e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rollaag gedreven kantlaag: gedreven kantlaag (Meijel), pleklaag: plɛklǭx (Borgharen, ... ), rollaag: rǫllǭx (Klimmen), uitlopers: ūtlø̜̃jpǝrs (Borgharen, ... ), waterlaag: wātǝrlǭx (Tungelroy) Wanneer het woonhuis met pannen wordt gedekt en stal en schuur met riet of stro, wordt op de grens van stro en pannen een bijzondere laag aangebracht die met de uiteinden op de pannen ligt. De rollaag zorgt ervoor dat het water goed naar beneden loopt. [N F, 52] II-9
rollade filetrolletje: fiélêrölke (Gronsveld), rollade: roelaat (Maastricht), rollaad (Heerlen, ... ), ¯n Roelaat van onderhave kilo zal wel genóg zien  roelaat (Maastricht) rollade || rollende, opgerolde schijf vlees met een touwtje stevig bijeengehouden || varkensrollade III-2-3
rollen (haver) de nak breken: dǝ nak˱ brē̜kǝ (Sittard), (haver) kreuken: krø̄ǝkǝ (Margraten), (haver) platwellen: plat[wellen] (Horst, ... ), (rogge) knakken: knákǝ (Lottum), aanwellen: áwɛ ̝lǝ (Horst), bet panden wellen: bę pɛ̄n [wellen] (Gelinden), bǝ pān [wellen] (Buvingen), bet vollen varen: bę vǫlǝ vǭǝ.rǝ (Vliermaalroot), bet vollen wellen: bę vǫlǝ [wellen] (Berlingen, ... ), bǝ vǫlǝ [wellen] (Gors-Opleeuw, ... ), daalwellen: dǭ.lwɛlǝ (Godschei), dichtwellen: dextwɛlǝ (Middelaar, ... ), draaien: dirɛ̄i̯ǝ (Overpelt), draaien (Einighausen), druǝ (Halen), drē̜i̯ǝ (Ophoven), drē̜jǝ (Maaseik, ... ), drē̜n (Lummen), drē̜ǝ (Donk, ... ), dręi̯jǝ (Haelen), dręjǝ (Lanklaar, ... ), drīǝnǝ (Waubach), drɛi̯jǝ (Boshoven, ... ), drɛi̯ǝ (Kinrooi, ... ), drɛjǝ (Herten, ... ), drɛn (Sint-Truiden), drɛǝjǝ (Stevoort), drɛ̄i̯jǝn (Beringen), drɛ̄i̯ǝ (Meijel), gelijkwellen: gǝlikwɛlǝ (Mook), keren: kirǝ (Lummen), koren wellen: kǭrǝ [wellen] (Aijen, ... ), met banen wellen: męt˱ bǭnǝ wɛlǝ (Millen), met een vol wellen: męt˱ ęn vǫl wɛ ̝lǝ (Lottum), met pleinen wellen: męt plęnǝ wɛlǝ (Diets-Heur), met twee vollen wellen: met twē vǫlǝ wɛlǝ (Ottersum), met vollen varen: męt ˲vǫlǝ vő̜̄rǝ (Henis), męt ˲vǫlǝ vǭ.rǝ (s-Herenelderen  [(als de grond erg droog is)]  ), męt ˲vǫlǝ vǭrǝ (Kanne), met vollen wellen: met vollen wellen (Grote-Spouwen), met ˲vǫlǝ [wellen] (Aijen, ... ), męt ˲valǝ [wellen] (Hees, ... ), męt ˲volǝ [wellen] (Millen, ... ), męt ˲vǫlǝ [wellen] (Bilzen, ... ), met vols wellen: męt ˲vǫls wɛlǝ (Heesveld-Eik), met volten wellen: męt ˲vǫltǝ wɛlǝ (Waltwilder), met één vol wellen: met˱ ēn vǫl wɛlǝ (Ottersum), neertrekken: nērtrɛkǝn (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), neerwellen: nēr[wellen] (Cadier, ... ), nērwɛlǝ (Meeswijk), ombruien: ombruien (Noorbeek), omdraaien: umdrǫwǝ (Tessenderlo), ømdrii̯ǝ (Noorbeek, ... ), ømdrē̜jǝn (Hamont), ømdrē̜n (Beringen), ømdręjǝ (Neerpelt), ømdręǝn (Linkhout), ømdrɛi̯jǝ (Smeermaas), ømdrɛjǝ (Velden), ømdrɛ̄n (Meldert), ø̜mdrē̜ (Romershoven), ǫmdrējǝ (Bree, ... ), ǫmdrē̜ (Rosmeer), ǫmdrē̜jǝ (Melick), ǫmdrīǝ (Klimmen), omgooien: omgūjǝ (Maaseik), omleggen: ǫmlɛgǝn (Achel), omrollen: ømrǫlǝ (Borlo, ... ), ø̜mrǫlǝ (Boekend, ... ), ǫmrǫlǝ (Peer), omtrullen: ymtrylǝ (Zelem), ømtrø̜lǝ (Epen), ǫm˲drǫlǝ (Stokkem), omwentelen: ǫmwentjǝlǝ (Nunhem), op de rug draaien: ǫb˱dǝ rex drē̜jǝ (Gelieren Bret), ǫp dǝ ryx dręǝ (Oud-Waterschei), ǫp dǝ rø̜k drē (Sittard), ǫp dǝ rø̜k dręjǝ (Neerharen), op de rug leggen: ǫpǝ røk lɛgǝ (Vlodrop), op de rug trekken: ǫp dǝ rø̜k trɛkǝ (Tungelroy), op gen rug werpen: ǫp gen rø̜k wɛrǝpǝ (Mechelen), op panden wellen: op pɛ̄n [wellen] (Hopmaal), ǫp pɛ̄n [wellen] (Heers  [(3 of 4 vollen)]  ), op vollen varen: ǫp ˲vǫlǝ vǭ.rǝ (Overrepen), over de ander wellen: ø̄.vǝr d ã.nǝr wɛlǝ (Diepenbeek), over haar rug draaien: ȳǝvǝr dǝr rø̜q drīǝ (Klimmen), rollen: rollen (Einighausen), rølǝ (Boekt Heikant), rōlǝ (Eisden, ... ), rǫlǝ (Baarlo, ... ), rǫlǝn (Roosteren, ... ), rondrijden: rǫ.ntrē̜ǝ (Kermt), rǫntrē̜ǝ (Zelem), rondvaren: rõ̜.nt˲vǭ.rǝ (Wellen), rondwellen: rǫntwɛlǝ (Loksbergen, ... ), toewellen: tsou̯.[wellen] (Simpelveld), tu[wellen] (Aijen, ... ), táu̯[wellen] (s-Herenelderen), tǫu̯[wellen] (Oost-Maarland, ... ), tǭ[wellen] (Diepenbeek), t˙ǫu̯[wellen] (Cadier, ... ), trullen: trelǝ (Spalbeek, ... ), trilǝ (Genk), trylǝ (Borgloon, ... ), trȳlǝ (Zepperen), trølǝ (Diepenbeek, ... ), twee sporen laten liggen: twiǝ spő̄rǝ lōǝtǝ legǝ (Loksbergen), vastwellen: vastwɛlǝ (Opglabbeek), vollen: vǫlǝ (Heks), vollen wellen: vǫlǝ wɛlǝ (Gutschoven), walsen: walsǝ (Waubach), wellen: węlǝ (Heppen, ... ), węlǝn (Kwaadmechelen, ... ), wɛ ̝lǝ (America, ... ), wɛlǝ (Aalst, ... ), wɛlǝ(n) (Hamont, ... ), wɛlǝn (Achel, ... ), w˙ɛ ̝lǝ (Simpelveld), w˙ɛlǝ (s-Gravenvoeren, ... ), wentelen: wensǝlǝ (Tegelen), wentjǝlǝ (Ell, ... ), wenzǝlǝ (Holtum), wenšǝlǝ (Maasmechelen, ... ), wē̜nžǝlǝ (Hoeselt), winterkoren wellen: wentjǝrkǭrǝ wɛlǝ (Heythuysen), zich rollen: zich rollen (Rotem), één spoor laten liggen: iǝn spő̄r lōǝtǝ legǝ (Loksbergen) De koe tijdens het kalven op de rug wentelen. [N 3A, 50] || Het land bewerken met de rol, met de rol over het land gaan. In dit lemma zijn ook enige termen ondergebracht, die het rollen met een bepaald doel, resp. een tweetal manieren van rollen naar de richting betreffen. Voor het (...)-gedeelte van de varianten daarvan zij verwezen naar het simplex wellen aan het be-gin. [JG 1a + 1b; N 11, 87; N 11A, 187a + b + c + 189a; N P, 20 add.; monogr.] I-11, I-2
rollengoud biezengoud: bizǝgǫwt (Maasbree), bīzǝgǫwt (Klimmen), bladgoud: blatjōt (Kerkrade), bladgoud van de rol: blāt˲gǫwt van dǝ rǫl (Klimmen), rolgoud: rǫlgǭt (Gulpen), rollengoud: rolǝgǭlt (Ottersum), rolletjesgoud: rølǝkǝs˲gǫwt (Meijel) Op papier bevestigde, opgerolde, smalle strook bladgoud. Rollengoud wordt met behulp van een goudroller op biezen, lijstjes enz. aangebracht. Zie ook het lemma 'Goudroller'. [N 67, 11e] II-9
