e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
karbakmaker gast: gast (Tessenderlo), gezel: gǝzɛl (Eygelshoven), jǝzɛl (Eygelshoven), knecht: knɛxt (Echt) Knecht van de wagenmaker die belast is met het bouwen van de bak van karren en wagens. Een aparte knecht voor het maken van de bak was maar in weinig bedrijven gebruikelijk. Meestal was de wagenmaker zelf verantwoordelijk voor het vervaardigen van de gehele kar of wagen. [N G, 1c] II-12
karbonade filet: filet (Gronsveld), kotelet zonder knook  feͅ.lɛ (Beek (bij Bree)), fricandeau: fricandeau (Baarlo), harst: dən hást (Nieuwerkerken), hastə (Buvingen, ... ), hā.s (Sint-Lambrechts-Herk), hā.st (Wijer), hā.stə (Boekhout, ... ), hā̝.st (Kozen), hást (Duras, ... ), hástə (Kerkom, ... ), nənást (Gingelom), harstje: askəs (Binderveld), hā.skəs (Wimmertingen), hoogrug: ūəx˂røͅk (Lanklaar), karb: kərb (Bree), karbonaadje: kɛrbənēͅršəs (Veldwezelt), karbonade: eigenlijk op kolen geroosterd varkensvlees, varkensgebraad  kermenaat (Valkenburg), kleinvlees: kleͅinvlēə.s (Vliermaal), koevlees: kō.vlēͅ.š (Sint-Martens-Voeren), ripje: ripkes (Oost-Maarland), rugstaak: rōͅkstōͅk (Heers), rugstuk: røͅxstøͅk (Wimmertingen), røͅxstøͅkə (Alken, ... ), strang: stra.ŋk (Sluizen), varkenskarbonade: veͅrəkəskeͅrmənōͅi̯ (Neerpelt), vɛrəkəskrabəna͂jə (Zonhoven), varkenskotelet: vĕrkəs-kŏrtəlèt (Pey), vɛrkəskortəleͅt (Meeswijk, ... ), vɛrkəskotəleͅt (Meeswijk), vɛrkəskoͅ.rtə’leͅt (Tongeren), vɛrkəskoͅrtəleͅtə (Meeswijk), varkenslapje: veͅrkəsleͅpkəs (Hasselt), varkensrib: fɛrkənsrøb (Eynatten), varkensrib (Beringen), verkesrib (Berg, ... ), verkesrub (Beringe), verkesrup (Maasbracht), vēͅrkəsr.yp (Meeswijk), vɛrkəsreͅb (Bocholt), vɛrkəsryp (Kinrooi), vɛ̞̄rkəsrøp (Kanne), varkensribje: verkesribke (Gerdingen), verkesrubke (Kessenich), veͅrkəsrebəkəs (Hechtel), veͅrəkəsrebskə (Sint-Truiden) carbonade || Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)], [Goossens 1c (1955b)], [ZND 49 (1958)] || karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kardinaal kardinaal (<fr.): `ne kardinaal (Klimmen), eine kardinaal (Klimmen), enne kardenaal (Klimmen, ... ), enne kardinaal (Eys), inge kardinaal (Bocholtz), inne kardinaal (Nieuwenhagen, ... ), inne kardināāl (Nieuwenhagen), kardenaal (Geistingen, ... ), kardenoal (Sint-Truiden), kardinaal (Baarlo, ... ), kardinael (Maasbree), kardinaol (Achel), kardināl (Meijel), kardinoal (Heers, ... ), kardënôol (Hoeselt), kardənoͅuəl (Lommel), kardənóól (Loksbergen), ne kardinaôl (Tongeren), ne kardinoal (Eigenbilzen), ne kárdenaol (Tongeren), nne kardinaal (Gulpen), unne kardinaal (Meerssen), ənə kardināl (Montzen) Een kardinaal. [N 96D (1989)] III-3-3
