31001 |
binnennaaiels |
binnenels:
benǝɛls (Q121c Bleijerheide),
binnennaaiels:
benǝnɛjɛ̄ls (L293p Roggel),
els:
ɛls (K278p Lommel, ...
L163a Milsbeek),
engelse els:
eŋǝlsǝ ɛls (L267p Maasbree),
ęŋǝlsǝ iǝls (Q083p Bilzen),
lepelels:
lę̄pǝlels (Q001p Zonhoven),
lepelzuil:
lęǝpǝlzyl (Q253p Montzen),
platte engelse els:
platǝ eŋǝlsǝ ɛls (L267p Maasbree),
schupels:
schupels (K278p Lommel),
šøpɛls (Q121c Bleijerheide, ...
L265p Meijel),
šø̜pɛ̄ls (L293p Roggel),
schupjesels:
šøpkǝsɛls (Q015p Stein)
|
De licht gebogen els die vooral voor het binnennaaien wordt gebruikt. De woordtypen schupels, schupjesels en lepelzuil wijzen op een els met een lepelvormig uiteinde. Zie afb. 41. [N 60, 177a; N 60, 177b]
II-10
|
30999 |
binnennaaien |
aannaaien:
āniǝnǝ (Q253p Montzen),
aflappen:
āflapǝ (L267p Maasbree),
binnendoor naaien:
bęnǝdø̜r nę̄ǝ (Q083p Bilzen),
binnennaaien:
benǝnīnǝ (Q112a Heerlerheide),
benǝnɛjǝ (L387p Posterholt),
benǝnɛ̄jǝ (L265p Meijel, ...
L163a Milsbeek),
de binnennaad leggen:
dǝ bęnǝnǭt lęgǝ (L293p Roggel),
raam naaien:
rām niǝnǝ (Q253p Montzen),
raam opnaaien:
rām opniǝnǝ (Q253p Montzen),
randnaaien:
randnaaien (L421p Dilsen),
rantnęjǝn (Q001p Zonhoven)
|
Het aan binnenzool en overleer vastnaaien van de rand. Zie afb. 40. [N 60, 80b]
II-10
|
31000 |
binnennaaigroef |
blinde gleuf:
bleŋǝ glø̄f (L267p Maasbree),
gleuf:
gleuf (Q001p Zonhoven),
groef:
groef (K278p Lommel),
gruf (L265p Meijel, ...
L293p Roggel),
grōv (L421p Dilsen),
grūf (Q083p Bilzen, ...
L163a Milsbeek),
jruf (Q121c Bleijerheide),
richel:
regǝl (Q018p Geulle),
sleuf:
šlø̄f (L293p Roggel),
voor:
vǭr (Q253p Montzen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking komt en dus effen en glad moet blijven, door te naaien. Om de loopzool zo aan de schoen te naaien, dat er van de naad op het loopvlak niets te zien is, verzinkt men deze. Men snijdt daartoe een groef in het loopvlak, waarin de steken gelegd worden. [N 60, 106a]
II-10
|
18458 |
binnennaaigroef [wld ii.10, p. 41] |
blinde gleuf:
blinge gleuf (L267p Maasbree),
gleuf:
gleuf (Q001p Zonhoven),
groef:
groef (K278p Lommel),
groov (L421p Dilsen),
grōēf (Q083p Bilzen, ...
L163a Milsbeek),
grŏĕf (L293p Roggel),
gruf (L265p Meijel),
jroef (Q121c Bleijerheide),
richel:
Om een schoen binnen te naaien moet eerst van de buitenkant een riggel wegsnijden en dan van de binnenkant zodat een verhoging ontstaat p.m. 10cm. dun de rand van de binnenzool.
