e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bewerken met het snijmes de buitenkant afsnijden: dǝ būtǝkānt˱ āfsnęjǝ (Maastricht), de buitenkant afwerken: de buitenkant afwerken (Panningen), de buitenkant bewerken: dǝ būtǝkānt˱ bǝwęrkǝ (Maastricht), de buitenkant rondmaken: dǝ būtǝkaŋk roŋkmākǝ (Tegelen), de buitenkant schillen: dǝ būtǝkantj šęlǝ (Heel), de duigen ronden: dǝ dē̜gǝ rǫnǝ (Hasselt), gelijkkappen: gǝlīkkapǝ (Eisden, ... ), rechttrekken: rɛxtrękǝ (Tegelen) De duig aan de buitenzijde met behulp van het snijmes in de lengterichting licht bol snijden. Het snijmes wordt ook gebruikt om de zijkanten van de duig te bewerken. Het middengedeelte van een duig wordt breder gelaten dan de beide uiteinden. [N E, 17a] II-12
bewerken van de duig voor het drogen afreien: afręjǝ (Roermond), āfrijǝ (Ell), āfrē̜n (Hasselt), africhten: āfrextǝ (Schimmert), afwerken: ǭfwɛrǝkǝ (Maastricht), bekappen: bǝkapǝ (Panningen, ... ), besnijden: besnijden (Borgloon), bijsteken: bējstē̜kǝ (Blerick, ... ), brute bewerking: brytǝ bǝwęrkeŋ (Hasselt), rechtkappen: rɛxkapǝ (Tegelen), rouw bewerken: ruw bǝwerkǝ (Ell), ruw bekappen: ruw bekappen (Kortessem), schillen: šelǝ, šęlǝ (Roermond) De duig na het klieven een eerste, ruwe bewerking geven met behulp van de kuipersbijl en het kapmes. Het hout is dan nog zacht en daardoor makkelijker te bewerken dan gedroogd hout. [N E, 12; N E, 13a] II-12
bewerken van het deeg op de werktafel afduwen: ovdǭwǝ (Beverst), afhouwen: āfhǭwǝ (Noorbeek), bewerken: bǝwerkǝn (Neeritter), bijeenslaan: bejēšloa (Waubach), de gang uithouwen: dǝ garyk ūthǭwǝ (Bocholt), de rijs doorslaan: dǝ rē.s dō.ršlǭ.n (Panningen), deeg met stukken doorslaan en het een op het ander duwen: dęjx mɛt støkǝ dǭrslǭn ɛn ǝt ęjn op ǝt aŋǝr dyjǝ (Heythuysen), doorhouwen: dōrhǫwǝ (Cadier), dūrhǭwǝ (Bocholt), dǭrhǫwǝ (Geleen), doorkneden: durkni-jǝ (Maaseik), dǭrknęjǝ (Heythuysen), doorslaan: doorslaan (Heugem, ... ), durslun (Maaseik), duǝršluǝn (Gronsveld), dørexšlǭǝ (Eys), dørslõn (Lommel), dørsløn (Mal), dørxšloa (Bleijerheide, ... ), dø̜rslǭ (Meijel), dø̜rslǭn (Ottersum), dō.ršlǭ.n (Panningen), dōrslōn (Maastricht, ... ), dōrslǭn (Arcen, ... ), dōršlōn (Ulestraten), dōršlǭn (Helden, ... ), dōršlǭǝn (Beek), dūrslǭn (Brunssum), dūršlun (Oost-Maarland), dūršlǫw (Rumpen), dǫr slōwn (Melveren), doorwerken: dørxwerkǝn (Kerkrade), droogkloppen: drwux klopǝ (Ulestraten), drwø̜x klopǝ (Rothem), drygklǫpǝ (Bocholt), dryx klopǝ (Kerkrade), dryǝx klopǝ (Neerpelt), drȳ.x klǫpǝ (Waubach), drȳxklopǝ (Wittem), dręjx klopǝ (Beverst), droogkneden: drȳǝxknē̜ǝ (Eys), drø̄xknęjǝ (Geleen), droogslaan en afknijpen: drø̄xslǭn ɛn afknipǝ (Ottersum), droogslaap: drȳx šloa (Voerendaal), drø̄x slǭn (Swalmen), droogwerken: droogwerken (Kwaadmechelen), dryǝxwerkǝ (Bleijerheide), dryǝxwęrkǝ (Tegelen), drȳxwekǝ (Rumpen), drȳxwerkǝ (Kerkrade), drȳxwęrkǝ (Cadier, ... ), drȳǝx węrkǝ (Helden), drȳǝxwē̜rǝkǝ (Meijel), drø̄x wɛrǝkǝ (Melveren), drukken: drø̜kǝ (Ulestraten), gaan: gǭn (Helden), gǭǝ (Noorbeek), ineenhouwen: ineenhouwen (Nuth), inhouwen: enhǭn (Bevingen), enhǭwǝ (Heerlen), inkloppen: ęnklǫpǝ (Rekem), inslaan: e-šloa (Kerkrade), enšloa (Voerendaal), enšlǭn (Susteren), ęnslǭn (Rekem), kloppen: kloppen (Kaalheide, ... ), kneden: (het deeg wordt) gǝknē̜t (Posterholt), knē̜ǝ (Panningen), knē̜ǝę (Oirsbeek), laten gaan: lǭtǝ gǭn (Geleen), laten rusten: lǭtǝ ręstǝ (Hasselt), mengen: meŋǝ (Brunssum), neerduwen: nērdyjǝ (Geleen), neerhouwen: nīárhōwǝ (Munsterbilzen), neerslaan: nø̄ršlǫw (Rumpen), nērslōn (Maastricht), nēršlōn (Ulestraten), nēršlǭn (Susteren), nog eventjes laten rijzen: nax ęfkǝs lǭtǝ rīzǝ (Helden), opkneden: opknējǝn (Houthalen), opzetten: opzɛtǝ (Brunssum), platduwen: platduwen (Mal), plàtdǭwǝn (Munsterbilzen), plathouwen: plathawǝ (Wittem), plathowǝ (Eijsden), plathōwǝ (Zepperen), plathǫwǝ (Cadier, ... ), platkloppen: plat klǫpǝ (Helden), platklopǝ (Amstenrade, ... ), platslaan: platslaan (Meijel), platslǭn (Neerpelt), platšloa (Voerendaal), platslagen: platslāgǝ F17356 (Venlo), pletten: plɛtǝ (Waubach), rijzen: ręjzǝn (Maastricht), rijzen en doorslaan: rīzǝ ɛn dōrslǭn (Blerick), rolllen: rǫlǝ (Tungelroy), slaan: slǭn (Neeritter), slaan over de pols: slǭn ōvǝr dǝ pǫls (Ottersum), toehouwen: tǫwhǫwǝ (Maastricht), toeren: tūrǝ (Ulestraten), toeslaan: tušlōn (Rothem), voorbewerking: vȳrbǝwęrkeŋ (Voerendaal), voorrijzen: vø̜rrīzǝ (Panningen), voorslag: vørslāx (Kwaadmechelen), zakken: zakǝ (Hasselt) De vraagstelling van N 29, 30b was: Welke bewerking ondergaat het deeg hier (op de werktafel): 1. platkloppen. 2. droogwerken. 3. doorslaan, 4. nog andere bewerkingen? Deze vraagstelling heeft de informanten toch wel problemen bezorgd bij de invulling. Woordtypen uit groep 4 en uit groep 1, 2 en 3 die per se iets anders aanduiden dan "platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan", zijn naar de desbetreffende lemmata overgebracht. In dit lemma zijn vooral de synoniemen van ..platkloppen", "droogwerken" en "doorslaan" verwerkt. De voorrijs wordt beëindigd door de doorslag. Wanneer het deeg in de trog ligt, wordt het met de hand in stukken verdeeld, die gevouwen en gekneed worden, zodat het grootste gedeelte van het gevormde koolzuurgas en de gevormde alcohol eruit verwijderd worden (Schoep blz. 97). Door de doorslag wordt echter ook de kleefstof weer in aanraking ge-bracht met nieuw, ongebonden water, waardoor de nazwelling van de kleefstof bevorderd wordt. Hierdoor wordt het deeg droger (Schoep blz. 98). [N 29, 30b; N 29, 34; monogr.] II-1
bewieroken berookt worden: berök weure (Maastricht), bewieroken: be-wierooke (Epen), bewierauke (Boorsem, ... ), bewiereke (Baarlo, ... ), bewieroeeken (Eksel), bewieroeken (Sint-Huibrechts-Lille), bewieroke (Bree, ... ), bewieroken (Eys, ... ), bewierooche (Kerkrade), bewierooke (Heel, ... ), bewierouke (Echt/Gebroek, ... ), bewierouken (Uikhoven), bewierroke (Vijlen), bewierruike (Ospel), bewieruike (Maastricht), wieroken: wiejroke (Ubachsberg), wieouke (Nieuwstadt), wieraoke (Gulpen, ... ), wierauke (Boorsem), wiereke (Baarlo, ... ), wiereken (Baarlo, ... ), wierike (Swalmen), wierikse (Venlo), wierke (Meijel), wieroake (Eigenbilzen, ... ), wieroeke (Heers, ... ), wieroeken (Eksel), wieroeweke (Tessenderlo), wieroke (Bocholt, ... ), wieroken (Diepenbeek, ... ), wierooke (Doenrade, ... ), wierookə (Maastricht), wierouke (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), wierouken (Neerbeek, ... ), wieroweken (Achel), wieròke (Eigenbilzen), wieróeke (Sint-Truiden), wierôke (Hoeselt), wirōēkə (Loksbergen), wirreke (Sevenum, ... ), wirroeeken (Jeuk), wirròuke (Tongeren), wiruəke (Meijel), wièrooke (Schimmert), wīērōōke (Nieuwenhagen), wīrōkə (Montzen) Wieroken, bewieroken [wiereke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bewolking betrokken lucht: betrokke locht  bətroͅkə loͅxt (Gelieren/Bret), betrokken weer: betrokken wear (Sittard), bewolking: bewolking (Blerick, ... ), bewolleking (Egchel), bewoolking (Oost-Maarland), bewouking (Obbicht), bewòlle king (Wijk), bewólking (Echt/Gebroek), bewölking (Nieuwenhagen), bəwoͅlkeŋ (Beringen), de bewauking (Grevenbicht/Papenhoven), de bewoleking (Valkenburg), de bewolking (Beegden, ... ), de bewouking (Oirsbeek), də bəvoͅlkeŋ (Maastricht), bewolking  bewoͅlkəŋ (Hoeselt), bəwoͅlkeŋ (Neerharen, ... ), de bewolking (man.)  də bəwoͅlkeŋ (Borgloon), het wolkendek.  