kardinaalsmuts heggenroos: eigen spelling  higgeroos (Vlodrop), kardinaalshoed: WLD  kardinaalshood (Brunssum), kardinaalsmuts: kardinaalmutsj (Vijlen), kardinaalsmuts (Wijlre), -  kardinaalsmuts (Venray), geen aparte naam  kardinaalsmuts (Berg-en-Terblijt), WLD  kardinaalsmûts (Beesel), kârdenāalsmŭts (Schimmert), zelfde uitspraak  kardinaalsmuts (Echt/Gebroek), kruidhout: kroethout (Schimmert), idiosyncr.  kroedhout (Thorn), kruisbiezelaar: kruisbiezelaar (Jeuk), kruisjeshout: kruiskenshout (Jeuk), papelmuts: papelmuts (Eys), papenhoed: idiosyncr.  papenhoed (Sittard), papenmuts: eigen spellingsysteem  paapemöts (Ell), papenmutsje: -  ɛpu.pə ɛmotskəs (Diepenbeek), pastoorsboom: pastoorsboom (Jeuk), patershoed: WLD  paters hood (Montfort), pinhout: evoinymus europaea  ’penoͅu̯t (Meeswijk), pinnetjeshout: pinnekenshout (Jeuk) kardinaalsmuts [DC 60a (1985)] || Kardinaalsmuts (euonymus europaeus). Tot 5 à 6 m hoge struik; de takken zijn merendeels wat kantig; de bladeren zijn tegenoverstaand, eivormig, en fijngezaagd; de bloemen zijn 4-tallig, kort gesteeld en groenachtig geel van kleur. De vruchten hebben stomp [N 92 (1982)] III-4-3
karekiet grote karekiet: groete karekiet (Eksel, ... ), grote karekiet (Neerpelt), grote rietmus: grote rietmus (Overpelt), karekiet: (grūtə/kleͅi̯nə) karəkit (Maaseik), kaarekiet (Grathem, ... ), karekeͅi̯t (Hasselt), karekiet (Eksel, ... ), karkiet (Houthem, ... ), karrekiet (Brunssum, ... ), karrəkīēt (Brunssum), karəkit (Hamont, ... ), doorgaans Frings, soms eigen spelling  karəkit (Kwaadmechelen), eigen spelling; omgespeld  karkit (Roosteren), Frings  karəkit (Diepenbeek), IPA, omgesp.  karəkīt (Rekem), ook: koënkaet  karrekiēt (Bilzen), vdBerg; omgesp.  karəkit (Sint-Truiden, ... ), kərkīət (Wellen), kleine karekiet: kleine karekiet (Neerpelt, ... ), klenne karekiet (Eksel), kleine rietmus: klein rietmus (Overpelt), ovendekkertje: ōvərdeͅkərkən (Achel), rietkeit: Frings  rītkɛ̄t (Beverst), rietklijster: reetkliester (Weert), reetklīēster (Weert), rietlijster: reetliester (Nederweert), acrocephalus arundinaeceus  riētliester (Castenray, ... ), rietmus: reetmösj (Meers, ... ), rytmøͅs (Tongeren), naast: reetvink  reetmös (Nederweert), rietmusje: Frings, omgesp.  ritmøskə (Lommel), rietvink: reetvink (Baexem, ... ), rētveŋk (Beringe, ... ), rietvèngk (Zonhoven, ... ), rītveŋk (Meijel), rietvogel: reetvogel (Maastricht), reetvoogel (Maastricht), rietzanger: reetzenger (Maastricht, ... ), reetzänger (Maastricht), waterkaats: waaterkaatsj (Sittard), waterkaatsj (Sittard) grote karekiet || karekiet || karekiet (12,5 / 19 alleen in riet waaraan ze hun diep nest ophangen; grote soort alleen in grote rietvelden; harde zang [orre-orre-orre-iet-iet-iet]; kleine soort komt vaker voor maar valt niet op door zachtere zang [N 09 (1961)] || karekiet, grote — || karekiet, kleine — III-4-1