riggel (Q018p Geulle),
sleuf:
sjleuf (L293p Roggel),
voor:
vōr (Q253p Montzen)
|
De sleuf die men maakt rondom de rand van de binnenzool om onder het binnenvlak, dat met de voetzool in aanraking kwam en dus effen en glad moest blijven, door te naaien (groef?) Zie tek. 88. [N 60 (1973)]
III-1-3
|
30990 |
binnenneus |
binnenkap:
benǝkap (Q121c Bleijerheide),
binnenneus:
benǝnø̄s (L265p Meijel),
binnenneus (K278p Lommel),
helle naas:
hɛl nās (L293p Roggel),
kap:
kap (Q253p Montzen),
naas:
nās (L267p Maasbree),
naaskap:
nāskap (L387p Posterholt),
stijve naas:
štīf nās (L293p Roggel),
stijve neus:
stif nø̄s (L163a Milsbeek),
stijve tip:
stijve tip (Q001p Zonhoven),
stājvǝn tep (Q083p Bilzen),
stijve top:
stīvǝ top (L421p Dilsen)
|
Het stijve stuk leer, in de vorm van een schoenneus, dat ter versterking in de neus aangebracht wordt. Zie afb. 37. [N 60, 81a; N 60, 81b]
II-10
|
18449 |
binnenneus [wld ii.10, p. 39] |
binnenkap:
binnekap (Q121c Bleijerheide),
binnenneus:
benənø̄s (L265p Meijel),
binnenneus (K278p Lommel),
helle naas:
hel naas (L293p Roggel),
kap:
kap (Q253p Montzen),
naas:
naas (L267p Maasbree),
neuskap:
naaskap (L387p Posterholt),
stijve naas:
sjtīēf naas (L293p Roggel),
stijve neus:
Eerst voeringnéús, dan stiefnéús, dan (gewone) néús.
stiĕfnéús (L163a Milsbeek),
stijve tip:
stijven tip (Q001p Zonhoven),
Werd vroeger apart opgepind.
staajven tip (Q083p Bilzen),
stijve top:
stieve top (L421p Dilsen)
|
De normale neus die daarboven zit (bovenneus?) [N 60 (1973)] || Een stijf stuk leer in de vorm van een schoenneus, aangebracht in de neus van een schoen ter versterking? (binnenneus?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
19444 |
binnenplaats |
achterbouw:
àchterbŭŭv (L416p Opglabbeek),
achterom:
achterom (Q111p Klimmen),
achteruit:
achteraat (P176p Sint-Truiden, ...
P176p Sint-Truiden),
achterōēt (Q111p Klimmen),
achtərūūt (L416p Opglabbeek),
axtərāt (P176p Sint-Truiden),
axtərūt (L286p Hamont),
De keiner spèèldzjen oppen drees en oppen achterût
achterût (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
binnencour:
bénnekoer (Q077p Hoeselt),
bénnəkōēr (Q012p Rekem),
b‧enəkū.r (L369p Kinrooi),
binnenhof:
binnehof (Q118p Schaesberg),
binnenplaats:
benəplātš (Q113p Heerlen),
binne-plaats (Q098p Schimmert),
binnenplaats (L321p Neeritter, ...
Q015p Stein,
Q112b Ubachsberg),
binnenpláts (L245b Tienray),
binneplaats (L269p Blerick, ...
L269b Boekend,
L382p Montfort,
Q098p Schimmert,
L331p Swalmen,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
L268p Velden,
L386p Vlodrop),
binneplaatsj (Q111p Klimmen),
binneplats (L217p Meerlo, ...
L265p Meijel),
binneplāts (L216p Oirlo),
bönneplaats (L381p Echt/Gebroek),
(i = iets korte e klinkend)
bînneplaats (L322a Nunhem),
- hier vrijwel niet voorkomend - de plaats die op het erf steeds bereden werd heette hier \"de meeste\"( zie antwoord op vraag 100)
bènneplaats (L291p Helden/Everlo),
binnenplaatsje:
binnenplaetske (L330p Herten (bij Roermond)),
binnəplètskə (L265p Meijel),
cour (fr.):
coer (P219p Jeuk),
cour (Q197p Noorbeek, ...
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert),
koer (L360p Bree, ...