rollenkruiwerk engels kruiwerk: engels kruiwerk (Beesel), eŋǝls kryjwęrǝk (Neeritter, ... ), iŋǝls krøjwɛrk (Kaulille), kruiwerk: kruiwerk (Beesel), krøjwɛrk (Kaulille), krøjwɛrǝk (Weert), krø̜jwārǝk (Meijel), krø̜jwęrǝk (Beringe) Systeem van uit hout of ijzer vervaardigde rollen of ringen waarop de kap van de Hollandse molen gedraaid kan worden. Men onderscheidt vier soorten: a. het voeghouten kruiwerk, b. het neutenkruiwerk, c. het rollenkruiwerk, en d. het Engels kruiwerk. Bij de twee eerstgenoemde systemen is op het boventafelment van de molenromp een zware houten ring bevestigd, de zgn. onderring. Aan de onderzijde van de molenkap bevindt zich een iets kleinere ring, de bovenring. Tijdens het kruien schuift de kap met de bovenring over de onderring van de romp. Bij het rollenkruiwerk en het Engels kruiwerk bevinden zich tussen de boven- en onderring een groot aantal rollen om de wrijving tussen kap en romp zo klein mogelijk te houden. Bij het Engels kruiwerk zijn deze rollen van ijzer of staal vervaardigd, bij het rollenkruiwerk van hout. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53a; N O, 53d; A 42A, 106] II-3
rollenlaag fondement van de route: fondǝmɛnt ˲van dǝ rut (Kaulille), kruivloer: krø̜jvlūr (Gennep), vloer: vlūr (Weert) De bovenste uitgebouwde steenlaag van de molenromp waar de onderring voor de kruirollen op ligt. [N O, 53b] II-3
rollenring kruileder: krø̜jlɛjǝr (Weert), leder: lɛjǝr (Weert) De twee ringen, één binnen en één buiten, waar de kruirollen tussen bevestigd zijn. Zie ook afb. 29 en 30. [N O, 53e] II-3
rolletje munten busseltje: ps. omgespeld volgens IPA.  bisəlkə (Overpelt), cahot (<fr.): cahot (Echt/Gebroek), cahòt (Wijk), ein cohot (Maasbracht), ein kohót (Roermond), ing kahot (Heerlen), ka-hot (Hoensbroek), kaa hòt (Mechelen), kahot (Bleijerheide, ... ), kahot cente (Mechelen), kahotte (Baarlo), kahotten (Hoensbroek), kahŏt (Meijel), kahót (Heerlen), kehot (Blerick, ... ), kohot (Heerlerheide, ... ), un kahot (Maastricht), ’n kahòt (Klimmen), ’n kehot (Gronsveld), ⁄n kahot (Tegelen), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  kahot (Ulestraten), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  ’n kahot (Klimmen), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  ’n kahot (Eijsden), Opm. enkel cente, bijv. 50 centen in een rol is n kohot, zoals met dubbeltjes en kwartjes.  ’n kohot (Schimmert), Opm. meestal 50 stuks.  een kahot (Oirsbeek), Opm. tegenwoordig is dit woord onbekend.  kahot (Hoensbroek), Opm. wellicht samenhangend met Fr. woord cahotage, mouvement, fréquent e.d.).  kahot (Sittard), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  kō-hot (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  kahoͅt (Opheers), ps. omgespeld volgens IPA.  kəhot (Tongeren), cahotje (<fr.): Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  kahotje (Welten), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".  ə kahoͅtʔə (Wintershoven), carotte (fr.): ein karot (Baarlo), karot (Kerkrade, ... ), karotten (Wijk), karrot (Heer), korat (Maastricht), korot (Maastricht), krot (Ell, ... ), kròt (Roermond), ⁄n krot (Tegelen), ps. omgespeld volgens Frings.  karoͅt (Rosmeer), kroͅt (Smeermaas), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  kə⁄rot (Neerpelt), ps. omgespeld volgens IPA.  károt (Tongeren), cartouche (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  kərtuš (Tongeren), cartouchetje (<fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  ə kartuškə (Hasselt), knab: eine knap (Roermond), ps. omgespeld volgens Frings.  