e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
martelen kwellen: kweͅlən (Kerkrade), martelen: martelen (Uikhoven), martələ (Gerdingen, ... ), martələn (Eksel, ... ), matələ (Beverst, ... ), mātəla (Tongeren), ma͂tələ (Herk-de-Stad), metələ (Meldert), meͅrtələ (Koersel, ... ), meͅtələ (Beverlo), meͅ⁄ələn (Kwaadmechelen), zichzelf afmatten  matələ (Tongeren) martelen [ZND A1 (1940sq)] || sukkelen III-1-4, III-3-1
marter boommarter: baum marter (Wijlre), bovien: bevien (Lutterade), bouvine (Geleen), bovien (Sittard), martes fouina  boevien (Echt/Gebroek), WBD/WLD = boommarter of steenmarter  boevīēn (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  bevien (Guttecoven), bunzing: ? / Ned. bunzing  bunzing (Noorbeek, ... ), ideosyncr.  bunzing (Doenrade), ideosyncr. !  bunzing (Neer), WBD/WLD  bunzing (Susteren), WLD  bunzung (Venlo), das: das (Venlo), eekhoorntje: WBD/WLD  eekheurənsjə (Maastricht), eekkats: cf eekhoorn  enkets (Pey), eierfis: eiermarter  eiervis (Valkenburg), eierwezel: oude spelling  eierwezel (Meijel), steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  èrwessel (Heusden), fis: fis (Horn, ... ), vies (Maasniel), vis (Amby, ... ), visch (Geleen), vīēs (Eijsden), = ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: flewoojn en fr?t  vis/fis (Bilzen), ?  vis (Heek), bunzing, wezel  vies (Herten (bij Roermond)), huismarter  vîs (Valkenburg), IPA  fis (Kwaadmechelen), Men maakt onderscheid tussen "fis"en "fluwijn". Geen eensgezindheid bij de ondervraagde personen  fis (Eigenbilzen), Men maakt onderscheid tussen "fis"en "fluwijn". Geen eensgezindheid bij de ondervraahde personen  fis (Eigenbilzen), steenmarter  fis (Bree), steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  fes (Peer), feͅs (Hamont, ... ), fis (Houthalen, ... ), fisch (Wijchmaal), ves (Opglabbeek, ... ), vis (Lanklaar), vəi̯s (Rotem), Veldeke  vis (Nunhem), WBD/WLD  vis (Urmond), WBD/WLD = bunzing  vis (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD  fis (Eksel), vies (Heel), vis (Born, ... ), ’n vis (Geverik/Kelmond), fits: WLD  viz (Guttecoven), fluwijn: fle-wien (Blitterswijck), flewien (Buggenum, ... ), flewijn (Jeuk, ... ), fluwien (Beegden, ... ), fluwijn (Hoeselt, ... ), fləwēͅən (Niel-bij-St.-Truiden), < fr. fouine met l-epenthese  flëwain (Tongeren), = ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: vis/fis en fr?t  flewoojn (Bilzen), Bree Wb.  fluwi-jn (Bree, ... ), eigen spellingsysteem additie bij varegn 38-39: boommarter  fluwien (Ell, ... ), eigen spellingsysteem additie bij vragen 38-39: steenmarter  fluwien (Ell, ... ), fluwijn  fləwain (Borgloon), Gronsveld Wb  flewijn (Gronsveld), Men maakt onderscheid tussen "fis"en "fluwijn". Geen eensgezindheid bij de ondervraagde personen  fluwijn (Eigenbilzen), Men maakt onderscheid tussen "fis"en "fluwijn". Geen eensgezindheid bij de ondervraahde personen  fluwijn (Eigenbilzen), oude spelling  fluwijn (Meijel), steenmarter  flewaain (Tongeren), fluwein (Heers), fluwien (Maaseik), fluwijn (Godschei), fluwɛijən (Gelinden), flywijn (Beringen), steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  fellewên (Wellen), filəwejn (Kermt), flewain (As, ... ), fluwijn (Eksel, ... ), flywēͅeͅn (Gelinden), flywijn (Vliermaal), flywin (Eisden), flywīnə (Molenbeersel), flywɛ.jn (Hoepertingen), flüi̯wɛen (Mielen-boven-Aalst), fləwain (Martenslinde), fləwejn (Kermt), fləwēͅjn (Bommershoven), fləwēͅn (Sint-Truiden), fləwijeͅn (Koninksem), fləwijn (Lanaken), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones ie-lang  fluwien (Gulpen), WBD/WLD  fleweijn (Caberg), fluwijn (As, ... ), WLD  flewien (Weert, ... ), flöwīēn (Stevensweert), WLD ee = gelijk in been  fluween (Vlijtingen), WLD in Z.Limburg  fluwien (Tungelroy), fluwijntje: steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  fləweͅnkə (Riksingen), fouine (fr.): fewien (Meerssen), foeien (Schimmert), foewien (Berg-en-Terblijt, ... ), foowìeng (Gulpen), fowien (Sittard), fowieng (Epen), fuwien (Gulpen, ... ), fuïen (Beegden), fwein (Borgharen), Gronsveld Wb  fewijn (Gronsveld), mustela martes  fe’wyn (Gronsveld), niet hetzelfde dier als ves  fəwī.n (Opgrimbie), steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  foewieng (Montzen), foͅwin (s-Gravenvoeren), WLD  fewien (Klimmen), fŏĕwien (Klimmen), fəw‧iŋ (v.; zonder l) (Ingber), fret: = ook vr. 39: benamingen bestaan met onzekere toekenning aan de soort; ook: vis/fis en flewoojn  frêt (Bilzen), eigen spellingsysteem  fret (Geleen), ideosyncr.  fret (Maastricht, ... ), WLD  fret (Ubachsberg), WLD als u de gecultiveerde munzing bedoelt die voor de jacht op konijnen gebruikt wordt  fret (Maastricht), hermelijn: hermelijn (Oirlo), IPA  hɛrməlɛn (Kwaadmechelen), Veldeke 1979 nr. 1 ?  hermelijn (Venray), WLD  (hermelijn) (Born), kedjot (?): steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  hedjötte (Val-Meer), kedjotte (Rosmeer), WLD roofdier van hennenstal ? - moeilijk leesbaar  kedjot (Vlijtingen), kustreksel: kustrèksel (Beverlo), maart: maart (Brunssum, ... ), maat (Bleijerheide, ... ), māārt (Posterholt, ... ), ’ne maart (Montfort), [ ? - moeilijk leesbaar]  maaht (Rimburg), [verkortingsboogje boven 2e a ]  maat (Heerlen), boommarter  maar(t) (Valkenburg), Veldeke  maat (Waubach), maats: maatsj (Eys, ... ), maátsch (Vijlen), WLD  maatsch (Vijlen), mā.tš (v.) (Eys, ... ), marber: marber (Mheer), marter: eine marter (Schimmert), maartel (Beesel, ... ), maarter (Baarlo, ... ), marder (Vaals, ... ), marter (Afferden, ... ), martər (Maastricht, ... ), mater (Arcen, ... ), eigen spellingsysteem  marter (Geleen, ... ), Endepols  marter (Maastricht, ... ), merter (Heer, ... ), ideosyncr.  marter (Maastricht, ... ), oude spelling  marter (Meijel), steenmarter  marter (Beringen), martər (Lommel), Veldeke  marter (Nunhem), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  marter (Gulpen), WBD/WLD  marter (Lutterade, ... ), martər (Kapel-in-t-Zand, ... ), màrtər (Maastricht, ... ), mártər (Heerlen), WLD  marter (Beesel, ... ), martör (Stevensweert), mater (Sevenum), moater (Sevenum), màrtər (Montfort, ... ), mèrter (Swalmen), ènne marter (Schimmert), zelden: fluwijn  martel (Amby), ± WLD  martər (Wijnandsrade), martertje: WBD/WLD  martertje (Stein), muishondje: steenmarter  muishondje (Loksbergen), steenmarter: Ned. steenm.  stéénmarter (Noorbeek, ... ), steenmarter  steenmarter (Sint-Truiden), steinmarter (Reuver), steinmàrter (Meerssen), stienmarter (Houthalen, ... ), ulk: ellik (Maasbree), ilk (Blerick), ’enne illuk (Blerick), cassettebandje  elk (Meijel, ... ), ideosyncr.  (illik) (Velden), Veldeke 1979 nr. 1  ulk (Venray), WLD  ellik (Maasbree), íelek (Venlo), WLD als bunzing bedoeld is  illik (Sevenum), WLD als bunzing bedoeld wordt  illik (Sevenum), vuur: vuur (Doenrade, ... ), vŭŭër (Gulpen), ? / ik meen dat vuur = bunzing is  vuur (Heek), eigen spellingsysteem  vuur (Merkelbeek), vuuër (Schinnen), ideosyncr.  