e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
materiaalwagen dekselwagen: dɛksǝlwān (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Domaniale]), gereedschapswagen: gǝrētšapswāgǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), gǝręjtšapswāgǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), gereedschapwagen: gereedschapwagen (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Maurits]), gǝręjtšapwāgǝ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), geschierswagen: gǝšiǝrsw˙ān (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Eisden]), geschierwagen: gǝširwāgǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]), gǝšīrwān (Heerlen  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), gǝšīǝrwāgǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), getuigswagen: jǝtsøxswān (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), getuigwagen: gǝtsyxwān (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), jǝtsyxwān (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Julia]  [Domaniale]), magazijnwagen: magazijnwagen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]), materiaalwagen: materiaalwagen (Eisden  [(Eisden)]  , ... [Maurits]  [Eisden]  [Eisden]), matriālwāgǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Eisden]), matǝrjālwān (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Maurits]), matǝrjǭǝlwāgǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), matérielwagen: matǝrjɛlwāgǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Wilhelmina]), munitionswagen: munǝtsiuǝnswān (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]) Mijnwagen waarmee gereedschap vervoerd kan worden. Een invuller uit Q 121 merkt over de "getuigwagen" op dat dit een mijnwagen met afsluitbaar deksel was, waarin gereedschap naar de ondergrondse magazijnen werd gestuurd. [N 95, 716; N 95, 677; monogr.] II-5
matglas matglas: matjlās (Kerkrade), mat˲glas (Heerlen, ... ), mat˲glawǝs (Jeuk), mat˲gloas (Houthalen), mat˲glās (Buchten, ... ), mat˲glǭs (Diepenbeek) Vensterglas dat op mechanische wijze ondoorzichtig is gemaakt. ø̄Vroeger geschiedde dit, door de ruit met amaril te schuren, of door haar te plaatsen in een om een horizontale as draaienden bak met grind, waardoor ze mat gekrast werd. Tegenwoordig wordt hiervoor de zandstraalmachine gebruikt (Zwiers II, pag. 70). [N 67, 89d] II-9
mathaak bikkel: bekǝl (Echt), haak: hok (Oud-Waterschei), huǝk (Lummen), huǫk (Bommershoven, ... ), hu̯ǫk (Berg), hōk (Borlo, ... ), hōǝk (Beverst, ... ), hōǫk (Broekom, ... ), hő̄k (Binderveld), hǫǝk (Neerharen), hǭk (Amby, ... ), u̯ǫk (Martenslinde, ... ), ōk (Melveren), ōǫk (Bilzen), lat: lat (Berbroek, ... ), maaihaak: mɛ̄i̯hōk (Valkenburg), mathout: māthǭlt (Gennep, ... ), neerlegger: nērlɛgǝr (Grote-Brogel), pik: pek (Afferden, ... ), pęk (Helden, ... ), pikhaak: pe.khō.k (Overpelt), pe.khǭk (Achel, ... ), pekhāk (Hulst Konijnsberg, ... ), pekhōk (Gingelom, ... ), pekhōǝk (Koersel, ... ), pekhǭk (Baarlo, ... ), pekhǭǝk (Bree, ... ), pekōk (Gingelom), pekǭk (Dilsen, ... ), pek˱ǫǝk (Lanklaar), pikhoǝk (Montenaken, ... ), pikkel: