e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kapheep beitel: bē.tǝl (Jabeek), bęjtǝl (Berverlo), bijl: bęjǝl (Waubach), bīl (Rumpen), bikkapmes: bekkapmɛs (Maastricht), brikkenbijltje: brekǝbęjlkǝ (Heugem), hakbijl: hak˱bil (Rothem), hakmes: akmɛs (Sint-Truiden), hakmɛs (Ottersum), hakmɛts (Bleijerheide, ... ), heep: hi.p (Weert), hip (Merselo, ... ), hiǝp (Heerlen, ... ), hējp (Sittard), hēp (Leuken), hēǝp (Blerick), hī.p (Herten), hīp (Venray), hīǝp (Ell, ... ), heepmes: hipmɛs (Merselo), herstel/harstel: astɛl (Bevingen), hamstɛl (Sint-Truiden), harstɛl (Berverlo), hęrstęl (Tessenderlo), hęrstɛl (Zonhoven), hǝrstɛl (Gelieren Bret), hǫwstɛl (Mal), hɛr`stɛ.l (Genk), hɛrstęl (Lommel), hɛrstɛl (Lummen, ... ), hɛrstɛ̄l (Lommel, ... ), kapstɛl (Kleine-Brogel), kastɛl (Sint-Truiden), kasē̜l (Sint-Truiden), kǝrstęjl (Hoeselt), kǝrstɛl (Beverst, ... ), kǝstɛl (Sint-Truiden, ... ), rǝstɛl (Alken), rɛstɛl (Diepenbeek), ɛr`stɛl (Kuringen), kapbijl: kap˱bęjl (Bevingen), kap˱bīl (Helden), kapheep: kaphiǝp (Tegelen), kapmes: kapmɛs (Kaulille, ... ), kapmɛts (Schimmert, ... ), kapmɛ̄s (Stokrooie), kapper: kapǝr (Neeritter), kapwapen: kapwǭpǝ (Munstergeleen), poetsheep: putshiǝp (Tegelen), steenbijl: štēbil (Gulpen), steenheep: stęjnhīp (Tungelroy), steenpoetser: štęjnputsǝr (Heythuysen), steenveger: stīnvē̜gǝr (Kaulille), wapen: wāpǝ (Maaseik), wōpǝ (Dieteren), wōpǝn (Opglabbeek), wǫapǝ (Ulestraten), wǭpǝ (Beek, ... ), zeissel: zē̜sǝl (Gronsveld, ... ), zęsǝl (Eijsden, ... ), zeissele: sęsǝlǝ (Eys, ... ), zęsǝlǝ (Klimmen, ... ) Hakmes waarmee men mortelresten van oude metselstenen verwijdert. Zie ook afb 10. [N 30, 15d; monogr.] II-9
kapmantel baban: [sic]  babaon (Amstenrade), caban (fr.): caban (Maastricht), cabaon (Limbricht), cabon (Brunssum, ... ), ka.ba. (Kermt), ka.baŋ (Borlo), ka.bâ (Lanklaar), kaabouw (Mechelen), kabaai (Eksel, ... ), kaban (Hamont, ... ), kabang (Amstenrade, ... ), kabang, kebang (Maastricht), kabao (Eijsden, ... ), kabao met kéép (Grathem), kabaŋ (Herk-de-Stad), kabā (Zelem), kaba͂ (Bree, ... ), kaba͂n (Tongeren), kaba͂o (Klimmen), kabbōa (Stevensweert), kabo (Hoeselt, ... ), kaboa (Grathem), kabon (Borgloon, ... ), kaboo (Ell), kabouw (Mechelen), kabōn (Heugem), kabōͅ (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), kabōͅn (Boorsem), kabŏ (Opheers, ... ), kabo͂ (Einighausen, ... ), kabo͂ͅ (Tongeren), kabà (Lommel), kabòò (Buchten), kapoo (Tungelroy), karbang (Caberg), kḁbḁ̄ (Borgloon), kḁbŏ (Millen), keban (Bocholt, ... ), kebang (Guttecoven, ... ), kebao (Nunhem, ... ), kebas (Susteren), keboa (Beverlo), kebon (Susteren), kebòò (Haelen), kəba: (Rummen (WBD)), kəbaŋ (Kaulille), kəbā. (Velm), kəbá͂.- kəbá͂.kə (Rotem), kəba͂ (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), kəbo (Eisden), kəbōͅ (Bree), kəbŏn (Neerharen), kəbo͂ͅ (Mechelen-aan-de-Maas), Fr. caban.  kaban (Bree, ... ), franse uitspraak  kaban (Bree), geen verschil met II  kabang (Wijk), Uitspr. als Fr. cabon.  kabao (Klimmen), Vgl. Fr. caban.  kebao (Boorsem), vooral tegen de regen  kebo͂ͅ (Romershoven), ZND35,011b: [neen].  eene kabaon (Muizen), kəbo͂ (Borgloon), ZND35,011b: Bij sommige menschen die dit kledingstuk misschien geerfd hebben.  kabaaə (Schulen), ZND35,011b: Bij tamelijk bemiddelde lui.  kobou (Zonhoven), ZND35,011b: Broer 9j.  kebou (Lanklaar), ZND35,011b: Niet meer in voege.  