e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 17121
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bekennen bekennen: bekenen (Leopoldsburg), bekenne (As, ... ), bekennen (Born, ... ), bekennə (Oirsbeek), beken’ne (Bleijerheide, ... ), bekĕnne (Geleen), bekinne (Amby, ... ), bekinnen (Melick), bekinnə (Maastricht, ... ), bekènne (Beek, ... ), bekènnen (Stein), bekènnə (Doenrade, ... ), bekénne (Hoeselt), bekénnə (Gennep, ... ), bekênne (Gronsveld, ... ), bekënne (Neer), benenne (Meerlo), bukinnu (Brunssum), bëkénnë (Tongeren), bəkinnə (Heerlen, ... ), bəkinə (Loksbergen), bəkin⁄nə (Brunssum), bəkènne (Epen), bəkènnə (Beesel, ... ), bəkénnə (Meeswijk, ... ), bəkéénən (Urmond), bək‧eͅnə (Eys), schuld bekenne (Oirlo), sjuld bekinnen (Kesseleik), sjuld bekönne (Bree), sjäöldj bekènne (Echt/Gebroek), sjöld bekinne (Klimmen), sjöldj bekinne (Ell), sjöldj bekènne (Thorn), sjölt bəkinnə (Maastricht), toegaeve (Venray), toegéévə (Hulsberg), érkenne (As), gestehen (du.): gestao (Wijlre), toegeven: geuft toe (Stein), schuld toegaeve (Oirlo), toechévə (Kapel-in-t-Zand), toegaeve (Reuver), toegēēve (Venray), toegèève (Geulle), toegéévə (Schinnen), touwgeve (Maastricht), towgaeve (Weert), tsouw jeve (Vaals), tòwgééëvə (Nieuwenhagen), tówgééve (As), toekennen: toekennen (Meijel), uitkomen: ōētkómmə (Heerlen), voor uitkomen: veurôêt (komen) (Swalmen) bekennen || bekennen, erkennen en voor iets uitkomen || bekennen, toegeven || uitkomen voor een schuld [kennen, bekennen] [N 85 (1981)] III-1-4
beker beker: beejker (Heerlen), bē.kər (Hasselt), bēkər (Linkhout, ... ), bēͅkər (Herk-de-Stad, ... ), beͅxər (Montzen), bīi̯.kər (Bree), pint: pent (Klimmen) beker [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-2-1
bekeuren <omschr.> daar zal hij voor moeten bloeden: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  dó zál dr vīēr mŏĕtə blŏĕjə (Opglabbeek), aandoen: ōͅ[ə}ndūn (Diepenbeek), aanhouden: aaenhagen (Sint-Lambrechts-Herk), aanslaan: aansloan (Opitter), amende (fr.) geven: amén gève (Tongeren), beboeten: beboet (Maastricht), beboete (Amby, ... ), beboeten (Born, ... ), beboette (Waubach), beboettə (Guttecoven), beboetə (Doenrade), bebootə (Oirsbeek), bebooëte (Mheer), bebote (Merkelbeek), bebŏĕte (Klimmen), betoeten (Gulpen), bĕboetə (Maastricht), buboetu (Brunssum), bəboetən (Urmond), bəboote (Montfort), bəbŏĕttə (Heerlen), bəbŏĕtə (Susteren, ... ), ps. omgespeld volgens RND!  bəbūtə (Meeuwen), bekeuren: bekeure (Maasniel, ... ), bij zijn kraag hebben: bej ziene kraag həbbe (Lanklaar), bij zijn kraag krijgen: bij sènne krôâg krijgen (Diepenbeek), boeien: boeiën (Linkhout), boete doen betalen: booten doun betielen (Kaulille), boete geven: boete gaeve (Blerick), boete krijgen: boete kriege (Sevenum), de kloters aandoen: de kloters aandoen (Beringen), klieəters aandoon (Neeroeteren), doen betalen: dūn bətolə (Sint-Truiden), eraan maken: droan moaken (Horpmaal), droͅ,n mōͅkə (Borgloon), trōͅ[i}nmōͅken (Diepenbeek), erin draaien: treen dreën (Sint-Lambrechts-Herk), hebben: hebben (Mechelen-aan-de-Maas), hemmen (Hechtel), hèbbe (Tongeren), het erin peperen: ⁄t er der inpeejèperen (Montenaken), inmalen: ‧eͅŋə ē. m‧oͅalə (Eys), kalangeren: Oud; betekenis verbaliseeren.  