e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekkens? platen: plaat (Sittard) Cimbaal. III-3-2
bekleden verpakken: vǝrpakǝ (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), wâd(e)leren: wātǝlērǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]) De zijwanden en het dak van een mijngang met knuppels en ijzeren platen bekleden ter beveiliging tegen vallend gesteente. [monogr.; Vwo 856] II-5
bekostigen? <omschr.> dat gaat boven mijn begroting: det geit baove mie-⁄n begröəting (Nunhem), <omschr.> de witte niet aanspannen: ps. omgespeld volgens Frings.  də witə span ix nī eͅn (Hoeselt), <omschr.> zo wijd reik ik niet: zoowiet reik ich neit (Sittard), aanbesteden?: aanbesteden (Susteren), aanhangen?: aanhangen (Susteren), bekostigen: bekeustige (Meijel), bekostigen (Grathem, ... ), bekostingen (Wijk), bekustège (Mesch), bekèùstigen (Urmond), bekôstige (Weert), bekôstigen (Herten (bij Roermond)), beköstiche (Tungelroy), beköstige (Baarlo, ... ), beköstigen (Blerick, ... ), beköstigen en betaolen (Maastricht), beköstigge (Baarlo), bekùstige (Gronsveld), bəkôstigə (Holtum), dat kan ich neit beköstige (Sittard, ... ), dat kin ich neet beköstige (Mechelen), det kan ich neet bekostige (Kinrooi), det kan ich neet beköstige (Echt/Gebroek, ... ), det kaän ik neet beköstigen (Velden), ja (Rosmeer, ... ), wèèm mot det beköstige (Neer), wèèm zal det beköstige (Neer), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen, dus niet omgespeld!  beköstege (Maastricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  beköstige (Ulestraten), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  beköstige (Klimmen), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  bekusjtige (Eijsden), Opm. "bekostigen"(beköstige) wordt in hoofdzaak in algemene zin gebruikt: bijv. "Men vreug zig aaf, woë det allemaol van beköstig wuërd"(ondehoud en bouwen van kerken, scholen). In t gewone spraakgebruik zegt men van gewone dagelijkse dingen: "Dèt kan ig neet betale"of "Dèt kan ig neet opbringe.  beköstige (Tegelen), Opm. dit wordt wel gebruikt, bijv. als iemand in een ziekenhuis ligt; men zegt: "hè mot t zelf beköstige".  beköstigen (Schimmert), Opm. ja, betekent: wie zal dat betalen.  wéé bekostigd dat (Klimmen), Opm. ja.  dat kén ich neet beköstige (Born), ps. bij benadering omgespeld volgens Frings (dit woord wel omgespeld, omdat ik dit tekentje niet letterlijk kan maken!).  bekø͂ͅ.stige (Panningen), ps. invuller heeft deze vraag volgens mij niet volledig beantwoord?!  dat kan ig neit ....(bekostigen) (Sittard), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  bekostigen (Halen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  bekōstige (Maastricht), bəköstigə (Heer), ps. omgespeld volgens Frings.  