30340 |
kruishengsel |
bladscharnier:
blātsxarnīr (L271p Venlo),
hamburger:
hambørgǝr (L271p Venlo),
kruisgeheng:
krys˲gǝheŋ (L163p Ottersum),
krys˲gǝhɛŋ (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
krytsjǝhɛŋ (Q121c Bleijerheide),
krȳts˲gǝhęŋ (L387p Posterholt),
staartgeheng:
štɛrt˲gǝheŋ (L330p Herten, ...
L385p Sint Odilienberg),
staartlee:
stɛtlē (K353p Tessenderlo),
staartscharnier:
statšǝrnīr (Q083p Bilzen),
štartšarnēr (Q015p Stein),
štatsšarnēr (Q204a Mechelen),
štɛrtšǝrnēr (L330p Herten)
|
Soort hengsel dat op deuren ramen, luiken of hekken wordt bevestigd ten einde ze draaibaar te maken. Het bestaat uit twee ongelijke delen waarvan het lange, smalle, de 'veer', op de deur en het korte op het kozijn of in de muur wordt aangebracht. Zie ook afb. 60. De woordtypen 'staartgeheng', 'staartscharnier' en 'staartlee' zijn specifiek van toepassing op een hengsel waarvan beide veren even lang zijn. De bout is bij dit soort hengsels doorgaans vastgeklonken. [N 54, 79; monogr.]
II-9
|
31973 |
kruishout |
enkel kruishout:
eŋkǝl krȳtshǫwt (L330p Herten),
klitskeer:
klitskē̜r (Q162p Tongeren),
kratshout:
kratshǫwt (L318b Tungelroy
[(meervoud: kratshǫwtǝr)]
),
kruisblok:
krȳs˱blǫk (L369p Kinrooi),
kruishaak:
krȳshǫak (Q018p Geulle),
kruishout:
kruishout (L426p Buchten, ...
L421p Dilsen,
Q001p Zonhoven),
kryshǭlt (L163p Ottersum),
krys˱ǫwt (L424p Meeswijk),
krytshōt (Q119p Eygelshoven, ...
Q204a Mechelen),
krytshōts (Q121c Bleijerheide, ...
Q119p Eygelshoven,
Q204a Mechelen),
krytshǫwt (Q111p Klimmen),
krȳ.shǫwt (L318b Tungelroy),
krȳ.tshǫw.t (Q020p Sittard),
krȳshōǝt (Q193p Gronsveld),
krȳshǫwt (Q019b Groot Genhout, ...
L369p Kinrooi,
L434p Limbricht,
Q095p Maastricht,
Q015p Stein,
L289p Weert),
krȳtshǫlt (L270p Tegelen, ...
L271p Venlo),
krȳtshǫwt (L381p Echt, ...
L328p Heel,
L330p Herten,
L382p Montfort,
L294p Neer,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
L385p Sint Odilienberg),
krøtshǫwt (Q027p Doenrade),
krø̜̄shāt (K317p Leopoldsburg),
kręjs(h)ōt (Q083p Bilzen),
krǫwǝshø̜̄t (K353p Tessenderlo),
kruishoutje:
kryshø̜̄ltjǝ (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
strijkmaat:
strīkmǭt (Q015p Stein)
|
Houten tekengereedschap, bestaande uit een vierkant blokje waar een verstelbaar houten balkje doorheen is gestoken dat met behulp van een spie kan worden vastgeklemd. Zie ook afb. 101. Het kruishout wordt gebruikt om evenwijdige lijnen langs de rand van het werkstuk te trekken en om de afmetingen van de gaten en pennen van een pen-en-gatverbinding af te schrijven. Op het uiteinde van het kruishoutbeen is daartoe een kraspennetje aangebracht. Wanneer het kruishout met het blokje langs de rand van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het hout. Zie voor de etymologie van het woord klitskeer ook het Tongers woordenboek (Stevens 1986), pag. 271, s.v. klïtsk√™er, ø̄kruishout, ritshoutø̄. [N 53, 191a; N G, 17a; monogr.]
