e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kralen van de rozenkrans bid-voor-onskraaltjes: bid vir ons kraolkes (Hechtel), bolletjes: belkes (Opoeteren), beullekes (Diepenbeek), bollekes (Eigenbilzen, ... ), bolləkəs (Hoeselt), böllekes (Zonhoven), bøͅləkəs van nə pottenoster (Eksel), bøͅləkəs van nə poͅtənoͅstər (Eksel), bəlləkəs (Loksbergen), de böllekes (Tongeren), koonder: də koəndər (Montzen), kònder (Epen), koren: keun van de noster (Uikhoven), käön (Geulle), käör, käörkes (Klimmen), korentjes: keurkes (Houthalen), koringetjes: keeringskes (Opglabbeek), kɛ̄reŋkəs (Opglabbeek), korreltjes: keerelkes (Opglabbeek), kraaltjes: krelkes (Baarlo, ... ), krellekes (Merselo), kreulekes (Eksel), krölkes (Nieuwenhagen), krø͂ͅlkəs (Weert), krøͅlkəs (Meijel, ... ), kralen: de kralle (Gulpen, ... ), de kralle vaan de roezekrans (Maastricht), de kralle van de roeëzekrans (Hoensbroek), de kralle van de rozekrans (Eigenbilzen), de kralle van dr roeëzekrans (Nieuwenhagen), de kraowle van de roezenkrans (Jeuk), de kroale (Eigenbilzen), de krolle (Kunrade), kraale (Doenrade, ... ), krale (Holtum), kralle (Baarlo, ... ), kralle van de roezekrans (Baarlo), kralle van de rozekrans (Heugem), krallen (Maastricht, ... ), kraole (Eys, ... ), kroale (Achel, ... ), kroalen (Neerpelt), kroalen van de roeezekrans (Peer), krolen (Eksel), krolle (Montfort), kroole (Sint-Truiden), kràlə vaan də roezəkràns (Maastricht), kròòle (Sint-Truiden), krölle (Kerkrade), kröäle (Heers), parelaars: perlaats (Kerkrade), parelingetjes: pairlingskes (Zonhoven), parels: pèjle (Vijlen), pèrréle (Bocholtz), tekels: tekels (Eigenbilzen) De kralen van de rozenkrans [de kralle, krelkes, kraole, kräölkes?]. [N 96B (1989)] III-3-3
kralennaald kraaltjesnaald: krɛlkǝsnǭlt (Reuver) Extra lange naald voor het verwerken van kraaltjes en pailletten. [N 62, 49c] II-7
kram bascule: bǝskyl (Smeermaas), beugel: beugel (Heerlerheide), bygǝl (Hoeselt), bēgǝl (Bree), boutogen: bǫu̯tǫu̯gǝ (Weert), degelhaak: dēgǝlhǭk (Mechelen), degelklammen: dęi̯gǝlklamǝ (Klimmen), degelkrammen: dęi̯gǝlkramǝ (Mechelen), degelsklammen: dē̜gǝlsklamǝ (Mechelen), degenijzer: dēgǝizǝr (Meerssen), degenkrammen: dēi̯ǝgǝkramǝ (Eygelshoven), degenoren: dɛ̄gǝōǝrǝ (Klimmen), draadklam: drǭtklam (Bleijerheide), haak: hǭk (Leunen, ... ), (mv)  hø̜̄.k (Waubach), hø̜̄k (Middelaar, ... ), ijzeren oog: īzǝr ǭu̯x (Lanklaar), ijzeren oren: izǝrǝ ōǝrǝ (Berg), kennef: kē̜nǝf (Diepenbeek), kęnǝf (Kermt, ... ), klam: klam (Mechelen, ... ), (mv)  klamǝ (Maasmechelen, ... ), klamǝrs (Kinrooi, ... ), klęm (Hoeselt), klammetje: klɛmkǝ (Stein), klauwen: klǫu̯ǝ (Borgloon), kram: kram (Gelieren Bret, ... ), (mv)  kramǝ (Berverlo, ... ), kręm (Munstergeleen, ... ), kramp: kramp (Paal, ... ), oog: oog (Heerlen), (mv)  ōgǝ (Bocholtz), ōgǝn (Milsbeek, ... ), ūgǝ (America, ... ), ǭu̯gǝ (Maaseik), oren: ōǝrǝ (Puth), ūrǝ (Oirsbeek), ūǝrǝ (Hoensbroek), sloop: sluǝp (Castenray, ... ), slȳǝp (Blitterswijck, ... ), slø̄p (Ottersum), slø̜jp (Venlo), šlø̜jp (Herten, ... ), slot: slūt (Waterloos), slūǝt (Bocholt), šlǭt (Montfort, ... ), sluithaak: slūthǭk (Montfort), šluthǭk (Sittard, ... ), (mv)  slǫu̯ǝthǭkǝ (Tessenderlo), šlū.thø̜̄k (Tegelen), šlǭthø̜k (Swalmen), sluiting: sluteŋ (Nunhem), sluitkrammen: slø̜̄tkramǝ (Beringen), sluitogen: šlūtǫu̯gǝ (Herkenbosch), stelthaak: stęltjhǭk (Haelen), stokkrammen: stękkramǝ (Halen), weikram: wājkram (Tessenderlo) Oog, haak of kram waarin het slaghout gestoken werd om het vast te zetten. [N 17, 21; N G, 56g] || U-vormig gebogen ijzerdraad die aan beide einden van een punt is voorzien. [N 54, 18; monogr.] I-13, II-12