karhoepelwals bandenmachine: be̜ŋmašin (Spekholzerheide), bandenwals: bɛnjwals (Helden, ... ), bɛ̄ntwals (Oostrum), buigmachine: bȳǝxmǝšīn (Meerlo, ... ), bø̄xmašiŋ (Heerlen, ... ), bø̜jxmašin (Klimmen), bø̜jxmǝš ̇in (Herten), bø̜jxmǝšin (Neeritter, ... ), centermachine: sɛntǝrmǝšīn (Bilzen), cirkelmachine: serkǝlmǝšīn (Bilzen), draaimachine: dręjmǝšen (Bevingen), drɛjmǝšen (Jeuk), hoepelwals: hupǝlwals (Heijen, ... ), plooibank: plǫjbank (Bilzen), plooiijzer: ploǝjīzǝr (Reuver), plooimachine: pluwǝjmašen (Tessenderlo), plōjmǝšin (Diepenbeek  [(werd met de hand aangedreven)]  ), repenplooimachine: rɛ̄jpǝplūjmašin (Zutendaal), repenwals: rēpǝwals (Simpelveld), rolbank: rǫlbank (Loksbergen), rondmachine: rønmǝšin (Maastricht), wals: wals (Bevingen, ... ) Werktuig om wielbanden rond te buigen. Het bestaat doorgaans uit een onderstel waarop drie walsrollen zijn aangebracht. Twee rollen liggen naast elkaar, de derde is in het midden boven de twee onderste bevestigd en kan in de hoogte worden versteld. Tijdens het buigen wordt de wielband tussen de onderste en de bovenste rollen heen geleid, waarbij door het verticaal verstellen van de bovenste rol de kromte van de band kan worden geregeld. De walsrollen worden door middel van tandraderen in beweging gebracht. Zie ook afb. 211. Om de uiteinden van een wielband met elkaar te verbinden, worden deze eerst in een splits uitgesmeed en vervolgens kort verhit, opgestuikt en met hamerslagen aan elkaar gesmeed. Zie ook het lemma ɛeen splits uitsmedenɛ.' [N 33, 217; N 33, 218] II-11
karkas karkas: karkas (Meijel, ... ) Koper- of ijzerdraad omwonden met zijde of garen in het geplooide voorstuk van de muts. Zie afb. 83. [N 61, 20d] II-7
karlaken bâche (fr.): baš (Godschei), deken: dękǝ (Beverst), karlaken: karlā.kǝ (As, ... ), kā.rlǭ.kǝ (Genk, ... ), kē̜rlā.kǝ (Houthalen), kē̜rlǭ.kǝ (Diepenbeek), oud laken: ā.t lǭ.kǝ (Zonhoven), rijzeldeken: rī.zǝldī.ǝkǝ (Niel-bij-As) De lap stof, vaak aaneengenaaide zakken of een oud beddelaken, die onder in de oogstkar wordt gelegd om uit de aren vallende graankorrels op te vangen. Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). [JG 1a] I-4