ene kapbou (Mal), cache-misre (<fr.): cache-misère (Eijsden), [Scherts.?, rk]  cache-misère (Eijsden), cape (eng.): cape (Tegelen), cápe (Belfeld), kape (Maastricht), keep (Blerick, ... ), eertijds werd deze ook wel CABAN genoemd, maar dit woord is verdwenen  keep (Tegelen), Eertijds werd deze ook wel CABAN genoemd, maar dit woord is verdwenen  keep (Tegelen), informant is er niet zeker van  keep (Reuver), speciaal tegen regen  keep (Bergen), cape (eng.) met capuchon (fr.): keep met capuchon (Sittard), cape (eng.) met kap: keep met kap (Blerick), capeline (fr.): kapəlin (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ZND35,011b: [neen].  kapeline (Sint-Truiden), capemantel (<eng.): keepmangkel (Egchel), keepmankel (Egchel), capuchon (fr.): kapəšo͂ͅn (Eisden), kàppúsjòo͂ (Sint-Truiden), cloche (fr.): Van Dale (FN): cloche, manteau - wijdvallende mantel.  klosse (Rummen (WBD)), kloͅšj (Halen), ZND35,011b: [neen]. Van Dale (FN): cloche, manteau - wijdvallende mantel.  klos (Martenslinde), clochemantel (<fr.): ZND35,011b: Bij oude vrouwen wanneer ze ter kerke gaan. Van Dale (FN): cloche, manteau - wijdvallende mantel.  eine klosmantel (Grote-Brogel), dominie: [sic]  dominie (Oirlo), falie: falie (Hout-Blerick), fuik: foek (Sittard), [sic]  fōēk (Klimmen), ook hoek, huik. Kil. focke. [WNT: fuik (I), 4) Waarschijnlijk hetzelfde woord is fuik in den zin van kiel (kleedingstuk)]  foek (Valkenburg), halsneusdoek: Duidt op neusdoek maar het woordje neus heeft hier geene betekenis. ZND35,011b: Bij eenige oude moedertjes.  halsneuzek (Groot-Loon), holle mantel: ZND35,011b: Bij de rijken.  hole maantel (Borlo), huik: Van Dale: I. huik, 1. lange kapmantel zonder mouwen, voorheen zowel door mannen als door vrouwen gedragen.  hōēk (Klimmen, ... ), zie i.v. foek.  hoek (Valkenburg), huikmantel: Van Dale: I. huik, 1. lange kapmantel zonder mouwen, voorheen zowel door mannen als door vrouwen gedragen.  hoekmantjel (Swalmen), kap: kap (Opheers), ’n kap (Ottersum), ZND35,011b: Alleen nog bij eenige oude boerenmenschen.  inne kap (Hasselt), ZND35,011b: Bij oude menschen.  in kap (Sint-Lambrechts-Herk), kapjas: ka.pja.s (Halen), kapjas (Valkenburg), kapmantel: een kapmantel (Tessenderlo), ka,pma.ntəl (Opglabbeek), ka.pma.ntəl (Halen, ... ), ka.pma.ŋtəl (Lanklaar), ka.pmāntəl (Sint-Truiden), kabmantəl (Lommel), kaopmaontəl (Opglabbeek), kapma:ntəl (Wintershoven), kapmaansel (Middelaar), kapman`əl (Kwaadmechelen), kapmangkel (Tegelen), kapmanjtel (Haelen), kapmankel (Baarlo, ... ), kapmanktel (Waubach), kapmantel (Amstenrade, ... ), kapmantjel (Brunssum, ... ), kapmantəl (Achel, ... ), kapmāntel (Rummen (WBD)), kapmāntəl (Romershoven, ... ), kapmäntel (Mechelen-aan-de-Maas), kapmäntjel (Einighausen), kāpmantəl-kāpmantəls-kāpmeͅntəlkə (Neeroeteren), kápmantəl (Lommel), kápmántəl (Hechtel), nə kapmantəl (Genk), nə kapmāntəl (Sint-Truiden), ZND35,011b: [ja].  nə kapmantəl (Bilzen), ZND35,011b: [neen.]  ēͅinə kapmantəl (Bree), ZND35,011b: [neen].  eine kapmantel (Bree, ... ), enne kapmantel (Neeroeteren), eͅnə kapmāntəl (Diepenbeek), ine kapmantel (Ellikom), inne kapmantel (Stevoort), kapma-ntel (Wellen), kapmantel (Bocholt, ... ), kapmantəl (Houthalen), ne kapmantel (Sint-Lambrechts-Herk), nə kapmāntəl (Zonhoven), n’en kapmantel (Meldert), ənə kapmāntəl (Hamont), ənə kapmmantəl (Opoeteren), ’n kapmantel (Hasselt), ’ne kapmantel (Rotem), ZND35,011b: [neen]. Een andere informant voor Diepenbeek, die echter geen opgave meedeelt, noteert voor ZND35,011b: Hier en daar nog een enkel geval. Bij een zeer oud vrouwtje (slechts 1 op 7000 inwoners).  