knap (Lanklaar), knapperd: ene knappert (Jabeek), knot: knot (Urmond), kot: ei kòt (Maasniel), ein kot (Sittard), ein kot cente (Echt/Gebroek), ein kot grosje (Echt/Gebroek), ein kot knabbe (Echt/Gebroek), ein kot knepkes (Echt/Gebroek), en kot (Haelen), kaot (Holtum, ... ), kot (Guttecoven, ... ), ⁄n kot (Limbricht), (= 50 stuks).  ein kôf cente (Sittard), Opm. kerotte of karotte boven Roermond.  kot (Herten (bij Roermond)), ps. alleen het eerste woord omgespeld volgens IPA (R.N.D.) en niet volgens Eyckman.  eͅŋ kat (Sittard), kotje: kotje (Grathem), patroon: ⁄n patroon (Milsbeek, ... ), pile (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  ən pəl van .... (Velm), poep: ps. omgespeld volgens Frings.  pop (Rummen), pup (Borgloon, ... ), ən pup (Borgloon, ... ), ən pup fraŋks ... (Halen), rol: èn rol (Susteren), ps. omgespeld volgens Frings.  ən reͅl (Hasselt), rolletje: ei rölke (Kinrooi), ei röölke mit cente (Sittard), rôlke (Weert), rölke kwartjes etc. (Roosteren), à rölke (Nuth/Aalbeek), ⁄n mölleke (Middelaar), ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).  ee rölke kwartjes (Waubach), ps. omgespeld volgens Frings.  r"lkə (Bocholt), roͅləkə (Gelieren/Bret, ... ), rølkəs (Zichen-Zussen-Bolder), røͅləkə (Kaulille, ... ), rəlkə (Bocholt), ə roͅləkə (Kermt), ə røͅlkə ... (Stokkem), stukjes: ps. omgespeld volgens Frings.  støkskəs (Kinrooi), vijf frank: [red. RK: i.e. misschien de waarde van zon rolletje?, bijv. 50 x 10 ct. = 5 fr.]  vief frang (Welten) rolletje centen of kwartjes of andere munten [knappert, lok?] [N 21 (1963)] III-3-1
rolluik jaloezie: žaluzi (Maastricht), žalǝzi (Altweert, ... ), rol: rol (Tessenderlo), rolblaffetuur: rǫlblafǝtyǝr (Leopoldsburg), rǫlblafǝtȳr (Kwaadmechelen, ... ), rǫlplafǝtȳr (Lommel), rolblinde: rolblønjǝ (Rotem), roljaloezie: rǫlžaluzi (Maastricht), rollo: rǝlō, rulō (Eupen), rolluik: rolluik (Jeuk, ... ), rǫllyk (Ottersum), rǫllūk (Posterholt, ... ), rolslag: rǫlšlāx (Bleijerheide, ... ), volet: fǫlęt (Stokrooie), valē̜ (Tessenderlo), valę (Niel-bij-As, ... ), valęt (Heppen, ... ), voløt (Gutschoven), volē (Mopertingen), volęj (Bilzen), volɛ (Engelmanshoven), volɛt (Meldert), vóllè (Zonhoven), vōlę (Hechtel), vōlɛ (Tessenderlo), vǝlę (Maasmechelen, ... ), vǝlęt (Kortessem), vǫlę (Bilzen, ... ), vǫlęt (Bocholt, ... ), vǫlɛ (Rijkhoven), Fr. volet Trèkt (d)e vóllès mér óm(h)؉ch: haal de rolluiken maar op  vállè (Zonhoven) rolluik || Vensterluik, bestaande uit smalle, horizontale latjes die met behulp van kettingscharnieren of linnen banden aan elkaar bevestigd zijn en boven het venster op een in een kast aangebrachte horizontale as kunnen worden opgerold. Het rolluik kan doorgaans van binnenuit door middel van een trekband geopend en gesloten worden. [N 55, 70; monogr.; L 1 a-m, add.; L 32, 75b add; L 1u, 17 add.] II-9, III-2-1
rolrad rolrad: rǫlrǭ.t (Tongeren), rotel: rō.tǝl (Mal, ... ) Het wieltje waar het luikoord of de luiketting over loopt. [Coe 209] II-3