e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roosteren braden: braoje (Blerick), grillen: grillə (Maastricht, ... ), harsten: harsen (Eksel), horste (Bree), hersten: hirte (Zonhoven), hörte (Zonhoven), Gehört broet: geroosterd brood  hörte (Zonhoven), Ne boo.ëteram hérte: een boterham roosteren  hérte (Zonhoven), rooibolsteren: roibolstere (Valkenburg, ... ), roosteren: reestere (As, ... ), reestərə (Vlijtingen), reustere (Buggenum, ... ), reusteren (Brunssum, ... ), reusterè (Doenrade), reustərə (Geleen, ... ), reuwesteren (Guttecoven), reüstere (Lutterade), rē.stərə (Neeroeteren), rēūstere (Buchten), rēūstərə (Swalmen), rĕustere (Meerlo, ... ), rĕŭstere (Nunhem), rīēstere (Hasselt), roester(n) (Velden), roestere (Eys, ... ), roesteren (Neeroeteren), roeùstere (Schinnen), roostere (Gulpen, ... ), roosteren (Gennep, ... ), roosterə (Oirsbeek), roostərə (Pey), roáástərə (Grevenbicht/Papenhoven), rŏĕĕrwestərə (Leopoldsburg), rŏësteren (Schimmert), ru-èstərə (Hulsberg), ru-ëstörö (Stevensweert), rue:stərə (Montfort), ruestere (Beek, ... ), ruesteren (Stein), ruestərə (Echt/Gebroek), ruestərən (Urmond), rui͂steren (Ophoven), rujstərə (Horn), rustere (Gulpen, ... ), rusteren (Zonhoven), rustərə (Epen), ruuēstere (Herten (bij Roermond)), ruujstərə (Venlo), ruujəstərə (Tegelen), ruustere (As, ... ), ruusteren (Kesseleik), ruusterə (Kerkrade), ruustərə (Caberg, ... ), ruuwéstərə (Heel), ruuëstere (Ell, ... ), ruūstere (Venlo), ruèstere (Beek), ruéstərə (Moorveld (Waalsen), ... ), ruëstere (Gulpen, ... ), ruësterə (Beesel), ruûsteren (Heerlerbaan/Kaumer), ruüstere (Maasbree), ruüsterə (Venlo), ruəstərə (Wijnandsrade), rūūstere (Amby, ... ), rūūsterə (Maastricht), rūūsturru (Itteren), rūūstərrə (Klimmen), rūūstərə (Loksbergen, ... ), rūūëstere (Nieuwenhagen), rūūəstərə (Venlo), rūūəs⁄tərə (Brunssum), rŭŭsterə (Reuver), rŭŭstərə (Maastricht, ... ), rŭŭtərə (Heugem), rwuestərə (Schimmert), rwutseren (Bunde), rwèsteren (Stein), rwèstərə (Meers, ... ), rwèèstərə (Schimmert), räöstere (Venray), rèùstere (Guttecoven, ... ), rèùstərə (Meers, ... ), rèùəsterə (Sweikhuizen), rèùəstərə (Valkenburg), rêûsterə (Pey), rêûstərrə (Grevenbicht/Papenhoven), rêûstərə (Jabeek), ròsteren (Born), róóstere (Pey), rôəstere (Thorn), röstere (Doenrade), röstĕre (Hoeselt), röstərə (Meijel), røstərə (Kwaadmechelen), rø͂ͅstərə (Castenray, ... ), rùstere (Beverlo, ... ), rûestərə (Simpelveld), rûusterə (Oirsbeek), rûustərə (Horn), rûûstere (Tienray), rûûsterə (Horst, ... ), rûûstərə (Doenrade, ... ), rəsteren (Hamont), r‧yəstərə (Ingber), duits ö  röestere (Schinveld), moeilijk te spellen  reoustere (Neer), roosteren  ry(3)̄stərə (Meeuwen), rustere of op n ruster braoije  rustərə (Meijel), Zach geruusterde forelle Geruikde zallem op geruusterd broed  ruustere (Maastricht) gesneden brood roosteren || in de vlam braden || op de rooster, een hete plaat of anderszins braden, hard laten uitdrogen || op een rooster braden || roosteren || roosteren; Hoe noemt U: Op een rooster braden (roosteren, horsen, hersen) [N 80 (1980)] || warm stoken III-2-3
roosterhouten roosterhouten: rystǝrhǫwtǝ (Weert) De horizontale steunbalkjes waarmee in de molenkap van de Hollandse molen de ruimte tussen de voeghouten en de spanring wordt opgevuld. Zie ook afb. 26. [N O, 54a] II-3
