e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rondcirkelen boven het hok rondvliegen: rònkvleege bove ’t hok (Sevenum), cirkelen: sirkele (Geleen), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  cirkele (Thorn), draaien: draaien (Mielen-boven-Aalst), draan (Rijkhoven), dreie (Sint-Pieter), dreijen (Eisden), drejje (Vlodrop), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  draeë (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  dréén (Zolder), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  drëien (Gruitrode), Opm. v.d. invuller: wanneer ze vervolgens nog enkele rondjes draait. "om de boet drieè"= rond het hok cirkelen wanneer ......???.... normaal de vrijheid gekregen hebben van de baas. (ps. een deel van deze tekst is weggevallen!).  drièe blieve (Doenrade), een paar toeren ronddraaien: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ze draeë nog ’n paor toēre rond (Bilzen), gewennen: gewenne (Buchten), molentje maken: meuleke maoken (Jesseren), om het hok vliegen: om het hok vleege (Geleen), òm ’t hok vlege (Klimmen), rond de kooi vliegen: rond de koej vleege (As), rond het kot draaien: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  rond ’t kot draeë (Bilzen), rondcirkelen: ro.ntse.rkələ (Eys), ronddraaien: rond dreën (Kortessem), rondj dreije (Swalmen), rónddrè-jə (As), rondjes draaien: r"ntjəs drɛ̄jə (Meijel), r‧øͅntjəs ˂dr‧iənə (Eys), rondjes vliegen: rundjes vleege (Doenrade), rondtirvelen: rôntj aan ’t tirvele (Herten (bij Roermond)), rondtoeren: rondtoeren (Koersel), ronjttoerə (Beesel), rondtrekken: ro‧ndtrekke (Weert), rondvliegen: rond vliegen (Tongeren), rondvlege (Eys), rondvliege (Houthalen), roond vliege (Vlijtingen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  rondvliēge vör ’t valle (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  róntjvlee.gə (Grathem, ... ), ps. invuller schrijft hier "vliege"met alleen boven de "e"een lengteteken!  roond vliēge (Venray), spelen in de lucht: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  spiëlen èn de loch (Bilzen), trainen: traine (Geleen), trainen (Jeuk), verkennen: verkènne (Echt/Gebroek), zich verkènne (Meijel) Hoe benoemt U allerlei vormen van vliegen: het rondcirkelen rond het hok? [N 93 (1983)] III-3-2
ronde rand: rant (Neer), reep: ręjp (Stramproy), toer: tūr (Diepenbeek), wis: wes (Tessenderlo), worm: wø̜̄rǝm (Meijel) Eén cirkel van rondgebogen stro of buntgras. Het begin van de te vlechten korf of mand is een oog of de kleinste ronde. De volgende ronden worden al snel groter. De tweede ronde wordt met de eerste samengebonden door de vlechtband enkele malen door het oog te halen (Brekelmans, pag. 20). Aan het begin van de derde ronde wordt de vlechtband niet meer door het oog gestoken, maar onder de onderliggende wikkeling. Na deze drie rondes moet men wikkelingen bijmaken, stro of bunt bijsteken en moet men het einde van de oude en het begin van de nieuwe vlechtband vastzetten. [N 40, 131] II-6
ronde schaar krammenscheer: kręmšę̄r (Montfort), kromme scheer: krom sxīr (Venlo), krom šiǝr (Klimmen, ... ), leerscheer: lejǝršīr (Heerlen), lę̄rsxīr (Weert), lę̄ršiǝr (Klimmen), lę̄ršę̄r (Montfort, ... ), lę̄ršīǝr (Neeritter), scheer: skę̄r (Sint-Truiden), šīǝr (Panningen) Schaar met gekromde benen waarmee men een in het leer uitgezette cirkel kan uitknippen. [N 36, 29a] II-10
