝ (Klimmen, ... ), ezę ̞tsǝ (Spekholzerheide), inzę ̞tǝ (Milsbeek, ... ), ēnsę ̞tǝ (Sint-Truiden), schoren: sxǭrǝ (Milsbeek  [(de muren van een veldoven met balken stutten)]  ), stenen inzetten: šte ̞ŋ ezę ̞tǝ (Bocholtz) De droge vormelingen naar en in de oven brengen. De invuller uit Q 111 maakt een onderscheid tussen het aanvoeren en het opstapelen van de stenen. De eerste handeling duidt hij aan met de term brikken schurgen, de tweede met inzetten. Het lemma bevat zowel opgaven voor de veldoven als voor de meer fabrieksmatig georganiseerde steenovens. [N 98, 118; N 98, 152; monogr.] II-8
inslaan, van de bliksem gezegd afvallen: oͅfələ (Mal), binnenslaan: binnenslaan.  benəslān (Zolder), blikseminslag: blikseminslaag (Blerick), de bliksem is gevallen: də bliksəm es gəvələ (Hoepertingen), de bliksem is ingeslagen: de bliksem is ingeschlage (Jabeek), de bliksem is ingeslage (Geulle), d’n bliksem is ingeslage (Venlo), den donner is ejngeslaage  dən doͅnər es eͅjngəsloͅgə (Diepenbeek), de bliksem is ingevallen: dər bleksəm eͅs eͅgəvalə (Teuven), de bliksem slaat in: de bliksem sjleit inne (Maasniel), de bliksem slaag in (Neer), de bliksem sleit ien (Oost-Maarland), de bliksem sleit in (Geulle), də bleksəm sløt en (Lanklaar), d⁄r bliksem sjleit ī (Mheer), d⁄r blits sjleet i (Waubach), de bliksem valt: də bleͅksəm veͅlt (Borlo), de bliksem valt  də bləksəm vəlt (Velm), de donder is ingevallen: də dondər es eͅingəvàlə (Wintershoven), də doͅndər es eͅingəvàlə (Wellen), de donder valt in: də doͅndər vilt eͅin (Wellen), de weerlicht slaat in: de wèr leeg sluit in (Stevensweert), donderen: donderen (Brunssum), doorslaan: døər gə slàgə (Spalbeek), doorslaan  dōrslən (Lummen), doorslaon.  døͅjərgəsloͅgə (Kwaadmechelen), gewittersinslag: gewieterinsljaa(r) (Kerkrade), het is ingeslagen: dat is iengeslage (Oirlo), hommelen: hoemelen (Brunssum), inhouwen: en hoͅuwə (Borgloon), inhouwe (Tungelroy), ⁄t huit in (Kerkrade, ... ), inhauwen  i̞nho (Vliermaal), inslaan: dər do‧ndereͅs egəslā‧gə (Sint-Martens-Voeren), eensjlōōn (Heer), engɛslāgə (Rotem), enslaon (Bree), enslāgə (Zelem), ensla͂n (Waterloos), enslōn (Maastricht), enslo̞n (Boorsem), ensloͅË™n (Bree), enslun (Bocholt), ensluə (Halen), ensləm (Beringen), et sleit in (Haelen), ēnsloͅən (Hamont), ēͅnslōͅn (Hasselt), ēͅnslø͂ͅn (Hasselt), eͅuslo͂ͅn (Hasselt), eͅənslo͂ͅn (Kermt), i sjloa (Vrusschemig), i(n)sjlaon (Klimmen), i-sj⁄laoë (Oirsbeek), i-sj⁄luë (Oirsbeek), i-sloa (Nieuwenhagen, ... ), iensjloeën (Eijsden, ... ), iensjloèn (Gronsveld), ienslaon (Middelaar, ... ), in-sjlaon (Tegelen), ingesjlage (Beegden, ... ), ingeslagen (Stevensweert), inschlaon (Roermond), inschlāōn (Jabeek), inschloa (Heerlen), inschloon (Valkenburg), inschlōōn (Schimmert), insjlao (Hoensbroek, ... ), insjlaon (Baarlo, ... ), insjloa (Hoensbroek), insjloan (Margraten, ... ), insjloon (Ulestraten), insjlōāë (Hoensbroek), insjlōēwe (Mechelen), insjlòòn (Panningen), inslaan (Holtum, ... ), inslaen (Schaesberg), inslao (Heerlen, ... ), inslaon (Baarlo, ... ), inslao’n (Eksel), inslān (Stein), insloan (Bree, ... ), insloon (Heugem, ... ), insloə (Meijel), insloͅ:n (Venray), inslâôn (Dieteren), inslòòn (Neer), inslóón (Wijk), insløn (Riksingen), isloa (Nieuwenhagen), ī sjloö (Mheer), īnsjlaon (Houthem), sleit in (Blerick, ... ), ut sleit in (Blerick), énsloͅn’ (Lommel), énsloͅən (Kaulille), énslun (Maaseik), énsløn (Ketsingen), ìnslon’ (Lommel), ’t hé ingeslaage (Meijel), ’t is ingeslage (Neer), ’t is ingeslagen (Overpelt), ’t sleit in (Ell, ... ), ’t sluitj in (Maasbracht), ’t slŭt ien (Bergen), ⁄ensløn (Romershoven), ⁄t had i-jesjlage (Bleijerheide), ⁄t haet ingesjlage (Urmond), ⁄t schleet in (Mechelen), ⁄t sleug in (Kerkrade, ... ), einslön  e͂ͅĭnslø͂ͅn (Diepenbeek), enslen  eͅnslən (Hoeselt), ensloen  eͅnslun (Gelieren/Bret), InfoPa.  ensluwə (Linkhout), inslaa  enslən (Lummen), inslaan  ensloͅn (Opglabbeek), ensluə (Donk (bij Herk-de-Stad)), e̞nslōͅn (Mechelen-aan-de-Maas), eͅnslon (Herk-de-Stad), inslaan.  enslōͅn (Beverlo), ensloͅgə (Leopoldsburg), enslun (Maaseik), enslən (Beringen), eͅnslōn (Kinrooi), Insloͅən (Achel), inslaon  enslōn (Neerpelt), eͅnslōͅən (Rekem), inslōn (Ophoven), inslein  enslön (Peer), insloan  enslôən (Lanklaar), eͅnsloan (Mechelen-aan-de-Maas), insloon  enslōn (Neerharen), insloown  enslōn (Stokkem), Nb. "ao"met sleeptoon.  insjlaon (Horn), o.v.t.  slø͂ͅix ⁄en (Linkhout), opslaon.  ungəsloͅgə (Kwaadmechelen), sleut een  sløͅy dēn (Smeermaas), t slut in  ət sløt ēn (Neerpelt), tis ingeslagen.  tes engəslàgə (Bocholt), v.v.t.  hē/es engəslāge (Linkhout), ènsleun  ēͅnsløn (Hoeselt), inslag: enen insjlaag (Buchten), inne i-sjlaag (Eygelshoven), insjlaag (Ulestraten), invallen: envalə (Tongeren), envàlə (Rosmeer), evalə (Teuven), ingevallen  engəvàlə (Borgloon), invallen  envàlə (Val-Meer), raak zijn: ’t is raak (Herten (bij Roermond)), raken: raak (Sevenum), raken (Roosteren), uitslaan: y(3)̄tslōͅn (Opglabbeek), vallen: vallen  vàlə (Borlo, ... ), vlakbij ingeslagen: doonbij = vlakbij  doonbeej ingeslagen (Oirlo) inslaan, gezegd van de bliksem [afvellen] [N 22 (1963)] III-4-4
inslag inslag: enslax (Meijel, ... ), enslǭx (Bilzen), ę̄šlāx (Montzen), ɛšlāx (Eupen), schot: šot (Eupen), zwikinslag: zwekenslāx (Maasbree) De dwarse draden die door de schering worden geslagen. [N 39, 112a; N 39, 98; monogr.] || Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien. [N 60, 86] II-10, II-7
inslag [wld ii.10, p. 39] inslag: enslax (Meijel), inslaog (Bilzen), ɛ̄šlāx (Montzen), zwikinslag: zwik-inslaag (Maasbree) Het stuk overleer dat men bij het overhalen over de rand van de binnenvoet trekt om dit tussen binnenzool en tussenzool te kunnen vastnaaien? (inslag?) [N 60 (1973)] III-1-3
