e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kammenbakje kammenbakje: kęjmǝbɛkskǝ (Tegelen) Aardewerken bakje voor kammen. [monogr.] II-8
kamnagels kammenpennen: kɛm`pęnǝ (Neeritter, ... ), kammenpinnen: kampǝp ̇en (Herten), kampinnen: kampenǝ (Gennep), pennen: pęn (Tessenderlo), pęnǝ (Einighausen), pɛnǝ (Kaulille), pinnen: p ̇en (Voerendaal), penǝ (Meijel  [(enkelvoud: pen)]  , ... ), (enk)  pen (Thorn), scheren: sxiǝrǝ (Leunen), slekken: slɛkǝ (Lummen), sloten: šløt (Mechelen), sluitpennen: šlūtpęnǝ (Maxet), sluitpinnen: sluǝtpenǝ (Weert), slūtpenǝ (Molenbeersel), spietjes/spijtjes: spikǝs (Lummen, ... ) De pennen waarmee de kammen, die dwars door het aswiel gaan, worden vastgestoken. [N O, 11m] II-3
kampen afkampen: aafkampe (Blerick, ... ), afkaampe (Meerlo), afkampe (Oirlo, ... ), afkampə (Venray), āfkampə (Venlo), Zie ook: kaavele.  aafkampe (Sittard), bouteren: boutere (Jeuk), kabelen: kabbele (Eupen), kabele (Bocholtz, ... ), kabelen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), kabellen (Stal), kābələ (Eys, ... ), kôbele (Kortessem), (WNT: kabelen, zie kavelen, mnl. cavelen, nhd. dial. kabeln: 2) in een verwante opvatting (van lopen) thans nog gebruikelijk in de zuidel. tongvallen. Wanneer in enen prijskamp twee of meer mededingers evenveel recht hebben op enen prijs, dan moeten zij kavelen, d.i. een nieuwe wedstrijd met elkander aangaan, om te zien wie er eerst is.)  ka.bələ (Meeuwen), B.v. in schramke schieten: de personen die op de brog lagen of op gelijke afstand ervan verwijderd, schieten opnieuw.  kābəln (Zonhoven), Nl. kavel deel, perceel, lot: mnl. cavel(e), M.E. cavel, Du. Kabel, on. kafl stokje gebruikt om te loten, en mnl. cabelen, cavelen loten.  kao.bele (Zonhoven), O.a. kegelterm.  kaa.bele (Zolder), kameren: kaam`re (Bocholt), kampen: kaampe (Gronsveld), kampe (Amby, ... ), kampen (Eksel, ... ), kampə (Bree, ... ), In allerlei spelen, o.a. athletiek, schaken, dammen.  ka.mpe (Zolder), Vero.  ka.mpə (Hasselt), Wordt slechts gebruikt in de onbep. wijs.  kaampe (Gronsveld), kavelen: kaavele (Guttecoven, ... ), kavele (As, ... ), kavelen (Haler, ... ), kāvələ (Amstenrade, ... ), koavele (Genk, ... ), käovele (Gronsveld), bij beugele  kavele (Reuver), Die sjötterieje hawwen aeveväöl puntje, zòndig mòtte ze kavele.  kavele (Echt/Gebroek), Mnl. cavelen: bij loting verdelen, onderscheiden.  kāvələ (Meeswijk), Nl. kavel deel, perceel, lot: mnl. cavel(e), M.E. cavel, Du. Kabel, on. kafl stokje gebruikt om te loten, en mnl. cabelen, cavelen loten.  kao.vele (Zonhoven), Wanneer 2 of meer teams (3 ofwel 6 schutters) bij de eindronde een gelijk aantal punten hebben behaald, (vakterm: die de kaart vól hebbe), moet er gekaveld worden; dit houdt in dat de schutters van deze teams een nieuwe ronde moeten schieten, waarbij elke schutter ditmaal slechts éeen schot mag lossen. Uiteindelijk winaar is dan uiteraard het team met het hoogste aantal punten.  kavele (Tegelen), Wij twee moeten nog kavelen.  