ronde vijl, rattenstaart gatenvijl: gātǝvęjl (Maastricht), rattenstaart: ratǝstart (Dilsen, ... ), ratǝstat (Bilzen, ... ), ratǝstárt (Blitterswijck, ... ), ratǝstɛrt (Neeritter, ... ), ratǝstɛt (Tessenderlo), ratǝštart (Klimmen  [(dun en rond)]  , ... ), ratǝštats (Bleijerheide  [(meervoud: ratǝštɛts)]  , ... ), ratǝštārt (Susteren), ratǝštɛrt (Gronsveld, ... ), rond vijltje: rǫnt ˲vęjlkǝ (Bevingen), ronde rasp: ronj rasp (Reuver), ronde vijl: ron vīl (Klimmen), ronj vīl (Reuver), rǫn vęjl (Houthalen), rǫndǝ vīl (Meerlo) Kleine, ronde, spits toelopende vijl die wordt gebruikt voor het afwerken en bijwerken van gaten en sterk gekromde uithollingen. Zie ook afb. 59 en het lemma ɛronde vijl, rattenstaartɛ in wld II.11, pag. 73.' [N 53, 145; monogr.] || Kleine, ronde, spits toelopende vijl. De ronde vijl wordt gebruikt voor het vijlen van gaten en gebogen oppervlakten. Zie ook afb. 102. [N 33, 94; N 64, 53e; monogr.] II-11, II-12
rondeggen in de ronde [eggen]: in dǝ rø̜ndǝ [eggen] (Gronsveld, ... ), rond[eggen]: ro.ŋk[eggen] (Simpelveld), ro.ŋt˱[eggen] (Kronenberg, ... ), rond[eggen] (Dilsen, ... ), ront˱[eggen] (Heppen, ... ), rõnt˱[eggen] (Aijen, ... ), rǫ.nt[eggen] (Hechtel, ... ), rǫ.nt˱[eggen] (Eksel, ... ), rǫnt[eggen] (Zelem), rondom [eggen]: ro.njt˱om [eggen] (Molenbeersel), rǫ.nt˱øm [eggen] (Houthalen), rondrijden: rǫ.ntrē̜ǝ (Kermt), rǫntrē̜ǝ (Zelem), rondvaren: rõ̜.nt ˲vǭrǝ (Wellen) Manier van eggen, waarbij de akker vanuit het midden of vanaf de kanten bewerkt wordt in ronden die steeds groter resp. kleiner worden. Zie verder de toelichting bij het lemma ''eggen''. [JG 1a + 1b add.; N 11A, 177a] I-2
rondel huif: (mv)  hūvǝ (Klimmen, ... ), manchet: manžɛt (Gulpen, ... ), rond stuk: rōnt štøk (Wittem), rondel: rondel (Sint-Truiden), rozet: rosɛt (Susteren), schijf: schijf (Heythuysen), sxęjf (Maastricht), (mv)  sxīvǝ (Venlo, ... ), šīvǝ (Heerlen, ... ), sierschijf: (mv)  sę̄ršīvǝ (Helden) Het met de ronde schaar of schijvensnijder gesneden rond stuk leer of ronde koperen schijf, gebruikt ter versiering. [N 36, 29b] II-10
rondhout van een platte kant voorzien aanplatten: ānplatǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Emma]), āplatǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale]), aanpletten: ānplętǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āplɛtǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]  , ... [Wilhelmina]  [Julia]), een kap met blad maken: eŋ kap met blat mākǝ (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Maurits]), een kop aankappen: nǝ kǫp ā.kapǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Domaniale, Laura, Willem-Sophia, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Emma, Maurits]), een plat maken: ǝn plat mākǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Winterslag, Waterschei]), een platte kant aankappen: een platte kant aankappen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Zolder]), platten: platǝ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]) Een rondhout geheel of gedeeltelijk van een platte zijde voorzien. Volgens de invuller uit Q 33 werd dit werk op de mijn Emma vooraf in de zagerij gedaan. [N 95, 308; monogr.] II-5