bakøstegə (Lommel), bekøͅstegə (Ophoven), bekøͅstəgə (Hoeselt), bək"stegə (Bocholt), bək"stəgə (Teuven), bəkeͅstegə (Opglabbeek), bəkeͅstəgə (Peer), bəkostegə (Gelieren/Bret, ... ), bəkostəgə (Peer), bəkōstegə (Spalbeek), bəkoͅstegə (Hasselt, ... ), bəkoͅsteͅgə (Hasselt), bəkoͅstigə (Oud-Waterschei), bəkoͅstəgə (Hasselt, ... ), bəkøi̯stəgə (Borgloon), bəkøstegə (Bree), bəkøstegən (Neerpelt), bəkøstigə (Mechelen-aan-de-Maas), bəkøstəgə (Hoeselt, ... ), bəkø͂ͅi̯stegə (Wellen), bəkø͂ͅstəgən (Hamont), bəkø͂ͅstəgən⁄ (Lommel), bəkøͅi̯stegə (Wellen), bəkøͅi̯stəgə (Borgloon), bəkøͅstegə (Lanklaar, ... ), bəkøͅstəgə (Kaulille, ... ), bəkəstegə (Bocholt, ... ), bə⁄kōstēgə (Boekt/Heikant), dat kōn ix nēͅj bəkø͂ͅstigə (Val-Meer), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "Ø"(omgespeld: Ø) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "Ø"omgespeld.  bəkō~stegə (Kermt), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de [ met een punt eronder staat nog een ´; dit tekentje heb ik niet meegenomen in de omspelling!  bəkøstəgə (Ketsingen), ps. omgespeld volgens IPA.  bəkøstigə (Tongeren), bəkøstəgən (Achel), bəkøͅstegə (Rotem), ps. omgespeld volgens IPA. Boven de "oe:"(omgespeld: ›) staat nog een soort ´; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "oe: omgespeld.  bəkø͂ͅ⁄stegə (Overpelt), berappen: berappe (Kerkrade, ... ), berappen (Egchel, ... ), dat kan ich neet berappe (Hoensbroek), ps. of: beroppe? (ps. is niet goed te lezen en ken het woord niet!).  berappe (Weert), betalen: betaale (Beegden), betale (Leuken, ... ), betaole (Oost-Maarland), det is neet te betale (Neer), kan ik neet betale (Venlo), neat betale (Guttecoven), neet betaole (Wolder/Oud-Vroenhoven), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  dat kan ich neet betale (Welten), ps. omgespeld volgens Frings.  bətālə (Waterloos), bətōͅlə (Diepenbeek), bətoͅələ (Wintershoven), kan ix nēͅi̯ bəta͂lə (Zichen-Zussen-Bolder), ps. omgespeld volgens Frings. Tussen de "a met een rondje en een punt erboven"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een punt erboven"omgespeld: å.  bəta͂lə (Gelieren/Bret), betonen: betoeëne (Heerlen), bijeenscharren: bieein schaare (Maastricht), knappen: vgl. Weertlands Wb.2 (pag. 183): knappe, klappen. N: De bântj es geknaptj.  knappe (Weert), niet aankunnen: ps. omgespeld volgens Frings.  duə kanex ni eͅn (Halen), niet geven: dèt kan ich neet gève (Maasbracht), niet pitsen: ps. omgespeld volgens Frings.  ni pitsə (Wintershoven), niet trekken: dat kan de "brune"nie trekke (Oirlo), det kan de brûne neet trèkke (Bree), Opm. brong betekent een bruin poard.  dat kan der brong neet trekke (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  da kan meͅnə greͅi̯əzə ni treͅkə (Halen), da kàn meͅnə ni treͅkə (Opheers), dat kan də grēͅi̯ze nī treͅkə (Hoeselt), dat kan mənə grai̯zə nī treͅkə (Tongeren), niet vervallen: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  deͅ kan əx ni vər⁄valən (Neerpelt), opbrengen: dao kèn ich ’t géldj neet veur opbrènge (Puth), dat kan iech nit opbrenje (Bleijerheide), kan ich neit opbrènge (Sittard), opbringe (Hoensbroek), opbrénge (Limbricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  opbringe (Ulestraten), ps. omgespeld volgens Frings.  oͅbbreͅŋə (Waterloos), oͅbreŋə (Wellen), permitteren (<lat.): dat kèn ich mich neet permitere (Obbicht), permetiere (Weert), te kostelijk: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  te kōstelek (Schimmert), te lekker: te lekker (Guttecoven), te veel: dat is te veùl (Sittard) Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)] III-3-1