kalanzjeere (Maastricht), kloteren: klootəre (Ulbeek), kloteren (Beringen), knakken: knakken (Kaulille), knippen: knepə (Bree), knippen (Bree), knoepen: knoepa (Tongeren), krijgen: kregen (Vlijtingen), kriegen (Mechelen-aan-de-Maas), kriegə (Eisden), leren: lière (Gruitrode), met zijn kraag pakken: met oera kraog pakka (Tongeren), op de bon slingeren: op də bōn sjlingərə (Roermond), op het boekje zetten: òp ’t beekske zette (As), opkalken: Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  opkalleke (Meerlo), opkurken: opkurke (Venray), opleiden?: leit hem op (Lommel), opschrijven: iemand ópschrieve (Venray), opsjrie.və (Grathem, ... ), pakken: gepakt (Ellikom, ... ), gəpak (Gutshoven), gəpakt (Tessenderlo), pa-ə (Tessenderlo), pa-ɛn (Lommel), pakke (Hoepertingen, ... ), pakken (Beringen, ... ), pakkə (Beverlo, ... ), pakən (Zolder), proces geven: perces geven (Jeuk), ə pərsès gēēvə (Maastricht), proces krijgen: ’n precés kriege (Sevenum), proces maken: de politie heeft hem een proces gemaakt (Sint-Huibrechts-Lille), e perces maken (Linkhout), e perces maoken (Genk), e perces moaken (Rijkhoven), e perseis moaken (Diepenbeek), e perses maëke (Stevoort), e persijs maokeŋ (Hoepertingen), e persês moake (Hoeselt), e persêəs moake (Heers), e preces make (Bilzen), e preces maoke (Voort), e preces maoken (Bilzen), e preces mōͅke[n} (Sint-Truiden), e preses moaken (Sint-Truiden), e proces make (Waasmont), e proces maken (Reppel), e proces mwaken (Moelingen), een perses maaken (Millen), een proces maken (Maaseik), ei perses maken (Molenbeersel), ei preces maken (Neeroeteren), ein perses maake (Neeroeteren), ein perses maken (Vucht), en perces moake (Riksingen), en perses maken (Oirlo), ēͅ perces ma[o}kə (Rutten), ien preces maken (Attenhoven), perces maken (Hamont), perces maoken (Groot-Gelmen), persèsmáákə (Epen), preces maken (Achel), preces maoken (Zonhoven), preces moaken (Paal), preses maken (Sint-Lambrechts-Herk), preses maokeŋ (Sint-Lambrechts-Herk), presses maoke (Lommel), proces gemaakt (Sint-Truiden), proces make (Noorbeek), proces maken (Hechtel, ... ), proces māāke (Schaesberg), procés mōͅkə (Zichen-Zussen-Bolder), prosɛs makən (Overpelt), prəseͅs mākən (Hamont), pərses moaken (Sint-Truiden), pərsēͅs mḁ:kə (Zonhoven), pərseͅs mākə (Opglabbeek), pərsès maakə (Heel, ... ), pərsès māke (As), pərsɛəs moͅəkə (Heers), u percez maeken (Herstappe), ə perceͅs ma͂ke (Wellen), ə porses moake (Lanaken), ə proses moͅkə (Sint-Truiden), ə pərces maake (Hasselt), ə pərses mākə (Houthalen, ... ), ə pərsés maakə (Maastricht), ə pərsɛ̄s mōͅkə (Borgloon), ɛ preces maoken (Tessenderlo), ⁄n proces maken (Stokrooie), ⁄n proces maokeŋ (Jeuk), ???  