e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rugstuk harst: dən ā.s (Ordingen), dənas (Aalst-bij-St.-Truiden), dənás (Brustem), dənást (Melveren), hā.s (Brustem), hā.stə (Brustem), hástə (Zepperen), rugstaak: rugstuk  rōͅkstōͅk (Jeuk), rōͅxstōͅkə (Millen), røͅkstoͅk (Berlingen), rugstukken  roͅxstoͅkə (Kortessem), rugstrank: røͅkstrā.ŋk (Kanne), rɛgsstrā.ŋk (Martenslinde), rɛgstrā.ŋk (Herderen), rɛxstrā.ŋk (Val-Meer, ... ), rugstuk  rōͅxstra.ŋk (Membruggen), røͅxstraŋk (Rutten), røͅxstrá.ŋk (Rijkhoven), rugstukken  røkstrā.ŋk (Aalst-bij-St.-Truiden), rugstuk: røͅkstøͅkə (Gors-Opleeuw, ... ), røͅxstøͅkə (Wintershoven), rug  røͅkstøͅkə (Hoepertingen), rugstuk  røkstøk (Tongeren), røkstøͅkə (Overrepen), røxstøkə (Berg), røͅkstøk (Piringen), røͅkstøͅk (Bommershoven, ... ), røͅkstøͅkt (Lauw, ... ), røͅkstøͅkə (Guigoven, ... ), røͅxstøkə (Werm), røͅxstøͅkt (Hoeselt, ... ), røͅxstøͅkə (Koninksem, ... ), røͅxstøͅkən (Romershoven), rugstukken  røkstøͅkə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), røͅkstøͅk (Borlo), røͅkstøͅkə (Broekom, ... ), strang: strā.ŋk (Riemst) karbonaden [Goossens 1b (1960)] III-2-3
rugsuçon rugsuçon: rugsuçon (Hopmaal), røxsǝson (Venlo) Volgens de informant van L 271 loopt deze suçon vanaf de schoudernaad voor welving over het schouderblad. [N 59, 94e] II-7
rugvoeringplooi inleg: ęjnlęx (Schulen), middenrugplooi: medǝrø̜kpluj (Echt), medǝrø̜qpluǝj (Reuver), plooi: ploǝ (Geleen), pluj (Genk, ... ), pluǝj (Eisden), plūj (As), plǫj (Bilzen), plooi in de rug: plooi in de rug (Hopmaal), plooi in de rugnaad: plǫj ęn dǝ ręxnuǝt (Bilzen), reservevoering: rǝsęrvǝvōreŋ (Eijsden), rugplooi: røkplōǝ (Voerendaal), røqplǭ (Lutterade), røxplǫj (Meijel), rø̜kpluj (Venlo), rø̜kpluǝ (Ransdaal), rø̜kplwaj (Stein), rø̜kplōj (Herten), ruimteplooi: rymtǝplūj (Tegelen), slipplooi: slepplȳj (Meeuwen), voeringplooi: voeringplooi (Opglabbeek) Plooi in de voering in de middenrugnaad. [N 59, 119] II-7
rui geruizel: gerūzel (Castenray, ... ), moet: moet (Kerkrade), mōēət (Nieuwenhagen), rui: rōē (Roermond), rui (Kinrooi), ruizel: ruuzel (Sittard), ruzel (sleept.) (Echt/Gebroek), rūūzel (Roermond), verenrui: vere-rui (Waubach), verenwissel: vere-wessel (Waubach) rui || uitvallen v veren, ruien || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] III-4-1
ruien aan de moet zijn: de veren vallen uit  an dɛr moe.t zieë (Waubach), aan de ruizel (zijn): aan de ruuzel (Guttecoven), aon de — zi´n, "in de rui zijn  ruzel (Gronsveld), de veren laten vleien: luut de vere vleie (Chèvremont), grote rui (zn.): grōēətə ruij (Beesel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  groeëte rui (Wanssum), in de rouw (zijn): de kip is in de rui; de hoon is in de rouw  in de rui/rouw zijn (Heel), in de rui (zijn): ien de ruj (Eijsden), in de rui (Kessel, ... ), in de rui zeen (Heel, ... ), in de rui zin (Schinnen), in de rui zīēn (Venlo), in de rui-j (s-Gravenvoeren), in de ruij (Echt/Gebroek, ... ), inne rui-j zīēn (Eksel), de kip is in de rui; de hoon is in de rouw  in de rui/rouw zijn (Heel), moeten: moete (Doenrade), moetĕ (Vijlen), moe’te (Spekholzerheide), moête (Klimmen), mōēte (Noorbeek, ... ), mūtə (Montzen), lat. mutare  moete (Gulpen), muiten: Opm. v.d. invuller: de zin: de moet.  ’t moete (Klimmen), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter dit woord!).  moele (Doenrade), Van Dale: muiten1, 1. (veroud., gew.) ruien (m.n. van jachtvogels - (van dieren) vervellen.  moete (Eys), moeête (Wijlre), plukken: plukke (s-Gravenvoeren), raven: raven (Mielen-boven-Aalst), rijzelen: re.zələ (Eigenbilzen), reezele (Eigenbilzen), rijzele (Bree), rijzelen (Genk), rèè.zele (Hasselt), rézelen (Eigenbilzen), voor kippen  riezele (Opglabbeek), rijzen: rijze (Houthalen), rijzen (Eksel), ruien: raauwe (Jeuk), rui-je (Sevenum), ruie (Haler, ... ), ruien (Boekend, ... ), ruije (Echt/Gebroek, ... ), ruië (Reuver), ròje (Weert), röje (Blitterswijck, ... ), røͅjə (Meijel), rù-je (Hoensbroek), r‧øͅi̯ə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  rui-jə (Grathem, ... ), naast ruzele  ruie (Echt/Gebroek), ruiven: raoëve (Tessenderlo), reiven (Genk), rouven (Hoepertingen), ruiven (Berbroek, ... ), ruivə (As), rààve (Sint-Truiden, ... ), rèjve (Eigenbilzen), røivən (Lommel), røͅivən (Lommel), rûîve (Beverlo), uitgeroven (Koersel), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ruïve (Zolder), van duiven; van hoenders: reize, zoals bij honden en katten  ruive (Zolder), ruizelen: gans oetgeruuzeld (Geleen), raiselen (Tongeren), raizëlë (Tongeren), reujezele (Wellen), reuzelen (Rijkhoven), rezelle (Kortessem), rĭĕzələ (As), ruizele (Diepenbeek), ruizelen (Hoeselt, ... ), ruizëlë (Hoeselt), rujzele (Maaseik), ruu.zele (Gennep, ... ), ruuzelaer (Sittard), ruuzele (Doenrade, ... ), ruuzelen (Achel, ... ), ruuzelle (Venray), ruuzələ (Maastricht), ruzele (Boukoul, ... ), ruzeleer (Maastricht), ruzelen (Horst, ... ), ruûzele (Altweert, ... ), rūūzələ (Guttecoven, ... ), rūzele (Venray), ry(3)̄zələ (Hamont, ... ), rûzele (Doenrade), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  reizele (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  rûzele (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  ruusele (Maasbree), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  riezele (Gruitrode), Algemene opmerkingen bij deze vragenlijst:  ruuzele (Thorn), meer van kippen dan van zoogdieren  ruuzele (Weert), of: in de ruuzel zien  ruuzele (Maasbree), ruizen: rijzen (Houthalen), Opm. soms wordt het zo genoemd.  reize (Zolder), uitgeroven (volt.deelw.): uitgeroven (Koersel), uitgeruizeld (volt.deelw.): gans oetgeruuzeld (Geleen) Hoe heet het volledig vernieuwen van het vederkleed? [N 93 (1983)] || rui || ruien || ruiende vogel || veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 100 (1997)] || vogel in de rui III-3-2, III-4-1
