e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roompot baar: bār (Buchten, ... ), bǭrǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), bewaarpot: bwoǝnpǫt (Val-Meer), boterpot: boterpot (Meers), botǝrpot (Roermond), boterteil: bȳǝtǝrtēi̯l (Opglabbeek), driekronen: drikruǝnǝn (Heythuysen), driekroonse pot: drēi̯krūǝnǝsǝ pot (Panningen), duppen: døpǝ (Heerlerheide, ... ), keulse pot: keulse pot (Beek), kølsǝ pot (Blitterswijck), kø̄lsǝ pot (Blerick), kø̜lšǝ pot (Geulle), kroeg: krox (Helchteren), krux (Beringen, ... ), krūx (Gingelom), kroes: krūs (Kwaadmechelen), kronenpot: krōǝnǝpot (Urmond), melktob: męlktø̜p (Milsbeek, ... ), roombaar: roombaar (Brunssum, ... ), rou̯mbār (Houthem), rōmbār (Teuven), rōmbār (Bleijerheide), rǫu̯mbār (Drieslinter, ... ), roomduppen: rōmdøpǝ (Hoensbroek), rǫu̯mdø̜pǝ (Boukoul, ... ), roomkroes: rūǝmkrøs (Berverlo), roompot: raompot (Grathem), raumpot (Echt/Gebroek, ... ), raumpòt (Echt/Gebroek), rau̯mpot (Kinrooi), rau̯mpoͅt (Tungelroy), raǝmpǫt (Achel), roampot (Obbicht), rompot (Eijsden, ... ), roompot (Echt/Gebroek, ... ), roumpot (Baarlo, ... ), rou̯mpot (Boeket, ... ), rou̯mpǫt (Sint Pieter), roümpot (Kinrooi), rōͅumpoͅt (Bocholt), rōͅu̯mpoͅt (Bocholt, ... ), roͅmpoͅt (Neerharen), roͅumpoͅt (Waterloos), roͅu̯mpoͅt (Maaseik, ... ), rø̜̄u̯mpǫt (Gruitrode), rø̜mpot (Blitterswijck, ... ), rø̜u̯mpǫt (Bree), røͅi̯mpoͅt (Bree, ... ), røͅmpoͅt (Blitterswijck, ... ), røͅu̯mpoͅt (Bree), rūmpǫt (Sint-Truiden), rūǝmpot (Merselo), rǫu̯mpot (Baarlo, ... ), rǫu̯mpǫt (Lanaken, ... ), rǭmpot (Oost-Maarland, ... ), rǭu̯mpǫt (Bocholt, ... ), (roum = room)  roumpot (Ell), (voor melk)  roumpot (Reuver), bruine hoge  rø͂ͅi̯mpoͅt (Opglabbeek), dit was \'n aardwerk pot (zie tekening), inhoud ± 20 liter. Deze werd gebruikt voor \'t zouten van worst of andere vleessoorten.  roumpot (Tungelroy), hoge pot met twee oren waarin de boerin vroeger de melk deed om te romen en vervolgens te karnen  roumpot (Thorn), Om melk in aan te zuren voor het karnen ( ± 25 l. )  rŏŭmpot (Heythuysen), pot waarin men de melk liet zuren om boter te maken.  roumpot (Velden), tekentje in de vragenlijst is frings teken  rōͅmpoͅt (Rotem), zie tekening  rōempot (Ospel), zie WLD-N20 (bijlagen)  roumpot (Neeritter), Zowel grote als kleine worden zo betiteld. Men beperkt zich tot ketel, pan of pot. Ketel en pot worden ook wel door elkaar gebruikt.  romppot (Boekend), roomvaatje: rōmvɛ̄šǝ (Bocholtz), sirooppot: sjroeppot (Eijsden), sjroip-pot (Ulestraten), smoutkruik: om raapolie te bewaren toegesloten met varkensblaas(?)  