vuur (Vlodrop), Veldeke = bunsing  vuur (Waubach), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  fuur (Gulpen), WBD/WLD  vuuər (Simpelveld), WLD  vūūr (Doenrade, ... ), ènne vūūr (Schimmert), WNT; Weijn.Lat <fur  vuŭr (Heerlerbaan/Kaumer), vuurder: vëurder (Gronsveld), vuurs: vūūrs (Swalmen, ... ), (? - moeilijk leesbaar)  vuurs (Roermond), WLD  vûûrs (Swalmen), wezel: weezel (Grevenbicht/Papenhoven), wezel (Nieuwstadt, ... ), wiezel (Heerlerbaan/Kaumer), wizzəl (Epen), ?  wezel (Oirlo), ? / Ned. wezel  wizel (Noorbeek, ... ), cassettebandje  wezel (Meijel, ... ), eigen spellingsysteem  wezel (Meerlo), Endepols  wezel (Maastricht), ideosyncr.  wezel (Velden, ... ), steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  wēzel (Sint-Huibrechts-Lille), WBD/WLD  weezəl (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), wezel (Lutterade), WLD  weezel (Itteren), wessel (Eksel), wezel (Born, ... ), wezeltje: steenmarter ondergebracht bij marter, alg.  wēͅssəlkə (Lanaken), WBD/WLD é leunt aan bij ö  wésselke (As) boommarter [N 83 (1981)] || fluwijn || Hoe noemt u een soort marter, tot 48cm lang, met een staart tot 26cm. Het is een slank roofdier met donkerbruine pels en witte borstvlek die tot de binnenzijde van de voorpoten doorloopt (fluwijn) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het slanke roofdiertje, geelbruin tot donkerbruin, met lange dekharen. De kop is spits met grote oorschelpen, het lichaam is lang en lenig. Het heeft een lange staart en korte poten; marter (fluwijn) [N 83 (1981)] || marter [SGV (1914)] || marter, soort [ZND 48 (1954)], [ZND m] || marter, wilde — || steenmarter [N 83 (1981)], [ZND 07 (1924)] III-4-2
masker bakkes: bakkes (Mheer), bombakkes: bombakkes (Merselo, ... ), Mit zönne kop hèt ie mit de vastelaovend gèn bómbakkes neudig!  bómbakkes (Gennep), oud  bŏŏmbakkes (Gennep), Volkset.  bòmbákkes (Venray), maske: `maskə (Gemmenich), maske (Amby, ... ), maskə (Kanne, ... ), màske (Sint-Truiden), màskə (Rekem), ən maskē (Vaals), əə maskə (Tongeren), [1. Masker]: a) Den hele raam hóng vol ratels, maskes en fepe.  maske (Roermond), [2. Gemaskerd persoon]: b) obbins pakde mich twee maskes ónger den erm.  maske (Roermond), jong  maske (Gennep), Mèt Vêstënuòvënd vërkòchtë dë bàrbie:rs maskës én allëman mòs (of moe:s) èin hùbbë én zat dan zó ë lèid moembakkës òp.  maskë (Tongeren), ook voor persoon die gemaskerd is  maskə (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  maske(r) (Beegden), ps. omgespeld volgens Frings.  maske (Eys), Zie ook: mombakkes.  maske (Heerlen), masker: maesker (Kermt), masker (Beesel, ... ), maskər (Eys, ... ), mAskər (Venlo), màskər (Lozen), ə maskər (Paal, ... ), ə màskər (Beverlo, ... ), Als het vastelavond is hebben de kinderen ee(n) masker op.  maskər (Meeswijk), In het najaar, o.a. met Allerheiligen en Vastenavond. Bieten uithollen en kopfiguren maken. In het donker een kaars daarin laten branden en dat moesten "spoken"voorstellen.  maskers maaken (Eksel), minder gebruikt  masker (Aalst-bij-St.-Truiden), Mod.  masker (Posterholt), Op karnaval lopen veel mensen bij een masker op.  mḁskər (Niel-bij-St.-Truiden), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  masker (Grevenbicht/Papenhoven), Ze hadden allemaal een masker op.  maskər (Lommel), maskie: Mv. maskiets.  maskie (Kerkrade), masque (fr.): Ook mombakkes.  mask (Wellen), mom: mom (As, ... ), mum (Aalst-bij-St.-Truiden), mòm (Venray), mombakkes: (mombakkes) (Griendtsveen), eͅ mumbakəs (Kortessem), moem-bak-kês (Widooie), moembakkes (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), moeëbakkes (Meldert), momba?