pekǝl (Montfort, ... ), piklat: peklat (Meldert), pinhaak: pinhaak (Maaseik), rolhaak: rǫlhǭk (Kerkrade), uitwinhaak: ǭtwenhǭk (Rosmeer), welhaak: węlhōk (Heusden), zichtehaak: zextǝgōǫk (Val-Meer), zextǝhǭk (Born, ... ), zextǝnhuk (Merkelbeek), zextǝnhōk (Hees), zextǝnhǫuk (Martenslinde), zextǝnhǭk (Brunssum, ... ), zextǝnōǝk (Waltwilder), zextǝnǭk (Boorsem, ... ), zi.xtǝgu̯ő̜k (Sluizen), zi.xtǝhuǫk (Koninksem), zi.xtǝnhuǫk (Bommershoven, ... ), zi.xtǝnhōk (Mopertingen), zi.xtǝnhūǫk (Grote-Spouwen), zi.xtǝnuǫk (Hoeselt), zi.xtǝnu̯uǫk (Rijkhoven), zitǝhǭk (Bocholtz, ... ), zixtǝguǝk (Ketsingen), zixtǝguǫk (Berg, ... ), zixtǝhuǫk (s-Herenelderen), zixtǝhōk (Herderen, ... ), zixtǝnhok (Vlijtingen), zixtǝnhōk (Diepenbeek), zixtǝnhǭk (Amby, ... ), zixtǝnōǝk (Heesveld-Eik), zixtǝu̯ǫk (Millen), ziǝtǝhōk (Kerkrade), ziǝtǝhǭk (Eys, ... ), zēi̯tǝhǭk (Mheer), zī.xtǝnhōǫk (Kerniel), zī.xtǝnuǫk (Vliermaalroot, ... ), zīxtǝnōǫk (Jesseren), zichtelat: zixtǝlat (Beverst), zichter: zextǝr (Zutendaal), zichthaak: [zicht]hok (Genk), [zicht]hoǝk (Gutschoven, ... ), [zicht]huok (Heers, ... ), [zicht]huǝk (Martenslinde, ... ), [zicht]huǫk (Groot-Gelmen, ... ), [zicht]hōk (Aalst, ... ), [zicht]hōǝk (Houthalen, ... ), [zicht]hōǫk (Alken, ... ), [zicht]hūǫk (Heusden), [zicht]hǫǝk (Kermt), [zicht]hǭk (Amstenrade, ... ), [zicht]hǭǝk (Opheers), [zicht]oǝk (Henis), [zicht]uǫk (Diets-Heur, ... ), [zicht]ōk (Brustem, ... ), [zicht]ǭk (Stokkem), zichthout: zixthǫu̯t (Rimburg), zichtlat: [zicht]lat (Berbroek, ... ), zichtpin: zexpin (Hoensbroek) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matig waaien trekken: trękǝ (Leunen), zemelen: zemelen (Paal), zīǝmǝlǝ (Lummen) [N O, 9c] II-3
matig windje flauw windje: flǫw wenjdjǝ (Neeritter, ... ), kruipwind: kruǝpwentj (Weert), krūpwentj (Maxet), nette wind: nętǝ wentj (Weert), pufje: pøfkǝ (Molenbeersel), slappe wind: slapǝ wentj (Thorn), stijve wind: stę̄vǝ went (Tessenderlo), topwind: tǫpwint (Gennep), zwakke wind: žwakǝ wenjt (Herten) Een wind, juist sterk genoeg om te kunnen draaien. [N O, 9c] II-3
matkopmees bijenmeesje: bijje-miske (Waubach), bijenvreter: bieëvrèter (Swalmen), bijmees: biemeisj (Urmond), bijmeesje: biemeesjke (Oirsbeek), biemeske (Opglabbeek), bijmus: biemösj (Stevensweert), bijmusje: bi-jmöske (Nederweert), dennenpiepertje: dennepieperke (Nederweert), houttietenmus: Frings  hōu̯ttitəmeͅs (Beverst), keeskeit: keet is een insectenetend vogeltje (TWb kaaskeet?; vdBerg; omgesp.  kɛ̄jəskɛ̄jət (Wellen), keesmutsje: kîêsmuutsje (Kerkrade), matkop: matkop (Neerpelt), matkoͅp (Maaseik), matkopbijmusje: matkopbiemöske (Weert), matkopmees: matkopmees (Overpelt), matkopmēs (Meijel), matkopmeͅi̯əs (Lommel), vdBerg; omgesp.  