28874 |
kleermakersschaar |
coupeurscheer:
kupø̄ršēr (L433p Nieuwstadt),
kupø̜̄ršiǝr (L381p Echt),
kupø̜̄ršīr (Q198p Eijsden),
kǝpø̄ršīr (L368p Neeroeteren),
coupeursschaar:
coupeursschaar (Q003p Genk),
grote snijdersscheer:
grǭtǝ šnidǝrsšīr (L330p Herten),
kleer-/kledermakersscheer:
klērmē̜kǝrsšęjr (Q083p Bilzen),
klęjǝrmēkǝrsšīr (Q095p Maastricht),
kleermakersschaar:
kleermakersschaar (L416p Opglabbeek),
snijdersscheer:
snęjdǝrsšīr (Q088p Lanaken),
šni-jdǝrsšir (Q197p Noorbeek),
šnidǝrsšir (Q027p Doenrade)
|
Met de kleermakersschaar kan een bepaalde schaar bedoeld zijn die wat zwaarder van uitvoering is dan bijvoorbeeld een coupeuseschaar. [N 59, 16b; N 59, 16a]
II-7
|
28865 |
kleermakerstafel |
kleermakerstafel:
klērmākǝrstǫfǝl (Q165p Hopmaal),
klērmē̜kǝrstǫfǝl (Q083p Bilzen),
klīrmākǝrstuǫfǝl (K361p Zolder),
naaitafel:
nē̜tǫfǝl (Q083p Bilzen),
schrank:
šraŋk (Q112p Voerendaal),
schreuderstafel:
šrirstǭfǝl (L416p Opglabbeek),
snijdersdis:
šnidǝrsdø̜š (Q027p Doenrade),
šnidǝšdø̜š (Q121c Bleijerheide),
šnīdǝšdø̜jš (Q253p Montzen),
snijderstafel:
snejdǝrstǭfǝl (L417p As),
snidǝrstǭfǝl (L381p Echt, ...
Q015p Stein),
snęjdǝrstǭfǝl (Q198p Eijsden, ...
Q095p Maastricht),
snęjǝrstafǝl (L246p Horst),
snęjǝrstǫfǝl (L265p Meijel),
šnidǝrstø̜fǝl (Q197p Noorbeek),
šnidǝštǭfǝl (Q016p Lutterade, ...
Q032p Schinnen),
šnīdǝrstǭfǝl (L330p Herten),
snijtafel:
šni-jtǭfǝl (Q021p Geleen),
tafel:
tǫfǝl (Q083p Bilzen, ...
Q200p s-Gravenvoeren),
tǭfǝl (Q007p Eisden, ...
Q088p Lanaken,
Q112p Voerendaal),
werktafel:
werktǭfǝl (L428p Born, ...
Q021p Geleen,
L368p Neeroeteren,
L433p Nieuwstadt,
Q111q Ransdaal),
wē̜rktǭfǝl (Q099p Meerssen),
węrktōfǝl (P052p Schulen),
węrktǭfǝl (L271p Venlo),
wɛrktǭfǝl (L270p Tegelen)
|
De tafel waarop of waaraan de kleermaker werkt. Deze tafel wordt gewoonlijk gemaakt van vurenhout. Dikwijls laat men op de tafel een triplex blad maken, omdat vurenhout wel eens splintert en men geen last wil hebben van naden trekken in het blad (Papenhuyzen III, pag. 6). [N 59, 1a]
II-7
|
28714 |
kleermakersvak |
kledermakerij:
klęjǝrmākǝri (L270p Tegelen),
klęjǝrmēkǝri (Q112p Voerendaal),
klęjǝrmękǝrę (Q095p Maastricht),
kledermakersvak:
klęjǝrmākǝrsfak (L299p Reuver),
klęjǝrmē̜kǝšfak (Q111q Ransdaal),
kleermakersstiel:
klērmē̜kǝrsstīl (Q083p Bilzen),
klīrmākǝrsstil (K361p Zolder),
kleren maken:
klērǝ mǭkǝ (Q165p Hopmaal),
schreudersstiel:
šrīrsstīl (L368p Neeroeteren),
snijderen:
snęjdǝrǝ (Q095p Maastricht),
šnīdǝrǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q121p Kerkrade,
Q032p Schinnen,
Q112p Voerendaal),
snijderij:
sni-jdǝri-j (Q200p s-Gravenvoeren),
snijdersbedrijf:
šnīdǝrsbǝdrīf (Q099p Meerssen),
snijdersstiel:
snęjdǝrsstil (Q088p Lanaken),
snīdǝrsstīl (Q007p Eisden),
snijdersvak:
snējǝrsfak (L246p Horst),
snęjǝrsfak (L265p Meijel),
snīdǝrsfak (L428p Born, ...
