e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
beschuitsnijmachine machientje: mǝšintjǝ (Voerendaal) Machine die gebruikt wordt bij het doormidden snijden van de beschuitbollen. [N 29, 62b] II-1
beschuitsnijplank beschuiteplank: bǝšȳtǝplaŋk (Heythuysen), beschuiteplankje: bǝsȳ.tǝplɛŋkskǝ (Panningen), blok: blok (Mal), snijplank: plaŋk (Blerick) De plank of het blok waarop de beschuitbollen doormidden gesneden worden. [N 29, 62b; N 29, 62a; N 29, 61] II-1
besjes aan de aardappelplant aardappelenzaad: jadapǝlzu̯ǫt (Genoelselderen), jalǝpǝlzǭt (Zichen-Zussen-Bolder), jarpǝlǝzǭt (Mheer), jāpǝlzāt (Hasselt), jɛpǝlzǭt (Vroenhoven), ērapǝlzōi̯t (Bilzen), ɛrpǝlǝzǭt (Achel, ... ), aardappelzaam: ɛi̯ǝpǝlsǭm (Moresnet), beertjes: bērkǝs (Ospel), bellen: bøl (Borgloon, ... ), bø̜l (Hamont, ... ), bɛl (Diepenbeek, ... ), bɛlǝ (Baexem, ... ), belletjes: bɛlǝkǝs (Kaulille, ... ), beren: bērǝn (Helchteren), bīrǝ (Hushoven, ... ), bessen: bɛsǝ (Stevensweert), boddelen: budǝlǝ (Melick), bollen: bǫlǝ (Achel, ... ), bolletjes: bølǝkǝs (Brunssum, ... ), bø̜lǝkǝs (Achel, ... ), bǫlǝkǝs (Gelieren Bret), bɛlǝkǝs (Niel-bij-As, ... ), duivelsappeltjes: dyvǝlsɛpǝlkǝs (Maastricht), franse bollen: fransǝ bǫlǝ (Peer), goesappels: gusapǝls (Berverlo), goesbollen: gusbǫlǝ (Berverlo, ... ), goetsappels: gutsapǝls (Beringen, ... ), goetsbollen: gutsbǫlǝ (Koersel, ... ), goezen: guzǝ (Montfort), groene bellen: grø̄n bɛlǝ (Meers, ... ), groene bolletjes: grȳn bylkǝs (Zichen-Zussen-Bolder), kersen: kīsǝ (Grevenbicht / Papenhoven), knikkers: knekǝrs (Meijel, ... ), knollen: knǫlǝ (Eupen), knolletjeren: knø̜lšǝrǝ (Bleijerheide), knopen: knȳp (Boukoul, ... ), knøp (Achel), koppen: kǫpǝ (Achel), kraaltjer: krøltjǝr (Bocholtz), kraaltjes: krɛlkǝs (Baexem, ... ), kralenzaad: kruǝlǝzuǝt (Hoepertingen), krallen: kralǝ (Baarlo, ... ), krølǝ (Welten), kulsen: (knikkers)  kø̜lsǝ (Heel, ... ), kwallen: kwallen (Schimmert), kwalsters: kwalsters (Nuth), kwatsers: kwatsers (Horst), loofzaad: lufsǫǝt (Melveren), muisjes: miskǝs (Hasselt), patatappelen: pǝtatapǝlǝ (Halen, ... ), patattenzaad: pǝtatǝzǭt (Achel), paternoster: paternoster (Weert), pierebollen: pirǝbǫlǝ (Mal), poepaardappelen: pupē̜rpǝlǝ (Maasniel, ... ), pupɛrpǝlǝ (Swalmen), poepaardappeltjes: pupɛrpǝlkǝs (Boukoul, ... ), slenen: slinǝn (Jeuk), slēǝnǝn (Sint-Truiden), slingerbollen: sleŋǝrbøl (Gutschoven), sleŋǝrbø̜l (Jeuk), slingers: sleŋǝrs (Engelmanshoven, ... ), zaad: zoǝt (Zelem), zu̯ǫi̯t ('S-Herenelderen, ... ), zǫǝt (Mielen-boven-Aalst), zǭt (Gronsveld, ... ), zaadaardappelen: zø̄djapǝl (Zonhoven), zaadballen: zǭdbalǝ (Gorsem), zaadbellen: zǭdbɛlǝ (Baexem, ... ), zaadbollen: zoǝdbø̜l (Kortessem), zǭdbøl (Maasmechelen, ... ), zǭdbø̜l (Mechelen), zǭdbǫlǝ (Riemst, ... ), zaadbolletjes: zǭdbɛlkǝs (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), zaadpatatten: zǭtpǝtatǝ (Peer) De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