kāvələ (Hamont), kempen: kempe (Itteren), kempen (Brunssum), loten: laote (Merkelbeek), loate (Montfort), uittellen: oettelle (Kapel-in-t-Zand), vazelen: vaazele (Kapel-in-t-Zand) *Kabelen: Herkansen, spel hernemen om de winnaar te kennen na gelijke stand. || *Kabelen: Herkansen. || 2. Vaststellen wie de winnaar is bij gelijke stand na het spel. || [II.] Herkansen bij gelijkspel. || Als in een spel twee of meer mededingers hetzelfde aantal punten hebben, een beslissende ronde spelen. || Bij gelijk spel opnieuw doen; herkansen. || Bij gelijke stand moet n winnaar aangeduid worden; de teerlingen zullen beslissen. || Bij gelijke stand van een spel verlengen om een winnaar te krijgen, o.a. bij het kegelspel. || Bij gelijkspel (bóf) wordt er gekaveld in het kaartspel. || Bij schuttersfeesten. || De finale spelen. || Door een proef beslissen tussen hen die bij een spel evenveel punten hebben verworven. || Doorspelen totdat er één winnaar is. || Eindbeurt spelen om de winnaar aan te wijzen. || Herkansen: bij gelijke stand de beslissende manche spelen. || Het spel waarbij de winnaar(s) door het lot word(t)(en) aangewezen [loten, loteren, lotelen, loteren]. [N 88 (1982)] || Kabelen: (in het kegelspel) als twee overblijvende spelers een zelfde aantal kegels omvergeworpen hebben, moeten zij opnieuw spelen (kabelen). || Kampen, het (tegen elkaar) uitkomen van reekswinnaars in een wedstrijd of spel. || Kampen: Het tegen elkaar uitkomen van twee of meer winnaars bij het dammen. || Kavelen. || Kavelen: (Bij schutterij) een schiftingswedstrijd houden. || Kavelen: herkansen, de kamp opnieuw doen. || Om de spelbeurt spelen, kavelen. || Spelen om de eindoverwinning in de finale. || Streiten, lossen; um den Vorrang streiten. || uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren] [N 88 (1982)] || Uitmaken wie de winnaar is bij gelijke stand [kamp, kavalen, kanteren]. [N 88 (1982)] || Wedstrijden (zich meten). III-3-2
kamperfoelie boswinde: boswin (Schimmert), eigen spelling  boosjwing (Vlodrop), idiosyncr.  boswinj (Thorn), WLD  bos winde (Montfort), boswínd (Schimmert), foelie: WLD  foelie (Swalmen), geiteblad: geiteblad (Jeuk), -  geiteblaad (Mechelen-aan-de-Maas), geiteblad  geeteblaod (Vlijtingen), Veldeke kamperfoelie  geiteblaad (Klimmen, ... ), honingzuikers: hôôningzaokərs (Diepenbeek), ook: koud6m6; zo.ktet6*  ɛhoəningɛzo.kərs (Diepenbeek), houwtieten ?: haowtètə (Diepenbeek), kaardenbol: idiosyncr.  kaardebol (Blerick), kamperfoelie: kamperfoelie (Swalmen, ... ), -  kamperfoelie (Montfort, ... ), 167: tuinkamperfoelie; 168: wilde kamperfoelie; geen aparte naam  kamperfoelie (Berg-en-Terblijt), eigen spelling  kamperfoelie (Montfort), eigen spellinsysteem geeft een aangename bloezemreuk (gele bloem) / kampherfoelie is ook een geneeskragtig medizijn  kamperfoelie (Meijel), idem; wilde -  kamperfoelie (Venlo), Spelling: "fonetisch  kampərfoelie (Maastricht), Veldeke  kamperfoelie (Echt/Gebroek), WBD/WLD  kamperfoelie (Urmond), WLD  kamferfoelie (Ophoven), kamperfoelie (Mheer), kampferfoelie (Stein), kampérfóélie (Guttecoven), zelfde benaming; 167: tuinkamperfoelie; 168: wilde kamperfoelie  kamperfoelie (Echt/Gebroek), ± Veldeke  kamperfoelie (Tienray), koedemen: kaowdəmə (Diepenbeek), ook: ho6ningzo.k6rs*  ɛkouɛdəmə (Diepenbeek), lievevrouwehennetje: WLD  