bektang, buigtang bektang: bęktaŋ (Montfort), bɛktaŋ (Bevingen, ... ), buigtang: bȳxtaŋ (Siebengewald), bȳǝxtaŋ (Meerlo, ... ), bø̜jxtaŋ (Bevingen, ... ), kraaibek: krɛ̃bɛk (Beringen, ... ), krɛ̄bɛk (Eksel, ... ), kraaienbek: krājǝn˱bɛk (Heijen, ... ), krē̜jǝn˱bɛk (Castenray  [(tangetje met ronde bekken)]  , ... ), krōǝgǝbɛk (Meeswijk), krǭjǝbɛk (Maasmechelen, ... ), krɛjǝ(n˱)bɛk (Blitterswijck, ... ), krɛjǝbɛk (Dilsen, ... ), krɛjǝn˱bɛk (Blerick, ... ), kromme-bek tang: kromǝbɛktaŋ (Neeritter), mussenbek: męsǝbɛk (Bilzen), nesterenbek: nē̜stǝrǝbɛk (Swalmen), nostertangetje: nǫstǝrtɛŋskǝ (Rothem), paternostertangetje: pǭtǝrnostǝrtɛŋskǝ (Bilzen), pitstang: petštsaŋ (Simpelveld), platte tang: platǝ taŋ (Stokkem), punttang: pønttaŋ (Meerlo  [(tang met ronde punt)]  ), rozenkranstang: rōzǝkranstsaŋ (Bleijerheide  [(tang met platte bekken waarbij in één bek een tweetal uitsparingen is aangebracht)]  ), rūzǝkranstaŋ (Heerlen), tang: taŋ (Weert), tang met bek: taŋ męt˱ bɛk (Bilzen) In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. De benaming paternostertangetje werd in Bilzen (Q 83) gebruikt voor een tangetje waarmee de ijzerdraadjes werden gebogen die nodig waren voor het maken van rozenkransen. Zie ook het lemma ɛbektang, buigtangɛ in Wld II.11, pag. 94.' [N 53, 143; monogr.] || In het algemeen een tang met platte, halfronde en/of spitse bekken waarmee men metaaldraad of -plaat kan vastklemmen en buigen. De benen van deze tang zijn doorgaans gebogen. Zie ook afb. 147. De zegsman uit Q 9 vermeldt dat de kraaienbek werd gebruikt om de ijzerdraadjes te buigen die werden gebruikt voor rozenkransen. Vergelijk de woordtypen rozenkranstang (Q 113, Q 121c) en nostertangetje (Q 99*). [N 33, 165; N 33, 171a-b; N 33, 181; N 64, 47c; L B2, 228; monogr.] II-11, II-12
bekvechten afstrijden: aafsjtrie-je (Schaesberg), aafsjtriejə (Roermond), aafstri-je (Bree), aafstrieje (Neer, ... ), aafstrieë (Hoensbroek), aafstrieën (Kesseleik), aafstrij-j-en (Eksel), aafstrièè (Schimmert), afstriee (Eys), afstrieje (Tienray), afstrijden (Heythuysen, ... ), ààfsjtrĭĕjə (Heerlen), beenvechten: bēnvēgtə (Maastricht), bekvechten: bekvechte (Geulle, ... ), bekvechten (Kesseleik, ... ), bekvechtə (Maastricht, ... ), bekvechtən (Urmond), bekvegtə (Hulsberg), bekvêgte (Meijel), bèkvèchte (As), collationeren (<fr.): Weijnen 2003 (pag. 180): klasjenere, kletsen (nbrab.) &lt;&lt; fra. collationner, afl. van M.E. Latijn ontleend collatio avondmaaltijd. Men hield namelijk in de kloosters tijdens die maaltijd een uiteenzetting.  klasjeneeren (Arcen), discuteren (<fr.): Van Dale: discuteren (&lt;Fr.), een discussie voeren, van gedachten wisselen, over iets redetwisten.  diskereere (Meerssen), disputeren (<fr.): Van Dale: disputeren (&lt;Fr.), wetenschappelijk redetwisten; - kibbelen, twisten.  dis-pu-tee-re (Vijlen), dispeteere (Borgharen, ... ), dispeteere(n) (Schinveld), dispeteire (Schinnen, ... ), disputeere (Eys, ... ), disputeeren (Schaesberg), disputeren (Horn), dĭspeteeren (Guttecoven), dĭspeteiren (Guttecoven), tispeteere (Puth), enselen: enschele (Schimmert), ensjele (Rimburg), ensələ (Maastricht), henjtschele (Eijsden), hèènsjele (Mheer), zich ensjele (Klimmen), zich ĕnchele (Heek), zich èn⁄sjələ (Brunssum), = du. hänseln = zum Hans machen, d.i. tot Hansworst; voor de gek houden, plagen. Rijnl. hänseln = zum besten halten, necken, sticheln (Rh.Wb.).  