e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kruispen pin voor de kruising: pen vø̜r dǝ krȳseŋ (Stramproy) Elk van de pennen boven en onder aan het scheerraam waarop men het dradenkruis kan vastzetten. [N 39, 60a] II-7
kruisplaten kruis: kruis (Heythuysen), krȳs (Stramproy), kruisbalken: kry ̞ts˱balǝkǝ (Baexem), kryts˱bɛlǝk (Herten), krȳ.s˱balǝkǝ (Weert), krȳ.s˱bɛlǝk (Weert), krȳs˱balǝkǝ (Beek), krȳs˱bɛlǝk (Neeritter, ... ), krø̄js˱bɛlǝk (Rotem), kruisplaaien: krȳsplājǝ (Beegden), kruisplaten: kruisplaten (Eksel), krǫwǝsplǭtǝ (Tessenderlo), kruiswerk: kruiswerk (Paal), krōǝswɛrk (Lummen), liggers: legǝrs (Lummen, ... ), standerdkruis: standǝrtkrø̜̄s (Lummen) De kruiselings op de teerling liggende balken waarop de standerd staat. Zie ook afb. 12. [N O, 42c; Sche 11; A 42A, add.; N O, 42n] II-3
kruisprocessie bronk: wordt niet gebr in omschr.  broŋk (Sittard), wordt niet gebr in omschrijv.  bro.ŋk (Amby), wordt niet gebr. in omschrijving  bro.ŋk (Kerkrade), kleine bronk: wordt niet gebruikt in omschrijving  de klɛ.iŋ broŋk (Eygelshoven), kruisbronk: de krützbroonk (Bocholtz), krutsbronk (Sint-Martens-Voeren), krytsbro,ŋk (Welkenraedt), krytsbro.ŋk (Henri-Chapelle), krytsbroŋk (Gemmenich, ... ), krYtsbrōŋk (Montzen), krütsbrónk (Kerkrade), kruisdag: kreösdaag (Houthalen), kruusdaag (Neerpelt), kruisdagprocessie (<lat.): kri-jsdaagpersessie (Bree), kruisen: de krütser (Klimmen), kruisjesprocessie (<lat.): kri.skəspərsesi (Bree), kruuskespercessie (Mechelen-aan-de-Maas), kruisprocessie (<lat.): de krajsprësessë (Tongeren), de kreespercesse (Eigenbilzen), de kreujesprocessie (Heers), de Kruus-Processie (Maastricht), de kruusperschessie (Meerssen), de Kruusprocesse (Valkenburg), de kruutsprocessie (Gulpen), de krütsprocessie (Nieuwenhagen), kr^y.ispərsesi (Dilsen), kr^y.sporsesi (Wessem), kr^y.sproͅsesi (Bocholt), kr^y.sproͅsɛ.si (Maastricht), kr^y.sprəsesi (Kaulille), kr^y.spərsesi (Mechelen-aan-de-Maas), kr^y.tsprəsesi (Roermond), kr^y:tspərsesi (Susteren), kr^öispərsesi (Rotem), kre:spərsɛsə (Eigenbilzen), kreesprecésse (Eigenbilzen), kreispercessie (Peer), kreuspercessen (Zonhoven), kreusprecêse (Diepenbeek), kri.spərs^ɛ.si (Zutendaal), kri:sprəsɛsi (Opglabbeek), kriepersessie (Opoeteren), kriesprecèssie (Opglabbeek), krīēspersessie (Opglabbeek), kruesprocessie (Linne), kruispercĕse (Hoeselt), kruispersesse (Sint-Truiden), kruispersēsse (Hoeselt), kruisprocessie (Maastricht), krutsprossesie (Eys), krutsprossessie (Schinnen), krutsproͅsɛsi. (Bocholtz), kruuspercessie (Eksel, ... ), kruuspersessie (Haler, ... ), kruuspersessiej (Geistingen), kruuspraocessie (Meijel), kruusprecessie (Maastricht, ... ), kruuspresessie (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kruuspresessiej (Thorn), kruusprocessie (Eksel, ... ), kruuspərsèsie (Maastricht), kruuts-persessie (Epen), kruutspercessie (Baarlo), kruutspersesse (Lutterade, ... ), kruutspersessie (Echt/Gebroek, ... ), kruutsprecesse (Geleen, ... ), kruutsprecessie (Baarlo), kruutsprocesse (Guttecoven, ... ), kruutsprocessie (Beesel, ... ), Kruutsprocessie (Waubach), kruutsprosesse (Posterholt), kruutsprosezze (Schinnen), kruutsprōsèssie (Nieuwenhagen), kry.spersesi (Thorn), kry.sprəsesi (Eisden, ... ), kry.spərsesi (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kry.spərsêsi (Ospel), kry.spərsɛsə (Beek, ... ), kry.tsprəsesi (Limbricht), kry.tspərsesi (Neer, ... ), kry.tspərsesə (Echt/Gebroek), kry:spərsjɛsə (Meerssen), kry:spərsɛsi (America), kryspərs^ɛ:si (Meterik), krytpro.sɛzə (Hoensbroek), krytsprosɛsi (Henri-Chapelle, ... ), krytsproͅtsɛs (Vaals), krytsprəsesi (Posterholt), krytsprəsɛsi (Wittem/Partei), krytsprəsɛsə (Amstenrade), krytspərsesi (Belfeld, ... ), krytspərsɛsi (Beesel, ... ), krytspərəsêsi (Vlodrop), krî.sproͅsɛsi (As), krö.spərsɛ.sə (Rutten), krö.spərsɛsi (Koersel), krö:sprusɛsə (Nieuwerkerken), krö:spərsɛsə (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), krötsprosɛsi (Schaesberg), krötsproͅsɛsə (Schinnen), krötspərsɛsə (Oirsbeek), krø.spərsesi (Hechtel), krø:spərsɛsən (Rijkhoven), krøsjprosɛsi (Meijel), krùtsprocessie (Schinnen), krüsprocessie (Tienray), krütsprocessie (Baarlo), krəəsprəsèsə (Loksbergen), krɛ.isprəsesi (Genk), krɛ.ispərsesi (Genk), accent circonflexe op de y  kr^y.tspərsesi (Roggel), accent circonflexe op y  kr^y.spərse.si (Sint-Huibrechts-Lille), kr^y.spərsesi (Overpelt), pagina ontbreekt  kry.spròsaesi (Bocholt), kruisprocessie (<lat.) door de velden: kruusprocessie door de velden (Achel), processie (<lat.): prəsɛsə (Geleen), pərsɛsə (Stein), jonger  prəsesə (Stein), processie (<lat.) voor de vruchten der aarde: processie voor de vruchten der aarde (Venlo), salespopele?: salespopele (Ell), veldprocessie (<lat.): veldjpersessie (Echt/Gebroek), Veldprocessie (Klimmen), veldprocessie (Venlo), veldprosessie (Bocholt), velours bronk?: [sic]: de köster lukt vör ...  de flu.ər broŋkə (Raeren) De processie die tijdens de kruisdagen gehouden wordt voor een goede oogst, de kruisprocessie . [N 96C (1989)] || kruisen [RND] III-3-3
kruispunt van linker en rechterarm kruis: krøš (Meijel), krø̜js (Griendtsveen) [II, 31d] II-4
kruisrek kruisrek: kruisrek (Stramproy) Een rekje waarmee men het kettinggaren in twee delen kan scheiden zodat de kettingscheurder of de wever zelf er een kruis kan inlezen. [N 39, 56b] II-7
kruisroeden geerden: gɛrdǝ (Eupen), kruisroeden: krȳsrōj (Stramproy), ronde roeden: ronde rōjǝ (Stramproy) Twee ronde roeden die halfweg tussen kettingboom en weefkam door de ketting zijn geregen om het dradenkruis in de ketting te bewaren. [N 39, 73a] II-7
kruissleutel kruissleutel: krysslø̜tǝl (Heijen, ... ), krȳtsšlø̜tǝl (Helden, ... ), kruissleuter: krø̜̄sslø̜jtǝr (Loksbergen), krø̜jssløtǝr (Jeuk) Sleutel voor het vast- en losdraaien van wielmoeren van autoʔs en karren. De kruissleutel bestaat uit twee gekruiste stangen met doppen aan de uiteinden. [N 33, 300j; N 33, 330k] II-11
