30763 |
behangborstel |
aandrukborstel:
āndrø̜k˱bǫrsǝl (L267p Maasbree),
aanstrijkborstel:
anstrik˱bōrstǝl (L265p Meijel),
afstrijkborstel:
āfštrīk˱bø̜̄jǝštǝl (Q203p Gulpen),
behangborstel:
behangborstel (Q001p Zonhoven),
bǝhaŋbøstǝl (L328p Heel),
bǝhaŋbøsǝl (K353p Tessenderlo),
bǝhaŋbøštǝl (Q113p Heerlen),
bǝhaŋbø̄štǝl (Q032p Schinnen),
bǝhaŋbø̜rstǝl (L330p Herten),
bǝhaŋbø̜štǝl (Q111p Klimmen),
bǝhaŋbǫrsǝl (L163p Ottersum),
borstel:
bøštǝl (Q117a Waubach),
bǫrstǝl (L414p Houthalen),
fladder:
fladǝr (K353p Tessenderlo),
klederborstel:
klɛjǝrbȳǝštǝl (Q111p Klimmen),
papierborstel:
papīrbǫsǝl (P219p Jeuk),
plekdoek:
plɛk˱dōk (Q197p Noorbeek
[(een oude doek)]
, ...
Q197a Terlinden
[(idem)]
),
tapezierborstel:
tapǝtsērbøštǝl (Q121p Kerkrade),
tapisseerborstel:
tapǝsērbøštǝl (Q113p Heerlen),
tapǝsīǝrbǫsǝl (Q071p Diepenbeek),
zwabber:
žwabǝr (L426p Buchten)
|
De borstel waarmee men het opgeplakte behang plat en effen strijkt. In Q 197 en Q 197a werd voor dit werk een oude doek gebruikt. [N 67, 94c]
II-9
|
30757 |
behangen |
behangen:
behangen (Q001p Zonhoven),
bǝhaŋǝ (L426p Buchten, ...
Q071p Diepenbeek,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L265p Meijel,
L163p Ottersum,
Q032p Schinnen
[(nieuwer dan tapisseren)]
,
K353p Tessenderlo),
papier zetten:
papīr zɛtǝ (P219p Jeuk),
plakken:
plakken (Q001p Zonhoven),
plekken:
plɛkǝ (L360p Bree),
tapisseren:
tapisē̜rǝ (Q013p Uikhoven),
tapǝs ̇ęjǝrǝ (Q020p Sittard),
tapǝseǝrn (Q001p Zonhoven),
tapǝsiǝrǝ (Q071p Diepenbeek),
tapǝsjęrǝ (Q162p Tongeren),
tapǝsērǝ (L381p Echt, ...
Q003p Genk,
Q193p Gronsveld,
Q203p Gulpen,
Q113p Heerlen,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q095p Maastricht,
Q032p Schinnen,
L423p Stokkem,
Q101p Valkenburg),
tapǝsē̜rǝ (Q002p Hasselt, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
tapǝtsērǝ (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide,
Q117a Waubach),
tapǝtsē̜rǝ (Q284p Eupen)
|
Zie kaart. De techniek van het opplakken van behangselpapier met alle bijkomende werkzaamheden zoals het aanbrengen van behangjute. [N 67, 92a; monogr.]
II-9
|
30756 |
behanger |
behanger:
bǝhaŋǝr (L426p Buchten, ...
Q071p Diepenbeek,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L414p Houthalen,
L267p Maasbree,
L265p Meijel,
L163p Ottersum,
Q032p Schinnen,
K353p Tessenderlo),
bǝhɛŋǝr (Q111p Klimmen),
kladschilder:
klatšeldǝr (L426p Buchten),
plakker:
plakǝr (Q113p Heerlen, ...
K353p Tessenderlo),
plɛkǝr (Q203p Gulpen, ...
K353p Tessenderlo),
schilder:
šeldǝr (Q117a Waubach),
tapezierer:
tapǝtsērǝr (Q121p Kerkrade),
tapisseerder:
tapǝsērdǝr (Q111p Klimmen, ...
Q095p Maastricht,
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden),
tapisseur:
tapǝsø̄r (Q162p Tongeren),
verver:
vɛrvǝr (P219p Jeuk)
|
Vakman die alle werkzaamheden verricht die voor het behangen van muren noodzakelijk zijn. Vroeger vervaardigde hij ook gordijnen. Zie ook het lemma 'Behangen'. [N 67, 98c; monogr.]
II-9
|
30767 |
behangjute |
behangjute:
bǝhaŋjytǝ (L330p Herten),
behanglijnen:
bǝhaŋlīnǝ (L426p Buchten),
gazettenpapier:
gazętǝnpapīr (Q071p Diepenbeek),
jute:
jytǝ (Q203p Gulpen, ...
L328p Heel,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
L267p Maasbree,
L265p Meijel,
L163p Ottersum),
lijnen:
li.nǝ (Q032p Schinnen),
liŋǝ (Q121p Kerkrade),
lī.nǝ (Q117a Waubach),
linnen:
lenǝ (Q111p Klimmen, ...