karnemelk botermelk: bau̯tǝrmęlǝk (Duras), bau̯tǝrmɛlk (Sint-Truiden), bo.tjǝrme.lǝk ('S-Herenelderen), bo.tjǝrmę.lǝk (Berg, ... ), bo.tǝrme.lǝk (Tongeren), bo.tǝrmę.lǝk (Diets-Heur, ... ), boi̯.tjǝrmę.lǝk (Membruggen), boi̯.tǝrmę.lǝk (Berbroek, ... ), boi̯.tǝrmī.lǝk (Eupen), boi̯tǝrmelǝk (Buvingen, ... ), boi̯tǝrmelǝq (Borlo, ... ), boi̯tǝrmø̄lǝq (Sint-Lambrechts-Herk), boi̯tǝrmē.lǝk (Alken, ... ), boi̯tǝrmē.lǝq (Diepenbeek, ... ), boi̯tǝrmē.ǝlǝk (Beverst), boi̯tǝrmę.lǝk (Grote-Spouwen, ... ), boi̯tǝrmęi̯lk (Rutten), boi̯tǝrmɛlk (Riksingen), botermelk (Baarlo, ... ), botjǝrme.lǝk (Rutten), botjǝrmę.lǝk (Achel, ... ), botjǝrmęlǝk (Aalst, ... ), bottermĕlk (Gulpen), botǝrmelex (Bocholtz), botǝrmelk (Beegden, ... ), botǝrmelǝk (Kerkrade, ... ), botǝrmølk (Belfeld, ... ), botǝrmølǝk (Echt), botǝrmø̜lǝk (Meijel), botǝrmē.lǝq (Munsterbilzen), botǝrmēlk (Gelinden), botǝrmēlǝk (Riksingen), botǝrmēlǝž (Vaals), botǝrmē̜lǝq (Gronsveld), botǝrmę.lq (Horst), botǝrmę.lǝk (Alken, ... ), botǝrmęliš (Vaals), botǝrmęlk (Beesel, ... ), botǝrmęlq (Grubbenvorst, ... ), botǝrmęlǝk (Alt-Hoeselt, ... ), botǝrmęlǝq (Beringe, ... ), botǝrmī.lǝk (Henri-Chapelle), botǝrmɛlk (Baarlo, ... ), botǝrmɛlǝk (Amstenrade, ... ), botǝrmɛ̄lk (Arcen, ... ), bou̯tǝrmilǝq (Vorsen), bou̯tǝrmęlǝk (Duras, ... ), bou̯tǝrmɛlk (Sint-Truiden), bou̯tǝrmɛlǝk (Binderveld, ... ), bou̯ǝtjǝrmɛlǝk (Lommel), boǝ.tǝrmę.lǝk (Wijchmaal), boǝtǝrmelǝk (Margraten, ... ), boǝtǝrmø̜lǝk (Lommel), boǝtǝrmęi̯lk (Nuth), boǝtǝrmęlk (Kleine-Brogel, ... ), boǝtǝrmɛlk (Kuttekoven, ... ), boǝtǝrmɛlǝk (Beverst, ... ), bu.tǝrmē̜.lǝk (Millen), bui̯.tǝrmę.lǝk (Hees), bui̯tǝrmę.lǝk (Meeuwen, ... ), bui̯ǝ.tǝrmę.lǝk (Bree, ... ), butǝrmelk (Hoensbroek, ... ), butǝrmęlǝk (Rutten), butǝrmęlǝq (Beesel, ... ), butǝrmɛlk (Bocholt, ... ), butǝrmɛlǝk (Lauw, ... ), buǝ.tǝrmę.lǝk (Mopertingen, ... ), buǝtǝrmelk (Roermond), buǝtǝrmølk (Oirsbeek), buǝtǝrmē̜lǝq (Eijsden), buǝtǝrmęlk (Opoeteren, ... ), buǝtǝrmɛlk (Genk), buǝtǝrmɛlǝk (Altweert, ... ), bu̯otǝrmęlk (Vroenhoven), bu̯otǝrmɛlǝk (Zichen-Zussen-Bolder), bu̯ø.tǝrmę.lǝk (Herderen, ... ), bu̯øtǝrmølk (Eigenbilzen), bu̯øtǝrmēlk (Rosmeer), bu̯ø̄.tǝrmilǝq (Eigenbilzen), bu̯ø̄.tǝrmē.lǝq (Vlijtingen), bu̯ø̜tǝrmɛlǝk (Zichen-Zussen-Bolder), bu̯ē.tǝrmelǝq (Veldwezelt), bu̯ętǝrmɛlǝk (Hees), bu̯ō.i̯tǝrmelǝq (Zichen-Zussen-Bolder), bu̯ō.i̯tǝrmē.lǝq (Vroenhoven), bu̯ǫi̯tǝrmø̜̄lǝk (Vroenhoven), bytǝrmē̜.lǝq (Zutendaal), bȳ.tǝrmęlǝq (Meeuwen), bȳtǝrmęlk (Neerglabbeek, ... ), bȳtǝrmęlǝk (Niel-bij-As), bȳtǝrmęlǝq (Opglabbeek), bȳtǝrmɛlk (Meeuwen, ... ), bȳǝtǝrmęlk (Opglabbeek), bø.tǝrmę.lǝk (Hasselt, ... ), bøi̯tǝrmē.lǝq (Vechmaal), bøtǝrmelk (Nieuwenhagen, ... ), bøtǝrmę.lǝk (Riemst, ... ), bøtǝrmęlk (Vliermaal), bøtǝrmɛlk (Dieteren, ... ), bøtǝrmɛlǝk (Leveroij), bø̄.tǝrmęlǝk (Hasselt), bø̄tǝrmęlk (Hasselt), bø̜tǝrmęlk (Peij, ... ), bē.tǝrmęlǝq (Grote-Brogel), bētǝrmęlǝq (Peer), bēǝtǝrmęlǝk (Bree), bō.tǝrmelǝq (Kuringen, ... ), bō.tǝrmø.lǝk (Heusden), bō.tǝrmø̜.lǝk (Zolder), bō.tǝrmø̜lk (Houthalen, ... ), bō.tǝrmē.lǝk (Aubel), bō.tǝrmē.lǝq (Gemmenich, ... ), bō.tǝrmē̜lǝk (Maastricht), bō.tǝrmę.lǝk (Boorsem, ... ), bō.tǝrmęlk (Boorsem, ... ), bō.tǝrmęlǝk (As), bō.tǝrmī.lǝk (Baelen), bō.tǝrmī.lǝq (Kelmis, ... ), bō.tǝrmɛlǝk (Lommel), bōi̯.tǝrmē.lǝš (Raeren), bōi̯tǝrmęlǝk (Loksbergen), bōtjǝrmę.lǝk (Kermt), bōtǝrmelk (Buchten, ... ), bōtǝrmilk (Lontzen), bōtǝrmø.lǝk (Helchteren), bōtǝrmølk (Heusden, ... ), bōtǝrmølǝk (Heusden, ... ), bōtǝrmølǝq (Zonhoven), bōtǝrmø̜lǝk (Lommel), bōtǝrmē.lǝk (Walhorn), bōtǝrmē̜lk (Nieuwstadt), bōtǝrmē̜lǝk (America, ... ), bōtǝrmē̜lǝq (Geleen), bōtǝrmę.lǝk (Beringen, ... ), bōtǝrmęi̯lk (Koninksem), bōtǝrmęi̯lǝk (Amby, ... ), bōtǝrmęlk (Amby, ... ), bōtǝrmęlǝk (Berverlo, ... ), bōtǝrmęlǝq (Beek, ... ), bōtǝrmī.lǝk (Montzen), bōtǝrmɛlk (Berg, ... ), bōtǝrmɛlǝk (Beek, ... ), bōtǝrmɛlǝq (Nederweert, ... ), bōtǝrmɛ̄lk (Hout-Blerick, ... ), bōtǝrmɛ̄lǝk (America, ... ), bōu̯ǝtǝrmɛlk (Lommel), bōǝ.tǝrmę.lǝk (Maaseik, ... ), bōǝtǝrmølk (Merkelbeek), bōǝtǝrmę.lǝk (Leut, ... ), bōǝtǝrmęlǝq (Amstenrade), bōǝtǝrmɛlǝk (Weert), bōʔǝrmęlǝk (Kwaadmechelen, ... ), bū.tǝrmę.lǝk (Elen), bū.tǝrmęlǝq (Rotem), bū.ǝtǝrmē.lǝq (Moelingen, ... ), būi̯tǝrmę.lǝk (Ellikom), būi̯ǝ.tǝrmę.lǝk (Beek, ... ), būtǝrmęlk (Rotem), būtǝrmęlǝq (Opoeteren), būtǝrmɛlk (Rotem), būtǝrmɛ̄lk (Neeroeteren), būǝ.tǝrmę.lǝk (Bocholt), būǝ.tǝrmęlk (Genk, ... ), būǝtǝrmę.lǝk (Gellik), būǝtǝrmęlk (As, ... ), būǝtǝrmęlǝk (Bocholt, ... ), būǝtǝrmęlǝq (Heer, ... ), būǝtǝrmɛlk (Maaseik), būǝtǝrmɛ̄lk (Eijsden), bǫ.tǝrmę.lǝk (Boekhout), bǫi̯tǝrmęlk (Diepenbeek), bǫi̯tǝrmęlǝk (Berg, ... ), bǫi̯tǝrmęlǝq (Rummen), bǫi̯tǝrmɛlǝk (Gingelom, ... ), bǫtjǝrmęlǝk (Nieuwerkerken, ... ), bǫtrmęlk ('S-Herenelderen), bǫtǝrmelex (Simpelveld), bǫtǝrmelk (Brunssum), bǫtǝrmęi̯lk (Ulbeek), bǫtǝrmęlk (Diepenbeek, ... ), bǫtǝrmęlǝk (Brustem, ... ), bǫtǝrmęlǝq (Achel, ... ), bǫtǝrmɛlk (Bilzen, ... ), bǫtǝrmɛlǝk (Maasniel), bǫu̯tǝrmęlǝk (Waasmont), bǫǝtjrmę.lk (Herk-de-Stad), bǭtǝrmē̜lk (Steyl), bǭtǝrmęlk (Wanssum), bǭtǝrmęlǝk (Rekem), bǭtǝrmęlǝq (Kaulille, ... ), bǭu̯tǝrmęlǝk (Duras), bǭu̯tǝrmęlǝq (Loksbergen, ... ), gestoten melk: gǝstȳǝtǝ mɛlk (Opglabbeek), hooggedraaide melk: hōgǝdrēdǝ mɛlk (Hoeselt), karnemelk: karnemelk (Leopoldsburg), karnǝmēlk (Schinnen), karnǝmęlk (Maastricht), karnǝmęlǝk (Budel), kęmęlk (Ottersum), kęnmęlk (Heijen), kęnmęlǝk (Gennep, ... ), kęnǝmęlǝk (Gennep, ... ), kęrnǝmęlǝk (Mook), kęǝnǝmɛlk (Gennep), kɛnmɛlk (Afferden, ... ), melk: melǝk (Gennep), mølǝk (Bergeyk, ... ), męlk (Gennep, ... ), męlǝk (Middelaar), melkenpap: męlǝkǝpap (Middelaar) De voeistof die van de room overblijft als de boter gemaakt is. Op de kaart is het woordtype botermelk niet opgenomen. [L 1u, 103; L 27, 30; JG 1a, 1b; R 3, 49 en 71; S 17; S 23 add.; A 7, 16; RND 100; Gwn 10, 3; Vld.; monogr.] || hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] I-11, III-2-3
