e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ondersteuningen vastslaan (belen en stempels) vastkloppen: (belen en stempels) vastkloppen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), (de verbouwing) vastkloppen: (de verbouwing) vastkloppen (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Eisden]  [Winterslag, Waterschei]), vastklǫpǝ (Hamont  [(Eisden)]   [Winterslag, Waterschei]), (het bouwwerk) aanhouwen: āhǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Domaniale]), ānhǫwǝ (Thorn  [(Maurits)]   [Domaniale]), (het bouwwerk) aankloppen: (het bouwwerk) aankloppen (Lanklaar  [(Eisden)]   [Maurits]), ā.klǫ.pǝ (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), āklǫpǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma]  [Laura, Julia]  [Domaniale]  [Domaniale, Wilhelmina]), ānklopǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), (stijlen) aanhouwen: āhǫwǝ (Chevremont  [(Julia)]  , ... [Maurits]  [Julia]), (stijlen) aankloppen: āklǫpǝ (Heerlen  [(Emma)]   [Zolder]), (stijlen) aanslaan: āšloa (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Willem-Sophia]), (stijlen) deronder houwen: drōŋǝr hǫwǝ (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Eisden]), aandrijven: ādrīvǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), āndrejvǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), afkloppen: āfklǫpǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), bijkloppen: bęjklǫpǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Zwartberg, Eisden]), de stijl moet brommen: dǝr štil mos brǫmǝ (Kerkrade  [(Wilhelmina)]   [Eisden]), de stijl moet muziek maken: dǝr stil mos ''muzik māxǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Wilhelmina]), kloppen: kloppen (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Eisden]), klopǝ (Eisden  [(Eisden)]   [Zwartberg, Waterschei]), vastbouwen: vasbǫwǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Domaniale]), vastzetten: vaszɛtǝ (Geleen  [(Maurits)]   [Domaniale]) Ondersteuningen vastslaan. Volgens een respondent uit Q 121 was er aan de hand van het al dan niet goede geluid daarbij controle op de sterkte van de stijl mogelijk. Invullers uit Q 121 en Q 121c merken op dat de stijl in zo''n geval bromde. [N 95, 354; monogr.; N 95, 370] II-5
onderstuk van een rijtuig bodem: boam (Montfort), Opm. v.d. invuller: [trajn?].  bōējem (As), burcht?: buirg (Montfort), burg-bèrie (Wijlre), bärg (Guttecoven), de burg (Montfort), chassis (fr.): chásie (Loksbergen), sjarsie (Maastricht), sjassi (Hoeselt), Opm. v.d. invuller: dokar: 2 wielig vierkantig model, dichtgemaakt met bache, deur achteraan, voor 4 personen (zie tekening).  chassis (Jeuk), gestel: gesjtêl (Herten (bij Roermond)), gestel (Noorbeek), gestèl (Maastricht), gevaars: ’t geveers (Ell), onderbodem: oonder boun (Velden), onderstel: onger-sjtel (Klimmen), ongersjtel (Kerkrade, ... ), ongersjtil (Vlodrop), ongersjtél (Doenrade, ... ), ongerstèl (Sevenum), ongerstél (Tungelroy), oonderschtél (Amby), oonderstèl (Maastricht, ... ), oonderstél (Gennep), oondərstél (Maastricht), ŏngershtél (Brunssum), òngerstèl (Sevenum), òngərstél (Urmond), (o.).  o.ŋərštēͅ.l (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  ōēndrstəl (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens RND!  onərsteͅl (Meeuwen), onderstuk: ongerstuk (Eys), rader: de raar (Blerick), de Raar (Gulpen), de rajer (Blerick), ráájer (Swalmen), stel: stel (Born), trein: ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  trein (Oirlo), vgl. Fr. train, 1. trein, spoortrein, spoor; - (...) 4. onderstel (van voertuigen).  trein (Blerick, ... ), trijn (Venlo), treinstel: treinsjtèl (Doenrade), treinstel (Schimmert), wagen: de wage (Venray) het onderstuk van een rijtuig [trein] [N 90 (1982)] III-3-1
onderstukken onderstukken: onderstukken (Dilsen, ... ), ondǝrstøkǝ (Meijel, ... ), oŋǝrštøkǝ (Roggel), onderstukker: oŋǝrštøkǝr (Bleijerheide), opbouwplaatjes: opbǫwplɛtjǝs (Maasbree), opbouwstukken: opbǫwstø̜kǝ (Maasbree), schijven: šīvǝ (Montzen), stukken van de flank: stękǝ van dǝ flaŋk (Bilzen), tussenstukken: tussenstukken (Lommel) De stukken leer van mindere kwaliteit tussen de omloper en de achterlap. Hiermee geeft men de hak hoogte. De informant van Q 18 vermeldt dat hij bekend was met het feit dat hiervoor buffelhuid werd gebruikt. Die was groen van kleur, dik en zeer slecht. Zie afb. 51. [N 60, 128b] II-10
ondertroeven ondertroeven: een lagere troef bijleggen wanneer men niet hoeft te bekennen  ongertroeve (Klimmen) Met een troefkaart andere kaarten nemen of slaan [troeven, snijden]. [N 88 (1982)] III-3-2
ondertrouw ondertrouw: óngertrouw (Maaseik) verloving, wederzijds huwelijksbeloofte III-2-2
ondervrouwenleest ondervrouwenleest: ondervrouwenleest (Lommel), ondervrouwluileest: oŋǝrvrǫwlȳjlęjst (Maasbree) De leest voor jongevrouwenschoenen. Het betreft de maten 36 tot en met 40. [N 60, 186g] II-10
ondervrouweschoenen deerntjesschoenen: dø̜rskǝsšūn (Meijel), meidjesschoenen: mętskǝsšun (Bilzen), ondervrouwen: ondervrouwen (Lommel) Schoenwerk voor jonge vrouwen in de maten 36 t/m 39. [N 60, 205d] II-10
onderwerk onderwerk: onderwerk (Zonhoven), ondǝrwęrk (Bilzen), ondǝrwęrǝk (Montzen), ondǝrwɛ̄rǝk (Meijel, ... ), onǝrwɛrk (Diepenbeek), oŋǝrwęrk (Maasbree, ... ), oŋǝrwɛrk (Bleijerheide), oŋǝrwɛrǝk (Roggel), overschot: oǝvǝršot (Eupen), zool: zǫwl (Jeuk), zǭl (Dilsen) Het onderste gedeelte van de schoen. Kn√∂fel (I, pag. 193) verstaat onder onderwerk "hak, zool, rand, binnenzool en contrefort (stijf) aan schoenwerk". [N 60, 74a] || Weefsel of binding waarbij het grootste deel van de ketting onder de inslag ligt. [N 39, 130b] II-10, II-7
onderwerk [wld ii.10, p. 35] onderwerk: `t onderwêrk (Bilzen), onderwerk (Zonhoven), ondərwɛrək (Montzen), ondərwɛ̄rək (Meijel), ongerwerk (Bleijerheide, ... ), ongərwérrək (Roggel), onnerwerk (Diepenbeek), óndərwèèrək (Milsbeek), ôngerwèrk (Maasbree), zool: zaol (Dilsen) Het onderste gedeelte van de schoen (onderwerk?) [N 60 (1973)] III-1-3
onderwerkmaker oppinner: oppinner (Zonhoven), schoenmaker: šunmākǝr (Meijel), šūnmę̄kǝr (Bilzen), schoester: šustǝr (Meijel), zwikker: zwekǝr (Maasbree) Degene die het onderwerk aan het bovenwerk bevestigt. [N 60, 74b] II-10