de bewouking (Buchten), bewolkt: bewolk (Herkenbosch), bəwoͅlkt (Wellen), teͅsbəwoͅləkt (Paal), bewolkte hemel: bewolkdjen hemel (Ell), bewolkte lucht: bewolkdje lōwgt (Ospel), bewoullekde loch (Gronsveld), de lucht is bewolkt: de locht is bewolikjt (Nunhem), de locht is bewolkt (Maasniel), de lucht is overlopen: de loecht is overlo(e)pen  də loxt es oͅvər⁄lupən (Neerpelt), dek: ⁄t dék (Born), dikke lucht: ⁄n dikke lócht (Milsbeek, ... ), erg bewolkt: erg bewolk (Sittard), fel bewolkt: fel bəwolək (Riksingen), gewolkt: gewolktj (Tungelroy), grauw: groaw (Meijel), hemel: de hemel (Reuver), de hieëmel (Nuth/Aalbeek), den hemel (Thorn), der hīēëmel (Hoensbroek), heemel (Kinrooi), hemel  himəl (Val-Meer), hiemel  himəl (Smeermaas), het is overtrokken: jevərtroͅkkə (Rosmeer), ədezyvərtroͅkə (Maaseik), lucht: de loch (Klimmen, ... ), de locht (Grathem, ... ), de log (Vrusschemig), de loog (Sevenum), de lŏch (Hoensbroek), de lŭch (Susteren), de lòch (Montfort), de lòcht (Meijel, ... ), de lóch (Blerick, ... ), de lóg (Maasniel), de lôch (Blerick), də loux (Hoepertingen), də loͅx (Hasselt, ... ), də loͅxt (Bree, ... ), loch (Schaesberg, ... ), locht (Bree, ... ), lōē.t (Mechelen), lŏcht (Meijel), loͅxt (Linkhout, ... ), (m.)  də loͅuj (Wintershoven), (v.)  də loͅx (Hasselt, ... ), luxt (Zelem), de loch  də loͅx (Stokkem), de lucht  də laux (Vliermaal), loch  loͅx (Smeermaas), loch (mann. geen mv.)  loͅx (Mechelen-aan-de-Maas), locht  lŏxt (Peer), loͅxt (Lummen), Nb. de o is lang.  de loch (Vlodrop), Nb. lË?\\t= lood!  de lū.ət (Sint-Martens-Voeren), Nb. oo-kort uitgesproken, maar geen o van bv. lot!  de loocht (Maasbracht), lucht zit vol wolken: de lug ziet vol wolken (Holtum), overlopen lucht: overlaupe lowgt (Ospel), wolk: ein wauk (Schimmert), wolken: de wauke (Klimmen, ... ), de wauwke (Houthem), de waŭke (Schimmert), de woke (Mechelen), de wolke (Bleijerheide, ... ), de wolleke (Maastricht, ... ), de wooke (Mheer), de woolke (Eijsden), de wouke (Guttecoven, ... ), de wōōke (Hoensbroek), de wōūke (Puth), de wòlke (Waubach), de wólke (Roermond), de wôlleke (Eygelshoven), dōͅ zeͅn woͅləkə (Borgloon), də waukə (Boorsem), də wolkə (Mal), də woləkə (Spalbeek), də woləkən (Hamont), də woͅkə (Teuven), də woͅləkə (Kaulille, ... ), də woͅukə (Waterloos), wauke (Urmond), wolke (Tungelroy), wolken (Heerlen), wolleke (Heugem, ... ), wo͂ͅlkə (Kermt), woͅlkə (Maaseik), woͅləkə (Linkhout), woͅukə (Bocholt), woͅwkə (Rotem), wólke (Horn, ... ), (= wolken).  de wooke (Jabeek), (met Engelse kl en stemband oeclussief i.p.v. k)  də woͅlə’ə (Kwaadmechelen), (mv.)  də woͅləkə (Hasselt), (v.)  də woͅləkə (Hasselt), de woleken  wo͂ͅləkən (Diepenbeek), de wolke  də woͅlkə (Hoeselt), de wolken  də woͅlkə (Peer), də woͅləkə (Niel-bij-St.-Truiden), də wøͅyka (Opglabbeek), wol(ə)kə (Romershoven), de wolken.  də woͅlkə (Maaseik), də wəlkən (Achel), dəwoͅlkə (Leopoldsburg), wolkə (Kinrooi), de wouke  woͅukə (Lanklaar), de wouke.  də woͅu(ə)kə (Bocholt), hiervan spreekt men ook wel  wooke (Heerlen), Nb. Doffe "o".  de wolken (Sevenum), Nb. enkelvoud!  wouk (Buchten), Nb. meervoud!  wouke (Buchten), wolken  woͅ(ə)ləkə (Lummen), woͅləkə (Donk (bij Herk-de-Stad)), wolken (vr.)  woͅləkə (Borlo), wolken.  woͅlkə (Beringen), wolleke  woͅləkə (Diepenbeek), wolkendek: wolke daek (Melick), wolkedek (Baarlo), wolkedoek (Welten), wolkendek (Roosteren), wólkedèk (Echt/Gebroek), wolkenhemel: de wolke hēmel (Bergen), woukenhemel (Ulestraten), Nb. o = korte o-klank  wōlkehieëmel (Heerlen), wolkenlucht: wōlkelōch (Heerlen), wolkenlucht  woͅləkə loͅxt (Velm), zwerk: zwerk (met onweer) (Obbicht) bewolking, zwerk, wolkendek [schoft] [N 22 (1963)] III-4-4
