e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onderwijzer leraar: lieoror (Vaals), lieraar (Venlo), līējəraar (Meterik), lîerər (Eupen), meester: meester (Gulpen, ... ), meestjer (Panningen), meestər (Eys, ... ), meister (Arcen, ... ), mejstər (Meterik), mester (Groot-Gelmen, ... ), mestə (Hechtel), miester (Bolderberg), mijster (Gruitrode), mèster (Maasbree, ... ), mèèster (Eigenbilzen, ... ), méjstər (Leut), mééjstər (Beek (bij Bree)), mêester (Cadier), mêster (Horst), mîêstər (Heppen), aanspreektitel voor hoofd en onderwijzer  meester (Beesel), meneer: meneer (Heythuysen, ... ), menheer (Gulpen), menier (Maasbree, ... ), meniër (Brunssum), mienheer (Geleen), mijnheer (Schinnen), mənhier (Grubbenvorst), onderwijzer: onderwiezer (Broekhuizenvorst, ... ), ondərwīzər (Venlo), ongerwiezer (Baarlo, ... ), ongərwiezər (Schaesberg), oongerwiezer (Boekend), ònderwiezer (Venray), òndərwéézər (Hasselt), óndərwéézər (Kwaadmechelen), óóndərwĕjzər (Genk), ôngerwiezer (Herten (bij Roermond), ... ), jongere generatie  óndərwejzər (Leut), schoolmeester: schaowlmīēstər (Borlo), schoelmeister (Stokkem), schoolmeester (Vliermaalroot), schoolmester (Groot-Gelmen), schoolmiëster (Aalst-bij-St.-Truiden), sjaolmeister (Opgrimbie), sjoelmeester (Noorbeek), sjoeëlmesjter (Helden/Everlo), Opm. v.d. invuller: naast het hoofd van de lagere school, ook in de betekenis van de onderwijzer!  d’r sjoeëlmeister (Klimmen) (school)meester [RND] || het hoofd van een lagere school [bovenmeester, bovenkoster] [N 90 (1982)] || onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] III-3-1
onderwijzeres juf: juf (Ell, ... ), jufvrouw (Gennep), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  juf.fròw (Maastricht), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  jŭf (Nieuwenhagen), juffrouw: de juffrew (Eigenbilzen), de juffrouw (Blerick, ... ), dejuffrow (Noorbeek), en juf(frouw) (Oirlo), joeffrouw (Diepenbeek), juffrouw (Blerick, ... ), juffrow (Maastricht, ... ), juffròw (As, ... ), jufro (Loksbergen), jufrouw (Heel, ... ), jufròw (Susteren), juifrouw (Oirsbeek), jŭŭf-vrow (Mheer), jø.fr‧oͅu̯ (Eys), (v.).  jø.fr‧oͅ (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  juffrūūw (Opglabbeek), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  juffrouw (Meerlo), Opm. v.d. invuller: gehuwd of niet, je blijft je leven lang juffrouw!  juffrouw (Jeuk), lehrerin (du.): liererin (Montzen), lerares: lerares (Montfort), matresse (fr.): Van Dale: maîtresse (Fr.), 1. meesteres; - 2. minnares.  metres (Maastricht), meesteres: meesteres (Meeswijk, ... ), meestərès (Heerlen), meisteres (Ittervoort, ... ), mestrès (Meijel), mèsteres (Maasbree), Opm. is vroegere benaming.  meisteres (Ell), ps. omgespeld volgens Frings!  