Lievevroewe-héntje (Swalmen), melkzuikers: -  melkzuukers (Maasbree), Spelling: "fonetiek-dialect"= Frings  mɛləkzu.kərs (melkzoekers) (Eksel), memmenzuikertjes: memmezuûkerke (Tungelroy), -  memmezuûkerkes (Tungelroy), memzuigers: eigen spellingsysteem  memzuugers (Maasbree), pijpje: piepke (Eys), slingerkruid: -  sjlingerkroet (Echt/Gebroek), sokkermemmen (suiker-): sòkkermemme (Tungelroy, ... ), -  sòkkermemme (Tungelroy), wilde geiteklee: WLD  wille geiteklieë (Beesel), wilde kamperfoelie: wilde kamperfoelie (Oirlo), idiosyncr.  wilde kamperfoelie (Blerick), zuikersmemmetjes: WBD/WLD  zówkəsmemkəs (As), zuikertjes: zuûkerke (Tungelroy), -  zuûkerke (Tungelroy), zuikertjeshout: WBD  zuukerkeshout (Sevenum), WLD  zūūkerkes-hout (Sevenum), zuikmet: geeft zoet melkachtig sap af.  zoukmet (Genk), zuiktieten: ook: ho6ningzo.k6rs*  ɛzo.kɛtetə (Diepenbeek) kamperfoelie [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)], [DC 60a (1985)], [N 92 (1982)] || kamperfoelie, bloem van || kamperfoeliebloem || Wilde kamperfoelie (lonicera periclymenum 150 tot 300 cm grote klimplant met houtige stengels; de bladeren zijn tegenoverstaand en meestal gaafrandig; de bloemen staan in (schijn)kransen of hoofdjes met een lange kroonbuis, geelachtig wit of purperrood [N 92 (1982)] III-4-3
kamslager kamstrekker: kamštrękǝr (Eupen) Persoon die kammen slaat of maakt. [N 39, 42b] II-7
kamtouwen touwen: tǫwǝ (Stramproy) Het geheel van koorden, waarmee de schachten, springstokken, paardjes en schemels zijn opgehangen aan de wel. Zie voor het principe van een schaftmachine afb. 59. [N 39, 41] II-7
kan kan: kan (Altweert, ... ) kan III-2-1
kan, maat van 1,5 liter kan: 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  kan (Klimmen) de maat die een inhoud aangeeft van 1,4 liter [kan] [N 91 (1982)] III-4-4
kan, maat van één liter kan: kaan (Meijel), kan (Herten (bij Roermond), ... ), ⁄n kan (Blerick), (bier).  kan (Susteren, ... ), (nat).  kan (Weert), (vloeistof).  kan (Beesel, ... ), Maten voor vloeibare waren kan inhoud 1,4575 liter verdeeld in 2 halfkens à 0,72875 l. 4 pint à 0,364375 l. 16 vierdelkes (of veedel) 0,09109375 l. 1 maotje à 1/10 liter. Inhoudsmaten Kubieke Sint-Lambertusvoet: 0,02454 m3; Sittarder gelacht 2,900 m3 Gewichten Akens pond: 0,311 kg. Keuls pond: 0,4675 kg. Maastrichts pond voor boter: 0,49689 kg. voor alle andere waren: 0,46766 kg. Het pond was onderverdeeld in: 16 ons Keuls à 0,02921875 kg. of 32 lood Keuls à 0,014609375 kg.  kan (Sittard), kop: kop (Montfort), (vast).  kóp (Venlo), liter: lie.tər (Grathem, ... ), lieter (Maasbree, ... ), liter (Ell, ... ), lĭĕtər (Epen), ⁄ne liter (Klimmen), (alle vloeistof).  līēter (Thorn), (vloeistof).  lieter (Horst), liter (Vlodrop), lĭĕttər (Heerlen), m.; (voor vloeistoffen).  li.tər (Eys), voor vloeistoffen.  lietər (Urmond), literkan: literkan (Hoensbroek), litermaat: lietermaot (Maastricht), litermaat (Hoensbroek), maatbeker: maatbeker (Opglabbeek), melk: melk (Diepenbeek) de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kan, kop] [N 91 (1982)] || de maat die een inhoud aangeeft van 1 liter [mengel, kop]kan [N 91 (1982)] III-4-4