bewolkte lucht andere lucht: ənde-ə løxt (Oostham), ps. omgespeld volgens Frings.  əndeͅ⁄ə løxt (Oostham), belopen lucht: beluipe loͅxt (Opglabbeek), betrokken fort: betrokken fort (Lommel), betrokken hemel: betrokke hiēmĕl (Vroenhoven, ... ), betrokken hiemel (Heers), betrokken hieməl (Heers), de hemel is betrokken (Heijen), de hieməl es betroekkə, gə ziet gēn sterre (Sint-Lambrechts-Herk), dən himəl Is bətro̞kən, zjə zi:t xɛ̝in stɛ.rən (Diepenbeek), dɛn he:məl iz bətrokə (Opoeteren), betrokken lucht: betro-en lucht (Lommel), betrokke (Hasselt, ... ), betrokke locht (Kaulille), betrokke loxt (Kaulille), betrokke loͅxt (Opglabbeek), betrokken (Achel, ... ), betrokken locht (Achel, ... ), betrokken lucht (Lommel), betrō-ke looch (Sint-Lambrechts-Herk), betróͅ-ke looch (Sint-Lambrechts-Herk), bətrokke loͅg (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), bətrokkə loxt (Kaulille), bətrəkə (Rekem), de loch es betrokken (Vroenhoven), de loch is betrock, doe zuus gein schter (Guttecoven), de loch is betrokke (Margraten), de loch is betrokke, mer zuut gene sjtaare (Gronsveld), de loch is betrokken (Velden), de loch, de hemel is betrokken, doe zuus gein sjterre (Roermond), de loch, de hiemel is betrokke, de suust gein sterre (Vaesrade), de locht es betrokke (Ospel), de locht, den hemel is betrokke, doe zuus gein starre (Geleen), de loght, den hemel is betrokken, men zuukt gein sterre (Linne), de logt is bətrokkə, doe zuus gein sterrə (Thorn), de looch is betrokken, ge ziet gen ster (Tienray), de loocht ès betroocht (Helden/Everlo), de loog is betrokken, ge zit gen sterre (Melderslo), de loog is betroogt, me zuut gen sterren (Helden/Everlo), de loojt is betrokke, me zīēt ging sjtarre (Mheer), de lōch es betroekkə, gə ziet gēn sterre (Sint-Lambrechts-Herk), de lŏcht ĭs bətrŏchtj (bəwŏlktj) de lŏcht ĭs dĭk (Pey), de lucht den hemel is betrokken (Blerick), de lôch is betrokke, ut is betrôkke de zuus geen sterre (Venlo), dĕ loch, den hemel is bĕtrokkĕ, dĕ zuus gein schtarre (Meerssen), dɛ lucht is bɛtrokken, gəzit gensteͅrə (Overpelt), een betro-en lucht (Lommel), loch es betrokken (Vroenhoven), locht es betrokke (Hasselt), ’t is betrokken lucht, geen ster te zien (Bergen), als de hemel heel grijs-dicht is  de lucht is betrokken (Kinrooi), de wolken zijn in aankomst  de lucht is betrokken (Boorsem), haakje onder de i van iz  də loxt iz bətroͅkə, gəzitgensteͅrə (Overpelt), betrokken weer: betrokke weer (Tessenderlo, ... ), betrokke wèr (Kaulille), bewolkte hemel: bewolken hiemel (Hasselt, ... ), bewolkte hiemel (Sint-Truiden, ... ), de hemel is bewoukt, duy zies gein starren (Neeroeteren), de hīmel es bewôlk, də zīēs gēͅn stāre (Zichen-Zussen-Bolder), den hemel is bewauwkt, doe zuus gein sjtarre (Geleen), den hiemel is bewolk, de zies Yain stɛ:r (Eigenbilzen), deͅn hēməl ez bəwoͅləkt, džə zit Yin īn steͅr (Nieuwerkerken), dor həməl is bəweulkt, mə ziet jäng steerə (Vaals), də hi.məl eͅs bəwoͅlkt, Ye zīt Yin stēͅrən (Houthalen), də hīēməl is bəwōkt, mə zuut gēēn štarə (Voerendaal), də hīməl eͅs bəwoͅlk, də zy(3)̄s Yēͅn steͅrə (Riemst), də īməl eͅs bəwoͅlkt, žə zit Yīn steͅrə (Hasselt), dən eməl es bəwoͅlkt, Yə zi Yən steͅrə (Lommel), dən hīməl eͅs bəwoͅlkt, Yə zīt Yīn stēͅrə (Houthalen), dən ⁄hɛməl is bɛwoəlkt, ge zit gen steͅrə (Hamont), dənēməl ez bəwoͅləkt, de ziəs xeͅin staerə (Opitter), dənīməl es bəwoͅlkt, d⁄ə zīt xīən steͅrə (Sint-Truiden), d’n hiemel is bewollek (Maastricht), boven a van stare een bolletje  dən īməl eͅs bewouk, də zy(3)̄s Yeͅin starə (Meeswijk), bewolkte lucht: bewolk (Rekem, ... ), bewolkt (Stokrooie, ... ), bewolkte (Hasselt, ... ), bewolkte loch (Lanaken), bewolkte locht (Bocholt, ... ), bewolkte loecht (Kwaadmechelen, ... ), bewolkte loôech (Sint-Truiden, ... ), bewolkte lucht (Beringen, ... ), bewoo:kt (Mheer), bewoo;ht (Mheer), bewoukte loch (Opgrimbie, ... ), bewoukte locht (Reppel, ... ), bewoukte log (Mechelen-aan-de-Maas), bewulkd⁄ (Bleijerheide, ... ), bewólkd⁄ (Bleijerheide, ... ), bewölkt (Lontzen, ... ), bəwolktə loext (Meldert, ... ), bəwoəlktə loux (Engelmanshoven), de lacht is bewolkt (Venray), de locg is bewoakt, me zuut gein starre (Puth), de loch ies bewolk, doe zuus gein sjtarre (Valkenburg), de loch is bewolk, de zies Yain stɛ:r (Eigenbilzen), de loch is bewolktj, du zuus gein sterre (Echt/Gebroek), de loch, de hemel is bewolk, de zuus gein starre (Meerssen), de loch, de hemel is bewolkjt, doow zuus gèn sjterre (Herten (bij Roermond)), de loch, de hemel is bewòòk, doe zens gèèn starre (Nuth/Aalbeek), de loch, den hemel is bewolk, de zus gein sjterre (Beek), de loch, den hemel is bewolkt de zuust den sterre (Blerick), de loch, den hieemel is bewouk, doe züs gein sjtarre (Klimmen), de loch, d’n hemel is bewolk (Maastricht), de loch, d’n hiemel is bewolk, de zuus gein stare (Maastricht), de loch, d’n hiemel is bewollek, de zuus gein stare (Maastricht, ... ), de locht is bewolktj (gae sietj gein steek) (Hushoven), De locht is bewolktj, ge zeetj gein steik (Keent), de locht is bewoukt, du zies gein starren (Neeroeteren), de loeët is bewölkt, me ziet jinne sjtear (Kerkrade), de logs is bewolkt, ge zit gen sterre (Horst), de looch is bewolkt dow zenes geen sterre (Hegelsom), de looch, de hemel is bewōlkt, ge zit gen sterre (Lottum), de lōēst is bewolləkt, dōē ziesr ging sjtērə (Eys), de lŏch is bewolkjt, doe zuus gein sterre (Maasbracht), de lŏch, de hemel is bewolk, du zuus gein sjterre (Born), de lŏcht ĭs bəwŏlktj (bətrŏchtj, de lŏcht ĭs dĭk) (Pey), de lŏŏcht, de hemel is bewollekjt, doe zuus gein sjterre (Baexem), de luch, de hemel is bewolk, doe zuus gein sjterre (Roermond), de lucht den himmel is bewolkt ge ziet gèn sterren (Meijel), de lucht is bewolkt (Lommel), de lucht is bewolkt, betrokken (Maaseik), de lucht, de hemel is bewolkt, men zuut gein sterre (Kessel), de luekt is bewolkt, ge kunt gen sterre zien (Wellerlooi), de lòch is bewolk, me zuut gen sterre (Beesel), de lôg, de hemel is bewoukt, de zuus gein sterre (Nieuwstadt), de lôôcht, de hemel is bewolkt, ge zit de sterre (Horst), də lo:xt is bəwoəlkt, gə zit gen steͅrə (Hamont), də loch es bəwouk (Vucht), də loch, dən (h)eeməl is bewolk, də zuus gein sjtar (Berg-en-Terblijt), də locht dən heməl is bəwoltj zee jə də sterrə (Leuken), də locht is bəwolktj du zuust gein sjterrə (Heythuysen), də loxt eͅs bəwoͅlkt, žə zit Yīn steͅrə (Hasselt), də loY eͅs bəwolək, šə zit Yein stārə (Tongeren), də loy Is bəwawkt, də zy yɛin starə (Stokkem), də lōͅxt ēͅs bəwōͅ.ləkt, də zī.s Yēn steͅrə (Genk), də lo̝uxt Is bəwo̝ləkt, zjə zi:t xɛin stɛ.rən (Diepenbeek), də loͅx eͅs bəwoͅlk, də zy(3)̄s Yēͅn steͅrə (Riemst), də loͅxt es bəwoͅlkt, d⁄ə zīt xīən steͅrə (Sint-Truiden), də loͅxt es bəwoͅlkt, Yə zi Yən steͅrə (Lommel), də loͅxt ez bəwoͅləkt, džə zit Yin īn steͅR (Nieuwerkerken), də loͅxt ez bəwoͅləkt, də ziəs xeͅin staerə (Opitter), də loͅxt ez bəwoͅləkt, də ziəs xɛin steͅrə (Opitter), də loͅxt eͅs bəwoͅlkt, Yə zīt Yin stēͅrən (Houthalen), də loͅxt eͅs bəwoͅlkt, Yə zīt Yīn stēͅrə (Houthalen), də löxt es bewoͅlkt, Yə zit Yen steͅrən (Overpelt), loch es bəwouk (Vucht), ne bewolkte locht (Gorsem), ən bəwojlktə loux (Engelmanshoven), ’t is bewolk. De kans gèn ster zeen (Baarlo), ’t is bewoolkt, du zies geng schteare (Mechelen), #NAME?  de lucht