e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rolsloten deurrollen: dȳrrǫlǝ (Bleijerheide), dø̄rrǫlǝ (Ottersum), rolsloten: rolslōtǝ (Tessenderlo), rǫlšlø̜t (Posterholt  [(enkelvoud: rǫlšlǭt)]  ), roulette-tjes: rulętšǝs (Bilzen), rouletten: rulętǝ (Bilzen), schuifdeurrollen: šȳf˱dø̄rrǫlǝ (Sint Odilienberg, ... ), šȳǝf˱dȳrrǫlǝ (Bleijerheide), schuifrolletjes: šȳfrø̜lkǝs (Geulle) Constructie waarop of waaraan schuifdeuren zijwaarts kunnen worden open- en dichtgeschoven. Men onderscheidt boven- en onderrolsloten; de eerste worden boven aan de deur bevestigd, terwijl de tweede in de onderdrempel van de deur worden ingelaten waarbij deze over een rail lopen. [N 55, 32f-h] II-9
rommel rommel: rommel (Meijel) andere? [N 93 (1983)] III-3-2
rommelkamer lommelenkamer: lomələkāmər (Opglabbeek), opkamertje: oͅpkēͅmərkə (Opglabbeek), rommelkot: ròmmelkót (Zonhoven), rompelkamer: rompəlkāmər (Welkenraedt), rø&#x0304mpəlkamər (Welkenraedt), voddenkamer: voͅdəka͂mər (Riksingen), zolder: zoͅlər (Opglabbeek) rommelkamer [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-2-1
rommelpot brompot: broempot (Jeuk), foekepot: eine foekepot (Blerick), foekepot (Achel, ... ), foekkepot (Bilzen, ... ), foekəpot (Berg-en-Terblijt), fokəpoͅt (Echt/Gebroek, ... ), fōͅkəpōͅt (Stein), fukəpoͅt (Gennep, ... ), fòkkepot (Echt/Gebroek), fôwkepot (Maaseik), < Vastenaovondliedje van rond 1920.  foêkepot (Mechelen-aan-de-Maas), Het instrument bestond uit een aarden pot, half gevuld met water; over de opening was een varkensblaas gespannen; in het midden ervan stak een rietstengel of stokje. Door met duim en twee natgemaakte vingers te wrijven werd een dof gebrom veroorzaakt, waarbij gezongen werd: "ich höb zoo lang mit de fókkepot geloupe, ich höb gei geljt om broot te koupe, in de bèkkerie, in de bèkkerie. Gaef mich ein äörtje dan gaon ich veurbie".  fókkepot (Sittard), Over de opening van een bus werd een gedroogde varkensblaas gespannen, waarin, in het midden een rietje werd gestoken. Door met dit rietje op en neer te wrijven ontstond een brommend geluid. Met dit "instrument"ging men, onder het zingen van een of ander carnavalsliedje, de huizen langs om wat centen of snoep te verkrijgen.  foekepot (Herten (bij Roermond)), Voorwerp dat met Vastelaovend, d.w.z. de avond voor aswoensdag, gebruikt wordt. Deze wordt gemaakt van een pot of bus afgedekt met een vel, meestal een varkensblaas, waarin in het midden een stokje wordt gespannen. (Beter was een dik stuk riet of rotan). Het stokje stak er dan ± 15 cm bovenuit. Door in de handpalm te spuwen en dan langs het stokje op en neer te schuiven, kreeg men een brommend laag geluid. Zo ging men dan langs de deuren. Zie ook: Vastelaovend.  foekepot (Venray), foekespot: foekespot (Geistingen, ... ), foekkespot (Swalmen), fukəspoͅt (Meijel), fūkəspoͅt (Swalmen), Add. van Theo Van Dael, Kinrooi (L 369): Vooral in Kessenich.  foekespot (Kessenich), f uitspreken als v  foekes-pot (Puth), Geld. foekepot en Overij.  