enne kapmāntel (Diepenbeek), ZND35,011b: [neen]. Een andere informant voor Zichen-Zussen-Bolder, die echter geen opgave meedeelt, noteert voor ZND35,011b: Bestaat niet meer. Heeft over 30 jaar wel bestaan.  kapmāntəl (Zichen-Zussen-Bolder), ZND35,011b: [neen]. NB: Wel een teruggestuurde lijst, maar geen opgaven voor P 186, P 188, P 192 (niet meer in gebruik), P 195 en P 214.  kapma͂ntel (Mettekoven), ZND35,011b: [neen]; Niet meer in gebruik.  ənə kapmāntəl (Lanaken), ZND35,011b: [niet meer].  kapmantel (Ulbeek), ZND35,011b: Bestaat in mijn woonplaats niet meer.  inne kapmaəntəl (Nieuwerkerken), ZND35,011b: Bestaat niet meer.  kapmantel (Reppel), ZND35,011b: Bestaat nog bij eenige oude luidjes.  ənə kapmaantel (Hamont), ZND35,011b: Bestaat nog bij oude vrouwen.  kapmantel (Heusden), ZND35,011b: Bestaat nog veel.  een kapmantel (Oostham), ZND35,011b: Bij bejaarde vrouwen.  kapmantel (Heusden), ZND35,011b: Bij de oude vrouwen.  ne kapmantel (Heppen), ’n kapmantel (Kaulille), ZND35,011b: Bij drie à vier vrouwen van onze gemeente nog. Zij zijn zeer oud.  ijne kapmantel (Neeroeteren), ZND35,011b: Bij heel oude boerenvrouwtjes.  eine kapmantel (Opoeteren), ZND35,011b: Bij oude menschen.  een kapmantel (Meeuwen), ZND35,011b: Bij oude vrouwen (boeren).  nə kapmantəl (Beverlo), ZND35,011b: Bij oude vrouwen.  eine kapmantel (Bocholt), ne kapmantel (Linkhout), ZND35,011b: Bij oude vrouwmenschen.  kapmaantel (Neerpelt), ZND35,011b: Bij oude vrouwspersonen.  é nə kapmantəl (Eisden), ZND35,011b: Bij vrouwen van boven de 60 jaar.  ne kapmantel (Koersel), ZND35,011b: Dit bestaat niet meer.  ene kapmantel (Peer), ZND35,011b: Dit gebruik bestaat hier nog bij oude vrouwen.  kapmantel (Tessenderlo), ZND35,011b: Dit is van over een 40 jaren uit de mode. NB: Wel een teruggestuurde lijst, maar geen opgaven voor Q 010 en Q 012.  ene kapmantel (Mechelen-aan-de-Maas), ZND35,011b: Enkel nog bij eenige bejaarde boerenvrouwtjes.  kapmantel (Paal), ZND35,011b: Enkele oudjes dragen dit nog.  ’n kapmantel (Bilzen), ZND35,011b: Gebruik nu verdwenen.  ejnə kapmantəl (Opglabbeek), ZND35,011b: Gedragen door oude personen.  ’ne kapmaantel (Achel), ZND35,011b: Het is heel zeldzaam meer in Neeroeteren. Vroeger (over 40 à 50 jaren) droegen alle getrouwde vrouwen zulk een kapmantel.  ein kapmantel (Neeroeteren), ZND35,011b: Het verdwijnt meer en meer en wordt nog gedragen door een of ander oude jonge dochter.  kapmantel (Kuringen), ZND35,011b: Meestal bij de oudste inwoners nog; doch meer en meer afwijking van de traditie.  ne kapmantel (Peer), ZND35,011b: n Tiental oude vrouwkens uit den minderen stand.  ne kapmantel (Beverlo), ZND35,011b: Nog enkele bij heel oude vrouwtjes (maar verdwijnen).  kapmantel (Stokrooie), ZND35,011b: Nu niet meer. Over een drietal jaren nog een paar oude boerinnen.  ’n kapmantel (Kaulille), ZND35,011b: Oude lieden.  kapmantel (Overpelt), ZND35,011b: Oude menschen.  een kapmantel (Lommel), kapmantel (Hechtel), ZND35,011b: Oude, meestal boerenvrouwen.  ’n kapmantel (Paal), ZND35,011b: Vroeger in gebruik, nu niet meer te zien in de gemeente.  nɛ kapmantel (Lommel), ZND35,011b: Zeer zeldzaam bij heel oude vrouwen.  