matkopmēs (Sint-Truiden), matkopmeesje: matkoͅpmēskə (Kaulille), doorgaans Frings, soms eigen spelling  matkoͅpmeͅskə (Kwaadmechelen), mees: mees (Opglabbeek), Frings; half lang als lang omgespeld  mēs (Lanklaar), meesje: maizeke (Oost-Maarland), meizeke (Oost-Maarland), mutskop: is de rietvink?; cf etym. aant.  moetsjkop (Swalmen), ossenkopje: osseköpke (Weert), tieteit: Frings  tītēͅt (Borgloon), tietemees: titəmēs (Tongeren), ook: tietemees, de algemene term voor mees, vr. 52  tietemees (Bilzen), tietemeesje: tietemaiske (Eigenbilzen), tietemus: Frings  titəmøͅi̯s (Diepenbeek), vuurschieter: vuurschietter (Gennep), winterkoninkje: weenterkeunningske (Gennep), zwartkopje: zjwartköpke (Houthem, ... ), zwartkopmees: sjwartkopmeis (Valkenburg), zjwartkopmijs (Valkenburg) matkop || matkopmees || matkopmees (11,5 kleur als zwarte mees [053], maar zonder nekplek; broedt alleen in vermolmd hout, liefst in vochtig bos; roep [ti-ti-ti-pè-pè-pè], in voorjaar [tjuu-tjuu-tjuu] [N 09 (1961)] III-4-1
matras bed: bed (Ell, ... ), bèd (Guttecoven), béd (Lutterade), beddenzak: beddezak (Meeuwen), beͅdəzak (Neeroeteren), béddezàk (Gruitrode), b‧eͅdəz‧ak (Kinrooi), ook màtrás  béddezàk (Opglabbeek), bedmatras: bedmatras (Blerick), bedzak: bedzak (Noorbeek, ... ), flakkenbed: flakkebed (Schaesberg), hooipulfer: hĕuj-pôlver (Schimmert), kafbed: kaaf-bedde (Ospel), kapokken bed: kapokke bêd (Herten (bij Roermond)), kijl: Verklw. keilke  keil (Heerlen), matras: matras (Arcen, ... ), matrats (Bleijerheide, ... ), mattras (Waubach), metras (Castenray, ... ), màtràs (Opglabbeek), màtrás (As, ... ), mátras (Lommel), mátràs (Tienray), mètras (Guttecoven), mëtras (Tongeren), mötras (Posterholt), mətras (Altweert, ... ), mətràs (Rekem), (= jonger)  matr‧as (Kinrooi), \'ne kepokke metras De sjtoepe ligke vol met kote, wo biej aerpelsjale en rooj krote de völling rót van \'ne metras Ei metreske veur e kienjerbèdje  metras (Roermond), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  metras (Beverlo), Verklw. matreske  matras (Heerlen), Verklw. matreske ¯n struje matras: met stro gevuld ¯n springvere matras Dao laog e zach matreske in e weegske blaank en teer matras-partaer: op de grond slapen  matras (Maastricht), Verklw. matráske, matréske, metréske  matrás (Zonhoven), Verklw. metreske  metras (Venlo), matrasdeken: matrasdieeke (Weert), onderbed: eunderbed (Meerlo), ongerbed (Montfort, ... ), ongerbèd (Helden/Everlo), ondermatras: ongermatras (Weert), pès: Verklw. püske  püs (Heerlen), strooien zak: struje-zak (Noorbeek, ... ), strooizak: strujzak (Ophoven), struujzak (Bree), staat niet duidelijk aangegeven waar het antwoord bij hoort (zie ook vraag 34).  strōi̯zak (Houthalen), strozak: sjtreuzak (Posterholt, ... ), sjtroeëzak (Helden/Everlo), sjtrêûzak (Nunhem), streuzak (Heythuysen), stroezak (Tungelroy), strozak (Obbicht, ... ), stroéezak (Tungelroy), struuzak (Maastricht), stry(3)̄əzak (Lanklaar), (van stro)  struuzak (Maastricht), van stro  sjtruezak (Reuver), verenbed: vaere bêd (Herten (bij Roermond)), verrebed (Meijel), vērebed (Schimmert), van veren  vaere-bed (Reuver), verenzak: (van veren)  verezak (Maastricht) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] || matras || Met stro gevulde matras (bulster, paljas, strozak) [N 79 (1979)] || opgevulde beddezak als onderbed III-2-1