kram voor de steunhouten van het hoogsel grab: grap (Godschei, ... ), grabje: grɛpkǝ (Beverst), ijzer: ē̜.zǝr (Diepenbeek), ijzeren grabben: ęjzǝrǝ grabǝ (Bilzen), klam: klam (As, ... ), kram: kram (Houthalen, ... ) Elk van de U-vormige krammen aan de zijkant van de zijwand van een karbak, waarin de steunhouten van het hoogsel gestoken kunnen worden. [JG, 1a] II-12
kramer <omschr.> een kerel die met get langs de deur gaat: ene kêl dê mit get langs gen duur geet (Simpelveld), barakkenman: rondreizend  brakkeman (Lummen), barakkier: ene barrakiejr (Waasmont), barakman: mensen die in woonwagens leven  barakman (Zolder), charlatan (fr.): foorkramer  nə scharlətḁŋ (Sint-Truiden), foorkramer: foorkramer (Diepenbeek), fuərkrōͅmər (Beverlo), foorman: staat op kermissen met een winkel of eender wat  foorman (Montenaken), karretjesvolk: karkensvolk (Kwaadmechelen), kiekenkramer: man die huizen afgaat om kiekens te kopen  kiekenkremer (Beringen), koopman: koupmaan (Epen), meestal in onbeNULLige zaken  koopman (Paal), kraam: kriem (Lanaken), kraamman: Kramer niet gekend.  kroommān (Rosmeer), kramer: inne krieëmer (Eygelshoven), kraimer (Dieteren), kramer (Zichen-Zussen-Bolder), kre:mər (Beringen, ... ), kreamer (Hunsel), kreeemer (Schinnen), kreemer (Asenray/Maalbroek, ... ), kreiemer (Klimmen), kreimmer (Oirlo), kremer (Genooi/Ohé, ... ), kremmer (Heijen, ... ), kreêmer (Horn), kreêîmer (Echt/Gebroek), kreëmer (Neerhespen), kri.ə.mər (Eupen, ... ), kri:mer (Maastricht), krie-e-mer (Vijlen), krie-ëmer (Bleijerheide), krieemer (Doenrade, ... ), kriejemer (Maasbree), kriejmer (Mechelen), kriemer (Belfeld, ... ), krieumer (Meterik), krieèmer (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), krieêmer (Berg-en-Terblijt), krieëmer (Gulpen, ... ), krieëmër (Lanklaar), krieəmer (Arcen, ... ), kriĕmer (Geleen), kriieëmer (Bilzen), krijjmər (Hoepertingen), krimer (Geleen), krimmer (Swolgen), krièmer (Maasbracht, ... ), kriêmer (Obbicht, ... ), kriëmer (Beesel, ... ), kriəmər (Loksbergen, ... ), krīējemer (Eys), krīēmer (Baarlo, ... ), krīəmər (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), kro:mer (Sint-Truiden, ... ), krämer (Broeksittard), kräämer (Mheer), krèimer (Blerick), krèmer (Amby, ... ), krèmmer (Blitterswijck, ... ), krèəmər (Zonhoven), kré-mer (Wellen), krémer (As), krêemer (Neeroeteren), krêmer (Beegden, ... ), krêêmer (Buggenum), krêêîmer (Meerssen), kríimir (Bree), krîêmer (Neeritter), krø.əmər (Aalst-bij-St.-Truiden), nə kri(jə)mər (Gutshoven), nə kriēͅəmər (Houthalen), ⁄n kruimer (Kaulille), ⁄n krəmer (Neerhespen), #NAME?  ⁄n kreimer (Lommel), (e; moeilijk weer te geven).  kremer (Reuver), ander woord dan in de lijst:  krèmmer (Afferden), B.v. hennekriemer.  kriemer (Amby), bevolken kermis met tenten en kramen  kremer (Jeuk), bohemer of marktman  kremer (Tessenderlo), die de deuren afgaat  kraomer (Kaulille), die op de kermis komen met wagens en mensen die vodden opkopen  kramer (Hechtel), die veel koopt en verkoopt  kriēmer (Helchteren), die winkeltje houdt  kremer (Stokrooie), een persoon die met allerlei waren langs de huizen gaat  kremer (Reppel), foorkramer die gewoonlijk met n kraam op de markt staan  kremer (Tessenderlo), gaan afzonderlijk met een klein gespan de dorpen af  kramer (Genk), gaat met garen, stopnaalden e.d. van deur tot deur  kriemer (Gruitrode), geringschattend koopman, venter  krīəmər (Opgrimbie), hij die van alles opkoopt  kramer (Overpelt), iemand die elke week met winkelwaar langs de deur komt, soort