kanaal graaf: graaf (Dieteren, ... ), gracht: grach (Venlo), kanaal: aa gene kant nie an deze kant van t knaal (Zolder), aan den aandere kaant van het kanaal (Lanaken), aan den aandren kant vant kanaal (Gelieren/Bret), aan den anderen kant van t kanaal (Peer), aan den angere kant van de knaal (Boorsem), aan den annere kant van t kenaal (Opoeteren), aan dēͅ kant van t knaal (Peer), aan dieë kant van t kenaal (Houthalen), aan dn anderen kaant van t kanaul (Kaulille), aan dè kant van het kanaal (Niel-bij-As), aan geene kant van de knaal (Bocholt), aan gene kant van hèt kenaal (Maaseik), aan gene kant van t kanaal (Peer), aan gene kantj van het kanaal (Kessenich), aan gindsen kant van t kanaal (Peer), aan ginne kaant v h kənəl (Sint-Huibrechts-Hern), aan ginnen kant van t kanaal (Peer), aan giəne kant van t kanaal (Kleine-Brogel), aan nare kant van het kanaal (Heusden), aan ən ānərə kant van t kənaal (Peer), aen den aandere kant van het kanael (Hechtel), aen den andere kant van t kenaol (Jesseren), an dandere kant van t kanaul (Mettekoven), an den aandere kaant van t kanaal (Beverst), an den aandere kant van t kanaal (Ulbeek), an den aandre kaant van t kenaal (Gingelom), an den andere kant van het kanâel (Wellen), an den andere kant van t kanaêl (Hechtel), an der andere kant van der kanaal (Lontzen), an diejn kant van het kanail (Hasselt), an dië kaant v h kanoal (Heers), an dən andrə kant van t kanāl (Hasselt), an dən andərə kant vant kanōwl (Wellen), an dən aŋərə kant van də knāl (Stokkem), andən an dərə kant van t kana͂əl (Gutshoven), anəna͂nərə ka͂nt vant kanāl (Hasselt), aon dei kaant do van t kenaal (Vlijtingen), aon den andere kant van t kenaal (Jesseren), aon den anərə kant van t kanaol (Eigenbilzen), aôn den aneren kānt van t kenaôl (Hoeselt), ān dēͅ kant van t kanāl (Mechelen-aan-de-Maas), ān dən āndərə kānt van t kanāl (Lanaken), ān genə kant van t kānāəl (Maaseik), ān gēne kant van t kanaal (Neeroeteren), ān gēnə kant fanət kənāl (Molenbeersel), ān gīenə kant vant kānḁ̄l (Opglabbeek), ānən anərəkant van t knāl (Neerglabbeek), āun gēnə kḁnt van hət kanāl (Lummen), a͂ gīənə kānt fan t kəna͂wəl (Zonhoven), a͂n də andərə kā t van t kanâl (Zichen-Zussen-Bolder), canàl (Bree), en den andere kant van t kanoal (Mal), en den anere kant van het kanaōl (Vreren), en dije kant van het kanāāl (Loksbergen), euver het kanaal (Diepenbeek), eͅn dən andəre kaənt van t kanoͅl (Neerpelt), ieever t kenaal (Opoeteren), jeuvert kanaal (Zichen-Zussen-Bolder), kanaal (Amby, ... ), kannaal (Posterholt), kanoa-el (Eksel), kenaal (Blerick, ... ), kennōāl (Hoeselt), knaal (As, ... ), knāāl (Maastricht), kànāāl (Nieuwenhagen), kànààl (Heerlen), kànáál (Epen, ... ), kánaal (Gennep), kánáál (Opglabbeek), káánáál (Guttecoven, ... ), kénaal (Maastricht), kənaa.l (Grathem, ... ), kənaal (Meijel), kənāl (Houthalen, ... ), kənōəl (Herk-de-Stad), kənoͅ[ə}l (Loksbergen), kənoͅəl (Veulen), kənà:l (Hasselt), kənààl (Loksbergen, ... ), kənáál (Heel), n ānere kānt van t kenāl (Beverst), nie aon deze kant van t kenaal (Hoeselt), oan den aondere kaaont vant kenoal (Nieuwerkerken), oan-aandre van t kenajl (Vliermaalroot), on deaandere