e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderlaagpapier ondergrondpapier: oŋǝrgroŋkpǝpēr (Sevenum), onderlaagpapier: oŋǝrlāxpapīr (Bleijerheide), oŋǝrlǭǝxpapīr (Nieuwenhagen, ... ) Het grauwe papier dat op de dakbeschieting wordt bevestigd. [N 64, 155a] II-9
onderlegplaat doorslagijzer: dǫwrslax˱ęjzǝr (Bevingen), matrijs: matrīts (Spekholzerheide), nagelblok: nǫalblǫk (Wijnandsrade), nagelijzer: nǭgǝlē̜zǝr (Tessenderlo), onderlegblok: oŋǝrlek˱blǫk (Reuver), onderlegger: ōndǝrlęgǝr (Meerlo), oud ijzer: ǭt˱ ē̜jǝzǝr (Loksbergen), ponsblok: pons˱blǫk (Klimmen), schijf: šājf (Bilzen), slaglood: šlāxluǝt (Spekholzerheide), snapblok: šnap˱blok (Herten), stempelkussen: stɛ̃mpǝlkøsǝ (Heijen) Blokje met gaten van verschillende grootte, dat onder de plaat gelegd wordt waarin met een doorslag gaten moeten worden geslagen. Zie ook afb. 54. De schijf (Q 83) was een ijzeren blok waarin verschillende gaten waren aangebracht. [N 33, 349] II-11
onderlip hanglip: hanglip (Lommel), onderlip: ? oͅndərlip (Opheers), ēūnderlip (Wellerlooi), hòngerlup (Stein), oendərlEp (Leunen), oenerlip (Opglabbeek), oengerlup (Sittard, ... ), on.dərle.p (Moresnet), onder lup (Eksel), onderlip (Eigenbilzen, ... ), onderlup (Berg-en-Terblijt, ... ), onderluup (Schinnen), onderlép (Kelmis), ondərlep (Achel, ... ), ondərlip (Hasselt, ... ), ondərlup (Heer), ondərlyp (Sibbe/IJzeren), ondərløp (Overpelt), ongderliĕp (Eijsden), ongelip (Heerlen), onger lip (Heerlen), ongerlip (Heerlen, ... ), ongerlub (Posterholt), ongerlup (Baexem, ... ), ongerluup (Puth), ongerlŭp (Brunssum, ... ), ongĕrlip (Roermond), ongkerlup (Weert), ongərlip (Bleijerheide, ... ), ongərlup (Roermond), ongərlìp (Bleijerheide, ... ), ongərlùp (Neeritter), ongərlúp (Puth), onjerlup (Schinnen), onnerlip (Eigenbilzen, ... ), onnerlup (Rekem), onnërlip (Hoeselt), onərlep (Opglabbeek), oonderlip (Achel, ... ), oonderlup (Gronsveld, ... ), oondərlup (Lottum), oonger lup (Boekend), oongerlup (Kessel), oongər-lup (Munstergeleen), ouŋərlyp (Kinrooi), oŋərlup (Echt/Gebroek), oŋərlyp (Reuver), oŋərløp (Lanklaar, ... ), oəngĕrlùp (Oirsbeek), ōnd`rlup (Kaulille), ōnderlip (Gennep, ... ), ōndərlip (Sint-Geertruid), ōngerlup (Stevensweert), ōngərlip (Roermond), ōōnderlip (Arcen, ... ), ŏngerlip (Schaesberg), ŏngerlup (Heel, ... ), ŏngerlŭp (Steyl), ŏngərlìp (Welten), ŏŏnderlip (Gulpen, ... ), ŏŏnderlup (Horst), ŏŏngerlup (Guttecoven, ... ), oͅndərlep (Achel, ... ), oͅnərlep (Bokrijk, ... ), oͅnərløp (Beverst, ... ), oͅŋərlep (Maaseik), underlip (Merselo), undərlip (Neeroeteren, ... ), undərløp (Kwaadmechelen), ungerlup (Amstenrade, ... ), ūnder-lip (Schimmert), ūnderlip (Arcen), ŭngerlup (Einighausen, ... ), ò:nderlú:p (Cadier), ò:ngərlìp (Bocholtz), ònd`rlup (Bocholt), ònderlìp (Mechelen), òndərlìp (Venray), òndərlùp (Amby, ... ), òngerlip (Schaesberg), òngerlup (Geleen, ... ), òngerlùp (Buchten, ... ), òngər líp (Eygelshoven), òngərlŭp (Haelen), òngərlùp (Koningsbosch, ... ), òòngərlup (Melick), ó:ndərlép (Sint-Geertruid), ónderlip (Bree, ... ), óndərlŭp (Meerssen), óndərlìp (Mechelen), óngerlip (Terwinselen), óngerlup (Kinrooi, ... ), óngerlùp (Urmond), óngərlip (Simpelveld), óngərlìp (Spekholzerheide), ónnerlip (Zutendaal), ónnerlup (Zolder), óŋərlíp (Kerkrade), ônder-lip (Oirlo), ôngerlip (Steyl), önderlip (Arcen), ùndərlìp (Oostrum), ùngerlüp (Mechelen-aan-de-Maas), Gezocht woord.  òngerlup (Boorsem), Onderste lip ook onderlijnd, maar niet in R-kolom neergeschreven.  