L381p Echt),
šnęjdǝrsfak (Q198p Eijsden),
šnīdǝrsfak (L428p Born, ...
Q027p Doenrade,
L330p Herten,
L299p Reuver,
L270p Tegelen),
šnīdǝšfak (Q111q Ransdaal),
šnīdǝšfax (Q253p Montzen)
|
De algemene benaming voor het vak van kleermaker. [N 59, 202a; monogr.]
II-7
|
28965 |
kleermakerszit |
gekruist:
gǝkrȳts (L270p Tegelen),
kledermakerszit:
klęjǝrmākǝrszet (L364p Meeuwen, ...
Q015p Stein),
klęjǝrmēkǝrszet (Q099p Meerssen),
klęjǝrmē̜kǝrszet (L417p As, ...
Q007p Eisden,
Q088p Lanaken,
L271p Venlo),
klęjǝrmē̜kǝšzet (Q016p Lutterade),
klīǝrmaǝkǝrsset (P052p Schulen),
klɛjǝrmākǝrszet (L364p Meeuwen),
kleermakerszit:
klērmākǝrszet (Q165p Hopmaal),
klērmē̜kǝrszet (Q083p Bilzen),
klērmǭkǝrszet (Q071p Diepenbeek),
klīrmākǝrszet (K361p Zolder),
kruiszitting:
krytszeteŋ (Q112p Voerendaal),
met de benen op tafel:
met dǝ bęjn op tǭfǝl (L299p Reuver),
op het schrank zitten:
op ǝt šraŋk zetǝ (Q112p Voerendaal),
schreuderszit:
šrīrszet (L368p Neeroeteren),
snijderszit:
snęjdǝrszet (Q088p Lanaken, ...
Q095p Maastricht),
snęjǝrszet (L265p Meijel),
snīdǝrszet (L428p Born, ...
L381p Echt,
Q200p s-Gravenvoeren,
Q015p Stein),
šnęjdǝrszit (Q198p Eijsden),
šnīdǝrszet (Q027p Doenrade, ...
L330p Herten,
L299p Reuver),
šnīdǝšzet (Q111q Ransdaal),
snijderzit:
šnīdǝrzets (Q121c Bleijerheide),
turkse zit:
tørksǝ zet (L299p Reuver)
|
Wijze van zitten van de kleermaker op de kleermakerstafel, met gekruiste benen. Zie afb. 30. [N 59, 199; monogr.]
II-7
|
20609 |
klef |
daar zit een riem in:
plaatselijk
dao zit ⁄nne reem in (Q019p Beek),
derf:
daerf (Q003p Genk, ...
Q003p Genk,
Q003p Genk),
derref (Q071p Diepenbeek, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht),
derrëf (Q077p Hoeselt),
dé.rref (Q001p Zonhoven),
dɛ.rəf (L364p Meeuwen),
derref broed is neet te ete
derref (Q095p Maastricht),
dé.rref broet: klef brood
dé.rref (Q001p Zonhoven),
van brood
dêr’’f (Q162p Tongeren),
klef:
klef (L320a Ell, ...
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg),
klèf (Q021p Geleen, ...