II-12
|
31976 |
kruishoutbeen |
kruishoutbalkje:
krȳtshǫlt˱bɛlǝkskǝ (L271p Venlo),
kruislat:
krȳtslat (L328p Heel),
pin:
pen (Q204a Mechelen),
regel:
regel (K317p Leopoldsburg),
staart:
štɛrt (L330p Herten),
steel:
steel (L421p Dilsen),
stiǝl (Q083p Bilzen),
stek:
štɛk (L385p Sint Odilienberg)
|
Het houten balkje dat met behulp van een klemspie verschuifbaar is bevestigd in het blok van het kruishout. Op het uiteinde van het kruishoutbeen is een metalen kraspennetje bevestigd. Zie ook afb. 101. [N 53, 191b]
II-12
|
31974 |
kruishoutblok |
blok:
blǫk (Q204a Mechelen, ...
L385p Sint Odilienberg),
geleidblokje:
gǝlęjbløkskǝ (L328p Heel),
kop:
kǫp (Q083p Bilzen),
kruishoutraampje:
krȳtshǫltrē̜mpkǝ (L271p Venlo),
schuifblok:
šȳf˱blǫk (L330p Herten),
verstelblok:
vǝrštęlblǫk (L330p Herten)
|
Het vierkante, platte blokje van het kruishout waarin het verstelbare kruishoutbeen met behulp van een klemspie vastgezet kan worden. Zie ook afb. 101. [N 53, 191c]
II-12
|
31977 |
kruishoutpin |
afschrijfpinnetje:
āfsxrīfpenkǝ (L271p Venlo),
kraspen:
kraspen (L421p Dilsen),
kratspin:
kratspen (L328p Heel),
maatkratser:
mǭtkratsǝr (L330p Herten),
nagel:
nāgǝl (L330p Herten, ...
Q204a Mechelen),
nageltje:
nē̜gǝlkǝ (L385p Sint Odilienberg, ...
Q015p Stein),
nǭgǝlkǝ (K317p Leopoldsburg),
pinnetje:
penkǝ (L330p Herten, ...
L270p Tegelen),
penǝkǝ (Q083p Bilzen, ...
K317p Leopoldsburg),
punt:
pøntj (L330p Herten)
|
Het verticaal staande kraspennetje in het uiteinde van het kruishoutbeen waarmee de lijn in het hout wordt afgeschreven. Zie ook afb. 101. [N 53, 191e]
II-12
|
22550 |
kruisjassen (kaartspel) |
kruisen:
kruitze (L332p Maasniel),
kruuse (L318b Tungelroy),
kruutse (L322p Haelen, ...
L328p Heel,
L330p Herten (bij Roermond),
L267p Maasbree,
L267p Maasbree,
L329p Roermond,
L329p Roermond,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen,
L374p Thorn,
L271p Venlo),
kruuutse (L329a Kapel-in-t-Zand),
kry(3)̄tsə (L271p Venlo),
krøsjə (L265p Meijel),
kruisjassen
kruusse (L320a Ell),
kry(3)̄tsə (L432p Susteren),
kruisjagen:
kruutsjagen (L298a Kesseleik),
kruisjassen:
kri-jsjasse (L417p As),
kruisjasse (L269p Blerick, ...
L318b Tungelroy),
kruisjassen (L360p Bree, ...
L382p Montfort,
Q014p Urmond),
kruus jasse (L266p Sevenum),
kruusjasse (L321a Ittervoort, ...
L217p Meerlo,
L294p Neer,
L216p Oirlo,
L329p Roermond,
L266p Sevenum,
L374p Thorn,
L245b Tienray),
kruutsjasse (L381p Echt/Gebroek, ...
L382p Montfort,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L271p Venlo),
kry(3)̄sjasə (Q095p Maastricht),
krysjasə (L164p Gennep)
|
Kruisjassen (een bep. kaartspel). || Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23750 |
kruisje aan een kettinkje |
beeldje:
beeleke (L352p Hechtel),
danklied voor de koningin:
danklied voor de koningin (L328p Heel),
domine salvam fac:
domine salvam fac (L295p Baarlo),
halskruisje:
e hôskruutske (Q112c Kunrade),
halskruuske (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
halskruutske (Q098p Schimmert, ...
L271p Venlo),
haoskrüts-je (Q121p Kerkrade),
ketje:
kitteke (Q207p Epen),
ketteltje:
kéttelke (Q086p Eigenbilzen),
ketteltje met een kruisje:
kettelke met e kruiske (Q095p Maastricht),
kettenkruisje:
ēē kéttekrŭŭtske (Q117p Nieuwenhagen),
kettingkruisje:
kettingkruuske (L209p Merselo),
keͅteŋkr"sjkə (L265p Meijel),
kettinkje:
kettingske (L295p Baarlo, ...