kruisspin doodspin: eigen spellingsysteem  doədschpin (Valkenburg), kruisspin: een kruuts-sjpin (Hoensbroek), kraisspen (Mal), krai̯spen (Tongeren), krāspeͅn (Grote-Spouwen), kruijsspèn (Aldeneik), kruisspin (Middelaar, ... ), krusjpeen (Meijel), krusjspeen (Meijel), krutsschpin (Mechelen), kruussjpèn (Gronsveld), kruussjpén (Guttecoven), kruusspin (Heugem, ... ), kruusspèn (Geulle), kruutjssjpén (Munstergeleen), kruuts spin (Boekend), kruutsjpin (Baarlo), kruutsjpén (Susteren), kruutspin (Blerick, ... ), kruutssjpin (Haelen, ... ), kruutsspin (Neer, ... ), krūsjspeen (Meijel), krūspen (Mechelen-aan-de-Maas), kry(3)̄speͅn (Boorsem, ... ), krøi̯əspən (Zelem), krøyəspɛn (Brustem), krø̄speͅn (Borgloon), krø͂ͅi̯spin (Beringen), krø͂ͅspen (Leopoldsburg, ... ), krø͂ͅspən (Linkhout), krø͂ͅu̯speͅn (Hoeselt), krøͅi̯əspɛn (Donk (bij Herk-de-Stad)), krøͅs-spin (Lummen), krøͅspen (Beverlo, ... ), krøͅspeͅn (Borlo, ... ), krøͅspin (Lummen), krøͅspən (Halen, ... ), krøͅspɛn (Opheers), krûûtssjpin (Swalmen), krüts-sjpin (Brunssum), krütsspin (Venlo), krüts’sjpin (Bleijerheide, ... ), afwijkend van Veldeke  kruusschpin (Heerlen), Bree Wb.  kri-jsspin (Bree), eigen spellingsysteem  krutssjpèn (Jabeek), kruuisspén (Kerkrade), kruusjpin (Mesch), kruussjpin (Beek), kruusspin (Ell, ... ), kruusspèn (Heugem), kruutssjpin (Hoensbroek, ... ), kruutssjpén (Sittard), krúússchpin (Valkenburg), eigen spellingsysteem Neen, er zijn hiervoor geen aparte namen, ze worden gewoon met: Kruissjpin aangeduid.  kruissjpin (Wijk), ged. WLD, ged. eigen spellingsysteem uu: l.gerekt  kruussjpin (Borgharen), idiosyncr.  ein kruisspèn (Sittard), krutssjpén (Oirsbeek), kruusspin (Maastricht, ... ), kruuts-spin (Grathem), kruutsspin (Blerick, ... ), krūūtssjpin (Egchel), krùùsspin (Maastricht), idiosyncr. + soms fon. schrift Engels  kruutssjpèn (Einighausen), kruisspin  kruusspin (Maastricht), Tegelen Wb.  kruuts-sjpin (Tegelen), Veldeke  kruusjpin (Welten), kruussjpin (Eijsden, ... ), kruusspin (Eksel), kruutssjpin (Bocholtz, ... ), kruutssjpèn (Sittard), krūūs-spin (Boeket/Heisterstraat), Veldeke (iets gewijzigd)  krütssjpin (Tegelen), vrij naar het WLD  ’n kruuts-sjpin (Klimmen), WBD  kruussjpén (Obbicht), WLD  kruussjpin (Posterholt), kruussjpèn (Gronsveld), kruussjpén (Urmond), kruusspin (Weert), kruutsspin (Boekend), krūūsspin (Tungelroy), krŭŭtssjpin (Eys, ... ), WLD (indien mogelijk)  kruusspén (Grevenbicht/Papenhoven), WLD (zoveel mogelijk)  kruusspin (Wijk), WLD algemeen bekend  kruuts chpin (Maasniel), WLD uitspraak sch van schön  kruus-schpin (Schimmert), spin: sjpin (Margraten, ... ), spen (Bree, ... ), speͅn (Geistingen), spin (Sevenum), špen (Sint-Martens-Voeren), in t algemeen  spinne (Thorn), vliegenvanger: Veldeke  vlegevenger (Montfort), witte spin: ’n wiete spin (Oost-Maarland) kruisspin [N 26 (1964)] || kruisspin, spin met wit kruis op de rug die radvormig web maakt [N 26 (1964)] || spin [N 26 (1964)] || spin, soort III-4-2