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
K317p Leopoldsburg,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L364p Meeuwen,
L368p Neeroeteren,
L371p Ophoven,
Q247p Sint-Martens-Voeren,
P176p Sint-Truiden,
P176p Sint-Truiden,
L289p Weert),
kōē.ër (Q001p Zonhoven),
kōēr (L417p As, ...
L366p Gruitrode),
kuur (L417p As, ...
L317p Bocholt,
L360p Bree,
L363p Ellikom,
L366p Gruitrode,
L364p Meeuwen,
L367p Neerglabbeek,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
L415p Opoeteren,
L358p Reppel),
kū.r (L369p Kinrooi),
kūr (L414p Houthalen, ...
K314p Kwaadmechelen,
L422p Lanklaar),
kūər (L422p Lanklaar, ...
K278p Lommel),
(de koer)
cour (Q095p Maastricht),
(k؉r)
cour (Q196p Mheer),
cour-tje:
koerke (L353p Eksel, ...
P219p Jeuk,
L364p Meeuwen),
kuurke (Q095p Maastricht),
köir-ke (Q096c Neerharen),
erf:
eͅ.rəf (L368p Neeroeteren),
geleg:
gəlēͅ.x (L368p Neeroeteren),
goed:
good (L427p Obbicht),
goot (L429p Guttecoven, ...
Q016p Lutterade),
góót (L426p Buchten),
goedje:
guitje (Q020p Sittard),
hof:
haof (L381p Echt/Gebroek),
hof (Q118p Schaesberg, ...
Q117a Waubach),
hoͅf (Q113p Heerlen),
ook als hij met klinkers of stenen verhard is
hoof (L320a Ell),
mesthof:
méstif (L366p Gruitrode, ...
L416p Opglabbeek),
mêstem (Q193p Gronsveld),
op de hof:
op de noof (L288a Ospel),
op het goed:
op het good (L429p Guttecoven),
plaats:
plaats (L269p Blerick, ...
L292p Heythuysen,
L387p Posterholt,
Q098p Schimmert,
L289p Weert),
plaats∂ (Q016p Lutterade),
plèts (L250p Arcen),
pl‧āts (L382p Montfort),
verkleinwoord is plaetske
plaats (L271p Venlo),
Verklw. plaetske
plaats (L271p Venlo),
Zet die toffel már òp ur pláts òp de pláts As de slechter òp de pláts stöt, is \'t te laat um \'t vaerke te maeste: wanneer het voorval te gebeuren staat, is het te laat om (nog) maatregelen te nemen
pláts (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
plaatsje:
plaatsje (L164p Gennep),
plaetske (Q095p Maastricht, ...
L299p Reuver,
L331p Swalmen),
plaotske (Q095p Maastricht),
plètske (L250p Arcen, ...
L292p Heythuysen),
plei:
plei (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
pleij (Q098p Schimmert),
plèj (Q095p Maastricht),
pléj (Q193p Gronsveld),
steenweg:
schteiveg (Q101p Valkenburg),
štēwɛx (Q113p Heerlen),
zie Maastrichts wbk 406
steiweeg (Q095p Maastricht),
werf:
werf (Q098p Schimmert)
|
afgesloten tuintje || binnenplaats || binnenplaats, meestal verhard || de binnenkoer || geplaveide binnenplaats || met stenen belegde plaats voor of achter een huis, fr. cour || Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
26315 |
binnenreep, binnenketting |
binnenreep:
benǝnriǝp (L321p Neeritter, ...
L318p Stramproy),
benǝri.p (L289p Weert),
benǝrijǝp (K353p Tessenderlo),
gaffelreep:
gafǝlrēp (L289p Weert),
ophaalkoord:
ophālkōr (P051p Lummen),
trekzeel:
trɛkzēǝl (P051p Lummen),
vangkoord:
vaŋkōrt (L316p Kaulille),
zakkenreep:
zakǝriǝp (L374p Thorn)
|
De luireep waarmee de zakken, binnen de windmolen, worden opgetrokken en neergelaten. Zie ook afb. 65. [N O, 25c]
II-3
|