kaant vant kanaal (Zichen-Zussen-Bolder), on den aandere kant van het konoal (Bilzen), on den aandre kaant van t kenoal (Tongeren), on djie kaant van t knāl (Achel), on dê kaant vanet kanaal (Zichen-Zussen-Bolder), on də nānrə kant van hət kənōͅl (Genoelselderen), oon den aneren kant van de kanaol (Mopertingen), ou genne kant vant kanoul (Kwaadmechelen), ōͅn dən ānərə kant vant kənāl (Zutendaal), oͅn dē kant vant kanōͅl (Herk-de-Stad), oͅn dī kant van t kənōͅl (Borgloon), oͅn dən āndərə kānt van t kanōͅl (Sint-Truiden), oͅn genə kḁ̄nt vḁn t kənōͅəl (Hamont), va genne kant van t kanaal (Landen), ø͂ͅn dən āndrə kānt van ət kanāl (Zichen-Zussen-Bolder), als Frans un  ûn den ānere kānt van het kênaol (Genoelselderen), angere: zuivere g  aan den angere kaant van de knaal (Rekem), bevaarbare vaarten zijn niet aanwezig  kənaal (Baarlo), de = overkant  ān dēͅ kānt van də knāl (Lanaken), kanaal  kənāl (Opoeteren), kaneael: ae zoals in jean  an den aandere kant van het kaneael (Jeuk), kenal: a = Engelse all  oͅn den andere kant van t kenal (Sint-Huibrechts-Lille), knol: Duits  ɛn de āndere kānt van t knōl (Rosmeer), Note v.d. invuller:  kanaal (Meijel), o.  kan‧āl (Eys), on en kenol: gerekte o  on den annere kant van t kenol (Werm), onzijdig  aan d ander zij v t kanaal (Stevoort), water  knaol (Eksel), ê als in t Frans tête  etan dê kant de knaal (Eisden), kanaar: aan dè kant van de knaar (Boorsem), aon dei kant van d kanar (Veldwezelt), ān dən anəreə kant vand də knār (Mechelen-aan-de-Maas), ān dɛ̄ kant fan də knār (Rekem), kanaar (Mechelen-aan-de-Maas), kenaar (Bunde, ... ), knaar (Maastricht, ... ), knāār (Maastricht), kənaar (Maastricht, ... ), kənààr (Maastricht), kənáár (Maastricht), maas: maas (Haelen, ... ), alleen -  maas (Maasniel), vaart komt hier niet voor  maas (Einighausen), sloot: sloeot (Stevensweert), vaart: a͂ geͅənö kant van dö va͂ət (Oostham), ein vart (Opglabbeek), enne vaart (Kerkrade), t vōͅra (Tongeren), vaart (Afferden, ... ), vaat (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), vart (Lozen), vāārt (Schimmert), vāāët (Nieuwenhagen), vārt (Maaseik), vout (Jeuk), vōͅrt (Helchteren), váárt (Venlo), yn vārt (Meldert), ən vārt (Bree), ən va͂ərt (Houthalen), ən vōͅrt (Tongeren), ən vōͅt (Berg, ... ), ən vōͅət (Kwaadmechelen), ən vo͂ͅrt (Beverlo), ən voͅət (Tongeren), ən vôt (Bilzen), ənvart (Lanklaar), ənə vārt (Kerkrade), als in : in vliegende vaart  in vaort (Eksel), doorvaart  ən vōͅt (Heers), een weg om op een akker te geraken  ən vārt (Opoeteren), is meer alg. Nederlands  vaart (Middelaar), vaartje: vaartjə (America), vartje (Sevenum), vàrtje (Sevenum), ven: ven (Tienray), vijver: viever (Eygelshoven), water: wasser (dat -) (Spekholzerheide), water (het -) (Blerick, ... ), woiter (het -) (Arcen), wijer: wei-ər (Vaals) Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || een kunstmatige, gegraven, tamelijk brede waterweg (vaart, kanaal) [N 90 (1982)] || een vaart [ZND A1 (1940sq)] || kanaal [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || vaart: Die vaart, dat meer is ondiep (met vaart wordt bedoeld een water dat ter bevaring dient....) [DC 20 (1951)] III-3-1