Q032p Schinnen
[(nieuw)]
),
plekband:
plɛk˱bant (L414p Houthalen),
rubio:
rybijo (Q071p Diepenbeek),
schilderslijnen:
sxeldǝrslīnǝ (L267p Maasbree),
tekkellijnen:
tɛkǝllīnǝ (Q113p Heerlen)
|
Weefsel, vervaardigd van grove vlas-, hennep- of jutevezels, dat men voor een slechte wand tegen een latwerk spant. [N 67, 96b]
II-9
|
30768 |
behangjute spannen |
aantrekken:
āntrękǝ (L330p Herten),
betengelen:
bǝtɛŋǝlǝ (L163p Ottersum),
doek spannen:
dōk španǝ (L330p Herten),
nagelen:
nāgǝlǝ (Q203p Gulpen),
opspannen:
opspanǝ (L267p Maasbree, ...
L265p Meijel),
spannen:
španǝ (Q203p Gulpen, ...
L328p Heel,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q032p Schinnen,
Q117a Waubach),
tekkelen:
tɛkǝlǝ (Q113p Heerlen)
|
De stof spannen tegen een latwerk. Zie ook de toelichting bij het lemma 'Behangjute'. [N 67, 96c]
II-9
|
30766 |
behanglinnen |
behanggaas:
bǝhaŋgās (Q111p Klimmen),
behanglijnen:
bǝhaŋlīnǝ (Q113p Heerlen, ...
L330p Herten),
behanglint:
bǝhaŋlent (Q111p Klimmen),
behangsellijnen:
bǝhaŋsǝllīnǝ (L267p Maasbree),
lijnen:
liŋǝ (Q121p Kerkrade),
lī.nǝ (Q117a Waubach),
oud laken:
ǭt lākǝ (L328p Heel),
pleklijnen:
plɛklīnǝ (L330p Herten),
verbandgaas:
vǝrban(j)tj˲gās (Q032p Schinnen)
|
Stof waarmee men vóór het eigenlijke behangen scheuren in de wand dichtplakt. In Q 203 werden scheuren in de muur dichtgemaakt met 'mastiek', in P 219 en Q 71 met 'plamuur', in L 414 met 'plamuursel', in L 163, L 426 en Q 111 met 'gips' en in Q 197 en Q 197a met 'kalkspijs' ('kalǝkspīs'). [N 67, 96a]
II-9
|
30765 |
behangplaksel |
behangpap:
bǝhaŋpap (K353p Tessenderlo),
behangpleksel:
bǝhaŋplɛksǝl (L265p Meijel),
behangselpleksel:
bǝhaŋsǝlplɛksǝl (L267p Maasbree),
colle:
kǫl (P219p Jeuk),
kleister:
klajstǝr (Q121p Kerkrade),
pap:
pap (Q071p Diepenbeek, ...
Q113p Heerlen,
L414p Houthalen,
K343p Houtvenne,
Q121p Kerkrade),
plekkens:
plɛkǝs (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
plekmeel:
plɛkmē̜l (L426p Buchten, ...
Q111p Klimmen,
L163p Ottersum),
pleksel:
plɛksǝl (L328p Heel, ...
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
Q111p Klimmen,
Q032p Schinnen,
Q117a Waubach,
Q001p Zonhoven),
stijfsel:
stijfsel (Q001p Zonhoven),
štīfsǝl (Q203p Gulpen, ...
Q113p Heerlen,
Q111p Klimmen)
|
Het plaksel waarmee het behangselpapier op de muren wordt geplakt. Behangplaksel werd vroeger samengesteld uit roggemeel en kokend water. Tegenwoordig wordt gebruik gemaakt van fabrieksmatig bereide plakmiddelen die meestal alleen met koud water hoeven te worden aangemaakt. In een aantal plaatsen (L 265, L 267, Q 113, Q 117a) werd aan het plakmeel (oud) bier toegevoegd. Volgens de invullers uit Q 113 en Q 117a verhoogde men op deze wijze de kleefkracht. In K 353 gebruikte men daartoe 'dextrine' ('dekstren'). In L 267 mengde men bier door het plaksel om het kleefvrij opdrogen ervan te bevorderen. In L 328 werd aan behangplaksel met water aangemaakte en vervolgens gekookte soda toegevoegd. Dit diende om het aanwezige ongedierte onder het behang te verdelgen. In Q 111 deed men peper in het plaksel tegen de 'schietwormen' ('šētw?rǝm'), de zgn. zilvervisjes. De invuller uit Q 113 voegde bij het verwerken van zeer zwaar behang Venetiaanse terpentijn aan het plaksel toe voor betere bevestiging. [N 67, 95a; N 67, 95b]
II-9
|
30764 |
behangschaar |
behangscheer:
bǝhaŋsxiǝr (L267p Maasbree),
bǝhaŋsxēr (L163p Ottersum),
bǝhaŋšiǝr (L328p Heel, ...