əs (Lommel), mombakes (Stokrooie), mombakkes (Beverst, ... ), mombakəs (Amstenrade, ... ), mōbakəs (Zonhoven), mōmbakəs (Meijel), mōəmbakəs (Kelpen), moͅmbakəs (Maaseik, ... ), moͅmbàkkəs (Lozen), mumbak?s (s-Herenelderen), mumbakkəs (Heers, ... ), mumbakəs (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), mūmbakəs (Mettekoven), mūmbàkəs (Veulen), mòmbakkes (Boorsem), mómbakkes (Diepenbeek, ... ), mómbákkes (Zolder), møͅmbakəs (Leopoldsburg), oembakkes (Heppen), ə mombakəs (Beringen), ə mombàkəs (Lanklaar), ə mŏmbakəs (Eksel), ə moͅmbàkəs (Houthalen), ə mumbakəs (Paal), ə mumbàkəs (Hasselt), ən mŏmbàkkəs (Neerpelt), ən moͅmbàkəs (Overpelt), ? = glottisslag  momba?əs (Lommel), [Met afbeelding].  moe.mbakkes (Hasselt), mómbakk`s (Bocholt), môembakkës (Hoeselt), Bè veslòò.ëve(n)t loepn ter veul bèt e - óp: Met carnaval dragen velen een -.  moobákkes (Zonhoven), Hum.; soms beschouwd als boers.  moembakkës (Tongeren), Met vastelavond heeft iedereen ee(n) mombakkes op.  mombakəs (Meeswijk), Met vastenavond hebben er velen een mombakkes op.  mombakəs (Hamont), Mi vasloaven droege ze ö mùmbakkes.  mùmbakkes (Beverlo), Mombakkes: mom(me)bakkes.  mom(me)bakkes: mombakkes (Maastricht), Mèt vesteloavet zèt iederèèn ze mombakkes op.  mombakkes (Eigenbilzen), Naast moembàkkës.  mómbàkkes (Tongeren), ouder  mōmbakəs (Opglabbeek), puntje onder de o  mombàkəs (Bree), ə mombàkəs (Lozen), Sub masque: ook mombakkes.  mombakkes (Wellen), Sub moelbakks.  mómbakk`s (Kaulille), Syn. mómmegezicht.  mómbakkes (Bree), Vgl. pag. I.352: masker, zie mombakkes.  mōbakəs (Zonhoven), Zie ook: maske.  mómbakkes (Heerlen), mommebak: momenbak (Oirlo), mommebakkes: moamebakkus (Terlinden), moemebakkes (Val-Meer), moemmebakkes (Riemst, ... ), momebakes (Zonhoven), momebakkes (Heusden), mommebakkes (Berg-en-Terblijt, ... ), moməbakəs (Eigenbilzen, ... ), moumebakkes (Zichen-Zussen-Bolder), mŏĕmebakkes (Schimmert), moͅməbakəs (Amby), muməbakəs (Leopoldsburg), mòmmebakkes (Valkenburg), mômmebakkes (Meerssen), Mombakkes: mom(me)bakkes.  mom(me)bakkes: mommebakkes (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  mommebakkes (Stevensweert), mómmebakkes (Heer), mommegezicht: moem me gezich (Einighausen), moemegezicht (Brunssum, ... ), moemmegezicht (Lanklaar), moemmegezig (Brunssum, ... ), mom-me-gezeecht (Blitterswijck), momegezeegt (Swolgen), momegezich (Lutterade), momegezicht (Vucht), momme-gezeecht (Helden/Everlo), mommegezeech (Sevenum), mommegezeecht (Helden/Everlo, ... ), mommegezeegt (Remersdaal), mommegezēēch (Velden), mommegezich (Asenray/Maalbroek, ... ), mommegezich(t) (Heerlen), mommegezicht (Beegden, ... ), mommegeziech (Schinnen), mommegezig (Lutterade, ... ), mommegezīcht (Meerlo), mommegezug (Lottum), mommejezich (Kerkrade), mommengezeecht (Sint-Martens-Voeren), momməgezich (Swalmen), moməgəzex (Opgrimbie, ... ), moməgəzext (Ell), moomegezicht (Sint-Odiliënberg), moommegezich (Obbicht), moommegezicht (Elen), moŏmmegezich (Grevenbicht/Papenhoven), moëmegezīcht (Panningen), mōməgəzex (Opglabbeek, ... ), mŏmmegezicht (Well), mŏŏmmegezich (Klimmen), mŏŏmmegezicht (Afferden, ... ), moͅməgəzex (Heerlen, ... ), muməgəzix (Mechelen-aan-de-Maas), mŭmegezich (Sittard), mŭmmegezicht (Herten (bij Roermond), ... ), mòmmegezich (Boorsem, ... ), mòmmegezicht (Echt/Gebroek), mómmegezich (Geleen, ... ), mómmegezicht (Hunsel, ... ), mômmegezich (Herten (bij Roermond), ... ), #NAME?  mó:mmegezich (Roermond), *: verouderd.  