mestreͅs (Houthalen), meesterse: meestəsjə (Heerlen), onderwijzeres: onderwiezeres (Hoensbroek), onderwijzeres (Leopoldsburg, ... ), ongerwiezeres (Lutterade, ... ), oonderwijzeres (Maastricht, ... ), oondərwiezəres (Maastricht), òngerwiezeres (Echt/Gebroek, ... ), óndərweezjəres (Meijel), óngərwīēzərès (Heerlen), ôngerwiehzeres (Herten (bij Roermond)), ’n óngerwiezeres (Klimmen), schooljuf: schoëljuf (Sevenum), schŏĕljuf (Sevenum), sjôêl-juf (Epen), schooljuffrouw: schoeljuffrouw (Blerick, ... ), sjoeëljuffrouw (Ten-Esschen/Weustenrade), ’n sjoeëljuffrouw (Klimmen), schoolmatresse: sjaolmatres (Maastricht, ... ), schoolmeesteres: sjwol-meesteres (Hoeselt), sjòòlmèèsteres (Eigenbilzen), šoəlməstres (Bilzen), schoolmeestes: sx".lməstos (Hasselt) een vrouwelijke leerkracht aan een lagere school (basisschool) [meesteres, tietepoot, metres, meesterse] [N 90 (1982)] || onderwijzer; Hoe werd voor de 2e Wereldoorlog een onderwijzer van de lagere school genoemd? [DC 48 (1973)] || onderwijzer; Hoe wordt hij tegenwoordig genoemd? [DC 48 (1973)] || onderwijzeres [ZND m] || schoolmeesteres [ZND 12 (1926)] || Schoolmeesteres [ZND m] III-3-1
onderzaagmachine haveuse: haveuse (Rekem  [(Zwartberg / Eisden)]   [Zolder]), havø̄s (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Zwartberg] [Emma]  [Zwartberg, Waterschei]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), ondersnijmachine: ondersnijmachine (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]  , ... [Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Winterslag, Waterschei]), ondǝrsnę̄jmášin (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Zwartberg]), oŋǝršnęjmǝšīn (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), onderzeegmachine: øŋǝrzę̄xmǝšin (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), schraammachine: šrymmašiŋ (Chevremont  [(Julia)]   [Maurits]), šrøǝmmašiŋ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), šrø̄mmašin (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), šrø̜̄ǝmmašiŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Domaniale]  [Domaniale]), šrø̜ǝmmǝšin (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Julia]), snijmachine: snęjmašin (Zie mijnen  [(Zwartberg)]  [Domaniale]), šnīmašiŋ (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Zwartberg, Eisden]), vloerkoolzeeg: vlūrkoǝlzēǝx (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Eisden]) Werktuig waarmee horizontale kerven worden gemaakt aan de onderzijde van de koollaag. Zie de semantische toelichting bij het lemma Onderzagen. [N 95, 531; monogr.; Vwo 359; Vwo 557] II-5
onderzadel kussen: kisǝ (Linde), køsǝn (Overpelt), køsǝs (Zelem), kø̜sǝ (Baexem, ... ), kø̜sǝs (Gingelom), kęsǝ (Grevenbicht / Papenhoven  [%%volgende opgaven zijn meervoud%%]  , ... ), kęsǝs (Kiewit), kussens van de zadel: kø̜sǝs ˲van dǝ zǭl (Maastricht), ondenzedel: ǫŋǝzēl (Bocholtz), onderkussen: ondǝrkø̜sǝn (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), onderzadel: onderzadel (Blitterswijck, ... ), ondǝrzāl (Bocholt, ... ), ondǝrzǭl (Gennep, ... ), ondǝrzǭǝl (Melveren), onǝrzal (Gruitrode), onǝrzāl (Opglabbeek), oŋǝrzāl (Baarlo, ... ), oŋǝrzāǝl (Kinrooi), u ̞ndǝrzǭl (Kwaadmechelen), u ̞ŋǝrzāl (Rotem), uŋǝrzāl (Oirsbeek, ... ), øndǝrzāl (America, ... ), øndǝrzǭl (Middelaar), āŋǝrzāl (Posterholt), ōndǝrzǭl (Maastricht, ... ), ōŋǝrzāl (Heerlen), ǫndǝrzāl (Hasselt, ... ), ǫndǝrzǫǝl (Achel), ǫndǝrzǭl (Halen, ... ), ǫndǝrzǭǝl (Borgloon, ... ), ǫnǝrzāl (Helchteren, ... ), ǫnǝrzǫi̯ǝl (Hoeselt), ǫnǝrzǭl (Gelieren Bret, ... ), ǫnǝrzǭu̯ǝl (Diepenbeek), ǫnǝrzǭǝl (Beverst), ǫŋǝrzāl (Blerick, ... ), ǭndǝrzǫ(ǝ)l (Opheers), ǭndǝrzǭǝl (Hamont), onderzedel: oŋǝrzēl (Bleijerheide), zadelkussen: zadelkussen (Schimmert), zālkø̜sǝ (Maasmechelen), zōlkøsǝ (Berverlo), zǭlkø̜sǝ (Gronsveld), zǭǝlkø̜sǝ (Wellen), (mv)  zālkøsǝs (Tongeren), zālkø̜sǝs (Guttecoven, ... ) Een vilten lap of een kussen dat onder het zadel ligt. Zie ook lemma Paardedeken Onder Het Zadel. [N 13, 64a en 64b] I-10
onderzagen haveren: havērǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Maurits]) Een horizontale insnijding maken langs de onderzijde van een koollaag. Vroeger deed men dit met de hand en kon men dit alleen als er een steenriffel tussen de koollaag zat. Met de komst van de onderzaagmachine kan men deze sleuven in ieder soort koolfront aanbrengen. Op deze wijze wordt het winnen van de kool vergemakkelijkt doordat deze na de bewerking praktisch in de ruimte hangt (Vanwonterghem pag. 119). [Vwo 358] II-5
onderzetter onderzetter: underzetter (Castenray, ... ), Verklw. óngerzetterke  óngerzetter (Heerlen), treefje: treefke (Castenray, ... ), trieëfke (Venlo), trīəfkə (Altweert, ... ) onderzetter || onderzetter, treef || onderzettertje III-2-1
onderzoek onderzoek: oengerzeuk (Guttecoven, ... ), onderzeuk (Blerick, ... ), onderzeûk (Blerick), onderzik (Eigenbilzen), onderzoek (Jeuk, ... ), onderzuuk (Tienray, ... ), onderzök (Eksel), ondərzeuk (Schinnen), ongerzeuk (Born, ... ), ongerzuik (Nieuwstadt, ... ), ongerzuk (Eys, ... ), ongerzuuk (Ten-Esschen/Weustenrade), ongerzŭk (Vijlen), ongərzēūk (Hulsberg), ongərzuck (Montfort), onnerzuk (Hoeselt), onnərzuk (Diepenbeek), oonderzeuk (Amby, ... ), oondezeuk (Noorbeek), oondərzeuk (Maastricht, ... ), oongerzeuk (Swalmen, ... ), oongərzeuk (Heel), ŏngerzeuk (Geleen, ... ), ŏngərzēūk (Roermond), òngerzeuk (Echt/Gebroek, ... ), òòngerzeuk (Posterholt), ónderzeek (Bree), ónderzeuk (Maastricht, ... ), óndərzeuk (Epen, ... ), óndərzūūk (Meijel), óngərzeuk (Grathem, ... ), ónnerzeek (As), ônderzuuk (Oirlo), ôngerzeuk (Ell, ... ), ûnderzeuk (Schimmert), ’t oonderzuuk (Venray), (o.).  o.ŋərz‧"k (Eys), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  onderzuuk (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ōōngərzēūk (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens Frings!  oͅnərzøk (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  onərzēͅk (Meeuwen), onderzoeken: onderzeuke (Gulpen), onderzuuke (Meijel), ongerzeuke (Melick, ... ), ôngerzeuke (Maasbree), uitzoeken: oetzeuku (Brunssum), visitatie (<lat.): visitaasje (Lutterade), visitasie (Maastricht), visitatie (Montfort), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  vĭĕzĭĕtáátĭĕ (Maastricht), vunderen: vintere (Gulpen) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
onderzoek -&gt; gadeslaan? nagaan: naogaon (Gennep) alle naspeuringen in een zaak [onderzoek, visitatie] [N 90 (1982)] III-3-1