onderlip (Jeuk), PLAATS: De informant geeft als gehucht Kiefhoek op.  onderlup (Eksel), onderste lip: der euneschte lép (Gemmenich), dər ønəṣtə lep (Montzen), onderste lip (Achel, ... ), onderste lup (Val-Meer), ondərstə lep (Beverlo, ... ), ondərstə løp (Paal), ongerste lup (Geistingen, ... ), ōndərstə lep (Kanne, ... ), oͅndərstə lep (Hasselt, ... ), oͅndərstə li̯p (Gingelom), oͅndərstə ləp (Smeermaas), oͅnərstə løp (Koersel, ... ), oͅnəstə lep (Tessenderlo), uineste lip (Wellen), underste lip (Well), underste lup (Horst), underšte lup (Berg-en-Terblijt), undešte lip (Mechelen), ungelste lup (Heel, ... ), ungerste lup (Boorsem, ... ), ungesjte lip (Heerlen), ungesjte lup (Merkelbeek), ungesjtu lup (Waubach), ungeste lup (Nuth/Aalbeek), ūūnderste lup (Horst), ŭngešte lup (Brunssum), ŭngəštə lŭp (Merkelbeek), yŋəštəlip (Eys), ónderste lip (Bree), óndërstë lip (Tongeren), öngeste lùp (Brunssum), öngəschtə lip (Bleijerheide), ùnderste lip (Well), ùndərstə lip (Geysteren), ùndərstə lìp (Heugem), ùnešte lìp (Vijlen), ùngešte lìp (Vrusschemig), ùngəšjtə lìp (Wijlre), ùngəštə lìp (Wijlre), ünderste lip (Venray), Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.  onderste lip (Loksbergen), Ook onnerste lip.  onderste lip (Bilzen) onderlip [DC 01 (1931)], [N 10b (1961)] || Onderlip (onderlip, onderste lip) [N 106 (2001)] III-1-1
ondermansleest ondermansleest: ondermansleest (Lommel), oŋǝrmanslęjst (Maasbree) De leest voor jongemannenschoenen. Het betreft de maten 36 tot en met 40. [N 60, 186f] II-10
ondermanswerk jongensschoenen: joŋǝssūn (Meijel), juŋǝsšun (Bilzen), knapen: knapen (Lommel), ondermansschoenen: oŋǝrmanssxoǝn (Maasbree) Schoenwerk voor jonge mannen in de maten 36 t/m 39. [N 60, 205c] II-10
ondermolen hel: hɛl (Beegden, ... ), werkhuis: werkhuis (Paal), wɛrǝkhōǝs (Lummen), zakkenhuis: zakǝhūs (Herten) De onderste afdeling van de molenkast, beneden de meelzolder. [N O, 47d] II-3
ondermouw achterkant: achterkant (Neerpelt), ellebogemouw: ɛlǝbōgǝmø̜w (Hoepertingen), elleboogmouw: elleboogmouw (Maastricht), korte mouw: kotǝ mā (Jeuk), okselmouw: ǫksǝlmaw (Tongeren), onderkant: øndǝrkānt (Ottersum), ondermouw: ondǝrmuw (Bocholt), ondǝrmø̄f (Oostham), ondǝrmø̜w (Hoepertingen), ondǝrmǫw (Achel, ... ), ondǝrmǭw (Meijel), ongǝrmǭw (Boorsem), onǝnmǫw (Houthalen), onǝrmǫw (Eigenbilzen), oŋǝrmu (Grevenbicht / Papenhoven), oŋǝrmuw (Kesseleik, ... ), oŋǝrmūw (Doenrade), oŋǝrmǫw (Bleijerheide, ... ), ōndǝrmuw (Rothem), ōŋǝrmōw (Heerlen) Gedeelte van een tweedelige mouw dat zit aan de kant van het lichaam. Verschillende informanten noemen de ondermouw het onderste gedeelte van de mouw (L 282, Q 99*) of het gedeelte van de mouw onder de oksel (L 265, L 298a, L 299). Zie afb. 49. [N 62, 34c; MW] II-7
ondermouw [wld ii.7, p.84-85] achterkant: Mouw aan de onderkant van de arm.  achterkant (Neerpelt), ellebogenmouw: elleboogəmouw (Hoepertingen), geer: gieër (Eisden), korte mouw: Trois quart.  kotte maa (Jeuk), okselmouw: òksëlmaw (Tongeren), onder de arm: onder den êrm (Bilzen), ondermouw: ondermoew (Bocholt), ongermouw (Bleijerheide), ongermow (Weert), ongermöuw (Boorsem), ongərmoe (Opglabbeek), onnermouw (Eigenbilzen, ... ), ōngermōw (Heerlen), òngermōēw (Doenrade), Aan onderkant van de arm.  ondermouw (Meijel), D.i. bij mantels en vesten, de mouw bestaat uit twee stukken om de goede vorm te krijgen.  ondermuiw (Hoepertingen), Den onderkant van de meuf.  ondermeuf (Oostham), Gedeelte mouw onder oksel.  