kapmantel (Helchteren), ZND35,011b: Zeer zeldzaam. Nog bij zeer ouderwetsche vrouwen.  kapmantel (Opitter), kapmanteltje: kapmentelke (Neerpelt), kapoel: [sic]  kapool (Chèvremont), kapoets: kaboets (Bleijerheide, ... ), kaproen: [sic]; Van Dale: kaproen, 1. (oudt.) muts, kap met een op de schouders afhangend deel, dikwijls in onderscheidende kleuren.  kaproi (Eksel), keizermantel: keizermantel (Hoensbroek), kerkmantel: ZND35,011b: Oude vrouwen (niet veel gebruikt).  kerkmantəl (Linde), klokkenkast: ZND35,011b: [neen].  ein klokkekast (Opoeteren, ... ), lakenkapmantel: ZND35,011b: Bij oude vrouwen.  nə lakekapmantel (Paal), lakenmantel: ZND35,011b: Bij oude vrouwen.  nə lakemantel (Paal), ZND35,011b: De laatste werd gedragen in 1920 door bemiddelde personen.  ənə lākə mantəl (Herk-de-Stad), mantel: inne mantel (Spalbeek), mankel (Sevenum), manktel (Kerkrade), mantel (Mal, ... ), mantjel (Susteren), mantəl (Boekt/Heikant, ... ), mantille  manteͅl (Borlo), ZND35,011b: Ik herinner me er ooit zoo één gezien te hebben, gedragen door een oud vrouwke. t Gebruik is uiterst zeldzaam tegenwoordig.  ma:ntəl (Heers), mantel met capuchon (fr.): manjtel met capuchon (Schinveld), mantel met een muts: mantəl med ən møtš (Teuven), mantelet (fr.): Van Dale (FN): mantelet, (vrouwen)kapmanteltje.  mantjelet (Tungelroy), mantille (fr.): mantil (Zichen-Zussen-Bolder), mantəli (Diepenbeek), məntili (Eisden), Fr. Mantelet, mantille, manteline.  mantielie (Maastricht), Van Dale (FN): mantille [maatij], (vrouwen)manteltje  mantī (Hasselt), Van Dale (FN): mantille, mantilla, mantille: hoofddoek. Van Dale: mantille (Fr.) 1. (hist.) hoofddoek met lange punten die voor de borst of op de rug samengeknoopt werden; - 2. korte vrouwenmantel zonder mouwen, van enigszins kostbare zwarte stof.  mantilə (Tongeren), Vroeger, wordt nu niet meer gedragen.  mantelie (Blerick), mantilletje (<fr.): Alleen verkl. Vero.  mantielke (Roermond), oudertijdse kapmantel: oͅwərtetšə kapmantəl (Teuven), pelerine (<fr.): pelderien (Borgharen, ... ), peldrīēn (Swalmen), pelerien (Thorn), pelleriem (Nuth/Aalbeek), pellerien (Blerick, ... ), pellerin (Hasselt, ... ), peləren (Hasselt, ... ), prelien (Jabeek), ZND35,011b: [neen].  pelderinne (Veldwezelt), pellerinne (Hasselt), pɛlərin (Heers), ZND35,011b: [neen]. NB: Wel een teruggestuurde lijst, maar geen opgaven voor Q 158 en Q 168a.  pellerin (Tongeren), ZND35,011b: [neen]. Nooit anders gekend dan kapmantel.  pelerin ? (Hasselt), ZND35,011b: Bij bejaarde vrouwenpersonen.  pelerini (Maaseik), ZND35,011b: Bij kinderen.  pelderin (Neeroeteren), ZND35,011b: Bij sommige kinderen als regenmantel.  parelien (Jeuk), pelerinetje (<fr.): ZND35,011b: Oude menschen.  een pellerine’en (Lommel), schoudermantel: ZND35,011b: Bestaat nog bij eenige oude luidjes.  schouwermaantel (Hamont), wijde, losse mantel: wiĕj-je losse mantel (Klimmen) caban || caban: caban || caban: schoudermantel met kap || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || een kapmantel (ruime vrouwenmantel die meestal gedragen werd om naar de kerk te gaan) [ZND 35 (1941)] || fuik || huik, vrouwenmantel || jak; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kapmantel || kapmantel, grote zwarte ~, zeer ruime aan de hals gerimpelde cape die tot de voeten reikt en voorzien is van een grote muts [mantielie] [N 25 (1964)] || mantille || schoudermantel met kap || schoudermantel om tegen regen te beschutten || schoudermantel, lange ~ zonder mouwen maar met een kap [kapmantel, kabang, kaban, foek, hoek, schommantel] [N 23 (1964)] || vrouwenmantel met grote kap III-1-3