ensele (Maastricht), herrin: herrieje (Venlo), kavelen: Van Dale: kavelen, 2. (veroud.) met het verstand onderscheiden, nagaan, gissen.  kavele (Helden/Everlo), kekelen: Van Dale: kekelen, (gew.) op scherpe en luidruchtige toon praten over iets; kijven.  keekele (Maastricht), kekele (Sint-Pieter), zich kékèle (Maastricht), zig keekələ (Maastricht), kijven: kevie (Nunhem), kievə (Swalmen), kijven (Leopoldsburg), knibbelen: knebbele (Amby, ... ), knèbbələ (Heerlen), zich knebbele (Brunssum, ... ), krakelen: krakele (Kerkrade), muilen: mit emes mōēle (Swalmen), moele (Meijel, ... ), moelə (Gennep, ... ), mōēle (Maasbree), mŏĕle (Gennep), muilvechten: maolvechte (Echt/Gebroek), moelvechte (Baarlo, ... ), moelvechten (Heythuysen, ... ), moelvechtə (Doenrade, ... ), moelvĕchte (Stevensweert), moelviechte (Wellerlooi), moelvèchte (Sevenum, ... ), moelvègtə (Montfort), moelvèjte (Banholt), moelvêchte (Panningen, ... ), moelvêgte (Meijel), moēlvechte (Voerendaal), moélvechte (Gronsveld), mōēlvechte (Steyl, ... ), mōēlvechtə (Venlo), mōēlvèchtə (Nieuwenhagen), muilvechten (Meeuwen), my(3)̄lveͅxtə (Meeuwen), mówlvèchte (As), (n moelfechter).  moelfechte (Klimmen), parleien (<fr.): #NAME?  parleije (Heerlen), plannen: planne (Mheer), praten: praote (Simpelveld), redeneren: Van Dale: redeneren, 4. een betoog houden, argumenteren, redetwisten.  redeneere (Sevenum), redeneeren (Urmond), rēdeneere (Berg-en-Terblijt), riddeneere (Valkenburg), redetwisten: rejetwiste (Hunsel), rikrooien: vgl. Meerlo-Wanssum Wb. (pag. 239): rikraoje, prakkezeren, nadenken, aarzelend nadenken voor men begint.  rékróje (Tienray), ruzie maken: ruzie maken (Kelpen), rūze moake (Hoeselt), ruzing maken: rijzing moake (Vlijtingen), ruzing make (Reuver), rŭŭzing maku (Brunssum), rŭzing māāke (Schimmert), schelden: schèlle (Maastricht), sjelje (Nieuwstadt, ... ), sjellə (Wijnandsrade), sjéllə (Maastricht), zig sjéllə (Maastricht), schervechten: schèrvechte (Blitterswijck), schreien: sjrĭĕjə (Oirsbeek), smoelvechten: smoelvechten (Stein), stechelen: sjtechele (Buchten), sjtĕchele (Beegden, ... ), sjtèchele (Sittard, ... ), sjtèchələ (Kapel-in-t-Zand), sjtègələ (Roermond), stechele (Afferden, ... ), stechelen (Sint-Odiliënberg), steggele (Echt/Gebroek, ... ), steggele(n) (Obbicht), stĕchele (Buggenum, ... ), stächele (Lutterade), stèchele (As), stèggele (Grubbenvorst), stêchele (Lottum), strevelen: sjtrevele (Helden/Everlo), sjträvele (Belfeld), sjtrèvele (Asenray/Maalbroek), sjtréévele (Swalmen), strèvele (Montfort), strêvele (Beesel, ... ), strêvelen (Reuver), WNT: strevelen, B) 1. strijd voeren; - 2. tegenspreken. In Limb. [z. Onze Volkstaal 2, blz. 229b]  sjtraevele (Herten (bij Roermond)), sjtrèvələ (Kapel-in-t-Zand), sjtréévele (Swalmen), straevele (Horst, ... ), streevele (Maasbree), streven: straeve (Dieteren), strêve (Dieteren), strijden: sjtriehje (Waubach), sjtriejə (Roermond), sjtrĭĕjə (Epen, ... ), strieje (Maasbree, ... ), striejen (Schinnen), strijden (Meeuwen), strijen (Jeuk), strīējə (Schinnen), stréé (Loksbergen), strééjə (Meijel), stu‧jje (Weert), ze.x štr‧ii̯ə (Eys), zich sjtrieë (Gulpen), zich sjtrīējə (Amstenrade), zich striĕjə (Nieuwenhagen), taggen: (se taquiner).  