ondeugend, stout astrant: astraant (Diepenbeek), astrant (Berg, ... ), straant (Diepenbeek), strant (Berg, ... ), deugnietachtig: deugnietachtig (Meeuwen, ... ), frank: vrànk (Loksbergen), frech: vreg (Geleen), vrèg (Geleen, ... ), gestrijd: gəstrijt (Loksbergen), cf. WNT IV, kol. 1827, s.v. "gestrij - voorheen ook gestrijd - "; vb. "Als mijn kadee zo gestreed moest zijn, zou ich hem eens goed aftroeven  gəstrééət (Niel-bij-St.-Truiden), lastig: lestig (Maastricht), luistert slecht: luustert slaecht (Venray), moeilijk: muijelik (Merkelbeek), niet braaf: nie bre (Eksel), niet braaf (Eksel), niet luisteren: neet luusterre (Maastricht), ondeugd: ondeugd (Kesseleik, ... ), oonduigd (Maastricht), ondeugen: oͅndø͂ͅgə (Eupen), óndüe’je (Bleijerheide, ... ), ondeugend: ondee.gend (Hasselt), ondeugend (Born, ... ), ondeugendj (Montfort), ondeugenjd (Thorn), ondeugent (Doenrade, ... ), ondeugənd (Urmond), ondeugənt (Montfort), ondeŭgund (Brunssum), ondoeugentj (Neer), onduuëgentj (Altweert, ... ), onduëgend (Waubach, ... ), ondūūëgənt (Nieuwenhagen), ondäögend (Gulpen), ondüjend (Vaals), ontdeugend (Stein), oondeugend (Caberg), oondeugənt (Maastricht, ... ), oonduügend (Gronsveld), oondögənd (Maastricht), oondöögend (Mheer), undeugent (Oirsbeek), òndeugendj (Echt/Gebroek), óndeu.gent (Zonhoven), óndeugend (Maastricht), óndeugənt (Susteren, ... ), óndīēgend (As), óndūūgənt (Amstenrade), óndèùgənt (Epen), óndûûgənt (Heerlen), ôndeugend (Oirlo), (Eijsden!).  oengdäögend (Noorbeek), ondeugendig: ondee.getig (Hasselt), ondeugendig (Heythuysen, ... ), onduëgentig (Voerendaal), ondäögetich (Gulpen), oondēùgətich (Maastricht), oonduügetig (Gronsveld), oondëugetig (Gronsveld), ònduggəntich (Zonhoven), óndeu.gentech (Zonhoven), óndeu.gentich (Zonhoven), óndeugetig (Maastricht, ... ), óndeugëtig (Tongeren), óndīēgentig (As), ónduegetig (Klimmen), óndüe’jentieg (Bleijerheide, ... ), ondeugetig: oͅndø͂ͅgətex (Eupen), ondeunig: ondeunig (Diepenbeek), ondönech (Hoeselt), ondiehnige jing  ondiehnig (Genk), ¯t is ¯n ondeunig menneke: het is een vlegel van ¯n kerel  ondeunig (Kortessem), ongehoorzaam: ŏngəhōērzaam (Nieuwenhagen), ongeluisterd: o.ngəlu.stərt (Eys), onnuttig: ònnöttig (As, ... ), slecht luisterend: slech luusterend (Caberg), stout: schtout (Amby), schtàŭt (Schimmert), sjtaot (Gulpen), sjtoot (Heerlen, ... ), sjtoots (Bleijerheide, ... ), sjtout (Beek, ... ), sjtoüt (Gronsveld), sjtōōt (Nieuwenhagen), sjôôt (Doenrade), staat (Beverlo), staolt (Castenray, ... ), staot (Noorbeek, ... ), stat (Leopoldsburg, ... ), staut (Eksel), stāt (Beverlo), steənt (Herk-de-Stad), sto.t (Veulen), sto[u}t (Lozen, ... ), stoeot (Loksbergen), stolt (Meerlo), stout (Berg, ... ), stou‧t (Weert), stōt (Bilzen, ... ), stōūt (Gennep), stōət (Herk-de-Stad), stōͅt (Helchteren, ... ), sto͂ͅt (Houthalen), stoͅlt (Beverst), stoͅut (Tongeren), stoͅŭt (Maaseik), stoͅwt (Lanklaar), stoͅət (Hoepertingen), stuit (As, ... ), stèùjt (Meeuwen), stòut (Tongeren), stòwt (Lommel, ... ), stóó.t (Zonhoven), stø͂ͅt (Kwaadmechelen), støͅit (Opglabbeek), stəyt (Opoeteren), štō.ts (Eys), štōts (Kerkrade), (zonder w-klank).  