kapmes hakmes: hakmɛs (Meijel), hakmɛts (Gulpen), kapmes: kapmɛs (Diepenbeek, ... ), kapmɛts (Buchten, ... ) Mes dat wordt gebruikt voor het uithakken van oude stopverf uit sponningen. [N 67, 54d] II-9
kapoets kapoets: kaabòts (Tungelroy), kaboets (Bleijerheide), kabuts (Eisden), kabótsj (Sittard), kapoets (Oirlo), kappoetsj (Munstergeleen), kapótsj (Sittard), klapoetsj (Hoensbroek), betekenis: een wollen om `t hoofd sluitende muts, met haak en oog onder de kin vastgemaakt  kapoetsj (Schinveld), betekenis: grote zwarte muts, gedragen door oude vrouwen  kapoetsj (Jabeek), betekenis: muts van de kaboing, zie mantel postbode  kapoets (Amstenrade), betekenis: muts vast aan mantel (als moderne jack)  kapoets (Hoensbroek), betekenis: wollen muts over heel hoofd en met luifel op schouders  kapôtsj (Einighausen), betekenis: zwarte meisjesmuts  kapoetsj (Oirsbeek), Caban.  keboetsj (Klimmen), eigen spellingsysteem Muts met kant die werd omgedaan bij het uitgaan naar feest e.d.  kapōētsj (Jabeek), Kaabouw (muts aan jas).  kaapoets (Mechelen), Puntmuts, ook wel kapuchon genoemd.  kaboets (Kerkrade), Wollen muts voor kinderen en kapuchon.  kapoetsch (Heerlen), kapoetsje: Soort spotnaam, affectief woord voor verschillende soorten hoofddeksels.  kaputškə (Teuven), koets: misprijzend  koetsj (Sittard) kapoets, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || kapoets, ouderwetse vrouwenmuts || kapoets, wollen muts (meestal gedragen door oudere vrouwen) || kapothoed, kapoets, ouderwetse vrouwenmuts || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [kapoets] [N 26 (1964)] III-1-3
kapothoedje capuce (fr.): betekenis: oude vrouwenhoed  kəpys (Sint-Truiden), heel klein hoedje: ein hiel klein heudje (Blerick), kapoets: betekenis: zwart, oud vrouwenhoedje  kapoets (Roermond), kapot (<fr.): betekenis: wollen damesmutsje  kepot (Herten (bij Roermond)), kapothoed (<fr.): kapodhoud mit liure (linten) (Sittard), kapothoedje: kǝpǫthutjǝ (Meijel), kapothoedje (<fr.): kapotheudje (Blerick), kapotheudsje (Maastricht), kapothoedje (Weert), kepot-huŭtje (Oirlo), kepotheudje (Maasbracht, ... ), kepothoedje (Hout-Blerick), kepothoetje (Meijel), kepothudje (Venlo), kepóthoetje (Meijel), betekenis: chique hoed voor dames, werd met linten gebonden met bloemen erop  kepothoedje (Amstenrade), betekenis: ein hoedje met linten  kepothudje (Venlo), betekenis: hoedje boven op hoofd met twee linten  kepotheudje (Hoensbroek), betekenis: hoedje zonder rand  kəpoͅthytšə (Hoeselt), betekenis: klein hoedje  kepothoedje (Weert), betekenis: met linten onder de kin gestrikt en vlak voor de haarwrong geplaatst  kepothudje (Panningen), betekenis: ouderwets hoedje met veertje  kepotheudje (Nunhem), betekenis: strak mutsje met hoog opstaande, brede rand rond het gezicht  kepothoedje (Ittervoort), Hoedje met lint onder de kin  kapotheudsje (Mheer), Hoedje van oude vrouw.  kapotheudsje (Maastricht), Klein hoedje met strikken onder de kin.  kapotheudje (Klimmen), Kleine versierde muts (met tule of veren) onder kin gebonden met zijden lint.  kapokheudje (Heerlen), voor dames  kapothuidje (Sittard), WLD  kapothutje (Eys), zie 039c.  kaapothêûtjes (Mechelen), zie afb. 039c.  kepötheudje (Klimmen), Zie ook afb. p. 144.  