mómmegezich (Posterholt), duitse ù  e mùmmegezicht (Mechelen-aan-de-Maas), Met dat mommengezicht kon ik hem niet herkennen (mom: masker).  moməgəzech (Meeswijk), Mèt vastelaovend zúut me vuël mómmegezichte.  mómmegezich (Baarlo), Mòmmegezichter maakgde de kènger ziech vreuger zellef.  mòmmegezich (Boorsem), Ook wel: n met vastenavond verkleed persoon.  mômmegezich (Tegelen), Opm. oo kort uitgesproken.  moomegezeecht (Sevenum), Opm. vastenavond.  mômmegezicht (Neeritter), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  mŏmmegezicht (Buggenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  mŏammegezich (Guttecoven), Sub mómbakkes.  mómmegezicht (Bree), vooral voor karukaturale maskers bij Vastenavond  moməgəzex (Beek (bij Bree)), mommes: mommes (Schaesberg), mommesbakkes: mumeͅsbakəs (Oostham), mommesgebakkes: mommesgebakkes (Rekem), mondbakkes: monbakkes (Kaulille, ... ), mondbakkes (Alken, ... ), mondbakəs (Beringen), montbakəs (Beringen), mōəndbakəs (Beverlo), moͅndbakkəs (Lommel), moͅəndbakəs (Ulbeek), munba?əs (Oostham), Met carnaval lopen er veel rond met mondbakkesen.  mondba?əs (Lommel), mondenbakkes: monnebakkes (Paal), monəbakəs (Kaulille), moonebakkes (Beverlo), muilbakkes: moalbakkes (Houthalen), moelbakk`s (Kaulille), moelbakkes (Hamont), moulbakkes (Houthalen), mulbakəs (Hamont), [vgl pag. 125: mómbakks, met afbeelding].  moe:lbakk`s (Bocholt) (Karnavals)masker. || 1. Masker. || [Carnavalsmasker]. || [Feest - karnaval]: Masker, mombakkes. || [Feest - karnaval]: Masker. || [I.] Masker. || [II]. Masker. || [Masque]. || Carnavalsmasker. || Een masker (dat op vastenavond gedragen wordt). [ZND 31 (1939)] || Een masker (vastenavond). [ZND B1 (1940sq)] || Een min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven [mombakkes, mommegezicht, bambakkes, masker]. [N 88 (1982)] || Maske: 1. Maske. || masker [SGV (1914)] || Masker (carnaval). || Masker (hum.). || Masker bij Carnaval. || Masker maken. || Masker met vastenavond. || Masker voor het hele gezicht. || Masker, mombakkes. || Masker. [ZND 01 (1922)] || Masker: [Masker]. || Masker: a) masker, mombakkes. || Masker: masker. || Masker: Mombakkes. || Masque. || Masque: 1. masker. || Mombakkes, carnavalmasker. || Mombakkes. || Mombakkes: Masker (zonder ernstige bedoelingen gedragen). || Mombakkes: Masker en bakkes. || Mombakkes: masker, momaangezicht. || Mombakkes: naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking teneinde dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante aan te geven. || Mombakkes: zonderling masker. || Mommegezich*: carnavalsmasker. || Mommengezicht: Masker. || Mondbakkes: Mombakkes, momaangezicht. III-3-2
masker add. loup (fr.): Van Fr. loup.  loe (Hasselt), snuit: [Met afbeelding].  sn"e.t (Hasselt) Masker: Zwart masker dat alleen de ogen bedekt. || Snuit: 2. Feestneus. III-3-2
massieve muur dikke muur: dekǝ mūr (Gronsveld, ... ), massieve muur: masif mūr (Heerlen, ... ), muur: mōr (Tungelroy), mūr (Sint-Truiden), toeë muur: tuw mūǝr (Hoensbroek), vaste muur: [vaste muur] (Geulle, ... ), vol muurwerk: vǫl m ̇ūrwęrǝk (Bleijerheide), volle brikmuur: vǫlǝ brekmuǝr (Bilzen), volle muur: vol [muur] (Bree, ... ), volǝ [muur] (Berverlo, ... ), vǫl [muur] (Eys, ... ), vǫlǝ [muur] (Bilzen, ... ) Massieve muur zonder spouw. De dikte van buitenmuren die op deze wijze werden opgemetseld, kon anderhalf-, twee- of tweeëneenhalfsteens zijn. Zie ook het lemma 'Tweesteense muur'. Massieve muren isoleerden slecht warmte en geluid. Bovendien waren ze moeilijk waterdicht te maken. Optrekkend vocht ging men tegen door regelmatig een laag asfaltpapier tussen de voegen te leggen. Zie ook het lemma 'Asfaltpapier'. Het woord '(muur)' is fonetisch gedocumenteerd in het lemma 'Muur'. [N 31, 36a] II-9