Q111p Klimmen),
bǝhaŋšiɛr (Q032p Schinnen),
bǝhaŋšēr (L426p Buchten),
bǝhaŋšī(ǝ)r (L330p Herten),
bǝhaŋšīr (L265p Meijel),
papierscheer:
pǝpīršēr (Q071p Diepenbeek),
schaar:
schaar (Q001p Zonhoven),
schaar voor het behang te snijden:
šiǝr vyr ǝt˱ bǝhaŋ tǝ šni.jǝ (Q113p Heerlen),
scheer:
skēr (P219p Jeuk),
sxējǝr (K353p Tessenderlo),
sxīr (L414p Houthalen),
šiǝr (Q117a Waubach),
šīǝr (Q111p Klimmen),
tapezierscheer:
tapǝtsērš ̇īr (Q121p Kerkrade),
tapijtscheer:
tapētšīǝr (Q203p Gulpen)
|
De vrij grote schaar waarmee de rollen behang op de goede lengte gebracht worden. De schaar wordt ook gebruikt om geplakte banen behang bij de plint en het plafond op maat te knippen. [N 67, 94d]
II-9
|
30758 |
behangsel |
behang:
bǝhaŋ (Q113p Heerlen, ...
L329p Roermond),
behangpapier:
bǝhaŋpapīr (Q113p Heerlen, ...
L414p Houthalen,
K353p Tessenderlo,
Q001p Zonhoven),
bǝhaŋpǝpīr (Q071p Diepenbeek),
behangselpapier:
bǝhaŋsǝlpapīr (L426p Buchten, ...
Q113p Heerlen,
L330p Herten,
L265p Meijel,
L163p Ottersum,
L329p Roermond),
bǝhaŋsǝlpǝpēr (L328p Heel),
papier voor de muur:
papīr vør dǝ mūr (P219p Jeuk),
tapijt:
tapiǝt (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q111p Klimmen,
Q116p Simpelveld,
Q121b Spekholzerheide,
Q117a Waubach),
tapiɛt (Q032p Schinnen),
tapē.t (Q020p Sittard),
tapēt (Q203p Gulpen, ...
Q197p Noorbeek,
Q197a Terlinden,
Q162p Tongeren,
Q101p Valkenburg),
tapīt (Q193p Gronsveld, ...
Q095p Maastricht),
tapīǝt (Q113p Heerlen),
tǝpēt (Q162p Tongeren),
tapisseerpapier:
tapǝsējǝrpapīr (K353p Tessenderlo),
tapǝsērpǝpej.ǝr (Q002p Hasselt),
tapǝsērpǝpīr (L423p Stokkem)
|
Wandbedekking, vroeger vervaardigd van weefsels en leer, tegenwoordig meestal van papier. Een patroon op behangpapier werd in L 423 'dessin' ('dǝsęŋ') genoemd. [N 67, 92b; monogr.]
II-9
|
30771 |
behangtafel |
behangplank:
behangplank (Q001p Zonhoven),
bǝhaŋplaŋk (Q113p Heerlen, ...
L265p Meijel),
behangtafel:
bǝhaŋtōfǝl (L414p Houthalen),
bǝhaŋtǭfǝl (L426p Buchten, ...
L328p Heel,
L267p Maasbree,
K353p Tessenderlo),
plank:
plaŋk (P219p Jeuk),
plekdis:
plɛk˱døš (Q117a Waubach),
plektafel:
plɛktǭfǝl (L330p Herten, ...
Q111p Klimmen,
L163p Ottersum,
Q032p Schinnen
[(rustte op twee schragen: šrē̜x)]
),
tapezierbred:
tapǝtsērbrɛt (Q121c Bleijerheide, ...
Q121a Chevremont,
Q121d Haanrade,
Q121e Kaalheide,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
tapezierdis:
tapǝtsērdøš (Q121p Kerkrade),
tapijtplank:
tapētplaŋk (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
tapisseertafel:
tapǝsiǝrtǫfǝl (Q071p Diepenbeek),
tapǝsērtǫfǝl (Q203p Gulpen),
tapǝsērtǭfǝl (Q111p Klimmen)
|
De tafel waarop het behangselpapier met behulp van de papborstel met plaksel wordt ingestreken. In Q 117a bestond de behangtafel uit twee bladen van 60x100 cm elk rustend op twee bokkepoten. In L 265 kon men de verschillende delen van de behangtafel dankzij scharniertjes dichtklappen. Uitgevouwen was de tafel 3 m lang. In Q 111 was de tafel samengesteld uit twee met behulp van een pianoscharnier aan elkaar bevestigde delen die uitklapbaar waren. De uitgeklapte tafel kon staan op de mee uitgeklapte staanders die op spanning kwamen door ze zover uit te trekken tot het ertussen zittende touw strak stond. [N 67, 97b; monogr.]
II-9
|