kruisstaal afschrijfblok: āfšrīf˱blǫk (Reuver), aftekenradje: āftęjkǝnrɛ̄tšǝ (Rothem), kruishout: krytshōts (Bleijerheide), kruisijzer: kruisijzer (Lanaken), krȳs˱īzǝr (Schimmert), krȳts˱īzǝr (Schimmert), krø̜s˱ęjzǝr (Houthalen), kruisstaaf: krȳsstāf (Neeritter), ritser: retsǝr (Schimmert), rooier: rujǝr (Klimmen, ... ), schoestermaat: šustǝrmǭt (Montfort), schraamtrekker: žrōmtrękǝr (Lanaken), spitspunt: spetspønt (Stokkem) Stalen werktuig om evenwijdig lijnen op het materiaal te trekken. Het bestaat doorgaans uit een ronde stang waarbij aan één uiteinde een haakse stalen pin is bevestigd. Op de stang is verder een verplaatsbare aanslag aangebracht die met een schroef of vleugelmoer kan worden vastgezet. Wanneer de aanslag langs de kant van het werkstuk wordt voortbewogen, krast de stalen pin een evenwijdig aan de rand lopende lijn in het materiaal. Er bestaat ook een uitvoering waarbij aan één uiteinde van de ronde stang een vastzittend klein wieltje is bevestigd, terwijl op de stang een draaibaar, groter wieltje is aangebracht. Het kleine wieltje wordt langs de zijkant van het werkstuk geschoven, het grote dient om de evenwijdig aan de rand lopende lijn af te tekenen. Zie ook afb. 75. [N 33, 264; N 64, 81a; N 66, 2a] II-11
kruissteek hennesteek: henǝstīk (Bilzen), kruisesteek: krøšǝstēk (Meijel), kruisjessteek: kri-jskǝsstēk (As), kryskǝsstēk (Achel, ... ), krȳskǝsstēk (Bocholt), krøskǝsstēk (Hopmaal, ... ), krøskǝsstījk (Hoepertingen), krø̜skǝsstē.k (Zolder), krājskǝsstīk (Bilzen, ... ), kręskǝsstēk (Schulen), kruissteek: krajsstik (Tongeren), kruissteek (Genk, ... ), krysstēk (Echt, ... ), krysstę̄k (Milsbeek), krysštēk (Meerssen, ... ), krytsstēk (Venlo), krytsštik (Born), krytsštiǝk (Montzen, ... ), krȳsstēk (Grevenbicht / Papenhoven, ... ), krȳsštiǝk (Eijsden), krȳsštēk (Lutterade, ... ), krȳtssteǝk (Maasbree), krȳtsštēk (Herten, ... ), krȳtsštę̄k (Roggel), krøtsstiǝk (s-Gravenvoeren), krøtsštēk (Schinnen), krøtsštīk (Doenrade), krøšstēk (Meijel), krøšstę̄k (Meijel), krø̄sstik (Diepenbeek), krø̄sstēk (Herderen, ... ), krø̜tsštex (Bleijerheide), krø̜tsštiǝk (Ransdaal), krēsstik (Eigenbilzen), kręjsstik (Bilzen), kręjsstīk (Bilzen, ... ), kruisstreek: krytsštriǝk (Heerlen) Bepaalde steek die men volgens de informant van Q 253 toepast bij het herstellen van barsten in het bovenwerk. Arras (II, pag. 198) zegt hierover: "De kruissteek wordt meestal gelegd op leder, dat gekloven of gebersten is b.v. een gekloven bovenleder waar noch stuk, noch nieuw voorblad mag ingezet worden." En over de maakwijze merkt hij op: "Om een goeden kruissteek te plaatsen, nemen we een zeer fijn draadje en een fijne els. We beginnen aan het uiteinde van de kloof en steken altijd over en weer, d.w.z. nu op den enen en dan op den anderen kant der kloof." Zie afb. 16. [N 60, 112c] || Steek waarbij de draad kruislings komt te liggen. Volgens Van Dale (s.v. ø̄kruissteekø̄) gelijk aan de flanelsteek. Zie ook het lemma ɛflanelsteekɛ. Volgens informanten gebruikt men deze steek om de naad plat af te werken (L 163), voor de zoom van mantels of dikke stof (L 298a), om de zoom vast te zetten (L 299) en om iets vast te maken aan de binnenkant (K 353). Zie afb. 36.' [N 59, 64; N 62, 15c; N 62, 16a] II-10, II-7