smatkroͅu̯k (Genk), stenen pot: stɛnǝ pǫt (Lommel), štęi̯nǝ pot (Panningen), stenen roompot: stɛnǝ rōmpǫt (Lommel), teil: tē̜l (Zelem), tęi̯l (Baarlo), uiles: ȳlǝs (Leveroij, ... ), Hierin liet men de zure melk een nacht overstaan om op te romen, waarna de room (hu vu) er afgeblazen werd voor botermaking. ( ± 10 l. )  uules (Heythuysen), uilespot: ȳlespot (Maasniel, ... ), vangspot: vaŋspot (Middelaar), vat: vāt (Roermond), zaampot: voor vet en room  zø͂ͅnpoͅt (Peer), zaankroeg: za͂nkrux (Paal), zuu̯nkrux (Halen), zōu̯ǝnkrux (Diepenbeek), zōǝnkrex (Rummen), zōǝnkrux (Gingelom), zǭǝnkrōx (Zonhoven), man.  zu̯ōən⁄krōx (Boekt/Heikant), £ is niet omgespeld  zōənkro͂ͅx (Kermt), zaanpot: zaanpot (Hamont), zon⁄poͅt (Lommel), zōͅəmpoͅt (Hamont), zōͅənpoͅt (Hamont, ... ), zui̯npot (Hechtel), zu̯oi̯npot (Genoelselderen), zwǫnpǫt (Hoeselt), zø̜̄npǫt (Linde, ... ), zø̜npǫt (Peer), zōǝnpǫt (Beverst, ... ), zūnpǫt (Houthalen), zūǝnpǫt (Opheers), zǫu̯ǝnpǫt (Lommel), zǫǝi̯npǫt (Borgloon), zǫǝnpǫt (Achel, ... ), zǭnpǫt (Hamont, ... ), zǭǝnpǫt (Neerpelt, ... ), daarin werd de room in bewaard, als er voldoende was, werd er boter van gemaakt, alles in dezelfde pot  zoonpot (Eksel), om room in te bewaren  zonpoͅt (Genk), pot om boter in te (stoten (?))  zōnpoͅt (Gelieren/Bret), pot waarin het room van de melk word bewaard  zoͅənpoͅt (Achel), {z#?\\n} = room van de melk spreekwoord i.v.m. de melk: \"van hier naar Romen, zijn er vier bomen ??t zijn geen eiken en essen, ge kunt ?tniet raden met zessen\  zoͅu̯ənpoͅt (Lommel) aarden vaatwerk waarin de room bewaard wordt || kruik, stenen ~; inventarisatie benamingen (gistkruik); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || ondiepe aarden pot voor melk || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || roompot || stenen pot waarin de room wordt bewaard || Stenen pot waarin men de room bewaart. [N 12, 59; A 7, 15; JG 1d, 2c; monogr.] I-11, III-2-1
roomschotel aarden telder: ē̜rdǝn tɛldǝr (Blerick), afromer: afrø̜̄u̯mǝr (Rotem), baar: bār (Berg, ... ), bārǝ (Thorn), bǫr (Rosmeer), bǭr (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), bǭrǝ (Eigenbilzen, ... ), bǭrǝn (Hoelbeek), boterbaar: bōtǝrbǭrǝ (Sint Pieter), boterschotel: bytǝršytǝl (Bree), bōtǝrsxōtǝl (Beringen), boterteil: botǝrtęi̯l (Leveroij, ... ), bōtǝrtēl (Sint-Truiden), bōtǝrtē̜l (Hamont), botertelder: butǝrtɛi̯ǝr (Maaseik), crameu: kramø (s-Gravenvoeren), kramę (Sint-Martens-Voeren, ... ), kramǝ (Eupen), cuve: kȳvǝ (Heerlen), duppen: dø̜pǝ (Melick), hugel: hȳgǝl (Velden), kroeg: krux (Paal), kroes: krūs (Kwaadmechelen), kubus: kȳbǝs (Geistingen, ... ), melkbaar: mē̜lkbār (Lutterade), męlǝkbǭr (Maastricht), męlǝqbār (Lanklaar), melkkom: męlǝkkomp (Stokkem), męlǝkkōmp (Maasmechelen), mɛlkkomǝ (Nederweert), mɛlkkump (Oirsbeek), melkromer: mɛlkrǫu̯mǝr (Hushoven), melkschotel: męlkšōtǝl (Puth), mɛlkšotǝl (Roermond), melkteil: męlktēl (Gelieren Bret), męlktē̜ǝl (Helchteren), męlǝktęi̯l (Eksel), mɛlktɛi̯l (Overpelt), mɛlǝktɛi̯l (Achel), pateel: patēl (Ten Esschen), pǝtẽl (Valkenburg), pǝtii̯ǝl (Houthem, ... ), pǝtil (Gronsveld, ... ), pǝtiǝl (Noorbeek, ... ), pǝtīl (Oost-Maarland), pǝtīǝl (Klimmen), pǝtīǝlǝ (Mechelen), plateel: plateel (Heerlerheide, ... ), platiǝl (Heerlen, ... ), platē̜l (Valkenburg), platīl (Bocholtz), platīǝl (Bleijerheide, ... ), romenpot: rōmǝpot (Milsbeek, ... ), romenschotel: rōmǝsxǫtǝl (Middelaar), roombaar: rǫu̯mbār (Holtum), roombak: rø̜̄u̯mbak (Opglabbeek), roompateel: rǫu̯mpǝtiǝl (Klimmen, ... ), roomplateel: rōmplǝtil (Mechelen), roompot: rǫu̯mpot (Reuver), rǭǝmpǫt (Hamont), roomschotel: romšoǝtǝl (Eijsden), ruǝmsxǫtǝl (Merselo), rǫu̯mšøtǝl (Nunhem), roomteil: rōmtɛl (Lommel), schotel: šø̄tǝl (Tongeren), stand: stān (Godschei), stenen pot: štęi̯nǝ pot (Panningen), teil: tei̯l (Hoepertingen), tāl (Kwaadmechelen), tēi̯l (Wellen), tēl (Gelieren Bret, ... ), tēlǝ (Houthalen), tēlǝn (Zonhoven), tēǝl (Beverst), tē̜i̯l (Bocholt, ... ), tē̜l (Peer, ... ), tē̜lǝ (Genoelselderen), tē̜ǝl (Gingelom), tęi̯l (As, ... ), tęi̯lǝ (Borgloon, ... ), tęi̯lǝn (Diepenbeek), tęi̯ǝl (Beverst), tęl (Hamont, ... ), tšl (Lommel), tɛi̯l (Zutendaal), uiles: ulǝs (Baarlo, ... ), ȳlǝs (Swalmen, ... ), uilespot: ȳlǝspot (Haelen), vangspot: vanspot (Ottersum), vaŋspot (Milsbeek, ... ), vlootje: vlyǝtjǝ (Grevenbicht / Papenhoven), vlø̄tjǝ (Sittard), zaankruik: zoǝnkruk (Godschei), zaanpot: zǭǝnpǫt (Hamont), zaanteil: zuu̯ntē̜l (Halen), zwǫntēl (Hoeselt), zijschotel: zišǫu̯tǝl (Margraten) Aarden schotel waarin men de versgemolken melk enige tijd laat staan, totdat de room bovendrijft. Vergelijk ook het lemma ''aarden pot'' in wld II.8, blz. 25-26. [N 12, 60; JG 1c, 2c; add. uit N 5A (I] I-11
roomvlaai roomtaart: roumtoert (Maastricht, ... ), vlavlaai: fla͂vlaaj (Hasselt), fla͂vla͂.j (Hasselt) een vlaai met roomvla || roomtaart || roomvlaai || taart met room als hoofdbestanddeel III-2-3
roos roos: raas (Vorsen), raus (Wellen), roos (Zichen-Zussen-Bolder) Hoe heet de huidziekte in de vorm van een wiel, waartegen Sinte Catharina wordt aangeroepen ? [ZND 48 (1954)] || Huidziekte in de vorm van een wiel (omloop, Sinte-Katrien, wiel/rad, ring(el)worm). [N 107 (2001)] III-1-2
roos (rode uitslag) belleroos: bèllərôêas (Susteren), belroos: belroos (Kunrade, ... ), bélrūes (Montzen), Met zwelling.  bèlroewəs (Montzen), brand: bra.nd (Weert), brandj (Reuver), branjd (Stein), brank (Kerkrade), brantj (Herten (bij Roermond)), brānt (Gelinden, ... ), bránk (Nieuwenhagen), hitsbrobbels: hètsbroebele (Noorbeek, ... ), jeuk: jeuk (Montfort), krauw: krauw (Vaals), krets: krèts (As), netelroos: netelroos (Maasniel, ... ), nittelroe`s (Eksel), open zenuwen: oape zinwe (Stein), roos: raos (Ittervoort, ... ), raus (Bommershoven), raáis (Susteren), roas (Brunssum, ... ), roe-es (Kanne), roeas (Echt/Gebroek), roees (Oostham, ... ), roejs (Meijel), roes (Caberg, ... ), roewes (Welkenraedt), roewəs (Leopoldsburg), roeë (Waubach), roeës (Ell, ... ), roeəs (Simpelveld), roĕs (Heerlerbaan/Kaumer), roos (Blerick, ... ), rooës (Nunhem, ... ), rous (Ophoven), rows (Hoepertingen), roês (Boekend), roës (As, ... ), roəs (Riksingen), rōē.s (Eksel), rōēs (Amby, ... ), rōēəs (Venlo), rōōs (Schimmert), rōs (Koninksem, ... ), rōus (Bilzen), rōͅs (Gelinden), rŏĕs (Sevenum), rŏŏs (Wellen), ruj ? (Rotem), ruus (Bree), ruəs (Hamont, ... ), ruəz (Peer), rūas (Molenbeersel), rūes (Montzen), rūs (Genk, ... ), rūūs (Opglabbeek), rūə:s (Opgrimbie), rūəs (Linde, ... ), rŭs (Maastricht), ry.s (Meeuwen), râus (Schimmert), rôes (Meijel), rôos (Swalmen), rôês (Epen, ... ), Gezwollen gezicht  roeës (Lanklaar), Zonder zwelling.  