L325p Horn),
kléf (L271p Venlo),
klets:
kletsj (Q203p Gulpen),
kletserig:
klɛtsərex (L164p Gennep, ...
L165p Heijen,
L163a Milsbeek,
L163p Ottersum,
L163b Ven-Zelderheide),
knats:
knatsch (Q203p Gulpen),
knets:
knetsch (L329p Roermond),
knetsj (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q117b Rimburg,
Q116p Simpelveld),
knètsj (Q032b Sweikhuizen),
knétsj (Q095p Maastricht),
knɛts (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
Di-j mik és êrreg knetsj: dat brood is erg klef
knetsj (L318d Altweert, ...
L318e Altweerterheide,
L287p Boeket/Heisterstraat,
L288c Eind,
L289a Hushoven,
L318a Keent,
L288b Laar,
L289b Leuken,
L288p Nederweert,
L288a Ospel,
L289p Weert),
knetsje broeuëd
knetsj (Q121p Kerkrade),
ongaar
knètsj (Q111p Klimmen),
te nat brood
knetsj (L330p Herten (bij Roermond)),
knetsel:
knetsel (Q071p Diepenbeek),
knetserig:
knetsereg (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
knetsjerig (L299p Reuver),
knet’serig (L270p Tegelen),
knɛtsərex (L215p Blitterswijck, ...
L214a Geysteren,
L217p Meerlo,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L214p Wanssum),
knetsig:
knitsjəg (Q116p Simpelveld),
knuf:
knoef (Q019p Beek),
knöf (L322a Nunhem),
neergeslagen:
neergəsjlaagə (L329a Kapel-in-t-Zand),
schervelachtig:
sjerrevelechtig (L318b Tungelroy)
|
deeg (niet doorbakken) || deegachtig, ongaar || derf || derf: brood waarin de gist niet genoeg gewerkt heeft || doorbakken; Hoe noemt U: Zwaar gebakken, gezegd van brood (derf, klut, klei, knoef, kluit) [N 80 (1980)] || klef || kleverig, ongaar van brood || muf, niet meer goed van smaak || niet doorbakken || niet gerezen || niet goed doorbakken, bijv. van brood || niet voldoende doorbakken || ondoorbakken || ongaar || ongaar van brood || ongaar, deegachtig (vooral van brood) || vochtig, klef
III-2-3
|
29432 |
klei delven |
aarde steken:
ē̜rt štē̜kǝ (L297p Belfeld, ...
L270p Tegelen,
L270p Tegelen),
klei steken:
klęj stē̜kǝ (Q083p Bilzen),
klęj štēkǝ (L270p Tegelen),
klęj štē̜kǝ (L299p Reuver, ...
L331p Swalmen),
leem afsteken:
lēm āfštēxǝ (Q121p Kerkrade),
leem graven en leem laden:
liǝm grāvǝ ę ̞n liǝm lājǝ (L210p Venray),
leem laden:
liǝm lǭjǝ (L163a Milsbeek),
leem omgraven:
lēm emgrǭvǝ (Q083p Bilzen),
leem omsteken:
lēm emstē̜kǝ (Q083p Bilzen),
leem omzetten:
lēm emzętǝ (Q083p Bilzen),
leem steken:
lī̄jǝm stē̜kǝ (P047p Loksbergen),
lēm stēkǝ (P176p Sint-Truiden),
lēm stē̜kǝ (Q083p Bilzen, ...
L163p Ottersum
[(in weiland)]
),
lēm štēkǝ (Q095p Maastricht),
lēm štēxǝ (Q211p Bocholtz, ...
Q121b Spekholzerheide),
lęjm stēkǝ (Q095p Maastricht),
lęjm štē̜kǝ (L381p Echt, ...