ə pəreͅs mōͅkə (Sint-Truiden), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ə prōōsés māākə (Nieuwenhagen), wordt meer gebruikt  e preces maken (Mechelen-aan-de-Maas), proces-verbaal doen: proces-verbael doen (Tessenderlo), proces-verbaal geven: persesverbaal geven (Noorbeek), proces-verbaal krijgen: persesverbaal kriege (Posterholt), proces-verbaal maken: e perses verbaal mouke (Zichen-Zussen-Bolder), een persijs verboal moaken (Kerniel), een preces verboël maken (Herk-de-Stad), ə proces-verbaō[ə}l maoke (Hoepertingen), ə proͅseͅs vərbāl mākən (Leut), ⁄n proces-verboal moake (Jeuk), proces-verbalen: persesverbalen (Bocholt), processen: precessen (Kuringen), snappen: snappen (Kaulille), snappə (Stokkem), snorren: sjnorre (Vlodrop), snorren (Bocholt), stekken: stekke (Maaseik, ... ), straffen: straffe (Sint-Truiden), straffə (Bilzen), straffen?: sjtraove (Klimmen, ... ), straove (Ittervoort), straovən (Diepenbeek), te pakken krijgen: te pakken krijgen (Achel), tussenkrijgen: tusschen krijgen (Peer), tussennemen: tusschen nemen (Kortessem), verbaal geven: e verbaal geave (Simpelveld), verbaal maken: verbaalmaake (Venray), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  ə vərbāāl māākə (Nieuwenhagen), verbaliseren: verbaalizeere (Herten (bij Roermond)), verbaliszeren (Lutterade), verbalizere (Maastricht), verbàlizéére (As), vərbaalisərə (Roermond), vərbaliserən (Maastricht), vinden: vinnen (Meeuwen) beboeten [ZND 36 (1941)] || De politie heeft hem aangehouden. [ZND 33 (1940)] || iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)] || Kalangeren, kalangieren: uitspraak. [ZND 37 (1941)] III-3-1
bekisten inschalen: enšālǝ (Helden, ... ), verschalen: vǝršālǝ (Bleijerheide, ... ) De bekisting voor stortbeton plaatsen. Het afbreken van de bekisting noemde men in L 291 'uitschalen' ('ūtšālǝ'). [N 30, 51a, add.; monogr.] II-9
bekister bekister: bǝkestǝr (Bree) De arbeider die op de bouwplaats de bekistingen voor het stortbeton plaatst. Zie ook het lemma 'Bekisting'. [N 30, 3e] II-9
bekisting bekisting: bekēsteŋ (Helden, ... ), bǝkesteŋ (Achel, ... ), bǝkešteŋ (Eijsden), bǝkisteŋ (Mesch, ... ), bǝkīsteŋ (Merselo), bekistung: bǝkestuŋ (Bleijerheide), betonvorm: bǝtuŋvǫrǝm (Opglabbeek), coffrage: kofraš (Koersel), kofrāš (Sint-Truiden, ... ), kofrāšǝ (Hoeselt), kofrāž (Kaulille, ... ), komfraš (Stokrooie), komfrāš (Meeuwen), konfrāš (Diepenbeek, ... ), kowfrāš (Sint-Truiden), kufrās (Lommel, ... ), kufrāš (Beverst, ... ), kǫfražǝ (Wellen), kǫfrāš (Houthalen, ... ), kǫfrāž(ǝ) (Bevingen, ... ), kǫfǝrs (Mal), houten kist: hōtǝ kes (Heerlen), houtwerk: hǫltswērǝk (Vaals), kist: kes (Belfeld, ... ), mal: mal (Ell, ... ), model: modɛl (Sint-Truiden), moule: mø̜ ̞l (Tessenderlo), schalen: sxālǝ (Weert), verschalung: vǝršāluŋ (Bleijerheide), vorm: vørǝm (Meijel), vǫrǝm (Neeritter) De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.] II-9