roewəs (Montzen), uitslag: oehtsjlaag (Waubach), oetslaa.ch (Kelpen), oetslaag (Blerick, ... ), ōētsjlaag (Doenrade), ōētsjlààch (Brunssum), uitvleug: Als het uitslag is.  oetvlooëg (Lanklaar), verbrand: verbrând (Venray), wild vuur: wild vuur ? (Wijnandsrade), zomerbrand: zomərbrant (Schimmert), zweetbrand: zweetbrand (Gruitrode) hij heeft de roos (ziekte, rode uitslag, vooral in het gezicht; fr. érysipèle) [ZND 06 (1924)], [ZND m] || huiduitslag, Rode ~ met jeuk (roos, bresil, zomerbrand). [N 84 (1981)] III-1-2
roos (rosa) boerenroos: boereroes (Maastricht), boerenroos  boereroes (Maastricht), heggenroos: hageroos  hegkeroes (Maastricht), paardsroos: soort?  peerdsroeze (Maastricht), pikroos: pikrōē.ës (Zonhoven), roos: raos (Mheer), ro-as (Blitterswijck), ro/as (Geleen), ro:zn (Hoeselt), ro:zə (Eigenbilzen, ... ), ro:zən (Rijkhoven), ro:əzə (Siebengewald), roais (Grevenbicht/Papenhoven), roas (Blerick, ... ), roe-es (Vijlen), roe-u-s (Meterik), roeas (Heel, ... ), roees (Lottum, ... ), roes (Belfeld, ... ), roews (Eys, ... ), roeès (Gulpen), roeës (Afferden, ... ), roeëze (Geleen), roeëze mv (Vijlen), roeəs (Horst), roēs (Baarlo), rois (Amby, ... ), roo.us (Merselo), roo:s (Sittard), rooas (Lutterade, ... ), rooes (Doenrade, ... ), roois (Meerlo, ... ), roos (Asenray/Maalbroek, ... ), roous (Venray), roows (Wellerlooi), rooës (Schinnen), rooəs (Arcen), rous (Oirlo), rouəs (Lommel), rou̯zə (Alken, ... ), rou̯zən (Beverst), rozə (Berg, ... ), rozən (Bilzen, ... ), roàs (Valkenburg), roäs (Grubbenvorst), roèze (Ransdaal), roêës (Velden), roës (Tegelen, ... ), roëze (Venlo), roôs (Buggenum, ... ), roəs (Maasbree), roəzə (Geleen, ... ), roəzən (Beringen), rōē.ës (Zonhoven), rōēs (Steyl), rōēəs (Sevenum), rōōas (Buchten), rōs (Heijen, ... ), rŏŏës (Leunen), roͅus (Borgloon), roͅu̯zə (Groot-Gelmen, ... ), roͅzən (Horn), roͅəzə (Schimmert), ru:zə (America, ... ), ru:əzə (Buvingen, ... ), rueske (Reuver), ruezə (Heusden), rus (Sint-Truiden), ruu̯zən (Montfort), ruzn (Houthalen, ... ), ruzə (Amby, ... ), ruzən (Belfeld, ... ), ruə.s (Eupen, ... ), ruəs (Loksbergen, ... ), ruəzə (\'s-Gravenvoeren, ... ), ruəzən (Achel, ... ), rwaos (Echt/Gebroek), ryzn (Helchteren), ryzə (Opglabbeek, ... ), ryəzən (Meeuwen), râôs (Meerssen), rôas (Stevensweert), rôôs (Beegden), \' oe v. boer\'  roeəs (Brunssum), \' oo m.w.t.g.\'  roos (Reuver), \' toi = jij \'  rois (Schimmert), bloem, dim. riehske  roehs (Genk), mv  roize (Geulle), mv.  roze (Roermond), rueze (Eupen, ... ), van het eiland Rhodus. mv.; verkl.w.: roeëze; renske  roeës (Heerlen), roosje: reuske (Limbricht, ... ), reuëske (Geleen), rōē.ëske (Zonhoven), rueske (Ransdaal), rui̯skə (Loksbergen), ruuske (Maastricht, ... ), rūū.