e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maatband, meetlint bandmeter: bantmetǝr (Gors-Opleeuw), centimeter: sɛntimę̄tǝr (Milsbeek), koordje: kø̜ǝtšǝ (Montzen), lintmaat: lę̄jntmǭt (Roggel), maat: muǝt (Bilzen), maatje: mø̜̄tjǝ (Maasbree), schoenmeter: schoenmeter (Zonhoven) Een lint van stof of een papieren reepje waarmee men de hoogte van de voet aan de wreef en aan de hiel kan vaststellen. [N 60, 153] II-10
maatje, maat van 0,1 liter bak: bak (Jeuk), drupje: drupke jenever (Jeuk), halftas: (vloeistof).  halftas (Vlodrop), maatje: e mäötje (Klimmen), maatje (Hoensbroek, ... ), maetje (Eys), maotje (Herten (bij Roermond), ... ), meutje (Gulpen, ... ), meutsche (Valkenburg), meuëtje (Ten-Esschen/Weustenrade), meüetje (Kunrade), mēūtje (Roermond), moatju (Brunssum), muitsje (Maastricht), muitsjə (Maastricht), mutje (Wijlre), mâôtsche (Schimmert), mäötsje (Maastricht), mèùte (Horst), mèùtjə (Susteren), mêûtje (Blerick), mötje (Oirsbeek, ... ), mötjə (Epen), möötje (Venlo), möötsje (Mheer), mùtje (Sevenum), mùtsje (Schimmert), #NAME?  mēūtje (Nieuwstadt), (alcohol).  mutje (Venray), (b.v. cognac).  mäotsje (Maastricht), (drank).  mèùtjə (Nieuwenhagen), mötje (Susteren), (nat).  mötje (Weert), (olie).  mûtje (Melick), (ouwe klare).  möätje (Waubach), (vast).  mäötsjə (Maastricht), (vloeibaar).  mēūtje (Maasniel), (vloeistof).  meutje (Thorn, ... ), mäötsje (Maastricht), möətjə (Heerlen), mûtje (Beesel), (ö Eng. girl).  mödje (Ell), 1 vingerhood = ± 0,01 lieter 1 mäötje = ± 0,10 lieter 1 sjöpke = ± 0,25 lieter 1 pint = ± 0,60 lieter 1 beksjke = ± 1/4 pint 1 hèjfke = ± 1/2 kan 1 kan = ± 1,40 lieter 1 anker = ± 30 kan 1 aam = ± 4 anker 1 iëker = ± 8 kan sjtök = oude wijnmaat van ? vaan = oude biermaat van ? tien = oude kolenmaat van 1/2 hectoliter of 2 kuipen okshoof = oude wijnmaat van ? Alle vorengenoemde maten en gewichten zijn in onbruik. De woorden zijn alleen nog bij ouderen bekend.  mäötje (Klimmen), = 1 dl.  è mäösje olie (Maastricht), o.; (voor vloeistoffen).  m‧øͅatjə (Eys), v. vloeistoffen.  meutsje (Gulpen, ... ), vloeistof.  mötsje (Maastricht), voor vloeistoffen.  mèùtjə (Urmond), snuitje: snäötje (Tienray) de maat die een inhoud aangeeft van 0,1 liter [maatje] [N 91 (1982)] || maatje, 1/10 liter III-4-4
maatlat bennenmaat: bɛnǝmǭt (Ottersum  [(afgesneden stok)]  ), maat: mōt (Sint-Truiden), mǭt (Helden, ... ), maatlat: mǭtlat (Uikhoven), maatstek: mōtstɛk (Loksbergen), mǭtstęk (Stokkem, ... ), meetlat: meetlat (Diepenbeek), meetlatje: mɛtlętjǝ (Stramproy), rei: rij (Tessenderlo), rē̜ (Tessenderlo), stok: stǫk (Meijel  [(met een kras erin)]  ) Maatlat met inkepingen die de doorsnede van de bodem en bovenkant en de mandhoogte aangeven. Zie ook afb. 266. [N 40, 40] II-12