bekistingsplank verschalungsbred: vǝršāloŋsbręt (Kelmis) Plank, gebruikt bij het bekisten of bekleden van de schacht. [monogr.] II-4
bekken schaar: 1. Schaar; 2. Libel.  sjier (Gronsveld) 3. Bekkenbouw bij duiven. III-3-2
bekkenholte bassin (fr.): besseng (Eksel), bekken: (bekke?) (Sittard), bekke (Boekend, ... ), bèkken (Hoensbroek), dal: dəl (Gingelom), dop: dop (Neeritter, ... ), heupkom: F  heupkómp (Roermond), hol: hol (Achel), kom: komp (Blerick), kōōmp (Schimmert), kòmp (Tegelen), kooi: kauw (Schimmert), koj (Lommel), kooij (Echt/Gebroek), kōēi (Tungelroy), kōēj (Nederweert), kwai (Kerensheide), kôêi (Broekhuizen), kop: RK: ???  kop (Koersel), kuil: de koel (Maasniel), koel (Mechelen, ... ), lies: lees (Baarlo), lies (Ulestraten), miltskuil: miltsjkoel (Leveroy), onderlijf: o.ndərlî.f (Moresnet), onderlief (Kelmis), ongerlief (Nieuwenhagen), ongerlīēf (Klimmen), oŋərlīf (Meeswijk), schoot: de ṣōt (Tongeren), schoewet (Kwaadmechelen), schoët (Schaesberg), sjoat (Guttecoven), sxuət (Neerpelt), op de suet zette.  ṣūət ? (Kinrooi), schootje: sjoeëtsje (Ulestraten), slip: slup (Oirlo), tussen de heupen: tøsə də høpə (Kanne) deel van het lichaam waar de bovenbenen tezamen komen [mik, fliermik] [N 10 (1961)] || heup [N 10b (1961)] || heup: komvormige ruimte tussen de heupbeenderen [N 10 (1961)] III-1-1
bekkens bekkens: b2kəs (Heerlen), bekke (Kapel-in-t-Zand, ... ), bekkens (Born, ... ), bekkes (Ell, ... ), bekəns (Gennep), beͅkəs (Geleen, ... ), cimbalen: cimboalen (Achel), cymbalen (Schimmert), s`mbaale (Kaulille), sembālə (As), simbale (Kinrooi, ... ), simballë (Hoeselt), simbāl (Heerlen), Fr. cymbale.  sêbàl (Tongeren), cimzen: ziemze (Waubach), dekkelen (<du.): dekkele (Kerkrade), dekken: dekke (Tungelroy), dèkke (Bocholt, ... ), deksels: de deksele (s-Gravenvoeren), deiksels (Posterholt), deksele (Mheer, ... ), dekselen (Heerlerbaan/Kaumer), deksels (Blerick, ... ), deksələ (Epen), deͅksels (Ittervoort), deͅksəls (Diepenbeek, ... ), deͅksələ (Eys, ... ), diksels (Vlodrop), dèksele (Eigenbilzen, ... ), dèksels (Alken, ... ), dë dèksëls (Tongeren), dɛ̄ksəls (Maastricht), koepere deksels (Genk), [Alg. opmerking: de invuller is een nieuwe medewerker en heeft enkel vernederlandste woorden genoteerd die reeds tussen haakjes in de vraagstelling gesuggereerd werden]  deksels (Heers), Antwoord onderlijnd bij de suggesties.  deksels (Diepenbeek), klaters: klaters (Venlo), platen: plaatte (Vlodrop), schellen: de schééle (Zolder), schelle (Eys, ... ), schellen (Stein), sjelle (Brunssum, ... ), sjeͅlə (Melick, ... ), sxeͅlə (Montfort, ... ), schels: (de) schels (Lommel), sche.ls (Eksel), scheels (Eksel, ... ), schotelen: sjottele (Noorbeek), slagwerk: slagwerk (Meijel) Bekken (muziekinstrument). || Bekkens van een trom. || het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen] [N 112 (2006)] || Het muziekinstrument dat bestaat uit twee koperen schijven met leren handvaten, die tegen elkaar geslagen worden [bekkens, schellen]. [N 90 (1982)] III-3-2