ëske (Zonhoven), ryəskəs (Meterik), röske (Meerlo), dim.  riêske (As, ... ), roosroos: roea:s (Montfort), roeës (Epen, ... ), roos (Sittard), mv.  roaze (Beek), rozen-stock: roeë’zesjtok (Bleijerheide, ... ), rozenstruik: roezestroek (Maastricht), roeëzestroek (Blitterswijck, ... ), roisestroek (Echt/Gebroek), roozesjtroek (Sittard), roozəštroek (Roermond), rōē.ëzestróó.k (Zonhoven), [Rosa]  rózëstroek (Tongeren), stamroos: sjtamroos (Sittard), stamruəs (Meeswijk), stámroeës (Castenray, ... ), struikroos: sjtroekroos (Sittard), struikrozen  sjtroekroëze mv (Reuver), tepeltere: tepeltère (Blitterswijck, ... ), troemelroos: trosroos; trumel is tros  troeməlroeəzə (Margraten) alg. naam voor roos || de eenmaal bloeiende rode roos || roos [Heem 06.2-3 (1962)], [Heem 09.4 (1965)], [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || roos (bekende bloem en struik) || roos, soort, stamroos || rozen [RND] || rozensruik || rozenstam, wilde - || rozenstam, wilde — || rozenstruik || rozestruik || stamroos || struikroos III-2-1
roos van de schietschijf roos: raos (Montfort, ... ), ro:s (Wellen), roas (Born, ... ), roeas (Echt/Gebroek), roees (Beesel, ... ), roes (Blerick, ... ), roewes (Eksel), roews (Jeuk, ... ), roeze [mv?} (Heusden), roeës (Meijel, ... ), rooes (Merkelbeek, ... ), roos (Eigenbilzen, ... ), rous (Ophoven, ... ), rōēsj (Zonhoven), rōəs (Meijel, ... ), ruəs (Eys, ... ), rūs (As, ... ), rūəs (Amstenrade, ... ), rwas (Geulle), ry(3)̄s (Bree, ... ), rôês (Zolder), Da wes inne rous: De pijl (of kogel) was midden in de roos.  rous (Kortessem), Dat was -: goed getroffen.  ru:s (Kanne) 1. Roos (van schietschijf). || 2. Middelpunt van een schietschijf. || De ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf [roos, gaudeaan]. [N 88 (1982)] || de smalle ruimte met schotten voor het boogschieten [doel] [N 112 (2006)] || Roos. || Roos2: 1. Ronde plek als middelpunt van een schietschijf. || Roos: 3. Middelpunt van een schietschijf. || Roos: ronde plek die dient als middelpunt van een schietschijf. || Rose: cirkeltje in t midden v. een schietschijf. || Rose: Ronde plek in het midden van een schietschijf. III-3-2
rooster gat: gā.t (Nunhem), platool: platǭl (Bilzen), riester: restǝr (Kelmis), ręstǝr (Montzen), rooster: ryǝstǝr (Banholt, ... ), rȳstǝr (Baarlo, ... ), rȳǝstǝr (Roggel, ... ), røstǝr (Wellen), rø̄stǝr (Posterholt), rø̄ǝstǝr (Peij), rø̄̄stǝr (Echt, ... ), rø̜̜̄̄stǝr (Gennep, ... ), rø̜stǝr (Jesseren, ... ), ręjstǝr (Bilzen), De ruuster van de kachel is verros ¯n nuije ruuster veur ¯t keldergaat make  ruuster (Maastricht) De roostervormige basis voor het uit harde stenen bestaande grondvlak van een veldoven. [N 98, 188] || Een zeef in de sorteertrommel met een gatbreedte van 8 tot 10 cm. [monogr.] || Het rooster van de stookplaats. Volgens de invuller uit L 379 was dit rooster gemaakt van dikke staven ijzer. [N 57, 8g] || Het tussen vlammuur en zijwand aangebrachte metalen rooster waarop het vuur gestookt wordt. [monogr.] || Het van metalen staven