is bewolkt (Boorsem), = de lucht is bewolkt, maar niet zwaar  de lucht is bewolkt (Hees), als er wolken zijn  de lucht is bewolkt (Kinrooi, ... ), boven a in stare een bolletje  də loͅx eͅs bewouk, də zy(3)̄s Yeͅin starə (Meeswijk), bijgetrokken lucht: baaigetrokke loch (Jeuk), blote hemel: een blōte hemel, geen sterren, duistere hemel vol wolken (Tegelen), de lucht is bouw: loch es heel bouw (Eigenbilzen), de lucht is toe: de log es tau (Mopertingen), de log is tow, də zuus gein schterrə (Amby), de lucht is toe (Diepenbeek), de lòch is tow, me ziet ging sjterre (Waubach), də lox ɛs tow, də zi:s gɛīn sterə (Zutendaal), də loͅ.x e.s tau (Tongeren), də loͅ.Y əs tau (Tongeren), də loͅxt eͅs toͅu, də zī.s Yēn steͅrə (Genk), log es tau (Mopertingen), lucht is toe (Diepenbeek), toe (Stokrooie, ... ), touw (Eigenbilzen), tow (Riemst), = halfgrijs, als regen of sneeuw op komst is  de lucht is toe (Hees), bolletje op de a van star  də loͅx es toͅw, də zy(3)̄s Yeͅineͅin star (Meeswijk), op de gestreepte o een bolletje, eronder een haakje  də loͅx ōͅs tø, džə zīt də stārə ne (Hasselt), op de os van loich en van noY.. staat een bolletje  də loͅix es tōͅ, žēͅ zīt noͅYēͅn stēͅrən (Diepenbeek), de lucht zit dicht: də ’lüxt se(t) dext, xə ’zit x;̞n ’stɛrə (Gennep), de lucht zit toe: de loch zit tow (Maastricht), de locht zitj toe, dich zūūst gein sterre (Stramproy), de loog zit toe en doe zuns gen sterren (Arcen), de lòg zit hoe, doe zies gein sjtarre (Schimmert), o is een korte o  de loch zit toe, doe zuus klam sjterre (Beesel), dikke lucht: (de) locht ès dik (Niel-bij-As), de locg is dik (Schinnen), de loch is dik, doe zuus gén sjtarre (Ulestraten), de locht ès dik (Niel-bij-As), de lŏcht ĭs dĭk (bəwŏlktj, bətrŏchtj) (Pey), dekkə loͅch (Vroenhoven), dikke (of overlupe) locht (Beringen), dikke locht (Beringen, ... ), də loͅxt eͅs deͅk, Yə zēt Yēͅin steͅr (Meeuwen), ei dikke locht (Helchteren), en dikke louet (Moresnet), es dik (Mechelen-aan-de-Maas), loch es dik (Mechelen-aan-de-Maas), ps. omgespeld volgens Frings.  deͅkkə loͅch (Vroenhoven), donkere hemel: doenkeren hemel (Dilsen), n⁄n doenkeren hemel (Dilsen), tes ənə dūŋkələ hīəməl, džjə zīt xen stÚɛ̄rə (Hoepertingen), donkere lucht: de loch is dőnkel, de zews geen stérre (Ophoven), doenkele log (Bilzen, ... ), doenker loch (Maaseik), doenker logt (Opglabbeek), doenker looh (Maaseik), donkel (Rijkhoven), donkel log (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), donker logt (Lommel), doonkele loch (Lanaken, ... ), doŋkəl lōͅxt (Zonhoven, ... ), də loͅxt eͅs do.ŋkəl, də zī.s Yēn steͅrə (Genk), ein doenker logt (Opglabbeek), en donker logt (Lommel), tes ən dūŋkəl loux, džjə zīt xen stɛ̄rə (Hoepertingen), ’t is n doongker looch (Hout-Blerick), bolletje staat boven de e  het es e‧n dùnkel locht (Mechelen-aan-de-Maas), op elke a een bolletje  ət eͅs zu doͅŋkəl as nə balk (Halen), duistere lucht: de locht den hemel is duster (Roggel), de looch is duuster, dou zuus gin sterre (Sevenum), de lôch, den hemel is duuster me zuut gen sterre (Blerick), duuster loog (Sevenum), het is duister (Heythuysen), wat kiek ut duuster, de zuus gen sterre (Venlo), ’n duuster looch (Beringe), ’t is un duuster loch, de zuus gein sterre (Borgharen), er zijn wolken: doͅ zin woͅləkənendəløxt, Yə zit Yeͅn stēͅrə (Neerpelt), gans betrokken lucht: de lôch is gans betrokken (Maasbree), geladen lucht: de loch es gelaojen (Mal), loch es gelaojen (Mal), gesloten lucht: gesloten locht (Achel), ^-teken lijkt bij de informant op zwevend s-tekentje (Willems Stammen)  gêloten locht (Achel), gewolkte lucht: gewolkde locht (Peer), gewolkte locht (Peer), grauwe lucht: grāəw lyəxt (Leopoldsburg), ən