roosterschuif kalkschuif: kalǝksxø̜jf (Lummen), kalǝkšȳf (Eys, ... ), kalǝkšø̜jf (Maastricht), lesschuif: lɛssxø̜jf (Kleine-Brogel), roosterschuif: rø̄ǝstǝršȳf (Munstergeleen), schuif: sxȳf (Leuken, ... ), sxȳjf (Achel), sxøf (Kaulille), sxøjf (Alken), sxø̄f (Limmel), sxø̜̄f (Bevingen, ... ), sxø̜̄jf (Lommel), sxø̜jf (Zepperen), sxęjf (Kuringen), sxǫwǝf (Tessenderlo), šyǝf (Vaals), šȳf (Blerick, ... ), šø̜jf (Eijsden, ... ), šājf (Bilzen), šęjf (Genk), šīf (Meeuwen, ... ), šǫwf (Ulestraten), %%het vocalisme in de volgende opgaven heeft geen umlaut: vergelijk het Rijnlandse Schaube ø̄Schieberiegel of Schieberø̄%%  šūf (Helden, ... ), schuiver: sxø̜̄vǝr (Sint-Truiden), sluis: slūs (Maaseik) De schuif waarmee de uitstroomopening van de blusbak kan worden afgesloten. Voor de schuif bevindt zich doorgaans een rooster waarmee ongebluste deeltjes in de kalk kunnen worden opgevangen. Dergelijke harde stukjes werden in Q 121 'mannetjeren' ('m'nšǝrǝ') genoemd. [N 30, 32d; monogr.] II-9
roostertje afdruiprooster: āf˱drȳpryǝstǝr (Heel), druiprooster: drȳprȳstǝr (Maasbree), rooster: ryjǝstǝr (Gulpen), ryǝstǝr (Kerkrade), rȳǝstǝr (Klimmen, ... ), røstǝr (Tessenderlo), rø̄stǝr (Buchten), roostertje: ryǝstǝrkǝ (Heerlen), ryɛstǝrkǝ (Schinnen), rōstǝrkǝ (Zonhoven), verfafdruiproostertje: vɛ̄rǝf˱af˱drøprǫstǝrkǝ (Meijel), verfrooster: vęrǝfrø̄stǝr (Diepenbeek), vęrǝfrø̄ǝstǝr (Herten), vɛrǝfrȳstǝr (Jeuk), vɛ̄rǝfrø̜̄stǝr (Ottersum), verfzeef: vęrǝf˲zēf (Klimmen), zeef: zēf (Klimmen), zift: zef (Kerkrade) Afdruiproostertje op het verfbakje dat wordt gebruikt om de verf regelmatig over de verfrol te verdelen. [N 67, 46c] II-9
ros ros: rǫs (As, ... ) Thans is het woord ros niet meer gangbaar; het is nog wel vermeld in de enquête van Willems. In enkele dialectwoordenboeken toegelicht als "niet meer gebruikelijk". Het woord leeft nog voort in roskam(men), rosdoek, rosmolen en rossig. [Wi 16] I-9
rosbak bak: bak (Achel, ... ), ben: bɛn (Gennep, ... ), bergingsbak: bergingsbak (Mechelen), broodbak: bruǝt˱bak (Baexem), broodkas: bruxtkas (Kwaadmechelen), getuigbak: gǝtø̜̄i̯x˱bak (Hoeselt), gǝtø̜x˱bak (Lommel), hangbak: haŋbak (Urmond), haverbak: havǝrbak (Lommel), haverkas: hǫvǝrkas (Kwaadmechelen), havermand: havǝrmant (Lommel), karkistje: kɛrkīšǝ (Panningen  [(een kistje voor onder tegen de karbak getimmerd met deurtje en sluiting voor mondvoorraad en papieren)]  ), karmand: kēǝrmān (Diepenbeek), karmandje: kē̜rmē̜ntšǝ (Spalbeek), karrenkistje: kārǝkēskǝ (Teuven), karrenmandeltje: kārǝmęndǝlkǝ (Teuven), kist: kīs (Wellen), kistje: keskǝ (Rosmeer), kęi̯skǝ (Oirsbeek), krat: krat (Roosteren), mand: man (Bocholt, ... ), manj (Munstergeleen), mān (Borgloon, ... ), mē̜n (Kaulille), marktmand: mē̜rkmaǝn (Kermt), paardsbak: pɛ̄rts˱bak (Blerick), provisiebak: prǫvēi̯sǝbak (Zonhoven), rosbak: ros˱bak (America, ... ), rø̜s˱bak (Melick), rōs˱bak (Panningen), rosmand: rōsmaŋ (Panningen), schavelier: sǝvoliǝr (Venlo), schavier: savi̯ē̜r (Tegelen), šavēr (Lanklaar), šāvǝr (Eisden), schuif: šyf (Hoensbroek), slee: slęi̯ (Middelaar), voederbak: vui̯ǝrbak (Wintershoven), voerbak: vorbak (Opglabbeek), vōrbak (Munstergeleen, ... ) Onder de kar opgehangen bak of mand voor proviand. [N 17, 85] I-13