leurder met specerijen  kremer (Meeuwen), iemand die met een kar rond rijdt waar hij in woont  kramer (Tessenderlo), iemand die met een kraam op de markten staat  kramer (Alken), iemand die met een wagen de kermissen afgaat en zo snoep of iets dergelijks verkoopt  kramer (Attenhoven), iemand die met een winkelwagen rond rijdt  kraomer (Schulen), iemand die op de kermis suikergoed verkoopt  kremer (Linkhout), iemand die oude vodden, konijnenvellen, oud ijzer enz. opkoopt  kramer (Lanklaar), iemand die van deur tot deur de vodden bijeenhaalt is een voddenkriemer  kriemer (Bocholt), iemand die vodden en konijnenvellen opkoopt  ne kremmer (Hamont), kermis afreizen  kramer (Hoepertingen), kraam met lekkernijen op kermis  kroamer (Wilderen), leurder  kreimer (Diepenbeek), kremer (Groot-Gelmen), krēmər (Herk-de-Stad), kriemer (Opoeteren), krèimer (Mechelen-aan-de-Maas), leurder die aan de deuren verkoopt  kramer (Riksingen), leurder met schoennestels, blink, zeep, enz.  kremer (Beverlo), leurder op de markt  kriemer (Hasselt), leurder, bv. voddenkriemer  kriemer (Bocholt), man die de kermissen afgaat met paardjesmolens enz.  kremer (Tessenderlo), man die met een winkeltje op de markt staat  kramer (Tongeren), man die met speelgoed op kermis staat  kramer (Sint-Truiden), mens die kermissen afreist om geld te verdienen  inne kremer (Nieuwerkerken), mens die langs de deuren gaat  ene kriemer (Ellikom), mensen die in woonwagens rondtrekken doch niet op markten gaan staan, maar aan de deuren leuren of vodden opkopen  kre:mər (Tessenderlo), met geld spelen, schieten met geld op een lijn en dan op hoog rammelen kruis of munt  kramer (Mettekoven), o van Fr. alors  kromer (Beringen), opkoper  kriemer (Molenbeersel), Opm. bijv. hoenderekré´mer, foddelekré´mer.  kréĕmer (Stevensweert), Opm. uitspraak als in Echt.  krèimer (Herten (bij Roermond)), persoon die met een tent op kermissen en markten suikergoed verkoopt  kremer (Landen), pijn in de rug  kriemer (Bocholt), krieəmer (Opitter), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  krieëmer (Sevenum), staat met een kraam op de foor  kreimer (Meeuwen), staat met kraam op kermis  ənə krēmər (Landen), staat met speelgoed of andere waar op de kermis  kromer (Landen), staat op kermis of foor met waren om te verkopen  kremer (Jeuk), staat op kermissen met een kraam snoep of...  ⁄n kroahner (Kaulille), stelt met winkeltje op de markten of kermissen zijn waren ten toon om te verkopen  eene kriejemer (Hoepertingen), vent die kermissen aftrekt  kramer (Stokkem), verkoopt iets langs huizen  krīmər (Lanaken), verkoopt op volksmarkt zijn waren  krieëmer (Hasselt), Voddekramer.  kroͅmər (Sint-Huibrechts-Lille), vodden en benen opkoopt  kremmer (Hamont), voor vodden man, voddenkremer  kremer (Bocholt), zichte om te lachen  krimer (Vucht), lommelkramer: opkoper van vodden  lommelkremer (Opoeteren), mannen van de kiekens?: mannen van de kiekes (Kwaadmechelen), marktkramer: merkkramer (Zichen-Zussen-Bolder), mertkramer (Lommel), marktleurder: marktleurder (Lommel), marktman: ⁄n mertman (Bilzen), marktwijf: mertwijf (Bilzen), roeselaars: Mensen die met een houten mars aan den rug dekens, schilderijen, enz. te koop aanbieden heten hier roezelêsj naar Rousselare in België.  roezelêsj (Einighausen), Roezelaer m. roezelaesj: Belgische kooplieden, afkomstig van het plaatsje Roeselare, dit tot de oorlog 1914/18 jaarlijks gedurende de zomermaanden in Sittard kwamen en verbleven. Van hier uit verkochten zij tot ver in de omgeving hun rieten stoelen, tafeltjes enz. Ze vervoerden hun spullen op lange paardewagentjes zonder huif. De vrouwen droegen "lustere sjölk"en wollen omslagdoeken, aan hun voeten mooie bont beschilderde klompjes.  