grāəw luəxt (Leopoldsburg), grijze lucht: ein gries locht (Kinrooi), gries locht (Kinrooi), grijze locht (Gingelom, ... ), heel betrokken lucht: de lucht is heel betrokken (Gennep), loch es heel betrokken (Eigenbilzen), log ɛs (h)iəl bətrəkə (Rekem), heel overlopen lucht: (de) looch is heel euverloope (Zepperen), de loch es heel euverloopen (Riksingen), heel euverloope (Zepperen), loch es heel euverloopen (Riksingen), heel overtrokken lucht: heēl ievertrokke (Gruitrode), heèl ievertrokke (Gruitrode), heel toe lucht: loch is heel tow (Riemst), heel zwarte lucht: (de) louch is heel ẓwat (Zepperen), de loech is heel zwat (Zepperen), het is pikdonker: ət eͅs pikdoͅŋkəl (Halen), het is zakkenduister: ’t is zakkendüster, ge ziet gen ster ien de lócht (Leunen), het kijkt donker: als de lucht één wolk is  het kykt donker (Kinrooi), als het heel donker is  het kijkt donker (Kinrooi), lucht met wolken: log met wolken (Maaseik), log ɛs (h)iəl mɛt wowkə bəkɛk (Rekem), ⁄n log mit wolken (Maaseik), niet klare lucht: de loogt is neet klaor me zuut gein sterre (Maasbree), oude lucht: aow loch (Val-Meer), overdekte lucht: (de) locht is ieverdəkt (Neeroeteren), de locht is ieverdəkt (Neeroeteren), euverdekte louch (Wellen, ... ), ieverdekde locht (Bree), overdekte locht (Heppen, ... ), overdekte lucht (Tessenderlo), de informant (Eerdekens Kessels) schreef eerst (of later) oeverdekde  ieverdekde locht (Bree), overlopen lucht: (de) locht is overloəpen (Tessenderlo), (de) lucht is overloəpen (Tessenderlo), (dikke of) overlupe locht (Beringen), de loch es euverlaopen (Mechelen-aan-de-Maas), de loch is euverlaope (Neer), de loch is euverlaupe, doe zuus gein sjter in de loch (Herten (bij Roermond)), de locht is euver loupe, men zuut gein sterre (Heel), de locht, de hemel is euverloupe de zuust gein sterre (Tungelroy), de lucht is overloeəpen (Tessenderlo), də loxt is i:vərlaupə, Yə ze:t gɛin stɛrə (Grote-Brogel), də loxt iz ővərlupə, Yə zi:t gi:n stɛərə (Helchteren), də loͅxt eͅs øvərlūpə, dieͅ zīət xen stārə (Zonhoven), en louech dè euverloupen is (Wellen), euverloope (Voort, ... ), euvərloupə (Ophoven, ... ), ieverloupen locht (Neeroeteren, ... ), ieverluipe locht (Opoeteren, ... ), ieëverloupe locht (Opitter, ... ), iĕverluipe loͅxt (Opglabbeek), iĕverluipen (Opglabbeek), īverluipə loͅxt (Opglabbeek), loch es euverlaopen (Mechelen-aan-de-Maas), louech dè euverloupen is (Wellen), oeverloupe locht (Weert, ... ), overloapen lucht (Kwaadmechelen), overloopen lucht (Kwaadmechelen), overlupe locht (Beringen), ovərlū’pə lōͅxt (Hamont), teͅs øvərlupə (Zolder), äöverloupe (Stevensweert), ø(^)vərlou(^)pə loux (Gutshoven), øvərloupə loux (Gutshoven), ø̄vərloúpə (Borgloon), ə:vərloupə (Laak), ən ovərlū‧pə lōͅxt (Hamont), =het gaat regenen, er zijn buiën in de lucht  de lucht is overlopen (Boorsem), bolletje boven o van ieverlope en boven de a van star  də loͅxt eͅs iəvərloͅy‧pə, də zi:s Yən star (Bocholt), onder de gestreepte o ook nog een haakje  də loxt es Yēl ē̝vərlø̄ypə (As), ps. deels omgespeld volgens Frings.  īəvərluipə [loͅxt (Opglabbeek), ps. omgespeld volgens Frings.  