insmeren incollen: ę̄nkǫlǝ (Bilzen), inlijmen: elīmǝ (Bleijerheide), insmeren: ensmę̄rǝ (Maasbree, ... ), insmeren (Lommel), ę̄šmę̄rǝ (Montzen), instrijken: enstrikǝ (Meijel), lijmen: limǝn (Dilsen) Het met lijm besmeren van de bovenzool na het kloppen. "De bovenzool wordt, na eerst ruw uitgesneden en in water elastisch te zijn gemaakt, op een kei geklopt om eventueel later trekken te voorkomen, daarna met lijm besmeerd en met een paar spijkers aan de hak en één bij den neus voorlopig vastgezet." (Directie, pag, 301). [N 60, 100] II-10
inspannen (het paard) in de kar spannen: ęn ǝ kār spanǝ (Piringen), (het paard) in de kar zetten: en dǝ kār zętǝ (Martenslinde), in dǝ kǫu̯ǝr zętǝn (Lommel), pē̜rt˱ ǝn ǝ kar zętǝ (Vucht), ęn dǝ kār zętǝ (Kanne), ęn ǝ kar zętǝ (Rekem), (het paard) voor de kar spannen: vø̄r dǝ kar spanǝ (Smeermaas), aanspannen: ānspanǝ (Afferden, ... ), ānšpanǝ (Klimmen, ... ), āšpanǝ (Eupen, ... ), ǭnspanǝ (Bilzen, ... ), ǭnšpanǝ (Gronsveld), inspannen: e.njspanǝ (Eksel), e.nspanǝ (Beek, ... ), e.nspanǝn (Achel, ... ), e.spanǝ (Herderen), enjspanǝ (Diepenbeek), enspanǝ (America, ... ), enspanǝn (Urmond), enšpanǝ (Baarlo, ... ), espanǝ (Kerkhoven, ... ), espanǝn (Heppen), ešpanǝ (Bleijerheide, ... ), i.nspanǝ (Vliermaal, ... ), inspanǝ (Afferden, ... ), inspanǝn (Lommel), išpanǝ (Lontzen, ... ), ē.nspanǝ (Hoeselt, ... ), ē.nspanǝn (Neerpelt, ... ), ē̜.nspanǝ (Bokrijk, ... ), ę.nspanǝ (Bilzen, ... ), ęi̯.njspanǝ (Berbroek, ... ), ęi̯.nspanǝ (Alken, ... ), ęi̯njspanǝ (Kuringen, ... ), ęi̯nspanǝ (Opheers, ... ), ęnspanǝ (Aalst, ... ), ęnspanǝn (Kleine-Brogel), ęnšpanǝ (Aubel), ęšpanǝ (Baelen, ... ), īnspanǝ (Oost-Maarland), īnšpanǝ (Gronsveld), spannen: spanǝ (Blitterswijck, ... ), voorspannen: verspanǝ (Schulen), vi̯erspanǝ (Veldwezelt, ... ), vi̯ørspanǝ (Moelingen, ... ), vorspanǝ (Alken), vȳršpanǝ (Bocholtz, ... ), vȳǝršpanǝ (Eijsden, ... ), vørspanǝ (Arcen, ... ), vøršpanǝ (Amstenrade, ... ), vø̄rspanǝ (Maastricht, ... ), vø̄ršpanǝ (Amby, ... ), vø̄ǝršpanǝ (Roermond), vø̜i̯ǝrspanǝ (Borlo), vø̜rspanǝ (Baexem, ... ), vø̜ršpanǝ (Gulpen, ... ) Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74] I-10
instapgreep greep: griǝp (Waubach), grēp (Blerick), (mv)  grēpǝ (Kinrooi), grip: grep (Kinrooi), handgreep: hant˲grēp (Hoepertingen), (mv)  handgrepen (Klimmen), handhaaf: hantɛf (Bilzen  [(mv hantēvǝ)]  , ... ), handvat: hantj˲vat (Doenrade, ... ), hant˲vǝt (Eigenbilzen), (mv)  hantj˲vatǝn (Echt, ... ), hant˲vatǝn (Bocholt, ... ), houvasten: hɛvastǝn (Eksel) Elk van de ijzeren greep naast de deur van het rijtuig, die het instappen vergemakkelijken. [N 101, 19] I-13
insteekslot ingelaten slot: engǝlǭtǝ slǭt (Venlo), inlaatslot: inlǭtslǫt (Ottersum), insteekslot: enstēkslot (Tessenderlo), enstē̜kslǭt (Stein), enštē̜kšlǭt (Herten, ... ), eštē̜xšlǭs (Bleijerheide), eštɛ̄kšlǫt (Mechelen), ęnstē̜kslūǝt (Bilzen) Slot dat in de deur is ingelaten en met behulp van de belegplaat, waarvan de beide uiteinden voorbij het slot uitsteken, in de deurstijl wordt vastgeschroefd. [N 54, 101] II-9