matrijs, holblok ank: aŋk (Roermond), blok hout: blok hout (Helden, ... ), bolblok: bǫlblǫk (Stokkem), doordiepblok: dōrdēp˱blǫk (Roermond), doordieper: dōrdēpǝr (Lanaken), holblok: hǫlblǫk (Nieuwenhagen, ... ), moule: mul (Houthalen), stamp: stamp (Stokkem), vorm: vǫrǝm (Stokkem  [(meestal in de blok van het aambeeld)]  ) Uitgehold blok hout dat dient als ondergrond wanneer met behulp van een hamer een bol of hol vlak in een metalen plaat wordt geklopt. Zie ook afb. 175. Verschillende informanten vermelden ook het gebruik van een loden plaat met één of meer uithollingen voor deze bewerking. De ank was volgens de informant uit L 329 een hardhouten blok in de vorm van een kubus. Elk vlak van deze kubus had een segmentvormige uitholling, steeds met een andere straal. [N 64, 33a; N 66, 5a] II-11
matrijs, stampvorm grondplaat: groŋkplāt (Simpelveld), matrijs: matręjs (Reuver), moule: mǫǝl (Bevingen), onderstempel: oŋǝrštɛmpǝl (Reuver), vorm: vǫrǝm (Klimmen, ... ), vormer: vø̜rǝmǝr (Maastricht) Een uitgeholde ijzeren vorm die dient om samen met de stamper een bepaalde vorm te geven aan een metalen plaat. De matrijs ligt daarbij onder het werkstuk. Zie ook afb. 166 en het volgende lemma. [N 33, 275] II-11
matrozenpakje blauw pakje: WLD  ut blauw pekske (Boekend), col marin (fr.): colmarin (Grote-Spouwen), kolmerēͅ (Kermt), koͅlmare͂ (Hasselt), koͅlmareͅ (Tongeren), koͅlmari͂ (Wintershoven), col marin-tje (<fr.): kolmarɛ̄əkə (Halen), koͅlmərɛ̄(ŋ)kə (Donk (bij Herk-de-Stad)), Fr. col marin.  kolma͂re͂ke (dim.) (Hasselt), kólmárééke (dim.) (Zonhoven), Veldeke  kolmarraenke (Eksel), col marinkostuumpje (<fr.): colməre͂ͅkəstümkə (Maaseik), koͅlmarēͅkəstøͅməkə (Lummen), communicantenkostuum: kəmynəkāntəkəstøm (Diepenbeek), communiepakje: eigen spellingsysteem soms ook wel -  kemuniepèkske (Caberg), WLD ?  communie-pekske (Oost-Maarland), costume marin (fr.): koͅstymarɛ (Borlo), kostuumpje bet col marin (fr.): kəstəməkə bə koͅl mari͂ (Velm), kostuumpje met een col marin (fr.): koͅstympkə meͅd ənə koͅl mare͂ͅ (Ketsingen), marine-anzugje (<du.): eigen spellingsysteem  marieneranzusje (Kerkrade), marinekostuum: marenə kəstøm (Leopoldsburg), marenəkoͅstøͅm (Beverlo), marinəkostøͅm (Beringen), marənəkoͅstəm (Herk-de-Stad), merinəkoͅstym (Sint-Martens-Voeren), marinekostuumpje: marinəkoͅstyməkə (Genk), mərinəkosty(3)̄mpkə (Mechelen-aan-de-Maas), mərinəkəstø.mkə (Neerpelt), marinepak: mərēͅŋəpak (Zelem), marinepakje: marenəpɛkskə (Spalbeek), marinəpakskə (Beringen), eigen spellingsysteem  marienepekske (Ell), WLD  marinepèkske (Milsbeek, ... ), marinire (fr.): [Van Dale (FN): marinière, 2. wijdvallende damesblouse]  marinair (Mal), marinkostuum (<fr.): mərēͅkəstəm (Linkhout), marinkostuumpje (<fr.): mar.nkəstymkəi͂ (Borgloon), mare͂ͅkəstymkə (Riksingen), marèêkòstummeke (Sint-Truiden), marɛ̄kəstymkə (Hoeselt), məräkəstyməkə (Romershoven), (? - moeilijk leesbaar)  marĕkostummeke (Sint-Truiden), idiosyncr.  marinkostummeke (Borgloon), matrozenanzug (<du.): matroeézeantsog (Eygelshoven), matroze-antsóg (Kerkrade), idiosyncr.  