mast bal: bal (Gennep, ... ), leembal: lēmbal (Ottersum) De hoeveelheid geprepareerde kleimassa, nodig voor het draaien van één voorwerp. [N 49, 18a] II-8
masteluin bontding: bondɛŋk (Stokkem), bontgoed: bo.nt˱go.t (Kanne), bontgoed (As, ... ), bont˱gōt (Eisden, ... ), bunt˱gōt (Dilsen, ... ), bōnt˲gōt (Gellik), bontkoren: bont[koren] (Margraten), bō.nt[koren] (s-Gravenvoeren), bōnt[koren] (Moelingen), fourrage (fr.): fɛrǭžǝ (Vroenhoven), gerstekoren: gēǝrštǝkōǝn (Margraten  [(gerst en rogge)]  ), graan: grɛ̄n (Genk, ... ), haverbonen: hāvǝrbūǝnǝ (Margraten  [(haver en bonen als nagewas)]  ), havergerst: hāvǝgēǝrš (Margraten  [(haver en gerst)]  ), koren en tarwe ondereen: koǝn ęn tɛrǝf ǫndǝrin (Velm), kō.n ęn tɛrǝf ǫnǝrēn (Diepenbeek), kūǫrǝn ęn tɛrǝf oŋǝręi̯n (Rotem), korenachtig tarwe: ko.ǝnɛtex tɛrǝf (Bilzen), kromgoed: krǫ.mpgūt (Hoeselt  [(haver en wikke)]  ), masteluin: masteluin (Hechtel, ... ), mastǝlau̯n (Sint-Lambrechts-Herk), mastǝlø̄n (Vliermaal), mastǝlø̜̄n (Sint-Truiden), mastǝlēn (Rijkhoven), mastǝlē̜i̯ǝn (Zonhoven), mastǝlōn (Eigenbilzen), mastǝlūǝ.n (Maaseik), mastǝlɛi̯n (Alken, ... ), mastǝlɛ̄n (Paal), mastran: mastrān (Ulbeek, ... ), mǝstrā (Wellen), mǝstrān (Borgloon, ... ), mɛstra (Gelinden), mɛstrau̯n (Sint-Truiden), mengel: mengel (Paal), mengeling: mengeling (Leopoldsburg, ... ), miŋǝlǝn (Zolder), mɛŋǝlǝn (Neerglabbeek), mengsel: mengsel (Mechelen-Bovelingen, ... ), mélange (fr.): mélange (fr.) (Herstappe, ... ), regaalsgoed: rējǭlsgōt (Margraten  [(rogge en gerst of spelt)]  ), tarwetig koren: tɛrfǝtex [koren] (Bilzen, ... ), witgraan: wetgrēi̯ǝn (Waasmont), wetgrē̜n (Landen), witkoren: wet[koren] (Gutschoven, ... ) Menggewas, vooral rogge en tarwe dooreen; vroeger bakte men er brood van ("masteluinbrood"), nu wordt het alleen nog als groenvoer gezaaid. Indien het mengsel een andere samenstelling heeft dan rogge en tarwe, dan wordt dat in het lemma aangegeven. De opgaven "groenvoer" zijn in het lemma ''groenvoer'' (1.2.14) ondergebracht. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [koren], zie het lemma ''rogge'' (1.2.4), resp. ''graan, koren'' (1.2.1). [L 39, 15; L lijst graangewassen, 5; monogr.; add. uit L 48, 26; Lu 2, 26] I-4
mastenberd scheut: šø̄̄t (Tegelen) De plank waarop de masten worden gelegd. In L 163 en L 164 werd hiervoor de walkbank gebruikt, in L 163 later bovendien ook de draaitafel, een losse tafel bij de draaischijf. [N 49, 18b] II-8
mastiek mastiek: mastik (Bleijerheide), mǝstik (Sevenum), teer: tēr (Nieuwenhagen, ... ) Gietbare massa voor bitumineuze dakbedekkingen. [N 64, 155c] II-9
masturberen (-) afspelen: aofspjéle (Zichen-Zussen-Bolder), m ôofspeelë (Tongeren), oafspelen (Diepenbeek), oafspjèle (Eigenbilzen), z`n muis ôofspeelë (Tongeren), z`n pin oafspèle (Eigenbilzen), zeene preul oafspeile (Wellen), zenne pie afspèile (Sint-Truiden), zich eenen aofspiele (Bilzen), zien spiel aofspiele (Bilzen), zijne - afspelen (Loksbergen), zijne pie afspelen (Zonhoven), zijne piemel afspelen (Genk), zijne piet aafspeelen (Eksel), zijne pisser afspelen (Genk), zënë sjaarël ôofspeelë (Tongeren), (-) aftrekken: (aaftrekke) (Ell), (zich) aaftrèkke (Zolder), aaftrekke (Bocholtz, ... ), aaftrèkke (Ell, ... ), aftrekke (Afferden, ... ), aftrekke ? (Maasbracht), aftrekken (Oirlo), aoftrekke (Maastricht), aoftrèkke (Bilzen, ... ), āāftrékke (Lutterade), āftrekkə (Nuth/Aalbeek), eine aaftrekke (Herten (bij Roermond), ... ), hem aftrekken (Sint-Huibrechts-Lille), inge aftrekke (Vijlen), m aaftrèkke (Eksel), oaftrekken (Diepenbeek), z`n eige aftrekke (Loksbergen, ... ), zen eigen aaftrekke (Weert), zich (enne) aaftrekke (Schinnen), zich aaftrekke (Bocholt, ... ), zich aaftrekkə (As), zich aaftrèkke (Bree, ... ), zich aäftrèkke (Maasbree), zich eine aaftrekke (Holtum, ... ), zich enge aaftrekke (Gulpen), zich ijnə āāftrékkə (Opglabbeek), zich inne aaftrekke (Waubach), ziech aoftrēkkə (Maastricht), zien eege aaftrekke (Heerlen), cf. VD s.v. "onaneren"1. (van mannen en jongens 2. masturberen  hem aftrekken (Lommel), Dit bij een ander doen: eine burgemeister maake.  zich einen aftregke (Urmond), (-) wiksen: eine wikse (Roggel, ... ), wiekse (Bocholtz, ... ), wieksen (Baarlo, ... ), wikse (Doenrade, ... ), wiksen (s-Gravenvoeren), zich aine wikse (s-Gravenvoeren), zich ein wiekse (Reuver), zich eine wickse (Thorn), zich enne wiekse (Puth), zich inge wiekse (Vijlen), zich inne wiekse (Nieuwenhagen), ziech innewiekse (Kerkrade), Vgl. wiekskönig, wiekskampioen.  wiekse (Belfeld), Vgl. wiksbruder, scheldnaam.  zich eine wikse (Herten (bij Roermond)), Wel eens gehoord.  wīēkse (Eijsden), (-)wiksen: aofwiekse (Zichen-Zussen-Bolder), cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten  aafwiekse (Venray), aan zijn pisser trekken: aan zienə pissər trekkə (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), afnondeju-en: afnondejuje (Afferden, ... ), afrijten: aafrieten (Baarlo, ... ), afroepen: aafroepe (Bocholtz, ... ), aafroeppe (Kerkrade, ... ), afroetsen: aafroetse (Klimmen, ... ), afrukken: aafrukken (Achel, ... ), afspelen: aafspelen (Eksel, ... ), aafspeulen (Achel, ... ), afspeele ? (Maasbracht, ... ), afspelen (Eksel, ... ), aofspjéle (Zichen-Zussen-Bolder), āāfspiĕlə (Opglabbeek, ... ), m aafspeele (Eksel), oafspelen (Diepenbeek), oafspjèle (Eigenbilzen), àfspeile (Sint-Truiden, ... ), aftrekken: (aaftrekke) (Ell), (zich) aaftrèkke (Zolder), aaftrekke (Bocholtz, ... ), aaftrèkke (Ell, ... ), aftrekke (Afferden, ... ), aftrekke ? (Maasbracht), aftrekken (Oirlo), aoftrekke (Maastricht), aoftrèkke (Bilzen, ... ), āāftrékke (Lutterade), āftrekkə (Nuth/Aalbeek), oaftrekken (Diepenbeek), afwiksen: aofwiekse (Zichen-Zussen-Bolder), cf. WNT s.v. "wiksen ("soms ook in de vorm wieksen") 2. "slaag geven, aframmelen; zie ook 4. "beetnemen, foppen"; cf. Schuermans s.v. "wiksen": ±slaan, straffen, betaald zetten  aafwiekse (Venray), be de kut spelen: bij de kut spelen (Vorsen, ... ), be zijn charles spelen: be zène zjaa.rel spee.le (Zolder, ... ), biljarten: bieljarde (Kerkrade, ... ), burgemeester maken: burgemeister make (Klimmen, ... ), de handwagen varen: de hankwagen varen (Baarlo, ... ), de zijne afspelen: de zijnen afspeulen (Lommel, ... ), een afspelen: ein aafspele (Lanklaar, ... ), een aftrekken: eine aaftrekke (Herten (bij Roermond), ... ), inge aftrekke (Vijlen), een trekken: eine trèkke (Beesel, ... ), een wiksen: eine wikse (Roggel, ... ), een-twee-drie-andere hand: ien-twie-dre ander hand (Loksbergen, ... ), er zich een rijten: d`r zich eine riete (Belfeld, ... ), hem afknopen: em aofknoeppe (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), hem afspelen: m aafspeele (Eksel), m aafspīēlə (As, ... ), m ôofspeelë (Tongeren), hem aftrekken: hem aftrekken (Sint-Huibrechts-Lille), m aaftrèkke (Eksel), cf. VD s.v. "onaneren"1. (van mannen en jongens 2. masturberen  hem aftrekken (Lommel), jakken: cf. Vd s.v. "jakken"= hardlopen of -rijden  jakkə (Loksbergen, ... ), met de handkar eraan gaan: mit de hààndkar deran gaon (Afferden, ... ), met de handkar rijden: mit de hààndkar réje (Afferden, ... ), met de piemel spelen: mit de piemel speele (Maasbracht, ... ), moppen: cf. Schuermans s.v. "moppen": slaan, oorvegen geven  moppe (Weert, ... ), op de handen wassen: Schertsend.  