maatmand anderhalfvatse mand: ǫŋǝrhalǝf˲vātsǝmaŋ (Altweert  [(voor ± 25 kg aardappels)]  , ... ), bushel: bøsǝl (Helden  [(ronde maatmand met boven en onder dezelfde doorsnee)]  ), driekwartvatsmand: drīkwartvātsmaŋ (Helden), halfvats mandje: half˲vātsmɛntjǝ (Haelen  [(± 10 kg)]  ), halfvatse mand: halǝf˲vātsǝ maŋ (Altweert  [(voor ± 15 kg aardappels)]  , ... ), halfvatsmand: half˲vātsmanj (Maasniel, ... ), maat: mōt (Sint-Truiden), mǭt (Stokkem), maatkorf: mǭtkø̜̄rǝf (Stokkem), maatmand: mǭtman (Loksbergen), maatmandel: mǭtmandǝl (Uikhoven), mǭtmanjǝl (Stokkem), mudse ben: møtsǝ bɛn (Ottersum), tweevatse mand: twiǝvātsǝmaŋ (Altweert, ... ), vat: vāǝt (Diepenbeek  [(23 kg)]  ), vatmand: vātman (Buchten, ... ), vātmanj (Grathem), vatmandel: vātmandǝl (Klimmen), vats mandje: vāts mɛntjǝ (Tegelen  [(ovaal mandje voor ± 20 kg aardappels)]  ), vatse ben: fatsǝ bɛn (Ottersum), vatse mand: vatsǝ mant (Blitterswijck, ... ), vatsǝ maŋt (Sevenum), vātsǝ maŋ (Weert  [(voor 20 kg aardappels)]  ), watsǝ mānt (Meijel), vatsmand: vā.tšmanj (Sittard), vātsm ̇anj (Roermond), vātsmanj (Haelen  [(voor 25 kg aardappels)]  , ... ), vātsmaŋ (Altweert  [(voor 20 kg aardappels)]  , ... ), vātšmanj (Swalmen), vatsmandel: vātsmandǝl (Geulle, ... ), vātsmaŋǝl (Stokkem), viervatsmand: vīrvātsmaŋ (Helden) Mand met bepaalde inhoudsmaat. Zie ook het lemma ɛvatɛ in wld II.3, pag. 159-160.' [N 20, 50; N 40, 94; N 40, 95; monogr.] II-12
maatringen maatringen: mǭtreŋǝ (Susteren), mǭǝtreŋǝ (Nieuwenhagen, ... ) De ringen die bij het werken met de rondstok over de te solderen buis worden geschoven. Zie ook de toelichting bij het vorige lemma. [N 64,21b] II-11
maatstok maat: mǭt (Meijel, ... ), meetstok: meetstok (Stokkem), steel: stēl (Tessenderlo), turfmaat: tø̜rǝfmǭt (Ospel) Houten lat met maatindeling in duimen, steken of centimeters, waarmee tijdens het heulen de diepte van de klompopening wordt gecontroleerd. [A 29-29a, add.] || Sommige kleingebruikers hebben een maatlat. In L 265 meet die 42 cm in de lengte. Breedte en dikte worden bepaald door de ervaring in het steken. In L 244b hanteert men wel een vaste maat van 28 x 9 x 9 cm. In het algemeen streeft de steker voor eigen gebruik toch wel naar een turf van ongeveer 30 cm lengte, een dikte van ongeveer 12 cm en een breedte van ongeveer 18 cm. [I, 59] II-12, II-4
maatstokje maat: mǭt (Ottersum), stokje: stø̜kskǝ (Ottersum) Houtje waarmee men soms de maat van het voorwerp bepaalt. Zie ook afb. 6. De maat (L 163) was 10% langer dan de gebakken pot moest worden. [N 49, 126] II-8
macaroni macaroni: makkronie (Maastricht), makron (Heerlen), makroonie (Sittard), mākaroni (Meeswijk), mekronie (Gronsveld, ... ), m\\kroniej mit kees en sjónk  məkronie:j (Roermond), makkeronie eten Sop van makkeronie  makkeronie (Maastricht), noedelen: noedele (Heerlen, ... ), noe’dele (Bleijerheide, ... ) macaroni || macaronie || makaroni III-2-3
machinaal bewerken afmachinen: afmašinǝ (Leopoldsburg), afmašīnǝ (Tessenderlo), bewerken: bǝwerkǝ (Herten), machinaal bewerken: machinaal bewerken (Dilsen), mašināl bǝwerkǝ (Bleijerheide, ... ), mašināl bǝwęrkǝ (Ottersum, ... ), machinen: mǝšīnǝ (Bilzen, ... ) In het algemeen hout bewerken met behulp van machines. Zie ook het lemma ɛmachinewerkɛ.' [N 53, 227b] II-12
machinaal weefgetouw weefmachine: węjfmašen (Sint-Truiden), weefstoel: weǝvštōǝl (Eupen) Het weefgetouw dat machinaal bediend wordt. Zie afb. 56. [N 39, 1c; N 5A øIŋ, 9c] II-7