stout (Vlijtingen), alleen in de bet. ondeugend (v. kinderen)  stoa.t (Hasselt), Doe höbs braaf kènjer en stoute kènjer  stout (Echt/Gebroek), stó.lte kiender worre aovergeslaage  stó.lt (Gennep, ... ), strop: ströp (Venlo), vlegelachtig: vlieegelechtig (Weert), wars: weirsj (Vlodrop), wèèrsj (Posterholt) (alleen m.b.t. kinderen) ondeugend || niet braaf || onaardig, boos || ondeugend || ondeugend (van kinderen) || ondeugend, ongehoorzaam (van kinderen) || ondeugend, stout || ondeugentich || ongehoorzaam, stout, frank || stout [ZND A2 (1940sq)] || stout, niet gehoorzamend aan bevelen, vooral gezegd van kinderen [ondeugend, ondeugendig, deugnietachtig] [N 85 (1981)] || stout, ondeugend III-1-4
ondeugende vrouw blaai: een blaai (Meeuwen), del: del (Geulle, ... ), ən dèl (Maastricht), ⁄n del (Caberg), feep: feep (Ospel), flebbedep: flèbbədep (Kapel-in-t-Zand), floes: flôês (Schinnen), (oe-lang).  floes (Gulpen), v.  fl‧ūs (Eys), flots: ein flótsj (Sittard), fluit: fluet (Gronsveld), fluit (Beek, ... ), (ue = lange e in:). iets is weggelakt!  fluet. (Gulpen), v.  flø̄.t (Eys), fluit van een vrouwmwns: fluit van ⁄n vrouwmèsch (Schimmert), foetel: foehtel (Waubach), gaand: gaanjd (Geleen), hoer: hoer (Kerkrade, ... ), hoor (As, ... ), hôor (Swalmen), ps. invuller twijfelt over het antwoord!  hoer ? (Montfort), kadee: enne kedé (Hoeselt), klabas: klàbàs (Loksbergen), kladder: klàdər (Loksbergen), klamot: klàmóts (As), klats: klats (Eksel), kurij: (Eijsden!). Gronsveld wbk 253: kurej: scheldnaam voor een kwaadaardige vrouw  kuurēj (Noorbeek), lodder: lŏddər (Nieuwenhagen), lòddər (Heerlen), lôdder (Gronsveld), loeder: e loeder (Caberg, ... ), ein loeder (Neer), en loeter (Venray), ēē loddur (Brunssum), loeder (Amby, ... ), loedər (Montfort, ... ), loēder (Venlo), loowdər (Epen), lōēdər (Amstenrade, ... ), lŏĕder (As, ... ), lóeder (Swalmen), o.  l‧ūdər (Eys), loerie: loerie (Born), lont: loonj (Stein), pak: e pak (Hoeselt), pateetje: pateeke (As), poddel: póddel (Maastricht), schlampe (du.): schlaamp (Amby), schoelie: schoelie (Venray), sharon: sjàrón (As), slavodder: slavodder (Jeuk), slet: sjlet (Herten (bij Roermond)), sjlèt (Reuver), slet (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), slèt (As, ... ), sloerie: sjloerie (Roermond, ... ), sjlōērĭĕ (Susteren), sloerie (Geulle, ... ), ⁄n sloerie (Caberg), slons: sjloens (Merkelbeek), slons (Heerlerbaan/Kaumer), slòns (Bree), slôns (Stein), te vlot: tə flót (Venlo), teef: tîef (Heerlen), tooi: tôej (Heerlen), ⁄n tŏwj (Geleen), tratsche (du.): trāātsj (Nieuwenhagen), trien: trĭĕng (Nieuwenhagen), troela: trōēlà (Nieuwenhagen), vaats: vaots (Meijel), veeg: vaeg (Heel), vlegel: vlaegel (Herten (bij Roermond)), vlod meidje: flót méétjə (Venlo), wijf: wief (Maastricht), zeug: zāōw (Heerlen), zōōw (Nieuwenhagen) een vrouw die zich niet aan de zedelijke normen houdt, zich niet volgens deze gedraagt, en zich er niet aan stoort [loeter] [N 85 (1981)] || ondeugd, alleen gezegd van een vrouw III-1-4