oppe henj wasse (Swalmen, ... ), roepen: roeppe (Kerkrade, ... ), spelen met zijn pin: spiĕle met zen pin (Bilzen, ... ), trekken: trekke (Echt/Gebroek, ... ), trèke (Diepenbeek, ... ), versieren: versere (Klimmen, ... ), vuillapje spelen: vówllèpkə spīēlə (As, ... ), wiksen: wiekse (Bocholtz, ... ), wieksen (Baarlo, ... ), wikse (Doenrade, ... ), wiksen (s-Gravenvoeren), Vgl. wiekskönig, wiekskampioen.  wiekse (Belfeld), Wel eens gehoord.  wīēkse (Eijsden), zich afrijten: zich aafriete (Posterholt, ... ), zich afroebelen: zich aafroebele (Hoensbroek, ... ), zich afroetsen: zich aafroetse (Klimmen, ... ), zich afspelen: zich aafspule (Maaseik, ... ), zich aftrekken: zich aaftrekke (Bocholt, ... ), zich aaftrekkə (As), zich aaftrèkke (Bree, ... ), zich aäftrèkke (Maasbree), ziech aoftrēkkə (Maastricht), zich een afroetsen: zich eine aafrôôtse (Neerharen, ... ), zich een afspelen: zich eenen aofspiele (Bilzen), zich een aftrekken: zich (enne) aaftrekke (Schinnen), zich eine aaftrekke (Holtum, ... ), zich enge aaftrekke (Gulpen), zich ijnə āāftrékkə (Opglabbeek), zich inne aaftrekke (Waubach), Dit bij een ander doen: eine burgemeister maake.  zich einen aftregke (Urmond), zich een houwen: zich eine houwe (Meerssen, ... ), zich een roepen: zich nne roepe (Nieuwenhagen, ... ), zich een wiksen: zich aine wikse (s-Gravenvoeren), zich ein wiekse (Reuver), zich eine wickse (Thorn), zich enne wiekse (Puth), zich inge wiekse (Vijlen), zich inne wiekse (Nieuwenhagen), ziech innewiekse (Kerkrade), Vgl. wiksbruder, scheldnaam.  zich eine wikse (Herten (bij Roermond)), zich in zijn eigen amuseren: zich in ziën eige amezeere. (Maasbracht, ... ), zich klaarmaken: zich klaormaken (Schin-op-Geul, ... ), zich vingeren: Vrouwen.  zich vingere (Schinnen, ... ), zich zuiveren: Ook ooit gehoord.  zich züverre (Eksel, ... ), zichzelf besmoedelen: zig zelf besmoedelen (Chèvremont, ... ), zichzelf klaarspelen: zich zelf kloarschpieële (Heerlen, ... ), zichzelf klaor sjpele (Herten (bij Roermond), ... ), Vrouwen.  zichzelf kloarspele (Lutterade, ... ), zijn - afspelen: zijne - afspelen (Loksbergen), zijn charles afspelen: zënë sjaarël ôofspeelë (Tongeren), zijn charles sleuren: zène sjaarel sleure (Zolder, ... ), zijn eigen aftrekken: z`n eige aftrekke (Loksbergen, ... ), zen eigen aaftrekke (Weert), zien eege aaftrekke (Heerlen), zijn eigen uit bed trekken: z`eigə əət bed trekkə (Loksbergen, ... ), zijn muis afspelen: z`n muis ôofspeelë (Tongeren), zijn pie afspelen: zenne pie afspèile (Sint-Truiden), zijne pie afspelen (Zonhoven), zijn piemel afspelen: zijne piemel afspelen (Genk), zijn piet afspelen: zijne piet aafspeelen (Eksel), zijn pin afspelen: z`n pin oafspèle (Eigenbilzen), zijn pisser afspelen: zijne pisser afspelen (Genk), zijn prul afspelen: zeene preul oafspeile (Wellen), zijn spel afspelen: zien spiel aofspiele (Bilzen) masturberen || onanie plegen, zichzelf bevlekken [zn eige aftrekke, afspelen] [N 10c (1961)], [N 10C (1995)], [N 10C (zj)] III-2-2