Q111p Klimmen,
L322a Nunhem,
L290p Panningen,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen,
L374p Thorn),
leem steken en leem laden:
lęjm štēkǝ ę ̞n lęjm lājǝ (L322a Nunhem),
leem steken en ombanken:
lęjm stēkǝ ę ̞n ømbaŋkǝ (Q017p Elsloo
[(klei steken en de gedolven klei ernaast op lange hopen deponeren)]
),
leem steken en omwerpen in banken:
lēm štēxǝ ę ̞n ømwę ̞rǝpǝ en bāŋkǝ (Q121p Kerkrade
[(idem)]
),
leem uit de kuil smijten:
lēm yt ˲dǝ kȳl smitǝ (L163p Ottersum),
leem uit de put smijten:
lēm yt ˲dǝ pøt smitǝ (L163p Ottersum),
leem uitsmijten:
lēm ytsmitǝ (L164p Gennep),
op het schavot werken:
ǫp˱ ǝt šǝvǫt wę ̞rǝkǝ (L270p Tegelen),
opgooien:
ǫp˲gujǝ (Q095p Maastricht
[(in een diepe kleiput waarin etagegewijs wordt gewerkt de gegraven klei op een hogere trap gooien)]
),
opguizen:
ǫp˲gušǝ (Q111p Klimmen
[(idem)]
),
oppompen:
ǫppompǝ (L381p Echt
[(idem)]
),
smijten:
smē̜tǝ (P047p Loksbergen
[(idem)]
),
uitpompen:
ūtpompǝ (L322a Nunhem
[(idem)]
),
uittichelen:
ūttexǝlǝ (L381p Echt
[(klei halen uit een stuk grond door mideel van een tichelcontract gehuurd van een grondeigenaar)]
)
|
Klei of leem winnen. Daartoe werd een put gemaakt waarmee de kleilaag bereikt kon worden. [N 49, 2a] || Vroeger werd de gestoken klei in de put bereid; toen de kleiputten verder van de fabriek af kwamen te liggen, moest de grondstof op karren worden geladen voor het vervoer naar de opslagplaats. Meestal heeft men één term voor beide handelingen, zo niet, dan wordt de andere in het lemma erbij gegeven. In L 270 moest de klei v√≥√≥r het gebruik van excavateurs in de kleigroeven soms trapsgewijs vanuit de kleiput met een schop naar boven worden gegooid, tot deze uiteindelijk op de begane grond terecht kwam. Op elk van de daarvoor gebruikte horizontale vlakken lag een houten vlonder, waarop een werkman stond. De arbeider in de kleiput gooide de kleikluiten op het eerste vlak; van hier werden ze op het tweede vlak gegooid en zo verder. Men noemde dit: ɛop het schavot werkenɛ (Tegels Dialek, pag. 113).' [N 98, 27; N 98, 30; monogr.]
II-8
|
29856 |
klei malen |
aarde malen:
ē̜rt mālǝ (L270p Tegelen),
klei malen:
klęj mālǝ (L299p Reuver, ...
L331p Swalmen,
L374p Thorn),
klęj mǭlǝ (L381p Echt)
|
[monogr.]
II-8
|
29438 |
klei snijden |
leem snijden:
lēm snejǝ (L163p Ottersum)
|
De klei met behulp van het kleimes in dunne vellen, repen of schilfers snijden met de bedoeling hem te ontdoen van harde stukken en te mengen. In L 163 werd de klei verscheidene malen gesneden. [N 49, 7a]
II-8
|
29645 |
klei storten op de kleihoop |
grond opsporen:
grōnt˱ opspōrǝ (L163a Milsbeek),
in het pak varen:
en ǝt pak ˲vārǝ (L381p Echt),
kippen:
kipǝ (L210p Venray),
leem uitslepen:
lęjm ūtšlęjpǝ (Q020p Sittard)
|
[monogr.]
II-8
|
29442 |
klei trappen |
klei trappen:
klei trappen (L270p Tegelen),
leem treden:
lēm trē̜jǝ (L163p Ottersum),
lēm trɛ̄jǝ (L164p Gennep)
|
De klei met de voeten fijnstampen. In L 163 gebeurde dit met klompen (klømp) of met blote voeten (blōt\ vȳt). [N 49, 9a]
II-8
|