kapothudsje (Kerkrade), Zwart met banden voor oude vrouwen.  kapothötsje (Bleijerheide), kapotje (<fr.): kapoo.teke (Zonhoven, ... ), kapputsche (Valkenburg), kepoitsje (Hasselt), kepótsje (Zonhoven), afbeelding 39c  kepotje (Hoensbroek), betekenis: condoom  kapoͅtšə (Stokkem), betekenis: dameshoed  kəpoͅtšə (Hasselt), betekenis: klein hoedje met linten en veer  kapotje (Neeritter), Een nauw om het hoofd sluitend hoedje.  keputsje (Eijsden), Grote kap, vast aan de jas.  kapoͅtəkə (Leopoldsburg), Kaputje: baskien, maar langer.  kapətšə (Neerharen), kledingstuk  kəpətjə (Boorsem), Kleine [k\\rnt] of het geraamte ervan.  kəpotəkə (Paal), Oude vrouwenhoedje.  kapütsje (Maastricht), Smal soldatenmutsje.  kəpoͅtšə (Tongeren), Zie afb. 39c.  kĕpûtsche (Schimmert), Zwart, met twee linten onder de kin.  kəpoͅtšə (Tongeren), kapotmuts (<fr.): kepotmutsj (Hoensbroek), zwart kapothoedje (<fr.): Zwart rond met kantfluweel zijde strik onder de kin...; Gedragen door de boerin; Kerk enz.; Het kapothoedje kwam in de mode na de toer!  zwarte kapothoedje (Meijel) 2. soort dameshoedje || dameshoed (niet rond) [N 23 (1964)] || kapot(je): kapothoedje || kapothoedje || kapotje, kapothoedje: dameshoedje, aan de voorkant wat hoger, van fluweel of zijde, met lint onder de kin || kepothoedje, kaputje, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || muts, strakke ~, in de betekenis van soort muts; betekenis/uitspraak [kapothoedje] [N 26 (1964)] || soort muts [kapothoedje] || Welke mutsen maakte u? [N 61 (1973)] || Zwarte vrouwenmuts met een kanten rand en een fluwelen of zijden strik onder de kin. Het kapothoedje kwam in de mode na de toer. [N 61, 2a C] II-7, III-1-3
kapotjas kapot (<fr.): kapot (Eksel, ... ), kapoͅt (Meeswijk), kapoͅt}, [kapoͅ (Niel-bij-St.-Truiden), kaput (Kanne), &gt;&lt; kapòt: stuk.  kapót (Sint-Truiden), [Cfr. kapotjas].  kapoͅt (Lommel), dikke lange jas of mantel met hoge kraag vooral gedragen door soldaten, rijkswacht enz....  kəpoͅt (Kwaadmechelen), dikke lange soldatenjas  kəpot (Millen), dikke overjas (militair)  kapoͅt (Zelem), dikke winterjas met tailleband, soms in de plooi een slipje. Achteraan 2 koperen knopen.  kəpoͅt (Borlo), Et. Fr. capote.  kappòt, këpòt (Tongeren), lange jas, meestal voor soldaten  kəpoͅt (Herk-de-Stad), lange legerjas  kapot (Lommel), lange soldatenjas  kepoͅt (Vliermaal), militaire jas  kapot (Borgloon), oldaten overjas  kapoͅt (Ketsingen), soldatenjas  ka.poͅt (Kermt), kapoͅt (Hoepertingen), kəpōət (Rotem), kəpoͅt (Hasselt), soldatenmantel  kapôt (Leopoldsburg), soldatenoverjas  kəpoͅt (Velm), waren voornamelijk de lange mantel die de soldaten droegen  kapot (Beverlo), zware overjas zoals soldaten vroeger droegen  kəpoͅt (Linkhout), kapotjas (<fr.): ka.poͅtja.s (Halen), kapotjas (Belfeld, ... ), kapoͅt+jas (Lommel), kapoͅtjas (Lommel), kepotjas (Meijel), kəpōtja.s (Halen), #NAME?  kapotjas (Bree, ... ), = ouderwetse jas gedragen 1 a 2 handbreedte boven de knie, zonder slip  kepotjas (Klimmen), betekenis onbekend  kapoͅtjas (Boorsem), dikke legerjas  kapoͅtjas (Mechelen-aan-de-Maas), dikke zware soldatenjas  kapotjas (Neerpelt), getailleerd bovenlijf, onderrand uitlopend  kapotjas (Maastricht), halflange militairenjas  <kapotjas> (Heerlen), jas met aangeknipte lange schoot, militair. werd in