zich tàg`ge (Gulpen), tellewellen: tèlləwèllə (Heerlen), uitkafferen: oetkaffere (Beek), uitkafferen (Meeuwen), uitpoetsen: zich oetpoetse (Thorn), uitschelden: oasjelde (Vaals), oetscheljen (Born), oetsjelle (Wijlre), uitsnauwen: ōētsjnauwə (Reuver), vreigelen: vrejgələ (Brunssum), WNT: vreigelen, vreegelen, vrei(e)len, vreelen, wr-, 4. Alleen in Limb.: moeilijkheden makend, plagend elkaar dwarsboomen, redetwisten, krakelen.  vreigele (Maastricht, ... ), vreigələ (Maastricht), vreijele (Susteren), vrijgele (Nunhem, ... ), wreigele (Geleen), wrèjgele (As), zich vreigele (Geleen), zich vrejgələ (Brunssum), woorden hebben: wöörd höbbe (Caberg), wreken: vgl. Weerlands Wb.2 (pag. 390): vreike, ruzie zoeken.  vrei‧ke (Weert), zich in de haren zitten: z⁄ch in de haore zitte (Caberg), zich prijten: zich priete (Neer) a. zaniken; - b. refl. kibbelen || een luidruchtige woordenstrijd, onenigheid die door praten of schreeuwen tot uitdrukking komt [ruzie, ravelleke, poepelderij, kadij, twist, ruzing, kerwel, actie, piekenpoek] [N 85 (1981)] || het niet eens zijn en ruzie maken over kleinigheden, door wederzijds gebrek aan inschikkelijkheid vooral gezegd van kinderen [stechelen, sechelen, aantelen, akkenaaien, naarswaar-zen, grendelen, stensen, keken, kibbelen] [N 85 (1981)] || redetwisten [SGV (1914)] || ruzie maken [kakelen, puken] [N 85 (1981)] || ruzie maken door woorden [afstrijden, rikrooien, kerwee hebben, strijden, muilvech-ten, smoelvechten, opstrijden] [N 85 (1981)], [N 85 (1981)] III-3-1
bekvormige uitsnijding wolfsmuil: wōfsmul (Kelmis) Spitse, bekvormige uitsnijding in de kap waarin de aangespitste stijl paste. Zie afb. 47. [monogr.] II-4
bel alarmschel: alarǝmšɛl (Mechelen), bel: bɛl (Aldeneik, ... ), bɛ̄l (Alt-Hoeselt, ... ), belletje: bɛlkǝ (Thorn), bɛlǝkǝ (Groot-Gelmen, ... ), kaarbel: kārbɛl (Maxet, ... ), klepper: klɛpǝr (Sittard), klinger: kleŋǝr (Gutschoven), veiligheidsbel: vęjlixhęjts˱bɛl (Kaulille), verwittingsbel: vǝrweteŋs˱bɛl (Tongeren) De bel die de molenaar waarschuwt wanneer het kaar bijna leeg is. Deze bel klingelt telkens als de speelman tegen een blokje slaat, dat door een koord met de bel verbonden is. Onder het malen is dit blokje omhoog gespannen, zodat de speelman het niet kan raken. Het blokje is verbonden met een plankje dat in het kaar ligt en door het gewicht van het graan onder gehouden wordt. Als het graan vermindert, komt het plankje omhoog waardoor het blokje niet meer omhoog gespannen blijft maar neerkomt, zodat de speelman ertegen slaat (Groffils, pag 145 en 146). Op sommige plaatsen, zoals bij de oude molens in Q 88, Q 95 en Q 188, had men geen bel en moest de molenaar steeds goed op de graanhoeveelheid in het kaar letten (Coenen, pag. 123). [N O, 21b; Vds 155; Jan 161; Coe 145; Grof 170] || De grote bel die om de hals van het molenpaard was bevestigd. Door het geluid van de bel werden de boeren geattendeerd op de komst van de voerman. [Grof 267] II-3