foekespot (Neeritter), Gespannen vel over een pot met een klein gaatje daar middenin en waardoorheen een rietje of stokje. Op en neer bewogen maakt dit een dof, rommelend geluid, wat het tuig elders dan ook de naam rommelpot bezorgde.  foekespot (Kessenich), Vooral in Kessenich.  foekespot (Kinrooi), hoeperpot: [cf. suggestie bij vraagstelling]  hoeperpot (Eigenbilzen, ... ), laweidmaker: lewaetmaeker (Bilzen), lollepot: De lollepot is eene pot met eene blaas overdekt, door welke blaas een stroopijl steekt, waarmee men lolt, of rommelende holle toonen geeft"(L.S. [Schuermans], pag. 347).  lollepot (Kortessem), muckefuck (du.): moekefoek (Kesseleik), ratel?: ratel (Eys), robbelspot: dər rōēbəlspot (Voerendaal), robbelspot (Doenrade), roebbelspot (Oirsbeek), roebels-pot (Mheer), roebelspot (Eys, ... ), rubəlspoͅt (Amstenrade, ... ), Vero.  rôbbelspot (Gronsveld), rommelepot: Gebruikt met koningezingen.  roemelepot (Lauw), rommelespot: roͅmələspoͅt (Heerlen), rommelpot: (ne) rommelpot (?) (Lommel), ne roemmelpot (Bilzen), roemmelpot (Bilzen, ... ), rommelpot (Amby, ... ), rommëlpot (Hoeselt), roməlpoͅt (Bree, ... ), roͅməlpoͅt (Maastricht, ... ), ruməlpoͅt (Opglabbeek), ròmm`lpot (Bocholt), rómm`lpot (Kaulille), rómmelpot (As, ... ), rómməlpot (Berg-en-Terblijt), [Met afbeelding].  rómmel(s)pot: rómmelpot (Maastricht), Sub lollepot: "De lollepot is eene pot met eene blaas overdekt, door welke blaas een stroopijl steekt, waarmee men lolt, of rommelende holle toonen geeft"(L.S. [Schuermans], pag. 347).  rommelpot (Kortessem), rommelspot: roemelspot (Epen, ... ), rommelspot (Brunssum, ... ), Roməlspot (Horst), [Met afbeelding].  rómmel(s)pot: rómmelspot (Maastricht) de pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot] [N 112 (2006)] || De pot die met een (varkens)blaas is overspannen; door het midden ervan is een rietje gestoken dat men vochtig maakt en op en neer beweegt, wat de blaas in trilling brengt [rommelpot, hoeperpot, foeperpot, foekepot]. [N 88 (1982)] || De pot om mee te foeken. || foekepot [VC 27 (1962)] || Foekepot. || Hoe heet het populaire muziekinstrument, dat uit een vierkante blaasbalg bestaat, die met beide handen wordt ineengedrukt of uitgetrokken, terwijl de vingers toesten neerdrukken? [ZND 26 (1937)] || Muziekdoos. || Rommelpot. [BN 09] || Rommelpot: jongensspeeltuig nl. pot met een (varkens)blaas overspannen en rietje. || Soort rommelpot, ook wel "foekepot"genoemd. || Zelfgemaakt carnavals"instrument". III-3-2
rommelpot add. wierookspot: afgeleid van wierookspot  wierukspot (Venlo) foekepot [VC 27 (1962)] III-3-2
romp van de sierkrans onderpas: ondǝrpas (Meijel), onderwerk: oŋǝrwɛrk (Sevenum) Het stuk stijve gaas waarop men een sierkrans begint te maken. [N 61, 20a] II-7