beslaan aanmaken: ānmākǝ (Heythuysen), beslaan: bǝslān (Venray), bǝslōn (Maastricht, ... ), bǝslǭn (Sevenum, ... ), bǝšlǭn (Neer, ... ), beslag maken: bǝslāx mākǝ (Horn, ... ), derin kappen: dręjn kápǝ (Wellen), inmaischen: enmę̄jšǝ (Valkenburg), kanten: kãntǝ (Castenray, ... ), kappen: kapǝ (As), maischen: maischen (Arcen), majsǝ (Alken), męjšǝ (Horn), mengelen: mengelen (Kerkom), mengen: m ̇ęŋǝ (Opitter), meŋǝ (Weert), mischen: mešǝ (Sittard), vierschalen: v ̇ęjǝršā.lǝ (Sittard), vēršālǝ (Meeswijk, ... ), vīršǭlǝ (Genk), vǝršālǝ (Klimmen) De stam vierkant hakken met behulp van de beslagbijl. [N 50, 18c; monogr.] || Het moutmeel met water vermengen. Nadat het beslag gemaakt is, laat men het enige tijd staan, alvorens het te roeren of om te roeren onder toevoeging van roerwater. De invuller uit L 210 merkt hierover op dat men tijdens het roeren langzaam water dat steeds warmer was, toevoegde waardoor de temperatuur van het beslag steeg van 45 graden Celsius tot 70 graden Celsius. Bovendien vermeldt hij dat men tot de sluiting van het bedrijf (rond 1950) met de hand bleef beslaan. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''roeren''. [N 35, 37] II-12, II-2
beslag beslag: besjlaag (Doenrade, ... ), besjlaahg (Herten (bij Roermond)), besjlāāg (Oirsbeek), besjlâach (Swalmen), beslaag (Blerick, ... ), beslag (Arcen, ... ), bǝslax (Venray), bǝsláǝx (Wellen), bǝslāx (Horn, ... ), bǝšlāx (Schinnen, ... ), bəsjlaach (Hulsberg), bəsjlaag (Schinnen), bəsjláách (Epen, ... ), bəsjláág (Heel), bəslaach (Urmond), bəslaag (Maastricht), bəslach (Meijel), bəslāāch (Maastricht), bəsláág (Maastricht, ... ), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  beslag (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  bəsjlāāg (Nieuwenhagen), ps. omgespeld volgens Frings!  bəslāx (Houthalen), beslagname: besjlaagnaam (Kerkrade), besjlagname (Wijlre), brouwsel: brø̜sǝl (Alken), maische: majš (Schinnen), slag: bǝslāx (Laak), bǝšlāx (Montzen, ... ), zood: zø̄t (Weert) Het ijzerwerk aan de onder- en bovenkant van de draaiboom. Zie afb. 16. [N 57A, 4.2; N 57, 9 add.] || het in beslag nemen van goederen bijv. als uitvoering van een vonnis [beslag, kommer] [N 90 (1982)] || Het mengsel van moutmeel en water in de beslagkuip. [N 35, 45; monogr.] II-2, III-3-1
beslagbijl beslaanbijl: bǝslǭnbīl (Stein), bǝšlǭnbīl (Doenrade, ... ), bǝšlǭnbīlǝ (Klimmen), bǝšlǭnbīǝl (Limbricht), beslaansbijl: bǝslǭns˱bīl (Geulle), beslagbeitel: bǝšlāx˱bētǝl (Mechelen), beslagbijl: bǝslāx˱bī.l (Meeswijk), bǝslāx˱bīǝl (Sevenum), bǝšlāx˱bejǝlǝ (Eygelshoven), bǝšlāx˱bīl (Neer, ... ), bijl: bejl (As), bīl (Klimmen), brede bijl: brēt˱ bęjl (Diepenbeek), kapbijl: kap˱bīl (Stein), kapbijltje: kap˱bīlkǝ (Dilsen) Korte, brede bijl met een vouw, waarvan het huis niet in het midden van het vlak van de bijl ligt, maar enigszins zijdelings, zodat een van de twee zijden van het blad geheel plat is. Met de beslagbijl kan men zuiver in de lengterichting langs een boomstam slaan. Zie ook afb. 5. De beslagbijl wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De houtzager gebruikt hem bijvoorbeeld om stammen vierkant te hakken en de wagenmaker om uit ruw hout bestaande onderdelen als spaken, rongen en naven hun eerste vorm te geven. [N 50, 18a; N 75, 114e; N G, 41; N G, 42a, add.; N 53, 89a, add.; monogr.] II-12
beslaghamer, hoefhamer beslaghamer: bǝslaxhǭmǝr (Tessenderlo), hoefhamel: (h)ūfhǭmǝl (Bilzen), hōfhǭmǝl (Zutendaal), hufhǭmǝl (Bevingen), hōfhāmǝl (Herten, ... ), hoefhamer: h ̇ofhamǝr (Spekholzerheide), h ̇ufhamǝr (Kerkrade), hofhamǝr (Simpelveld), hufhāmǝr (Heijen, ... ), hōfhāmǝr (Brunssum, ... ), hoefhamertje: hōfhāmǝrkǝ (Susteren, ... ), hoefsmidhamer: hōfšmethāmǝr (Klimmen), klauwhamer: klawhāmǝr (Tungelroy), klǫwhāmǝr (Helden, ... ), nagelhamer: ne̜xǝl(h)ǭmǝl (Bilzen), paardshamel: pjatshǭmǝl (Diepenbeek), penhamel met een spleet: pɛnhǭmǝl mę ǝn splēt (Jeuk) Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.] II-11