roezelêsj (Sittard), spinselenman: Van Dale: spinsel, wat gesponnen wordt of is.  sjpenzeleman (Valkenburg), varkenskramer: een biggenhandelaar  eine verkeskriemer (Rotem), voddenkramer: nə vodəkriemər (Zonhoven), voddeukromer (Beringen), voddəkremər (Beverlo), hij die lompen opkoopt  voddekrèmer (Lommel), iemand die vodden rondhaalt  voddekrumer (Maaseik), leurder  voddekriemer (Zonhoven), opkoper van vodden  voddenkriemer (Neeroeteren), verzamelaar van vodden  voddekrèmer (Peer), voddenman: voddeman (Herstappe) koopman die met zijn waren langs de deuren gaat? [N 21 (1963)] || kramer [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Kramer. [ZND 36 (1941)] || z. toel. III-3-1
krampig (een) krampige: kręmpegǝ (Tegelen), (een) zure: zuǝrǝ (Wanssum), zōrǝ (Broekhuizen), zǫu̯rǝ (Hoepertingen), (het heeft de) kramp: kram (Gingelom, ... ), kramp (Bleijerheide, ... ), krāmp (Gronsveld, ... ), (het heeft) een krampe pijp: krɛmpīp (Brunssum, ... ), (het heeft) krampbenen: krambii̯nǝ (Tessenderlo), (het heeft) krampen: kra.mpǝ (Hasselt), krampǝ (Bree, ... ), krampǝn (Hamont, ... ), krāmpǝ (Hasselt), kręmp (Eisden, ... ), (het heeft) krampentrekken: krampǝtrękǝ (Heerlerheide), bevangen: bǝvaŋǝ (Ottersum, ... ), jankerd: jaŋkǝrt (Roermond), kramp in de benen (hebben): kramp en dǝ bęi̯n (Valkenburg), kramp in de knoken (hebben): kramp en dǝ knø̄k (Klimmen), kramp en dǝ knø̜̄k (Neer), kramp in de poot (hebben): kramp en dǝ pǭt (Schimmert), (mv)  kramp en dǝ pø̄t (Sittard), krampachtig: krampē̜xtex (Panningen), krampentrekker: krampǝtrękǝr (Baarlo, ... ), krampǝtrɛkǝr (Herten, ... ), krampig: krampex (Gemmenich, ... ), krampǝx (Lommel), kramʔex (Kwaadmechelen), krē̜mpǝx (Opglabbeek), kręmex (Nederweert), kręmpex (Achel, ... ), kręmpǝx (Kinrooi, ... ), krɛmpex (Bilzen, ... ), kramppotig: krampuǝtex (Koersel, ... ), kramptrekker: kra.mptrękǝr (Genk), kramptrɛkǝr (Baexem, ... ), krāmptrękǝr (Weert), kreupel: krø̄pel (Lommel), peestrekker: peestrekker (Baexem), potenkrampetig: putǝkręmpǝtex (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), vervangen: vǝrvaŋǝ (s-Gravenvoeren, ... ) Gezegd van een paard dat kramp in de benen heeft. Vooral als de paarden een tijdje gestaan hebben, zijn ze erg stijf in de achterpoten. Het paard gaat als een haan. Zie ook het lemma ''hanetred'' (7.29). [N 8, 94c] I-9
kramsvogel dubbele klijster: döbbele kliester (Weert), dubbele lijster: döbbele liêster (Altweert, ... ), franse lijster: vdBerg; omgesp.  fransə lɛ̄stər (Sint-Truiden), kamlijster: etym.aant.  kamliester (Roermond), klamper: klamper (Zepperen), kram: kram (Voerendaal), kramklijster: kramklīēster (Weert), kramluister: Frings  kramlø͂ͅstər (Diepenbeek), krammer: Frings  kramər (Borgloon), Frings; half lang als lang omgespeld  kramər (Lanklaar), krammes: krammes (Beek, ... ), krammesvogel: gra‧məsfōͅ:gəl (Moresnet), kramesvogel (Gemmenich), krammes(vogel) (Houthem, ... ), krammesvoe.gel (Waubach), krammesvoegel (Hoensbroek, ... ), krammesvoeëgel (Klimmen), krammesvoogel (Houthem, ... ), krammesvōēgel (Brunssum, ... ), krammesvôêgel (Klimmen), kram’mesvoeëjel (Bleijerheide, ... ), etym aan.  krammesvoegel (Brunssum), krammetsvogel: krametsvoogel (Kelmis), krammichvogel: krammichvōêjel (Kerkrade), krammichvôêgel (Eygelshoven), kramskluister: vocalisme?  