Q001p Zonhoven),
kettinkske (L353p Eksel),
keͅteŋskə (L267p Maasbree),
kettinkje met een kruisje:
kettingske met e kruuske (Q013p Uikhoven),
kettinkske met e kruiske (Q187a Heugem),
kettinkje met kruisje:
kettingske met kruuske (L317p Bocholt, ...
L371p Ophoven),
kettingske met kruutske (L328p Heel),
kettingske mit kruutske (L329p Roermond),
kettinkske met kruustske (L270p Tegelen),
kittinksje met krueske (L376p Linne),
kruisje:
e krajske (Q162p Tongeren),
e krūīske drāge (Q095p Maastricht),
e krütske (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q117a Waubach),
ein krutske dragen (Q032p Schinnen),
kreiske (Q086p Eigenbilzen),
kreujske (L423p Stokkem),
kreuske (Q071p Diepenbeek, ...
P197p Heers,
L414p Houthalen,
Q001p Zonhoven),
kreutske (L300p Beesel),
krieske (L416p Opglabbeek),
kruiske (L353p Eksel, ...
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
P176p Sint-Truiden,
Q104p Wijk),
kruiskə (Q095p Maastricht),
kruske (L245b Tienray),
krutske (Q027p Doenrade, ...
Q021p Geleen,
Q019a Neerbeek,
L433p Nieuwstadt),
kruuske (L282p Achel, ...
L320a Ell,
L426z Holtum,
L320b Kelpen,
Q099p Meerssen,
L216p Oirlo,
L266p Sevenum,
L192a Siebengewald,
L313p Sint-Huibrechts-Lille,
L318b Tungelroy,
Q101p Valkenburg,
L210p Venray,
L289p Weert,
L289p Weert),
kruutske (L295p Baarlo, ...
L295p Baarlo,
L381p Echt/Gebroek,
Q039p Hoensbroek,
Q111p Klimmen,
L432a Koningsbosch,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L293p Roggel,
Q032p Schinnen,
L331p Swalmen,
Q032b Sweikhuizen,
Q197a Terlinden,
L271p Venlo,
L386p Vlodrop,
Q117a Waubach),
kruutske dragen (Q020p Sittard),
kröske (Q077p Hoeselt),
krütske (Q111p Klimmen),
krəske (P219p Jeuk),
ən krutske (Q247p Sint-Martens-Voeren),
kruisje aan een ketje:
ət krytskə an ə ketskə (Q253p Montzen),
kruisje aan een ketteltje:
krijske oan `n kettelke (Q086p Eigenbilzen),
kruiske aon è kèttelke (Q095p Maastricht),
kruisje aan een kettinkje:
ei krutske aan ei kettingske (Q016p Lutterade),
krusken an a kettingsken (L312p Neerpelt),
krutske aan e kèttingske (L429p Guttecoven),
kruutske aan `n kettingsjke (Q111p Klimmen),
kruisje met een kettinkje:
e kruutske met e kettingske um g`nne haos drage (Q203p Gulpen),
kruutske met ein kettingske (L328p Heel),
kruutske mit ei kettingske (L325p Horn),
kruisje met ketting:
kruutske mit ketting (Q202p Eys),
kruisje voor om de hals:
kruutske veur om den hals (L426z Holtum),
kruisketteltje:
krùiskèttelke (P176p Sint-Truiden),
kruiskettinkje:
kruuskettingske (Q011p Boorsem, ...
L266p Sevenum)
|
Een kruisje, aan een kettinkje om de hals gedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23717 |
kruisje van de rozenkrans |
kruis:
kruus (L289p Weert),
kruuts (Q111p Klimmen, ...
L271p Venlo,
Q117a Waubach),
kruis van de rozenkrans:
kruuts vanne roeazekrans (L382p Montfort),
kruisje:
kreske (K353p Tessenderlo),
kreujske (L423p Stokkem),
kreuske (P188p Hoepertingen, ...
L414p Houthalen),
krijske (Q086p Eigenbilzen),
krueske (L376p Linne),
kruiske (L353p Eksel, ...
Q187a Heugem,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
P176p Sint-Truiden,
Q104p Wijk),
krutske (Q027p Doenrade, ...