ongermoeuw (Reuver), Het stuk onder de arm tot aan de elleboog.  ondermouw (Herderen), i.e. een mouw uit twee delen.  dóndərmijəf (Tessenderlo), In tegenstelling tot de boëvenmauw.  ondermauw (Bilzen), Met grotere uitsnijding door oksel.  ôngermôw (Mechelen-aan-de-Maas), Onderkant.  óndermòw (Ottersum), Ondermouw. Vierkantig stukje: "oksel".  ondərmouwə (Loksbergen), Onderste gedeelte van een mouw.  ondermow (Achel), Onderste.  ondermoud (Diepenbeek), Stuk mouw vanaf t armsgat tot pols. Oksel is een ruitvorm onder de arm.  ongermoew (Kesseleik) Hoe noemt U de ondermouw (oksel?). Wat bedoelt U daarmee? [N 62 (1973)] III-1-3
ondermuts gespannen muts: jəspanə möts (Diepenbeek), haarnetje: WLD  haornètje (Tungelroy), kalot (<fr.): eigen spellingsysteem  kelot (Ell), kalotje (<fr.): kalotšə (Maaseik), kaloͅtjə (Geistingen), koofje: kø͂ͅfkə (Beverlo), kornet (<fr.): kernet (Neer), kornetje (<fr.): ?  kérnētje (Meijel), met: mɛ̄t (Opheers), metje: meͅtəkə (Zolder), miert: [i.e. N26,047 i.p.v. 048] idiosyncr. stiekum wérke  miert (Grathem), muts: WLD  mutsj (Hoensbroek), mutsje: mutske (Tessenderlo), møͅtskə (Romershoven), WLD (met aantekeningen)  mötske (Leuken), neepmutsje: v. zwarte voering (tekening toegevoegd !!)  neepmötske (Neeritter), netje: netšə (Riksingen), nevelskapje: nevelskepke (Thorn), nievelskäpke (Wolder/Oud-Vroenhoven), idiosyncr. Additie bij vraag 48: hier worden geen mutsen gedragen maar dragen oude vrouwtjes wel eens een mutsje dan noemden ze dat a nievelskäpke  nievelskäpke (Maastricht), ondermuts: ondermuts (Mal, ... ), ondərmøͅts (Beringen), ongermuts (Blerick), ongermutsj (Eygelshoven), ongermòts (Swalmen), ongermöts (Geistingen, ... ), o͂ͅngərmöts (Eisden), oͅndərmuts (Borlo), oͅndərmøts (Leopoldsburg), oͅnjərməts (Bree), oͅnərmøts (Grote-Spouwen), ūndermuts (Meerlo, ... ), yŋərməts (Rotem), òndermuts (Venlo), òngermutsj (Waubach), óndermuts (Middelaar, ... ), óngermöts (Sevenum), óngermötsch (Puth), ôndermuts (Boekend), ôonger-muts (Sevenum), öngermuts (Baarlo), eigen spellingsysteem  ongermuts (Wijk), ongermöts (Stein), óngermötsj (Sittard), idiosyncr.  ongermuts (Blerick), ongermöts (Grathem), òngermöts (Sittard), óndermöts (Maastricht), informant: precies zoals in 35, maar met heel klein kantje  oôngermöts (Neeritter), Veldeke  ondermöts (Ulestraten), onger muts (Montfort), WLD  ongermöts (Weert), undermuts (Milsbeek, ... ), óngermöts (Panningen, ... ), ôngermuts (Schimmert), ondermutsje: ondermutske (Meijel), onger mötske (Tungelroy), óndermutske (Meijel), öndermutske (Meijel), eigen spellingsysteem  ŏnger mutsjke (Hoensbroek), ónger mötske (Beek), WLD  óngermötske (Tungelroy), onderpots: oͅndərpoͅts (Halen), potsje: poͅtskə (Vliermaal), zijden mutsje: WLD niet meer voorkomend; vroeger: -  zieje mutske (Boekend), zwarte muts: zjwàrte möts (Helden/Everlo) Hoe noemt U de zwarte ondermuts die dient om de muts langer schoon en beter in vorm te houden en om de fijne kant beter uit te doen komen tegen een donkere achtergrond? [N 61 (1973)] || muts, witte ~; inventarisatie overige soorten; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mutsje, zwarte ~ dat onder de grote witte poffermuts wordt gedragen [ondermuts] [N 26 (1964)] || ondermuts || soort muts [ondermuts] III-1-3
ondermutsje ondermuts: roŋǝrmøts (Sevenum), ondermutsje: ondǝrmøtskǝ (Meijel) Zwarte ondermuts die diende om de muts langer schoon en beter in vorm te houden en om de fijne kant beter uit te doen komen tegen een donkere achtergrond. [N 61, 3] II-7