beslagkuip beslagbak: bǝšlāxbak (Meerssen), beslagkuip: beslagkuip (Arcen, ... ), bǝslāxkȳp (Horn, ... ), bǝslāxkūp (Maastricht, ... ), bǝšlāxkȳp (Horn, ... ), bǝšlāxkūp (Sittard, ... ), bǝšlāxkūǝp (Schinnen), brouwkuip: bráwko.p (Wellen), kuip: kȳp (Heythuysen), maischketel: majskętǝl (Alken), maischkuip: męjškȳp (Horn), moutkuip: mǫwǝtkāp (Kerkom), stortkuip: stortkø̜̄p (Alken), stortkāp (Kerkom) De kuip waarin moutmeel en water worden gemengd. Vaak werd de beslagkuip ook gebruikt als roerkuip, terwijl men in later tijden daarvoor een aparte roerkuip ging hanteren. Zie daarom ook de semantische toelichting bij de lemmata ''roeren'' en ''roerkuip''. De invuller uit Q 99 merkt op dat het water in de beslagbak een temperatuur had van 70 √† 72 graden Celsius. De inhoud van deze bak bedroeg 40 hectoliter waarvan uiteindelijk 34 √† 35 hectoliter overbleef. Zie afb. 5. Zie ook de semantische toelichting bij de lemmata ''beslaan'' en ''beslag''. [N 35, 28; monogr.] II-2
beslagwater beslagwater: beslagwater (Arcen, ... ) Het water dat in de beslagkuip bij het meel wordt gevoegd. [monogr.] II-2
beslissen afmaken: aafmake (Weert), akkoord geraken: akkōērd gerake (As), bescheid doen: besjreid doon (Tungelroy), bescheid laten: besjeet laotə (Oirsbeek), bescheid maken: bescheid maake (Venray), bescheiden: besjeijə (Oirsbeek), beslieten: besjleete (Schaesberg), besjlete (Gronsveld), besjlisse (Bleijerheide, ... ), bəsjleetə (Heerlen), bəsjlēētə (Nieuwenhagen), bəsjlîêtə (Epen), beslissen: beschlisse (Amby, ... ), besjlisse (Geulle, ... ), besjlissə (Doenrade, ... ), beslis (Stein), beslisse (As, ... ), beslissen (Born, ... ), beslissə (Vlijtingen), bëslïssë (Tongeren), bəsjlissə (Beesel, ... ), bəslessə (Niel-bij-St.-Truiden), bəslesə (Meeuwen), bəslissə (Kelpen, ... ), bəslissən (Lommel, ... ), bəslisə (Loksbergen), besluiten: besjloete (Susteren, ... ), beslaate (Sint-Truiden), beslete (Maastricht, ... ), besloete (Maasbree), bəsjlōētə (Reuver), bəsleetə (Maastricht), bəslutjə (Meijel), bijleggen: beej lègge (Sevenum, ... ), bieliGGe (Swalmen), de knoop doorhakken: de knoup doorhakke (Susteren), de knòwp dōērhàkke (As), də knöp doorhakkə (Maastricht), decideren: dissedeire (Sint-Truiden), dizzedeiere (Sittard), cf. fr. (se) décider  (húm, zïch) dèssëdièrë (Tongeren), FR. décider  desedeiere (Sittard), FR. décider ook soms  dizzedeiere (Sittard), doordrukken: doërdrokke (Merkelbeek), een beslissing nemen: besjissing numme (Geleen), en beslissing neme (Oirlo), ophouden: ophaan (Jeuk), oplossen: oplòsse (As), overeenkomen: euverein kômme (Herten (bij Roermond)), resolveren (< fr.): rəsoͅlvēͅrə (Eupen), slechten: sjlichte (Klimmen), uitmaken: aatmaoke (Sint-Truiden), awtmoake (Hoeselt), get oetmake (Gulpen), oetmake (Tungelroy, ... ), oetmāākə (Beesel), oêtmake (Venlo), ōētmáákə (Venlo), ŏĕtmààkə (Meeswijk), uutmake (Venray), ū.tmā.kə (Eys), weten: weetə (Oirsbeek), zich uitkallen: zich oet kalle (Noorbeek, ... ), zich uitspreken: zich oetsjpraeke (Haelen), ziech oetspreeke (Caberg) beslissen || beslissen, besluiten || beslissen, keuze maken || besluiten || een besluit nemen, beslissen || iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)] III-1-4