matroeëze-antsog (Bleijerheide), matrozenkostuum: matruzənkəstøm (Brustem), matrozenkostuumpje: matrosəkostyməkə (Opheers), matrozenkostumeke (Tessenderlo), matrozenkostumke (Rotem), matruzəkəstimkə (Bree), mətrou̯zəkəstymkə (Vliermaal), matrozenpak: matroesepak (Venlo), matroeëzepak (Heerlen), eigen spellingsysteemloak  matrozenpak (Hoensbroek), WLD (met aantekeningen)  matrooazepak (Leuken), matrozenpakje: ee matrōēëzepeksjke (Hoensbroek), ei matrozenpekske (Maastricht), matraozepekske (Stevensweert), matroe:ze pekske (Meijel), matroezenpekske (Ospel), matroezepekske (Aldeneik, ... ), matroĕzepekske (Tegelen), matroe‧zepekske (Baarlo), matroozepäkske (Roermond), matrozen pekske (Schimmert), matrozenpekske (Neeritter), matrozenpeksken (Neer), matrozepekske (Gronsveld, ... ), matrozepékske (Middelaar), matroäzepekske (Munstergeleen), matroêzenpekske (Ysselsteyn), matroëeze pekske (Tungelroy), matroësepekske (Thorn), matroëzepekske (Blerick, ... ), matru(wə)zəpɛkskə (Eisden), matruzəpeͅkskə (Zolder), matryzəpɛkskə (Spalbeek), matrôzen pèkske (Haelen), matrôêzepekske (Puth), mattrōēzepeksjke (Waubach), metroazepākske (Guttecoven), metroehzepekske (Meijel), metroeze-pekske (Boekend), metroezepekske (Reuver), metroze pekske (Maastricht), metrozenpëkske (Heugem), metrozepekske (Swalmen), metroé-zepekske (Maasbracht), metrōze-pekske (Brunssum), metròzepekske (Heythuysen), mətruzəpɛkskə (Neerharen), mətrūzəpeͅkskə (Rotem), mɛtruɛzəpeͅkskə (Geistingen), afwijkend van Veldeke  matroeëzepekschke (Heerlen), Bree Wb.  matruzepekske (Bree), eigen spellingsysteem  matroeëzepeksjke (Hoensbroek), matroizenpekske (Stein), matrozenpèkske (Wijk), matrozepekske (Heugem, ... ), matrōzepekske (Jabeek), metroaze-pekske (Horn), metrozepekske (Valkenburg, ... ), metrozepekskè (Mesch), fonetisch  een matrooze pekske (Oirsbeek), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem a: "a" (?)  matrozepekske (Borgharen), gewoon spellingsysteem  matroëze-pekske (Mheer), gewoon: -  matrozepekske (Margraten), idiosyncr.  het matrozenpekske (Sittard), matrozepekske (Maastricht), matrozepäkske (Maastricht), metroze pekske (Grathem), metrozenpekske (Venray), metroëzepekske (Venlo), metrôêze pekske (Egchel), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  matrozepekske (Einighausen), Tegelen Wb.  metroëze-pekske (Tegelen), Veldeke  e matroze-pekske (Eijsden), ei metroeëze-pekske (Boeket/Heisterstraat), matroizepekske (Ulestraten), matrozepekske (Roermond, ... ), matrozepäksje (Bocholtz), metroezepekske (Welten), metroizepekske (Ulestraten), Veldeke (iets gewijzigd)  matroézepekske (Tegelen), vrij naar het WLD  matrozepéksjke (Klimmen), WBD  metraozepekske (Obbicht), WLD  ei matrozepekske (Roermond), maatrozepeksjke (Eys), matraozepékske (Urmond), matroeëzepekske (Hoensbroek), matroozenpekske (Posterholt), matroze-pekske (Schimmert), matrozepekske (Gronsveld), matrozepèkske (Milsbeek, ... ), matrōēzepekske (Boekend), matrōēzepékske (Tungelroy), metroezepekske (Weert), WLD (zoveel mogelijk)  metroozepèkske (Wijk), Zie afb. 44 (p.69).  matroeëzepèkske (Meijel), montuurtje (<fr.): WLD  menturke (Mechelen) col marin (Fr.): matrozenpakje || matrozenpak || matrozenpakje [N 26 (1964)] || matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] || matrozenpakje, een jongenskostuum III-1-3