ruif voor de koeien hooireep: hø̄u̯rīǝp (Hamont), hǫi̯rīp (Lummen), koereep: kǫu̯rīp (Kermt), leider: lē̜ ̞i̯ǝr (Waterloos), reep: rei̯p (Bree), rep (Opheers), rip (Herk-de-Stad, ... ), riǝp (Paal, ... ), rēi̯p (Zutendaal), rēp (Leopoldsburg, ... ), rēǝp (Zepperen), rē̜ ̞p (Rosmeer, ... ), rīp (Lummen), rīǝp (Sint-Truiden), rɛi̯p (Rotem, ... ), rɛp (Vliermaal), (mv)  repǝ (Beverst), rē̜ ̞i̯pǝ (Opglabbeek), rek: rɛk (Berverlo), roop: rø̄p (Schinveld, ... ), rø̄ǝp (Mechelen), rø̜̄p (Banholt, ... ), rø̜i̯p (Ransdaal), rø̜u̯p (Eisden), ruif: rø̄f (Bocholtz), rø̜̄f (Beringen), rø̜̄u̯f (Eisden), rø̜u̯f (Neerpelt), ruifje: rø̜u̯fkǝ (Hechtel), voederreep: vøi̯ǝrrīp (Hasselt) Naar aanleiding van de vraag naar de "verstelbare voerluiken" (2.2.20) werden ook benamingen voor een ruif gegeven. Een ruif met hooi voor de koeien kwam in de oude potstaal nog vaak voor (zie de foto van afbeelding 7 bij het lemma "potstal" (2.2.2), afb. 7); in de stallen met een koeienstand vindt men deze niet meer. Vaak is er alleen in de paardestal een ruif; zie het lemma en de kaart "paarderuif" (2.3.2). [N 5A, 37d] I-6
ruig, gezegd van touw ruig: rø̄x (Loksbergen) Door het slaan in het touw van verdraaiingen krijgt men touw dat ruig is door de opstaande hennepvezels. [N 48, 105c] II-7
ruige mest bluis: blūš (Margraten), bovenste mest: bø̄vǝštǝ męs (Hoensbroek), broei: brø̄i̯ (Stein), droge mest: drø̄gǝ mest (Gennep, ... ), droog mest: dryǝx [mest] (Egchel), drȳx [mest] (Meldert), frisse mest: frešǝ mes (Gulpen), geen goede mest: gęi̯nǝ gōi̯ǝ męs (Heugem), groene mest: grø̄nǝ meš (Oost-Maarland), jong mest: juŋ męst (Halen), jonge mest: joŋǝ [mest] (Hoensbroek, ... ), lang mest: la.ŋk [mest] (Boukoul, ... ), laŋ [mest] (Bergen, ... ), laŋk [mest] (Baarlo, ... ), lãŋk [mest] (Lottum, ... ), lāŋk [mest] (Vorsen), lange mest: laŋǝ [mest] (Heerlen, ... ), lange stalmest: laŋǝ štalmęs (Klimmen), licht mest: lex [mest] (Boorsem), lēx [mest] (Meijel), magere mest: māgǝrǝ [mest] (Maastricht), mǭgǝrǝ [mest] (Heugem), mest: nii̯ [mest] (Sevenum), nyi̯ [mest] (Swalmen), šlɛxtǝ meš (Oost-Maarland), nog niet gans vergangen: nǫx nēt ˲gans ˲vǝrgaŋǝ (Kerensheide), nog niet lang gezeten: nǫx nēt laŋ gǝzē̜tǝ (Kerensheide), ruig mest: rǫu̯x mei̯ǝs (Zepperen), ruw mest: rou̯ [mest] (Horst, ... ), ruu̯ [mest] (Herten, ... ), ruw mest (Tessenderlo), rø̜̄ [mest] (Donk), rō [mest] (Riksingen), rō. [mest] (Stevoort), rōu̯ [mest] (Sevenum), rő̜̄̄. [mest] (Berbroek), rő̜u̯ [mest] (Opglabbeek), rő̜̄. [mest] (Kermt), rūu̯ [mest] (Boukoul, ... ), rǫu̯ [mest] (Aldeneik, ... ), rǫu̯. [mest] (Koersel, ... ), rǭ [mest] (Linkhout), ruwe mest: rou̯ǝ [mest] (Cadier), ru ̞u̯ǝ [mest] (Simpelveld), ruu̯ǝ [mest] (Beek, ... ), rōu̯ǝ [mest] (Eijsden, ... ), rū(u̯)ǝ [mest] (Einighausen, ... ), rǫu̯ǝ [mest] (Eckelrade, ... ), stromest: strø̜i̯[mest] (Leunen), strūi̯[mest] (Beringen), štryǝ[mest] (Mechelen, ... ), štrȳ[mest] (Gronsveld), vers mest: fǫrs [mest] (Aijen), vers mest (Lummen, ... ), vięs [mest] (Tongeren), vi̯øs [mest] (Millen), vi̯ō.s [mest] (Zepperen), vi̯ǫ.s [mest] (Alken, ... ), vi̯ǫs [mest] (Nerem), vi̯ǭ.s [mest] (Rukkelingen-Loon), vø ̞rs [mest] (Ospel), vø̜rs [mest] (Leuken, ... ), vērš [mest] (Vlodrop), vēs [mest] (Neeritter), vōrs [mest] (Helden, ... ), vǫrs [mest] (Blerick, ... ), vǫrst [mest] (Haelen), vǫs [mest] (Jeuk), vǭrs [mest] (Neerpelt), vɛrs [mest] (Ell, ... ), vɛs [mest] (Loksbergen), verse mest: vø̄sǝ [mest] (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), vø̜rsǝ [mest] (Weert), vēršǝ [mest] (Margraten), vēsǝ [mest] (Roosteren), vęrsǝ [mest] (Heythuysen), vīǝsǝ [mest] (Gronsveld, ... ), vǫrsǝ [mest] (Ottersum), vɛršǝ [mest] (Rothem), verse stalmest: vē.rsǝ [stalmest] (Lanaken), vīršǝ [stalmest] (Borgharen), vǭ ̝rsǝ [stalmest] (Horst), vliegerd: vlēgǝrt (Boukoul, ... ) Ruige mest is mest die pas uit de stal is gekomen en daarom nog onverteerd stro bevat. Deze mest vormt aanvankelijk de boven- of buitenlaag van de mesthoop, die o.i.v. zon en wind gemakkelijk verdroogt. Hij heeft daarom ook (nog) niet de kwaliteit van de in het vorige lemma bedoelde mest, die langer en dieper in de mesthoop heeft gezeten. De plaatselijke varianten van [mest [N M, 10b; N 11, 27 add.; N 11A, 4b; JG 1a + 1b add.; div.] I-1
ruiken rieken: rekke (Koersel), rekkə (Herk-de-Stad, ... ), rekn (Koersel, ... ), rekə (Beverlo, ... ), rekən (Diepenbeek, ... ), reͅ`ə (Tessenderlo), reͅke (Sint-Truiden), ri.kə (Hasselt), ri`ṇ (Kwaadmechelen), ri`ə (Tessenderlo), rie-en (Lommel, ... ), rie`en (Kwaadmechelen), rieke (Bevingen, ... ), rieken (Alken, ... ), riekke (Vorsen), riekken (Houthalen), rik.ə (Beringen), rike (Gelinden, ... ), rikke (Beringen, ... ), rikken (Berbroek, ... ), rikkə (Beverlo, ... ), rikə (Gingelom, ... ), rinke (Kuringen), riəkə (Gingelom), rīken (Kuttekoven), rīkə (Leopoldsburg), Bij trefwd. rieken verwijzing naar ruiken.  