rond gat boven in de schuurgevel almsgat: alǝms˲gāǝt (Rotem), drooggat: (mv)  drix˲gõ̜ǝtǝr (Kermt), gevelgat: g‚ēvǝlgāt (Heythuysen), (mv)  giǝvǝlgātǝ (Zepperen), gevellok: g‚ēvǝllōk (Mechelen), halfmaan: halǝfm˙ǭn (Panningen), halve maan: halǝvǝ mǭn (Leunen), hooigat: (mv)  øi̯gātǝr (Boorsem), kijkgat: (mv)  kik˲gātǝ (Opitter), lichtkot: (mv)  lixtkotǝr (Neerpelt), lochtgat: loxt˲gāt (Lanklaar), lox˲gāt (Baarlo, ... ), luxt˲gat (Halen, ... ), luxt˲gǫ(i̯)ǝt (Donk), lōx˲gāt (Sevenum), lǫu̯x˲goǝt (Hoepertingen), lǫu̯x˲gāǝt (Zepperen), lǫxt˲gat (Milsbeek, ... ), lǫxt˲gau̯ǝt (Velm), lǫxt˲goǝt (Brustem), lǫxt˲gāt (Aldeneik, ... ), lǫx˲gat (Blitterswijck), lǫx˲gāt (Blerick, ... ), lǫx˲goat (Borlo), lǫx˲gā.t (Guttecoven), lǭǝx˲gat (Boorsem), (mv)  lox˲gātǝr (Maasmechelen), lox˲gǭtǝ (Opheers), lu ̞xt˲gātǝ (Paal), lyxt˲gātǝr (Zelem), lōxt˲gātǝ (Opglabbeek), lǫxt˲gātǝr (Ell), lǫx˲gātǝ (Rekem), lochtingsgat: (mv)  loxteŋs˲gātǝ (Grathem), lochtkot: lau̯xkut (Vliermaal), loxkut (Millen), loxkūt (Mal), loxtkūǝt (Genk), luxtkǫt (Halen, ... ), lyxkūt (Romershoven), lyxtkoǝt (Neerpelt), lyxtkǫt (Kwaadmechelen), ló̜xkūt (Ketsingen), lǫu̯xkuǝt (Diepenbeek), lǫu̯xkūt (Borgloon), lǫxkut (Beverst, ... ), lǫxkuǝt (Hasselt), lǫxkyt (Rosmeer), lǫxkūt (Hoeselt, ... ), lǫxtkuu̯ǝt (Kermt), lǫxtkuǝt (Gelieren Bret), lǫxtkūt (Bocholt, ... ), (mv)  lau̯xkytǝr (Vliermaal), loxkūtǝr (Romershoven), loxtkōtǝr (Hechtel), lǫxkuǝtǝr (Diepenbeek), lǫxkūtǝr (Grote-Spouwen, ... ), lǫxtkotǝr (Beringen), lǫxtkǫtǝr (Linkhout), lǭu̯xkutǝrs (Opheers), lochtlok: loflǭǝk (Nieuwenhagen, ... ), loxlǭk (Brunssum), luxlǫak (Munstergeleen), lōflǭx (Bocholtz), lǫxlǫak (Hoensbroek), lǫxlǭk (Sittard), (mv)  lǫxtlūi̯kǝr (Oost-Maarland), lochtpijp: lǫxpīp (Maaseik), lǫxtpęi̯p (Houthalen), lochtraam: lǭxtrǭm (Hamont), loergat: lōrgāt (Maaseik), loerkot: lūrkǫt (Kwaadmechelen), lok: lōk (Lanaken), lǭu̯ǝk (Teuven), luchtgat: løxt˲gat (Lommel), lø̜xt˲gāt (Kaulille), lø̜xt˲gǭǝt (Herk-de-Stad), lø̜x˲gāt (Hout-Blerick, ... ), (mv)  løxt˲gǭtǝ (Leopoldsburg), luchtkot: løxtkǫt (Berverlo, ... ), luchtvenster: lø̜xt˲vɛnstǝr (Berverlo), maan: mǭn (Boekend), m˙ǭn (Panningen), oog: ǭǝx (Riksingen), oogkot: ǭǝxkūt (Riksingen), schallok: (mv)  šallø̜k (Jabeek), šallǭkǝr (Oirsbeek), schelftkot: sxɛlǝftkūt (Lummen), schuurkot: (mv)  sxȳrkūǝtǝ (Kiewit), tochtgaatje: (mv)  tǫxt˲gɛtjǝs (Gennep), tochtgat: (mv)  tō.x(t)˲gā.tǝr (Panningen), tǫxt˲gatǝr (Leunen, ... ), tǫxt˲gātǝ (Haelen, ... ), tǫxt˲gātǝr (Opglabbeek), tǫxt˲gǭǝtǝ (Herk-de-Stad), tochtlok: tuxlǭk (Oirsbeek), trekgat: trɛk˲goat (Borlo), trɛk˲gāt (Susteren), trɛk˲gǭt (Sint-Truiden), (mv)  trek˲goatǝ(rs) (Borlo, ... ), trɛk˲gātǝr (Stokkem), trɛk˲gǭtǝ (Hamont), trekkot: trɛ ̝kkūt (Tongeren), trɛkkut (Borgloon), (mv)  trękkuǝtǝr (Hasselt), treklok: (mv)  treklūǝkǝr (Eijsden), uilegat: ilǝgāt (Opglabbeek, ... ), ylǝgat (Leunen, ... ), ylǝgāt (Berg, ... ), ølǝgat (Heppen, ... ), øu̯lǝgāǝt (Rotem), ø̜̄lǝgoat (Borlo), ø̜lǝgat (Halen), ǫi̯lǝgǭt (Overpelt), ˙ø ̞lǝgāt (Heugem), (mv)  ylǝgatǝ (Ottersum), ylǝgatǝr (Gennep, ... ), ylǝgātǝ (Bemelen, ... ), ylǝgātǝr (Helden, ... ), ȳlǝgātǝ (Haelen), ȳlǝgātǝr (Urmond), ø̜lǝxǫatǝ(rs) (Borlo, ... ), ø̜u̯lǝgaǝtǝrs (Velm), ūlǝgātǝr (Lanklaar), uilekot: ylǝkōt (Achel), ȳlǝkōǝt (Neerpelt), ø̄lǝkutǝrs (P222  [P222p]  ), ø̜̄lǝkū.t (Tongeren), ø̜̄lǝkǫt (Beringen), ø̜lǝkut (Herk-de-Stad), ø̜lǝkǫt (Meldert), ø̜u̯ǝlǝkyt (Spalbeek), (mv)  øu̯lǝkǫtǝr (Lummen), ø̜̄lǝkutǝrs (Sint-Truiden), ɛi̯lǝkūtǝr (Beverst), uilelok: uilelok (Ubachsberg), ylǝlōk (Grathem, ... ), ylǝlǫak (Eys, ... ), ylǝlǭk (Klimmen, ... ), ylǝlǭu̯ǝk (Teuven), ȳlǝlǭk (Einighausen, ... ), ø̜i̯lǝlūǝk (Gronsveld), ūlǝlǭk (Rekem), (mv)  ylǝlǭkǝr (Jabeek), ȳlǝlø̜̄ǝkǝ (Hoensbroek), uilgat: (mv)  ylgātǝr (Eisden), ø̜̄lgǭi̯ǝtǝ(rs) (Halen), vangegat: (mv)  vaŋǝgaǝtǝrs (Velm), windgat: wentj˲gāt (Tungelroy), wɛi̯nt˲gāt (Rotem), (mv)  wenjt˲gātǝr (Neeritter), wentj˲gātǝ (Haelen), wø̜nt˲gātǝr (Waterloos), w‚ēnt˲gātǝr (Kaulille), windkot: (mv)  wentkutǝr (Eigenbilzen), wentkōtǝr (Achel), wentkǫtǝr (Linkhout, ... ), wentkǫʔǝr (Kwaadmechelen), węntkōǝtǝ (Neerpelt), windlok: (mv)  wēntjlǫakǝr (Guttecoven), windsgat: (mv)  wentš˲gātǝr (Bocholt), zwademgat: (mv)  zwāi̯ǝmgātǝr (Stokkem) Boven in de korte gevel van een schuur zijn een of meer ronde openingen zonder glas die dienen ter belichting en beluchting en ook als toegang voor de uil die dan in de schuur muizen kan vangen. In L 211, 290 en 318b is het een halfronde opening. Zie ook het lemma "gat in een klein dagschild" (4.2.10). Het materiaal is ondergebracht in een gecombineerde woord- en klankkaart, te vergelijken met de kaart die is gemaakt van het materiaal van het lemma "kippenuitgang" (kaart 35) en bevat de geografische verspreiding van de benamingen kot, gat en lok, telkens met opgave waar de klinker lang en kort is. De termen almsgat en schallok slaan eigenlijk op de galmgaten van de kerktoren. [N 4A, 44a; N 5A, 73b; N F, 50c; monogr.; add. uit N 64, 153] I-6
rond haalmes bodemschaaf: b ̇ōmšāf (Panningen), krabber: krabǝr (Maastricht), kromschaaf: kromsxāf (Gennep), ronde schaaf: ron šāf (Klimmen), rǫn sxāf (Hasselt), rondschaaf: rondschaaf (Borgloon), roŋšāf (Tegelen), rōntšāf (Eisden, ... ), trekhaak: trękhǭk (Maastricht), trekschaaf: tręksxāf (Hasselt), trękšāf (Tegelen), trękšǭf (Maastricht), uittrekschaaf: ūttrękšāf (Klimmen), wiegevoetschaaf: wēgǝvōtšāf (Eisden, ... ) Het ronde mes met schuingeslepen snede en twee handvatten waarmee men diepe, holle vormen in hout kan snijden. Het rond haalmes wordt met een trekkende beweging gehanteerd en door de kuiper gebruikt voor het gladschaven van de binnenwand en het vlak maken van de binnenrand van vaten. Zie ook afb. 218. [N E, 37a-b; monogr.] II-12
rond uitzagen rondzagen: ront˲zāgǝ (Venlo), uittoeren: ø̜̄ttūrǝ (Leopoldsburg), uitzegen: ūt˲zē̜gǝ (Herten) Het maken van gecenterd zaagwerk. Zie ook het volgende lemma. [N 53, 22; N 53, 33c] II-12