kramskly(3)̄stər (Kaulille), kramslijster: kramslaistər (Tongeren), kramsvogel: kramsvogel (Herten (bij Roermond), ... ), kramsvogel? (Haelen), kramsvoggel (Gulpen), kramsvogəl (Lommel), kramsvoogel (Haelen, ... ), kramsvōgəl (Meijel), lijsterachtige  kramsvogel (Echt/Gebroek), kramvogel: kramvoegel (Brunssum), kramvoegəl (Brunssum), kramvoogel (Weert), kramvôôgel (Weert), kransvogel: kraansvoogel (Middelaar), kransfygəl (Opglabbeek), kransvogel (Nederweert, ... ), kransvoo.gel (Valkenburg), kransvoogel (Nederweert), krānsfōgəl (Kinrooi), assim. van kramsvogel  kransvoogel (Maasniel), turdus pilaris  krānsfōgəl (Hamont), Turdus pilaris linne  kransvogel (Molenbeersel), kriemersvogel: kriemersvogel (Maastricht), kriemersvoogel (Maastricht), lijster: liester (Horn), vdBerg; omgesp.  lixstər (Veldwezelt), sjakker: chakker (Diepenbeek, ... ), chekker (Rosmeer), sjakker (Boukoul, ... ), sjekker (Rosmeer), [Turdus pilaris]  sjêkkër (Tongeren), omdat hij in grote vluchten zich snel verplaatst, overal zijn voer zoekend; "rondschooien"is dial. rondsjakken  sjakker (Thorn), onomatopee  sjakker (Thorn), sjakket: sjekket (Eigenbilzen), tjakker: tjakker (Herk-de-Stad, ... ), tjaʔər (Lommel), tšákər (Zonhoven), tʔakər (Overpelt), Frings, omgesp.  tjaʔər (Lommel), gemouilleerde aanvangs-t; strembandocclusief ipv intervokalische t of k; doorgaans Frings, soms eigen spelling  tʔɛʔər (Kwaadmechelen), turdus pilaris  təaakər (Hamont), tjaklijster: tjakliester (Eksel), tšaklei̯stər/tjaklei̯stər (Maaseik), treklijster: trékliester (Baexem), tsjakker: tsjakker (Bilzen), Frings  tšakər (Beverst, ... ), vdBerg; omgesp.  tšakər (Stokrooie), tsjaktsjak: tsjaktsjak (Sint-Truiden), veldtjakker: veldjakker (Venray), vèltjakker (Venray), vèltjtjakker (Baexem) kramsvogel || kramsvogel (25 groter dan koperwiek [021]; vaak in diens gezelschap; heeft grijze kop en stuit; ook alleen wintervogel; roep [tjak-tjak-tjak] [N 09 (1961)] || tjakker || tjaklijster III-4-1
krans krans: krans (Meijel, ... ), kransstuk: kransstø̜k (Maasbree), voorblad uit één stuk: vø̜̄rblāt ūt ęj štøk (Roggel) De krans is een aaneengesloten stuk leer rond de voet. Hij heeft dus slechts één naad. Het woord krans wordt ook gebezigd om een soort schoen aan te duiden: men heeft de kransbottines en de kransmolières tegenover de derbybottines en de derbymolières (Liedmeier, pag. 15). Er was echter een verschil tussen de krans van een kransbottine en die van een kransmolière. De kransbottine heeft een ononderbroken stuk leer om hiel en tenen, steeds grenzend aan zool en hak; de kransmolière om hiel en wreef, steeds grenzend aan de inschot. Als een kransbottine een losse aangenaaide neus heeft, blijft men nog van een kransbottine spreken. De naad van een krans van de bottine valt in het hol aan de binnenkant van de voet, waar hij het minste opvalt. De krans van een kransmolière heeft geen naad. Zie afb. 19. [N 60, 22] II-10
krans [wld ii.10, p. 24] krans: krans (Meijel, ... ), kràns (Milsbeek), kransstuk: kransstök (Maasbree), voorblad uit een stuk: vèùrblat oet eej stuk (Roggel) Het aaneengesloten stuk leer rond de voet (krans?) Vgl. tek. 206f (kransbottine), tek. 210 (kransmoliäre). Zie tek. 22. [N 60 (1973)] III-1-3