de winter wel gedragen  kapotjas (Neeritter), jas van het leger  kapōwtjas (Hamont), jas voor soldaten, rijkswachters etc.  kapotjas (Riksingen), korte dikke jas  kəpoͅtjas (Bree), korte jas met sjaalkraag  kapotjas (Schimmert), lange jas, achter in veel plooien gevouwen  kapotjas (Hoensbroek), lange soldatenjas met vele knopen  kapŏtjas (Boekt/Heikant), lange soldatenmantel  kapotjas (Tongeren), lange soldatenoverjas  kapotjas (Maastricht), legerjas  kəpoͅtjas (Diepenbeek, ... ), legeroverjas, zware overjas  kapoͅtjas (Opheers), meer lage kamerjas  kapotjas (Mheer), militaire jas  kapotjas (Weert), min of meer spottend woord voor `n soort dikke jas  kapotjas (Stevensweert), nauwsluitende jas gedragen door soldaten  kapotjas (Oirsbeek), oude korte militair jassen  kapotjas (Maastricht), overjas die nauw sluit om bovenlijf en wijd wordt vanaf de heupen  kapotjas (Brunssum), overjas voor soldaten  kəpoͅtjas (Hoeselt), overjas voor soldaten of damesmantel met houten stokjes als knopen  kəpotja.s (Stokkem), ruitersjas  kapotjas (Val-Meer), ruitersjas}  kapotjas (Zichen-Zussen-Bolder), soldaten overjas  kapotjas (Swalmen), soldaten- of tolbeambtenmantel  kapoͅtjas (Mechelen-aan-de-Maas), soldatenjas  ka.potja.s (Opglabbeek), ka.pŏtja.s (Maaseik), kapotjas (Rummen (WBD), ... ), kapo̞tjas (Paal), kəpotja.s (Ophoven), kəpoͅtjas (Eigenbilzen), soldatenjas; nooit van een burgerpak  kapotjas (Thorn), soldatenoverjas  kø͂poͅtjḁs (Borgloon), kəpoͅtjas (Rosmeer), stoffen mantel over de schouders geslagen zonder mouwen  kapojas (Neerharen), tenue-jas  kapotjas (Geulle), Voor soldaten  kepotjas (Lummen), waren voornamelijk de lange mantel die de soldaten droegen  kapotjas (Beverlo), zware soldaten overjas,  kəpoͅtja.s (Lanklaar) capote: laken mantel, inz. voor soldaten || kapot || kapotjas || kapotjas, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || kapotjas: lange soldatenoverjas || lange soldatenjas || overjas van soldaten || overjas, soldatenjas III-1-3
kapper kapper: kapǝr (Tessenderlo), kliever: klivǝr (Tessenderlo), klīvǝr (Loksbergen), klover: klǫwvǝr (Loksbergen), opkapper: ǫpkapǝr (Sevenum) De persoon die met behulp van de kliefwerktuigen stukken klieft uit de afgezaagde stukken boomstam en die vervolgens met behulp van bijl, dissel en paalmes de grove vorm van een klomp geeft. [N 97, 52] II-12
kapper, maat van 0,2 liter anker: anker (Sittard), dook: (dat is het dubbele van een drupke).  djauk (Jeuk), een dubbele: ənə dobbələ (Maastricht), glaasje (bier): glaasje bier (Heythuysen), kaar: inhoud, maat van ± 25 kg.  kaar (Herten (bij Roermond)), kaffer: kaffer (Bree), kapper: kapper (Diepenbeek, ... ), kapər (Houthalen), (bier).  kapper (Ophoven), kàpper (As), (vloeistof).  kapper (Beesel, ... ), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  kapper (Klimmen), vloeistof.  kapər (Meeuwen), kappertje: ei kappertje (Neeritter), kappertje (Ell), (vloeistof).  kappərtjə (Kapel-in-t-Zand), Verkleinwoord van: kapper. (ook: klein glas, al dan niet op voet, met als inhoud een kwart liter).  kepperke (As, ... ), schopje: ei sjöpke beer (Neeritter), sjöpke (Neeritter), tas: (vloeistof).  tas (Vlodrop), twee maatjes: 2 mûtjes (Melick), voor vloeistoffen.  twee mèùtjəs (Urmond) de maat die een inhoud aangeeft van 0,2 liter [kapper] [N 91 (1982)] || half glas || half glas bier || inhoudsmaat || maatglas (25 cl.) III-4-4