karnemelksepap botermelk: botermelk (Grathem, ... ), botter milk (Nieuwenhagen), bottermilk (Vlodrop), bottermèlk (Nunhem), bottermêlk (Ittervoort), bōtərmeͅlək (Smeermaas), bwoətərmeͅlək (Val-Meer), bòttermelk (Haelen), bóttermelk (Swalmen), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  bootermèlk (Berg-aan-de-Maas), Nieuwe [spelling]  bottermelk (Reuver), Syst. Eykman  botərmɛ̝lək (America), Syst. Frings  botərmeͅlk (Kessenich), botərmɛlək (Peer), bōtərmeͅlk (Beverlo, ... ), bōtərmeͅlək (Beringen, ... ), bōtərmɛlək (Koersel, ... ), bōətərmeͅl(ə)k (Hamont), boͅtərmeͅlk (Hamont), boͅtərmɛlk (Achel), boͅu̯tərmeͅlək (Sint-Truiden), bø̄ətərmeͅlək (Hasselt), Syst. Frings Met appelschijfjes + suiker bereid.  bøtərmɛlək (Hasselt), Syst. Grootaers  boͅ(u̯ə)tər meͅl(ə)k (Lommel), Syst. IPA  bōʔəme̞lək (Kwaadmechelen), bōͅtərme̝ͅlək (Paal), Syst. Veldeke  bóttermelk (Roermond), Syst. Veldeke In alle soorten: proemebóttermelk, reziene-, krinte-, gerste-, enz.  bóttermèlk (Tegelen), Syst. WBD  bootermelk (Geleen, ... ), bootermèlk (Nederweert), botermelk (Leuken), botermelluk (Nederweert), bottermelk (Baarlo, ... ), bottermĕĕlek (Panningen), bŏtermelk (Broekhuizen), bŏtermölk (Meijel), bo‧ttermelk (Tegelen), bótermélk (Maasniel), bóttermelk (Tegelen, ... ), bóttermélk (Neer), bót’termè.lk (Boukoul), bôtermelk (Oirlo), bôttermelk (Velden), Syst. Wbk. van Bree  butermölk (Bree), botermelkepap: bātərmelkəpap (Stokkem), botermelkpap: boetermilkpap (Nuth/Aalbeek), botermelkpap (Valkenburg), botermèlkpap (Sittard), bottermelkpap (Roermond), bottermilkpap (Mechelen), bōēterméélikpap (Oost-Maarland), bōtərmøͅləkpáp (Houthalen), bōtərmɛlkpap (Helchteren), boͅ(j)tərmeͅləkpap (Borgloon), boͅtərmeͅləkpap (Borgloon), būtərmeͅləkpap (Maaseik), bwoi̯tərmɛləkpap (Tongeren), by(3)̄ətərmeͅlkpap (Opglabbeek), bòòtermeilkpap (Posterholt), bótermelkpap (Maasbracht), bóéëtermelkpap (Neeroeteren), bôttermelkpap (Baarlo, ... ), Eigen phonetische  botermilkpap (Valkenburg), Syst. Frings  bōtərmelkpap (Halen), bōtərmɛlkpap (Beringen), bōͅtərmɛlkpap (Neerpelt), bōͅtərmɛ̄lkpap (Gingelom), bōͅətərmēͅləkpap (Gingelom), boͅtərmeͅlkpap (Niel-bij-St.