krans, afslagmijnen afslagkrans: afslaxkrans (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), afslagmijnen: afslaxmenǝn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), bovenste helpers: bōvǝstǝ hęlpǝrs (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), buitenste mijnen: buitenste mijnen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), buitenste zijmijnen: buitenste zijmijnen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), dakschoten: dakschoten (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), derde serie: dęrdǝ sǝri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), firstenschoten: ferstǝšȳǝt (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), kantmijnen: kantmenǝn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), kopmijnen: kǫpmenǝn (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), koppen: kø̜p (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kopschoten: kopschoten (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), kopšyǝt (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kopšȳǝt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), kopšø̄t (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Domaniale]  [Maurits]), kǫ.pšy.ǝt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Emma]), kǫpšȳǝt (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), kǫpšø̄s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), kǫpšø̄ǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale, Wilhelmina]), kǫpšø̄ǝt (Thorn  [(Maurits)]  , ... [Laura, Julia]  [Maurits]), kǫpšø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), kǫpšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Domaniale]), krans: kra.ns (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Domaniale]), krans (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Willem-Sophia]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Laura, Julia]  [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Julia]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Eisden]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]), krants (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kransschoten: kra.nsšy.ǝt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kransšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), kransšȳǝt (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Maurits]  [Emma]), kransšø̄t (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Laura, Julia]  [Maurits]), kransšø̄ǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), kransšø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale, Wilhelmina]  [Domaniale]), kransšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale / Wilhelmina)]   [Zwartberg, Waterschei]), kransšīt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), krantsšø̄ǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), kroonmijnen: kroonmijnen (Zie mijnen  [(Zolder)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), krōnmenǝn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), losse schoten: lǫsǝ šīt (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), mijnen van de afslagkrans: menǝn van dǝ afslaxkrans (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), mijnen van de derde serie: menǝn van dǝ dɛrdǝ sǝri (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), onderste mijnen: ondǝrstǝ menǝn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), randmijnen: rantmenǝn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), stootgaten: stōsgātǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), stootmijnen: stōtmenǝn (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zolder]), stootschoten: štuǝsšȳǝt (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Laura, Julia]), štuǝsšø̄s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štuǝsšø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štuǝsšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štōsšø̄s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), štōsšø̄ǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), štūsšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), št˙uǝsšy.