Q021p Geleen,
Q016p Lutterade,
Q019a Neerbeek,
L433p Nieuwstadt,
Q208p Vijlen),
krutsken (L429p Guttecoven),
kruuske (L282p Achel, ...
L320a Ell,
L320c Haler,
L320b Kelpen,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q099p Meerssen,
L209p Merselo,
L427p Obbicht,
L216p Oirlo,
L371p Ophoven,
L266p Sevenum,
L192a Siebengewald,
Q197a Terlinden,
L318b Tungelroy,
L210p Venray,
L289p Weert,
L289p Weert),
kruusken (L312p Neerpelt),
kruutske (L295p Baarlo, ...
L381p Echt/Gebroek,
Q207p Epen,
L328p Heel,
Q039p Hoensbroek,
L426z Holtum,
L325p Horn,
L432a Koningsbosch,
L267p Maasbree,
L265p Meijel,
L383p Melick,
L382p Montfort,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L387p Posterholt,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
L329p Roermond,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q020p Sittard,
L270p Tegelen,
L386p Vlodrop,
Q117a Waubach),
krèuske (Q001p Zonhoven),
krøsjkə (L265p Meijel),
krøͅskə (L245b Tienray),
krùiske (P176p Sint-Truiden),
krùskə (Q077p Hoeselt),
krüts-je (Q121p Kerkrade),
krütske (Q111p Klimmen),
krəskə (P047p Loksbergen),
t kruutske (Q112c Kunrade),
t krŭŭtske (Q117p Nieuwenhagen),
t krütske (Q117a Waubach),
t krəskə (Q162p Tongeren),
ət krytskə (Q253p Montzen),
Klank: doffe e
kreske (P219p Jeuk),
kruisje aan de noster:
kruusje aan de noster (L317p Bocholt),
kruisje aan de rozenkrans:
`t kruutske aan der roëzekrans (Q111p Klimmen),
kreiske aan de roeezekrans (L355p Peer),
t kruutske an dr roeëzekrans (Q203p Gulpen),
kruisje van de noster:
het krijske van de noster (Q086p Eigenbilzen),
kruisje van de paternoster:
het kreuske van de paternoaster (P197p Heers),
kreuske van de paternoster (Q071p Diepenbeek),
kruisje van de rozenkrans:
kruuske van de rozekrans (L426z Holtum),
kruutske van de roezekrans (L295p Baarlo),
ut kruiske vaan de roezekrans (Q095p Maastricht),
ut kruuske vanne roeezekrans (L293p Roggel),
paternosterkruisje:
paternosterkruuske (L352p Hechtel),
rozenkranskruis:
roazekranskruus (Q101p Valkenburg),
roeezekranskruuts (L374p Thorn),
rozenkranskruisje:
roaazekranskruuske (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
roeazekrans-kruutske (Q032p Schinnen),
roeezekranskruutske (L328p Heel),
roezekrans kruutske (Q202p Eys),
roezekrans-kruiske (Q095p Maastricht),
roezekranskruuske (L266p Sevenum),
roezekranskruutske (L295p Baarlo),
roezəkrànskruiske (Q095p Maastricht),
roeëzekranskrutske (Q247p Sint-Martens-Voeren),
roeëzekranskruutske (Q112b Ubachsberg),
rozekranskruutske (L331p Swalmen),
t roeëzekrans-krütske (Q117p Nieuwenhagen)
|
Het kruisje aan de rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
31958 |
kruiskopschroevendraaier |
kruiskop:
kruiskop (K317p Leopoldsburg),
kruiskopdraaier:
krytskǫp˱driǝnǝr (Q121c Bleijerheide),
kruiskopschroevendraaier:
krȳtskǫpšruvǝndrɛjǝr (L270p Tegelen),
krȳtskǫpšrūvǝdrɛjǝr (L328p Heel),
kruisschroevendraaier:
kryssxrūvǝndrē̜jǝr (L245a Castenray, ...