-Truiden), boͅtərmeͅləkpap (Mechelen-aan-de-Maas), boͅtərmɛlkpap (Achel, ... ), boͅu̯tərmɛlkpap (Melveren), Syst. Frings vrl.  bytərmø͂ͅlkpap (Bree), Syst. Veldeke  botermèlkpap (Kinrooi), Syst. WBD  bōttermilch-pap (Kerkrade), böttermèlkpap (Tegelen), botermelks(e)pap: Syst. Frings  butərmeͅlks(ə)pap (Maaseik), botermelksepap: boatermelksepap (Eksel), boetermilkse pap (Oost-Maarland), bootermêlkse pap (Urmond), boottermailksepap (Roermond), botermelksepap (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), botermèllikse pap (Ulestraten), bottermèlksepap (Grathem), bottermélksepap (Bilzen), butərmeͅləksə pap (Rotem), bòttermelksepap (Haelen), bòttermelksepáp (Castenray, ... ), Syst. Frings  bø.tərmeͅlksəpap (Hasselt), Syst. Frings (?)  bōtərmɛlksəpap (Kinrooi), Syst. WBD  botermelksepap (Meijel), bottermelksepap (Blerick, ... ), bŏtermölkse pap (Meijel), bôttermelksepap (Velden, ... ), botermelkspap: boetermelekspap (Oost-Maarland), boetermelkspap (Oirsbeek), boetermèlkspap (Gronsveld), bootermèlkspap (Puth), bootermëlkspap (Sittard), botermelkspap (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), botermèlkspap (Guttecoven, ... ), botermélkspap (Munstergeleen), bottermelkspap (Mechelen), bottermilchspap (Bleijerheide, ... ), bottermilkspap (Ubachsberg), boutermilkspap (Margraten), bōͅtərmeͅlkspap (Lanklaar), bòttermelkspap (Roermond), bòttermilkspap (Waubach), bótermelkspap (Berbroek), bôttermilkspap (Eygelshoven), korte oo-klank!  bōōttermilkspap (Heerlen), meel, melk (en stroop) wordt tegelijk gekookt; komt tegenwoordig niet meer voor  bootərmèlkspap (Berg-en-Terblijt), schj=ch van chocolade  bootermilkspap (Heerlerheide), Syst. Frings  butərmēͅlkspap (Gelieren/Bret), Syst. Veldeke  bootermaelkspap (Tegelen), bottermillespap (Bocholtz), Syst. WBD  boo:termae:lkspap (Melick), bootermelkspàp (Mechelen), bootermèlkspap (Neerbeek), botermelkspap (Buchten, ... ), botermèlkspap (Limbricht, ... ), bottermellekspàp (Klimmen), bòtermelkspap (Venlo), bóttermelkspap (Baexem), bôttermelkspap (Boekend), Syst. WBD -ei- kort.  bóttermeilkspap (Roermond), botermilkspap: Eigen syst.  bottermilkspap (Heerlen), karnemelkpap: kèrnmèlkpap (Ottersum), karnemelksepap: keͅnmeͅlksəpap (Gennep, ... ), Syst. Eijkman  keͅrnəmeͅlksəpap (Gennep), Syst. WBD  kénnemélksepap (Ottersum), karnemelkspap: karnemilkspap (Heerlen), melkepap: melkepap (Middelaar), melksepap: meͅlksəpap (Gennep, ... ), mölksepap (Roermond), Syst. WBD  melksepap (Blerick) a. Kent men in Uw dialect een woord als troet, postrou, ruierom, potjebuul, potjemeel of iets dergelijks als naam voor een gerecht, bestande uit meel, gekookt in water of melk, gegeten met stroop, vet of boter. Zo ja, hoe luidt het precies?; b. Zo niet, h [DC 32 (1960)] || karnemelkpap || karnemelkse pap || karnemelksepap [N 16 (1962)] || Karnemelksepap (mölkepap, mölkezuip, zuipe?) [N 16 (1962)] III-2-3