belangrijk, van belang belangrijk: belangkriek (Geulle), belangrĕk (Hoeselt), belangriek (Horst, ... ), belangrik (Susteren, ... ), belangriêk (Venlo), belànkrik (As), bulangriek (Brunssum), bëlànkrik (Tongeren), bəlangreik (Hulsberg), bəlangrie.k (Grathem, ... ), bəlangriek (Maastricht, ... ), bəlàngrīēk (Susteren), de moeite waard: dat is de moeite waerd (Oirlo), gewichtig: gewichtig (Montfort, ... ), gewiechtig (Maastricht, ... ), groots: groots (Vlodrop), important: important (Maastricht), impōrtànt (Maastricht), nodig: neudich (Swalmen), pretentieus: ⁄t is p.rit.tèèn sjeus (Maastricht), van apprentie: ~ apparence (JK)  aprentie (Gulpen), van bedrag: van bedraag (Haelen), van beduiden: Vb. waaster nog waat vollek van beduuje in e kerrek? (waren er nog wat mensen in de kerk?).  van beduuje (Tungelroy), van belang: belang (Klimmen, ... ), bəlang (Kapel-in-t-Zand, ... ), bəlaŋ (Houthalen), va belaank (Maastricht, ... ), va belang (Gulpen, ... ), va belangk (Doenrade), va belank (Eys, ... ), vaan belang (Maastricht), van belang (Amby, ... ), van belank (Lutterade), van belânk (Eksel), van bəlang (Beesel, ... ), van bəlaŋk (Meeuwen), van bəlàng (Venlo), van bəláng (Loksbergen), và-belang (Guttecoven), và-bəlánk (Heerlen), vá bəláng (Epen), vâ belánk (Doenrade), van betekenis: beteikenis (Beesel, ... ), vaan beteikenis (Maastricht), van beteikenis (Kunrade, ... ), van gewichtigheid: gewiechtigheid (Maastricht), van groot belang: vaan groet belang (Maastricht), van groeët belang (Klimmen, ... ), van gruut belângk (Bree), van grôêt belang (Blerick, ... ), van grote betekenis: van groeëte beteikenis (Meerlo, ... ), van grôetə bətîekənis (Meijel), van importantie: vaan importānsie (Maastricht), van pretentie: pretensie (Maastricht, ... ), prətensie (Maastricht), van pretansíe (Roermond), van pretensie (Echt/Gebroek), van waarde: va weəd (Gulpen, ... ), và wééët (Nieuwenhagen), waerde (Stein), weerde (Maastricht), (waarde).  van weijde (Jeuk), veel betekenen: veul bətéékənə (Gennep), veel waard: veül weëd (Kunrade), vèùl wéért (Heel), voornaam: veurnaam (Ittervoort, ... ), veurnaom (Maastricht), vurnaam (Venray), vuul we͂rd (Velden), waardig: ai fr. mére.  wairdig (Ell), wichtig: wichtig (Doenrade), wiechtiech (Simpelveld), wiechtig (Maasbree), wiegtiech (Kerkrade), wīēchtīg (Nieuwenhagen), wĭĕchtich (Heerlen) belangrijk || van belang, van betekenis || van grote betekenis [van belang, van pretansie] [N 91 (1982)] III-4-4
belasting accijns (<lat.): acciens (Lutterade), accijns (Meijel), akcijns (Thorn), belasten (ww.): bəlastə (Maastricht), belasting: belasting (Amby, ... ), belāāsting (Gennep), belàsting (As, ... ), belâsting (Oirlo, ... ), bèlasting (Guttecoven), bəlaasting (Diepenbeek), bəlasting (Hulsberg, ... ), bəlàsting (Heel, ... ), (v.).  bəla.steŋ (Eys), [altijd mv.?, RK]  belastingen (Leopoldsburg, ... ), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  belasting (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  bəlásting (Nieuwenhagen), Opm. is huidige benaming.  belasting (Mheer), belâsting (Venray), ps. omgespeld volgens Frings!  