rond wittebrood brood: Syst. Frings  bruət (Hasselt), broodje: breuidje (Neeritter), bruinbrood: broenbroed (Gronsveld), dikke koek: Syst. WBD  dieke kook (Maasniel), grijs brood: Syst. Frings Men kent alleen wit brood in de vorm van een gewoon rond brood. Verder is er nog ~  grēͅs˂ bruu̯ət (Heppen), koek: kuk (Lommel), Syst. Grootaers  kuk (Lommel), mastel: mestel (Hout-Blerick), menageweg: menagewèk (Ulestraten), menasjewèk (Ulestraten), mik: mek (Beverst, ... ), mi.k (Borgloon), miek (Oost-Maarland, ... ), mik (Bocholt, ... ), mIk (Houthalen), mik (Ketsingen, ... ), mīēk (Oost-Maarland), (v.).  mek (Helchteren), Syst. Frings  mek (Beverlo, ... ), me̞k (Gingelom), meͅk (Beringen), mik (Hasselt, ... ), Syst. Frings (?)  meͅk (Kinrooi), Syst. Frings M.  mek (Peer), Syst. Frings vrl.  mek (Bree, ... ), Syst. IPA  mek (Kwaadmechelen), Syst. WBD  mik (Baexem, ... ), Syst. Wbk. van Bree  mik (Bree), mikje: mekskə (Bilzen), pannenbrood: panne bru:t (Bevingen), pannebroed (Sint-Truiden, ... ), pannebru:d (Sint-Truiden), pannenmikje: pannenmikske (Kwaadmechelen), plat brood: Syst. Frings  plát˂ bruu̯ət (Melveren), plats: plas (Middelaar), plats (Arcen, ... ), platse (Herten (bij Roermond)), (= Roermonds).  plats (Sittard), als gewoon brood hier niet gebruikelijk  plats (Tegelen), aus den rhein. Mundarten übernommen, eigentl. platter Kuchen, aus platt, flach  plats (Eupen), Eigen syst.  plats (Heerlen), Nieuwe [spelling]  plats (Reuver), Plats een gebak voor begrafenissen gemaakt van vette boter, gistdeeg met veel klontjes suiker; op ronde plaat gebakken  plats (Mechelen), schj=ch van chocolade  plats (Heerlerheide), Syst. Eykman  pláts (America), Syst. Veldeke  plats (Tegelen, ... ), Syst. WBD  plaas (Wanssum), plats (Baarlo, ... ), plās (Broekhuizen), Syst. WBD Altijd rozijnebrood - Nieuwjaar - 50-60 cm doorsnede en groter  plats (Panningen), Syst. WBD In L 270 niet gebruikelijk. Met verjaardagen en naamfeesten werden tot voor enkele jaren Moeder en Vader steevast "besjtaoke"met een "plats". Dit was een rond wittebrood van pl. m. 35 cm doorsnede, ter hoogte van 10 à 12 cm, rijkelijk gevuld met krenten en rozijnen en met eieren gebakken. Midden op deze plats werd steeds een rode roos gestoken, of, naar gelang de tijd van het jaar ook wel met een andere bloem versierd. Dit gebruik was vrijwel algemeen in de omstreken van Roermond; hier in Tegelen kende slechts enkele families deze traditie; is hier helaas aan het verdwijnen.  plats (Tegelen), Syst. WBD rond  plāst (Oirlo), platte mik: Syst. Frings  platə mek (Achel), Syst. Veldeke  platte mik (Roermond), platte weg: Syst. WBD  platte wèk (Urmond), rond brood: rond bru:t (Bevingen), rondjbrood (Sittard), roond broed (Heugem), round broed (Oost-Maarland), rônd broed (Maastricht), Syst. Frings  ronjt˂ bruət (Kessenich), rond wit: e rond wit (Bilzen), roond wit (Maastricht), roone wek (Brunssum), Syst. Veldeke  rôndj wit (Kinrooi), rond wit brood: roͅnt wit brut (Stokrooie), rond witbrood: e rond wit braud (Bilzen), Syst. Frings  roͅnt wet˂brōͅu̯t (Opheers), ronde mik: ron mik (Cadier), rondj mik (Tungelroy), ronj mikke (Tungelroy), ronne wik (Margraten), ’n ron miek (Eijsden), Syst. Frings  rōn mek (Bocholt), roͅnmek (Neerpelt), Syst. WBD  roonj mik (Tungelroy), ronde weg: rjoene wék (Schinveld), ronde wek (Koningsbosch, ... ), ronge weck (Nieuwenhagen), ronge wek (Bleijerheide, ... ), ronje weck (Kerkrade), ronje wek (Grathem), ronje wick (Hoensbroek), ronje wik (Brunssum), ronne wek (Beek), ronne wik (Brunssum, ... ), ronnewek (Nuth/Aalbeek), ronnu wek (Eys), roênje wêk (Stein), rōnje wĕk (Geleen), ro͂nje wèk (Puth), rònge wek (Waubach), rònjewèk (Sittard), rónje wik (Guttecoven), rónje wék (Munstergeleen), #NAME?  rònje wêk (Susteren), (m.). mv.: {r#n w@g\\}.  roͅnə weͅk (Lanklaar), De -e- is een korte -ei-, dus niet als de -e- in A.B. weg.  rŏĕnje wek (Oirsbeek), Eigen spellingssyst. Zie vragenlijst p.6  ronje wè:k (Berg-aan-de-Maas), Syst. Frings  ronjə weͅk (Kessenich), Syst. Veldeke  ronge wek (Bocholtz), Syst. WBD  ronge wèk (Buchten), ronje wek (Holtum), rònje wék (Geleen), rónge wék (Kerkrade), rônje wèk (Limbricht), rônne wèk (Neerbeek), steenmik: Syst. Frings  stiənmek (Hamont), stenen mik: Syst. Frings  stīnə mek (Sint-Truiden), stuit: sjtoe‧t (Baarlo), stuut (Ottersum, ... ), Syst. WBD  sjtoet (Herten (bij Roermond)), stuut (Ottersum), Syst. WBD langwerpig  stŭŭt (Oirlo), stuits: sjtoets (Swalmen), Syst. WBD Een sjtoets bakte men zelf, in een kleine ketel op het fornuis. Een plats daarentegen was voor feestelijke gelegenheden. Men deed er rozijnen en sucade in, en het aldus bereide deeg werd naar de bakker gebracht.  sjtoe:ts (Maasniel), tarwebrood: terfebrauwt (Susteren), tèrreve brōēd (Wittem/Partei), Eigen phonetische  tervebroid (Valkenburg), vloerbrood: vl[u:}rbr[u.}w[ə}t (Neerpelt), vloermik: vloermik (Blerick), Syst. Frings  vlū(ə)rmek (Hamont), vloerweg: floorwĕĕk (Panningen), waterweg: wasser weck (Kaalheide/Onderspekholz), weg: wek (Eygelshoven, ... ), wēk (Maaseik), wèk (Jabeek, ... ), wêk (Gulpen, ... ), #NAME?  wek (Heerlen), franse -e- in le  wek (Mechelen-aan-de-Maas), ml  wɛ̝k (Rekem), Syst. WBD  wèk (Neerbeek), wegge: wēͅkə (Rotem), ouder.  weͅgə (Opglabbeek), weggetje: weͅkskə (Maaseik), Syst. Frings  weͅkskə (Maaseik), wit: wit (Koersel), wit brood: wit broeed (Noorbeek), wit broet (Sint-Truiden), wit brood (Mal), wit bru:wt (Melveren), Syst. Frings  wet˂ brūət (Beverlo), weͅt˂ bru̯oͅt (Mechelen-aan-de-Maas), Syst. Frings Men kent alleen ~ in de vorm van een gewoon rond brood. Verder is er nog grijs brood en zwart brood  wet bruət (Heppen), Syst. IPA  wit˂bruu̯ət (Paal), witbrood: wet broͅu̯t (Borgloon), wit broed (Berbroek), witbrood (Mechelen), witte mik: witte mik (Neeroeteren), zwart brood: Syst. Frings Men kent alleen wit brood in de vorm van een gewoon rond brood. Verder is er nog ~  zweͅt˂ bruu̯ət (Heppen) melkbrood met boter en suiker gebakken || plat, rond wittebrood [N 16 (1962)] || Plat, rond wittebrood (plats?) [N 16 (1962)] || rond brood, gebakken van bloem [N 29 (1967)] III-2-3