rondleiding bezoek: bezoek (Lanklaar  [(Eisden)]   [Domaniale]), bǝzøk (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Domaniale]  [Julia]), de kuil laten zien: dǝ kul Iǫsǝ ziǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]), groot bezoek: gruǝt bdzyk (Hamont  [(Eisden)]   [Eisden]), het bezoek rondleiden: ǝt bǝzø̄k roŋklęjǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Domaniale]), het visite rondleiden: het visite rondleiden (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), hoog bezoek: hoax bǝzø̄k (Stein  [(Maurits)]   [Eisden]), huǝx bǝzøk (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Maurits]), hōx bǝzø̄k (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), hoog bezoek rondleiden: hūǝx bǝzø̄k roŋklęjǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Winterslag, Waterschei]), rondgang: ro.ŋkja.ŋk (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), roŋkjaŋk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Wilhelmina]  [Domaniale]), rondleiding: rondleiding (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]  , ... [Maurits]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), ronjtjlęjdeŋ (Buchten  [(Maurits)]   [Maurits]), ronjtjlęjeŋ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Emma]), rontlęjeŋ (Thorn  [(Maurits)]   [Maurits]), roŋklɛjdeŋ (Heerlen  [(Emma)]   [Laura, Julia]), vip-safari: vep safāri (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Emma]) Rondleiding van met name hoogwaardigheidsbekleders door het boven- en ondergrondse gedeelte van de mijn. [N 95, 997; monogr.] II-5
rondom zaaien, rondom het stuk zaaien enkel (zaaien): ę.ŋkǝl (Godschei, ... ), op het stuk aanzaaien: op ǝt štøk ānzīi̯ǝ (Margraten), rechts (zaaien): rɛ.xs (Beverst, ... ), rondom (zaaien): rǫ.nd`om (As, ... ), rondom het stuk (zaaien): rǫ.ndǝm t stęk (Genk, ... ), rondzaaien: rǫ.nt[zaaien] (Beverst, ... ) Er zijn boeren die maar met één hand zaaien. Zij hebben ofwel de vaardigheid van het zwaaien niet in beide handen, ofwel willen liever niet na elke baan de arm waarmee ze het zaaikleed ophouden, wisselen. Zij kunnen niet langs dezelfde strook terugkeren, maar moeten bij het zaaien rondom de akker gaan, in steeds kleinere kringen. Deze handeling is hier bedoeld. [JG 1a; monogr.] I-4
rondploegen bouwen met een brabander: bǫu̯ǝ met˱ ǝnǝn˱ brǭbɛ ̝ndǝr (Lottum), in de ronde varen: in dǝ rø̜ndǝ vǭǝrǝ (Rijckholt), met de rondgaande ploeg bouwen: met ˲dǝ rõnt˲gandǝ plōx˱ bǫu̯ǝ (Horst), met een omganger bouwen: met˱ ęnǝn ømgɛ ̝ŋǝr bǫu̯ǝ (Aijen), omgaand bouwen: ømgó̜nt˱ bǫu̯ǝ (Merselo), rondakkeren: rõ̜.nt˱ákǝrǝ (Gelinden), rondbouwen: ro.nt˱bǫu̯ǝ (Horst), ro.ŋk(t)˱bǫu̯ǝ (Kronenberg), rõnt˱bǫu̯ǝ (Heijen, ... ), rondploegen: ront[ploegen] (Weert), roŋk[ploegen] (Bocholtz), rõ.nt[ploegen] (Cadier, ... ), rondrijden: rǫ.ntrę̄ǝ (Schulen), rǫntrę̄ǝ (Zelem), rondvaren: ro.nt˲vǭ.rǝ (Diets-Heur, ... ), ro.ŋk˲vãrǝ (Simpelveld  [(met brabander)]  ), ronjtj˲vãrǝ (Heythuysen, ... ), rõ.nt˲vã.rǝ (Tongerlo), rōnt˲vǭǝrǝ (Rijckholt), rǫ.nt˲vǭ.rǝ (Berg, ... ) Met rondploegen, dat met een enkele, dus niet-wentelbare ploeg gedaan werd, kan vooreerst alleen de ploegwijze worden bedoeld, waarbij men zonder keerstrook het ene jaar midden op de akker begint en in de rondte gaat tot men de zijden van de akker bereikt heeft, en het andere jaar weer in de rondte andersom ploegt. Maar verder kan men onder rondploegen ook het bijeen- en het uiteenploegen tezamen verstaan; hierbij wordt de rondte gevormd door de beide voren die men telkens (op- of af-)ploegt en de sleepgang van de ploeg over de beide keerstroken. Voor de specifieke termen zie men de beide voorafgaande lemmata. [N 11, 48add.;N 11A, 118; JG 1a + 1b add.; A 33, 1 add.] I-1