ǝt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), stoten: štyǝs (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), stotenschoten: štyǝsšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), stoters: stoters (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), vloerschoten: fluršø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), fluršø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), vloerschoten (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), vluǝršȳǝt (Heerlen  [(Emma)]   [Domaniale]), vluǝršø̜s (Chevremont  [(Julia)]   [Domaniale]), vluǝršø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Julia]), vlūršyǝt (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), vlūršø̄t (Lutterade  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]), vlūršø̄ǝt (Thorn  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), vlūǝršȳǝt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Emma]), vrijstaande mijnen: vrijstaande mijnen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zwartberg, Waterschei]), vrijstaande schoten: vrištǭndǝ šø̄t (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), vręjštoandǝ šyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), vręjštoǝndǝ šø̜s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Winterslag, Waterschei]), vręjštoǝndǝ šø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), wandschoten: wanjtjšø̄t (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), wantšyǝt (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]), waŋkšø̄ǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), zijschoten: zijšyǝt (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), zišȳǝt (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), zišø̄t (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]), zišø̜s (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Willem-Sophia]  [Maurits]), zīšø̄ǝs (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Julia]), zolen: zoǝlǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zǭlǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]), zoolschoten: zoalšyǝt (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zoǝlšø̄ǝt (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), zoǝlšø̜̄s (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Maurits]), zōlšȳǝt (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), zōlšø̄s (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), z˙ǫalšy.ǝt (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]) De buitenste ring of ringen van schoten van een schietfront. In dit lemma is een onderverdeling gemaakt in: A. algemene benamingen voor de buitenste ring of ringen van schoten; B. kransschoten of afslagmijnen die aan de bovenzijde van het front zijn aangebracht; C. kransschoten of afslagmijnen die aan de zijkant van het front zijn aangebracht; D. kransschoten die in de buurt van het vloergesteente zijn aangebracht. Door het feit dat er in de vragenlijst N 95 geen onderscheid is gemaakt tussen vloerschoten en kopschoten van een krans en de gelijknamige schoten die worden geboord bij het schieten van de stok, zijn een aantal woordtypen en varianten uit de groepen B. en D. mogelijk ook van toepassing op de boorgaten van het schietfront van een galerij. [N 95, 434; N 95, 436; N 95, 437; N 95, 438; N 95, 431; monogr.; Vwo 51; Vwo 52; Vwo 189; Vwo 271; Vwo 279; Vwo 452; Vwo 455; Vwo 520; Vwo 521; Vwo 559; Vwo 649; Vwo 751; Vwo 756; Vwo 836] II-5