vervaardigde rooster in de oven. In L 163 en L 164 lagen de roosters in de stookgaten. In L 163 was op ¬± 30 cm boven de bodem van het asgat een serie (¬±16 tot 20 stuks) staafroosters geplaatst. De roosters (¬± 1 m lang, van gietijzer) raakten elkaar v√≥√≥r, achter en in het midden om kromtrekken te voorkomen. Voor de rest bevond zich tussen de roosters een spleet van ¬± 2 cm. In L 270 lag het rooster vooraan in de oven. De oven was binnen 6 m lang; de eerste meter bestond uit roosterstaven van 1 m lang en er lagen er 50 stuks in de oven over een breedte van 2 m. [N 49, 75; monogr.] || IJzeren plaat met gaatjes in de bodem van de voormaler. De klei werd door het rooster gedrukt waardoor de plasticiteit ervan werd vergroot en een aantal onzuiverheden vernietigd werden - Schuddinck, pag. 41. [monogr.] || ijzeren raamwerk II-2, II-4, II-8, III-2-1
rooster in de mestgoot deksel: dęksǝl (Eisden, ... ), doorlaatplank: dōrlǭtplaŋk (Stevensweert), drekplank: drɛkplaŋk (Meldert), gierplank: gīrplaŋk (Ysselsteyn), gootplank: gø̜̄tplaŋk (Hout-Blerick, ... ), gribplank: grepplaŋk (Leunen), grille (wa.): gril (Tongeren), grubplaat: (mv)  grøpplātǝ (Bocholtz), grubplank: grøpplaŋk (Venlo), grø̜pplaŋk (Eisden), mestplaat: męsplāt (Ulestraten), mestplank: mē̜ ̞stplãŋk (Middelaar), męi̯splaŋk (Diepenbeek), mɛsplaŋk (Ulestraten), mestzij: męs˲zei̯ (Tegelen), plaat: plãǝt (Brustem), plǭt (Milsbeek, ... ), plǭǝt (Opheers), plank: plaŋk (Bree), rioolplaat: (mv)  rii̯ōlplǭǝtǝn (Hamont), rooster: ristǝr (Kermt, ... ), rooster (Rosmeer), rostǝr (Neerpelt), ru ̞stǝr (Paal), rustǝr (Beringen, ... ), rystǝr (Lanaken  [(van ijzer)]  ), rȳ(ǝ)stǝr (Baarlo, ... ), rȳǝstǝr (Borlo, ... ), rȳ̞ ̞ǝstǝr (Mechelen), røstǝr (Kwaadmechelen, ... ), rø̄ ̞stǝr (Val-Meer, ... ), rø̄stǝr (Haelen), rø̄ǝstǝr (Leuken), rø̜̄stǝr (Gennep, ... ), rø̜stǝr (Hoeselt, ... ), rø̞ ̞stǝr (Achel), rēstǝr (Bree, ... ), rīstǝr (Beverst, ... ), schaal: sxōǝl (Lummen), trekplank: trękplaŋk (Sevenum), waterplaat: wātǝrplāt (Munstergeleen), zeikdeksel: zęi̯k˱dęksǝl (Tongeren), zeikplaat: zēkplāt (Mechelen), zęi̯kplāt (Grathem), zeikplank: zē̜ ̞kplā.ŋk (Heugem), zęi̯kplaŋk (Herten), zeikrooster: zē̜ ̞krøstǝr (Millen), zęi̯krystǝr (Lanaken  [(van ijzer)]  ), zeikroostertje: zē̜ ̞krēstǝrkǝ (Grote-Spouwen), zift: zeft (Berverlo), zijper: zīpǝr (Jabeek), zijpplaat: zīpplāt (Montfort), zouwplank: zāǝplaŋk (Zelem), zouwsplank: zōsplaŋk (Holtum), zouwzeef: zǫu̯zi̯ēf (Boekt Heikant  [(zelden)]  ) Soms ligt onder in de mestgoot een rooster, een plank of plaat met gaten, die de mest tegenhoudt en alleen de gier moet doorlaten. Onder dit rooster bevindt zich een goot die met de gierput in verbinding staat. Zie ook afbeelding 10.A.e bij het lemma "koeienstand" (2.2.23). [N 5A, 42b] I-6
rooster in de monden rooster: rystǝr (Maastricht), ryǝstǝr (Klimmen), rȳǝstǝr (Echt, ... ), rø̄̄stǝr (Nunhem, ... ), rø̜stǝr (Milsbeek) Rooster in de monden.waarop het vuur werd gestookt. [N 98, 115; monogr.] II-8