rosdoek baalzak: baalzak (Baexem), bezace: bǝzas (Rosmeer), broodzak: brōǝt˲zak (Roosteren), brūt˲zak (Stokkem), karbuidel: karbȳl (Guttecoven), karzak: karzak (Maasmechelen), kārzak (Hoeselt), knapzak: knapzak (Munstergeleen), masette: mǝsęt (Broekom), matzak: mat˲zak (Lommel), net: nęt (Wellen), raamdoek: rāmdǫx (Kerkrade), rosbuidel: rōs˱bø̜i̯ǝl (Eisden), rosdoek: ros˱dok (Heppen, ... ), rø̜s˱dōk (Melick, ... ), rōs˱dōk (Panningen), rǫs˱duk (Boechout, ... ), rǫs˱duǝk (Meijel), rǫs˱dōk (America, ... ), rǫs˱dōǝk (Bocholt, ... ), rǫs˱dǫu̯k (Herkenbosch, ... ), rǫu̯s˱dǫu̯k (Eupen), roszak: ros˱zak (Blerick, ... ), rōs˱zak (Panningen), voerzak: vōrzak (Teuven, ... ), vuilik: vu.lǝk (Haelen), zak: zak (Beringen, ... ) Een onder de kar opgehangen doek waarin onder meer paardenvoer kan worden opgeborgen. [N 17, 84; A 26, 3a; monogr] I-13
roskam paardekam: pi̯ē̜i̯rǝkamp (Lummen), paardskam: pi̯ętskamp (Teuven), pē̜rškāmp (Noorbeek), pęrtskāmp (Noorbeek, ... ), pętskam (Mechelen), pętskamp (Teuven), roskam: roska.mp (Boukoul, ... ), roskam (Kwaadmechelen, ... ), roskamp (Horn, ... ), roskāmp (Reijmerstok), rø̜skamp (Montfort), rō.skamp (Panningen), rōskamp (Helden, ... ), rǫskam (Achel, ... ), rǫskamp (Baarlo, ... ), rǫskāi̯m (America), rǫskām (Broekhuizen, ... ), rǫskāmp (Hamont, ... ), rǭskam (Borgloon, ... ) IJzeren kam met 4 à 8 fijngetande en op regelmatige afstand van elkaar op de vlakke onderzijde geplaatste kamboorden om paarden - ook koeien- te kammen of te rossen, voornamelijk om het stof, plukjes, strootjes e.d. uit het paardehaar te kammen. Vooraan is een afzonderlijke naar boven wijdgetande kamboord. Over alle vlezige delen, te beginnen met het kruis, wordt tegen de haren in gekamd; beenachtige gedeelten worden niet geroskamd. Is het paard fijn van haar of glad gestreken, dan heeft de roskam geen zin. Daarna dient het paard geborsteld te worden met de roskam in de ene en de borstel in de andere hand. Zie afbeelding 24. [N 18, 139] I-9
roskammen borstelen: bǫrsǝlǝ (Zolder), kemmen: kø̜mǝ (Niel-Bij-Sint-Truiden), kē̜mǝ (Bleijerheide), kęmǝ (Hoensbroek, ... ), paardskammen: pę.tsk˙ęmǝ (Moresnet), poetsen: putsǝ (Baexem, ... ), putšǝ (Panningen), roskammen: roskamǝ (Kwaadmechelen, ... ), rǫskamǝ (Berverlo, ... ), rǫskamǝn (Achel, ... ), rǭskamǝ (Hoepertingen, ... ), roskemmen: roskø̜mǝ (Paal), rōskęmǝ (Posterholt), rǫskemǝ (Opglabbeek), rǫskø̜mǝ (Lanklaar, ... ), rǫskęmǝ (Hasselt, ... ), rǫskɛmǝ (Gronsveld, ... ), rǫskɛ̄mǝ (Remersdaal), rossen: rosǝ (Baarlo, ... ), rǫsǝ (Afferden, ... ), rǫsǝn (Urmond), schoonmaken: sxunmākǝ (Zolder), zuiver maken: zęi̯.vǝr mǭ.kǝ (Genk) Met borstel en kam - zie het volgende lemma - reinigen. [N 8, 102] I-9
roskot atelier: atǝljē (Herten), boede: būt (Montfort), keurshuis: kø̄rshęs (Maasmechelen), maalhok: mālhǫk (Weert), molenhok: mø̄lǝnhǫk (Grathem), molenhuis: mø̄lǝhūs (Haelen), mēlǝhǭws (Peer), molenhuisje: mēlǝhɛ̄jskǝ (Peer), molenkot: mø̄lǝkǫt (Lommel, ... ), molenschop: mø̄lǝsxǫp (Middelaar), roskooi: rǫskōj (Swalmen), roskot: rǫskǫt (Epen, ... ), schop: šǫp (Maasniel), schuur: schuur (Maasniel) Het gebouwtje waarin zich de rosmolen bevindt. [N D, 31] II-3