rike (Beverlo), Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  i, i: (Broekom, ... ), ruiken: r"kə (Zichen-Zussen-Bolder), raaike (Millen), re.kə (Martenslinde), reeke (Lanaken, ... ), reeken (Bilzen, ... ), reieke (Bilzen), reike (Bilzen, ... ), reiken (Beverst, ... ), reke(n) (Eigenbilzen), reuke (Gemmenich, ... ), reuken (Achel), reukə (Zichen-Zussen-Bolder), rēīken (Bilzen), rēūke (Val-Meer), re͂kə (Bilzen), reͅikə (Beverst, ... ), ri-jke (Bree), ri.jke (Bree), ri.kə (Neeroeteren), rieke (Bree, ... ), rieken (As, ... ), riekke (Zutendaal), riekə (Meeuwen, ... ), rijeken (Peer), rijk (Eisden), rijke (Beverst, ... ), rijken (Bilzen, ... ), rijkə (Beverst), rijkən (Peer), rikə (Kortessem, ... ), rījkə (Hamont), rīkə (Opglabbeek), rīkən (Opglabbeek), roeke (Helden/Everlo), rōēke (Weert), rueken (Overpelt, ... ), rui-en (Lommel), rui`en (Lommel), ruike (Kerkhoven), ruiken (Lommel, ... ), rujke (Dilsen, ... ), rujke(n) (Maaseik), rujken (Overpelt), ruke (Boorsem, ... ), ruke(n) (Stokkem), ruken (Arcen, ... ), rukke (Borgloon, ... ), rukken (Hoeselt, ... ), rukkë (Hoeselt, ... ), runiëke (Bocholt), ruu-ke (Vroenhoven), ruuke (Baexem, ... ), ruuken (Eksel, ... ), ruukə (Meterik), ruŭkə (Geistingen), ruyken (Achel), ruûke (Kaulille, ... ), rū`en (Lommel), rūke (Maastricht, ... ), rūken (Eksel), rūkkə (s-Herenelderen), rūū-ke (Schimmert), rūūke (Stramproy, ... ), rŭke (Rekem, ... ), ry(3)̄.kə (Lanklaar), ry(3)̄kø (Montzen), ry(3)̄kə (Genk, ... ), ry(3)̄kən (Molenbeersel, ... ), ry(3)̄xə (Raeren), ry(ə)kə (Bocholt), ry.kə (Montzen, ... ), ry:kə (Rekem), ryjkə (Achel, ... ), rykə (Alt-Hoeselt, ... ), rYkə (Borgloon), rykə (Kortessem, ... ), rykən (Achel, ... ), ryəkə (Neerpelt), réke (Eigenbilzen), rééke (Eigenbilzen), rêûken (Rotem), rîkə (Hees, ... ), rø.kə (Riemst, ... ), røkə (Tongeren, ... ), røəkə (Maaseik), røͅi`ə (Lommel), røͅy`ən (Lommel, ... ), rû:kən (Hamont), rûûke (Valkenburg), rüche (Kerkrade), rüke (Eupen, ... ), rüken (Kleine-Brogel, ... ), rükke (Borgloon, ... ), rükken (Eksel), rüšə (Eynatten), rüüken (Eksel), naas= neus  reiken doede door oër naas (Peer), Of roiken?  roeken (Panningen), Tans, J.G.H., Isoglossen rond Maastricht in de dialecten van Belgisch en Nederlandsch Zuid-Limburg. Maastricht, uitg. Van Aelst, 1938. 246 pp.  ai (Millen), e (Mopertingen, ... ), i (Veldwezelt, ... ), y, y: (Amby, ... ), ɛi (Beverst, ... ), snuffelen: snuffele (Kinrooi), snøfələ (Smeermaas), Dier.  snuffelen (Houthalen), snuffen: (snuiven)  snofə (Opglabbeek), stinken: Overgeheveld van lm. ruiken naar lm. stinken.  stinken (Sint-Truiden) rieken [ZND 25 (1937)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken) [N 108 (2001)] || Rieken: door middel van reukzin gewaarworden (rieken, ruiken). [N 108 (2001)] || ruiken [DC 53 (1978)], [N 10b (1961)], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-1-1
ruilen tuisen: toe⁄sje (Bleijerheide, ... ), vertuisen: vertoe⁄sje (Bleijerheide, ... ) ruilen III-4-4