kaproen kaproen: kaprāən (Brustem), kapruin (Oirlo), ?  kaproen (Maastricht), betekenis: bijenloer  kəprōn (Diepenbeek), betekenis: hoed bij het dansen gebruikt  kaprun (Eigenbilzen), betekenis: hoed door de mannen gedragen om bijen te vangen  kaprø͂ͅun (Hoeselt), betekenis: hoofdbedekking voor imker  keprôên (Eksel), betekenis: in bijenteelt ter bescherming gedragen bij het nakijken in bijenkasten, tegen de bijensteken  kaprø(wə)n (Spalbeek), betekenis: kruinmutsje voor priesters  kaprøͅyn (Eisden), betekenis: mica-muts gedragen bij de vangst van bijen  kaprön (Rosmeer), betekenis: muts voor iemand die geen haar meer heeft  keprèn (Rummen (WBD)), betekenis: net om bijenkorven leeg te maken  ka.prŭ.ən (Opheers), betekenis: om bijen te vangen, voor gezicht  kaprown (Opheers), betekenis: om te beschermen tegen de bijen, vanvoor voorzien van ? en dicht tot aan de hals  kaprøͅn (Borlo), betekenis: ter bescherming tegen de bijen  kəproͅən (Kermt), betekenis: voor imker  kəpraun (Genk), cfr. 030a  kaprøͅn (Kwaadmechelen), Cfr. 062a.  kaprɛ:n (Paal), Een kaalhoofd gebruikte dit vel met haar op.  kaprøͅyn (Beverlo), hoed van een imker die het gezicht beschermt  kəprøən (Hasselt), Hoofdbedekking van de imker bij het verzorgen van de bijen.  kəprau.n (Tongeren), Kap voor bijenkwekers.  kaprawn (Tongeren), Metalen beschermhoed van bijenboeren.  kapraun (Ketsingen), Om bijen te vangen.  kapron (Zolder), Om zwermen bijen af te nemen van een plaats buiten de korf wanneer ze hun korf verlaten hadden om de bijenkoningin te volgen en elders honing te produceren.  kaproͅun (Riksingen), Opgezet om bijen te vangen.  kaprōͅn (Borgloon), Pruik.  kaprø̄n (Beverlo) kapruin, in de betekenis van hoofddeksel; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] III-1-3
kapschoen bouwschoen: bǫwšǫŋ (Zie mijnen  [(Domaniale)]  [Eisden]), bouwslob: bǫwšlup (Zie mijnen  [(Maurits)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), drescherkistje: drɛšǝrkesjǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), kapschoen: kapschoen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), kapšoǝn (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Domaniale]), kapšōn (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Laura, Julia]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), kapšǫŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Willem-Sophia]  [Julia]  [Domaniale]), kistje: kesjǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Eisden]  [Domaniale]), olifantspoot: olǝfantspoǝt (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zwartberg, Waterschei]), patte: pat (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Domaniale]), schoen: šōn (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), slob: šlu.p (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), šlup (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Los metalen verbindingselement tussen kap en stijl bij jukondersteuningen. Wat betreft het woordtype "Drescherkistje", deze term werd volgens een invuller uit Q 121 gebruikt voor een stuk ijzeren I-balk met breed profiel dat diende als verbinding tussen stijl en kap bij ijzeren betimmeringen. Het dankte zijn naam aan de uitvinder, de mijnwerker Drescher. Een respondent uit Q 121c voegt daar nog aan toe dat het een patent was van de Domaniale mijnmaatschappij. [N 95, 350; monogr.] II-5