L211p Leunen,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L210p Venray,
L244a Veulen),
krȳsšrūvǝdrējǝr (Q015p Stein),
krȳtsšruvǝdriǝnǝr (Q204a Mechelen),
krȳtsšruvǝdrɛjǝr (L299p Reuver),
krȳtsšrūvǝdrɛjǝr (L330p Herten),
krø̜jtsšruvǝdrɛjǝr (L387p Posterholt),
kruistournevis:
krǫwǝstørnǝves (K353p Tessenderlo),
phillipstournevis:
flipsturnavis (K317p Leopoldsburg),
sterschroevendraaier:
stɛršrūvǝndrē̜ǝr (Q083p Bilzen),
stertournevis:
stɛrturnǝves (L421p Dilsen)
|
Schroevendraaier waarvan het blad een kruisvormig uiteinde heeft; hij wordt gebruikt om schroeven met een kruisvormige insnijding in de kop vast of los te draaien. Dit type schroeven wordt in Venray (L 210) en omgeving kruiskopschroef (kryskǫpsxrūf) of kruiskop (kryskǫp) genoemd. Zie ook afb. 91. [N 53, 135; monogr.]
II-12
|
24673 |
kruiskruid |
dikkop:
ook: klein kruiskruid en kruutsblaad
dikkop (L381p Echt/Gebroek),
duivelskruid:
Veldeke
duvelskroeht (Q117a Waubach),
duivenkrop:
Veldeke
doevekrop (Q111p Klimmen),
heksenkruid:
Veldeke
heksekroeht (Q117a Waubach),
hoekjeskruid:
-
hoekskenskruid (P176p Sint-Truiden),
jakobskruid:
WLD
jaakops-kroet (L331p Swalmen),
Jacobs kroet (L382p Montfort),
janskruid:
WLD
i̯ans kròèt (L299p Reuver),
kanariekruid:
-
kanariejkroet (L381p Echt/Gebroek),
kerkensleutel:
WLD
kirkesleutel (Q015p Stein),
kruisblad:
ook: klein kruiskruid en dikkop
kruutsblaad (L381p Echt/Gebroek),
kruisjeskruid:
ook: vog6lkro6t*
ɛkrəskəskroət (Q071p Diepenbeek),
Opgegeven voor kaal knopkruid.
kru:tskəskru:t (L377p Maasbracht),
kruiskruid:
kraaskraad (P219p Jeuk),
kruts kroet (Q208p Vijlen),
-
kroeskroed (L318b Tungelroy),
kruudskroet (L382p Montfort),
=klein -. ook: kruutsblaad en dikkop
kruiskruid (L381p Echt/Gebroek),
Opgegeven voor kaal knopkruid.
kruutskroet (Q222p Vaals),
WLD
krutskroed (Q035p Brunssum),
kruiskruidje:
kruutskrutje (Q020p Sittard),
kruiswortel:
eigen spellinsysteem bloezem geneeskragtig
kruūswortel (L265p Meijel),
oude grijs:
idiosyncr. ook wel: "auwe gries"genoemd naar de witte pluisjes cf ook (H: grijskruid)
auwe gries (Q020p Sittard),
schietkruid:
WLD (voor oorspronkelijke gegevens, zie vragenlijst L 292)
schietkrôêt (Q099p Meerssen),
sint-jakobskruid:
eigen spelling
sint jakobskroet (L382p Montfort),
WLD
sint jakobskroet (L329p Roermond),
sint-jansbloem:
Snt. Jansbloem (L216p Oirlo),
St Jansbloom (L318b Tungelroy),
Bree Wb.
St.-Jansbloom (L360p Bree),
idiosyncr.
St. Jansbloom (L374p Thorn),
WLD
Sint Jans-bloom (L266p Sevenum),
St. Jansbloom (L300p Beesel),
StJans blōōm (Q098p Schimmert),
sint-jansbloempje:
eigen spellingsysteem
St. Jansblumpke (L267p Maasbree),
sint-janskruid:
St Janskroet (Q098p Schimmert),
WBD/WLD
Sint Janskroet (Q014p Urmond),
WLD
St. Janskroet (L371p Ophoven),
soldatenkruid:
idiosyncr.
soldaotekroed (L374p Thorn),
vogelkruid:
voogəlkraoət (Q071p Diepenbeek),
ook: kr6sk6skro6t*
ɛvogəlɛkroət (Q071p Diepenbeek),
zuurmelk:
zoermelk (Q201p Wijlre)
|
kruiskruid [DC 28 (1956)], [DC 60a (1985)] || Kruiskruid (senecio 5 tot 50 cm groot. De bladeren zijn bochtig veerspletig, kaal of licht spinnewebachtig behaard; de bloemen staan in kleine, langwerpige hoofdjes, straalbloemen ontbreken, de schijfbloemen ontbreken; omwindselblaadjes met zwarte top ( [N 92 (1982)]
III-4-3
|