bəlasteŋ (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  bəlastiŋ (Meeuwen), cijns (<lat.): ciens (Maasbree), cijns (Maastricht, ... ), sienze (Vlodrop), sinze (Blerick), contributie: kontrebūsse (Hoeselt), schat: sjat (Waubach), sjàt (Susteren), Opm. is oude benaming.  sjat (Mheer), steuer (du.): sjtuur (Kerkrade), taks (<fr.): taks (Blerick, ... ), takt (Ophoven), tàks (As, ... ), táks (Epen), (= Vlaams).  taks (Ell), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  táks (Opglabbeek), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  táks (Nieuwenhagen), Opm. is vroegere benaming.  táks (Venray), Opm. v.d. invuller: soms wordt het ook nog zo genoemd.  taks (Haelen), ps. omgespeld volgens Frings!  taks (Houthalen) de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)] III-3-1
belastingbiljet aanslag: aanschlaag (Amby, ... ), aansjlaach (Hulsberg, ... ), aansjlaag (Doenrade, ... ), aanslaag (Blerick, ... ), aanslag (Tungelroy), aonslaag (Maastricht, ... ), aonsláách (Maastricht), asjlaag (Wijlre), āānsjlaāg (Roermond), ānslag (Venray), àànsjlààch (Susteren), ánslág (Venray), áá-sjláách (Epen), ènslag (Meijel), (m.).  ā.šlā.x (Eys), ps. invuller twijfelt over dit antwoord (er staat een vraagteken achter!).  aansjlaag (Geulle), ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft! (wellicht wordt er gewoon aanslaag bedoeld?!).  a. slaag (Vijlen), aanslagbiljet: aanschlagbiljet (Heerlerbaan/Kaumer), aanslaagbiljet (Echt/Gebroek, ... ), (o.).  ā.šlā.x˂be.ljeͅ.t (Eys), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  anslagbiljet (Meerlo), belastingaanslag: belastingaansjlaag (Posterholt, ... ), belastingaanslaag (Maasbree), belastingbiljet: belasting-biljet (Mheer), belastingbieljet (Maastricht, ... ), belastingbiljet (Blerick, ... ), bəlàstingbiljèt (Venlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  bəlástingbiĕljét (Nieuwenhagen), belastingbrief: belastingbreef (Blerick, ... ), belastingbreif (Nieuwstadt, ... ), belastingbrief (Meeswijk), belastingbrêêf (Schimmert), belāāstingbrīēf(kə) (Gennep), belàstingbreef (As), bəlaastingbrief (Diepenbeek), bəlastingbreef (Kapel-in-t-Zand, ... ), bəlàstingbreef (Heerlen, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  bəlástingsbreef (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens RND!  bəlastiŋbrēͅf (Meeuwen), belastingbriefje: belasting breefke (Schaesberg), belastingbreefke (Susteren), belastingformulier: belastingformulier (Herten (bij Roermond), ... ), belastingsbrief: belastingsbreef (Bree), belastingsbrief (Eigenbilzen, ... ), ps. omgespeld volgens Frings!  bəlasteŋsbrīf (Houthalen), belastingspapier: belastingspepier (Eksel), blauwe brief: blauwe breef (Stein), blauwe brief (Oirlo), blauwə bree.f (Grathem, ... ), brandbrief: brandbreef (Maastricht), brandjbreef (Doenrade), branjdbrief (Schinnen), Opm. v.d. invuller: niet alleen voor belastingen.  brandbreef (Blerick), brief: breef (Bunde, ... ), contributiebrief: kontrebūssebrief (Hoeselt), lastbrief: last breef (Born), lastenbrief: lastebreef (Maastricht, ... ), lastenbrief (Leopoldsburg), làstəbrīēf (Loksbergen), steuerzettel (du.): sjtuurtsedoel (Kerkrade), taksbrief: taksbrief (Jeuk) het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)] III-3-1