ōvərloupə (Borgloon), overtrokken hemel: (den) hiëmel es euvertroekke (Stevoort), de hemel is overtrokken (Heers), den iemel is euvertrochm de zūs gein ein sterre (Stokkem), dənīməleͅsø̄vərtroͅkə YəzītYinstēͅrə (Beringen), euvertrokken hiemel (Mielen-boven-Aalst, ... ), overtrokken hemel (Loksbergen), overtrokken lucht: (de) locht es euvertroekke (Stevoort), de loch is euvertroch, du zuus gein sjterre (Limbricht), de loch is euvertroch, du zūs gein ein sterre (Stokkem), de locht es euvertroekke (Stevoort), de locht eͅs euvertrokken (Mechelen-aan-de-Maas), de locht is euvertokke, doe zuus gein sterre (Maasbracht), de lucht is overtrokken (Bilzen), de lucht is overtrokken, ge ziet geen sterren (Achel), də loxt eͅs ø̄vərtroͅkə, YəzītYinstēͅrə (Beringen), də loͅxt es øvərtroͅkə, Yə zit Yen steͅrə (Hechtel), də loͅxt eͅs ēvərtrokə, žēə zīt Yin stēͅrə (Kuringen), een jevertrokke log (Genoelselderen), eevertroeke log (Hasselt, ... ), en evertroke loch (Kuringen), euvertroeken (Ulbeek, ... ), euvertrokke locht (Houthalen, ... ), euvertrokke loecht (Paal, ... ), euvertrokken (Diepenbeek, ... ), euvertrokken locht (Jeuk, ... ), euëvertrokke loog (Groot-Gelmen, ... ), evertroke loch (Kuringen), het is overtrokken (Gingelom), jeivertrokke loch (Rosmeer, ... ), jeiwertrokke log (Zichen-Zussen-Bolder), jeuvertrokke log (Zichen-Zussen-Bolder), jevertrokke log (Waltwilder), jəvertrokke log (Genoelselderen), overtrokke loecht (Loksbergen, ... ), overtrokken (Achel, ... ), overtrokken locht (Achel, ... ), overtrokken lōcht (Hamont), overtrokken lucht (Heppen, ... ), overtroͅkeͅ lyəxt (Leopoldsburg), overvlekte lucht (Tessenderlo), oveͅrtroͅkeͅ luəxt (Leopoldsburg), ovərtrokən logt (Zolder, ... ), ovərtroͅkən (Hamont), ovərtroͅkən lōcht (Hamont), tes ōͅvərtroͅkkən, Yə zit Yen steͅrən (Overpelt), ujvertrokke locht (Sint-Truiden, ... ), övərtroͅkə loͅwx (Kortessem), øvertrokken (Linkhout), øvərtrokkə lox (Lanaken, ... ), øvərtroͅkə lōͅxt (Zonhoven, ... ), øvərtrukkə (Herk-de-Stad, ... ), ø̄.vərtrūkə (Hasselt), ø̄vərtrōkə lōux (Diepenbeek), ø̄vərtroͅkə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ø̄vərtrūkə (Hasselt), ⁄n jeuivertrokke loch (Veldwezelt), ⁄n jevertrokke log (Waltwilder), als de lucht vaal-grijs is  de lucht is overtrokken (Kinrooi), onder de gestreepte o ook nog een haakje  də loͅxt eͅs øvərtroͅkə (Halen), ps. deels omgespeld volgens Frings.  ø̄.vərtrōkə [lōͅu̯x (Diepenbeek), ps. omgespeld volgens Frings.  øͅvərtroͅkə loͅwx (Kortessem), ps. omgespeld volgens IPA.  jəvərtroͅk⁄əloͅg (Rijkhoven), puntje na o in overtrokken staat er eigenlijk onder  də loͅux eͅz ø.vərtroͅkə, žiə zit Yĕn stēͅrə (Heks), puntjes staan onder de voorafgaande tekens  də loͅxtes i.vərtroͅ.kə (Neeroeteren), ui zonder j uitspreken  jeuivertrokke loch (Veldwezelt), regenachtige lucht: reigenechtige locht (Houthalen, ... ), regenlucht: regenlucht (Kwaadmechelen, ... ), schaapjeslucht: schaepjes locht (Paal), schaepjeslocht (Paal), sterk bewolkte lucht: sterk bewuikt (Opglabbeek, ... ), toe hemel: də himəl es tau̯, šə zit Yein stārə (Tongeren), tes ənə touə hīəməl, džjə zīt xen stɛ̄rə (Hoepertingen), bolletje op de a van star  dən īməl es toͅw, də zy(3)̄s Yeͅineͅin star (Meeswijk), toe lucht: toe loeecht (Beverlo), toe looech (Beverlo), tou locht (Peer), to⁄uw loug (Wellen), tuie log (Hasselt), tuië log (Hasselt), ⁄n toe locht (Peer), ⁄n touw loug (Wellen), ⁄n tow loch (Val-Meer), ⁄n tue loch (Hasselt), eu-klank zoals in gueule  tue loch (Hasselt), ps. boven de ؉ staat nog een trema; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  en toe loōēch (Beverlo), trbe (du.): trübes weer (Eupen), f kan ook b zijn  dröb weer (Eupen), vol wolken: de loemet is vol wolke (Vijlen), de log, den hemel is vol wouke, du zuus gein starre (Geleen), vuile lucht: voel lucht (Neerpelt), wolkenlucht: wolkenlocht (Bree, ... ), moeilijk leesbaar: evt.zoel  woel lucht (Neerpelt), zware lucht: en zwòwer logt (Lommel), ne zwaor lôûg (Sint-Lambrechts-Herk), zwaar lucht (Neerpelt), zwaār loūg (Sint-Lambrechts-Herk), zwaor lucht (Neerpelt), zwuoͅr lōͅxt (Zonhoven), zwòwer logt (Lommel), ps. omgespeld volgens Frings.  zwaoͅr lōͅxt (Zonhoven), zwarte hemel: het is ene zwarte hemel (Gingelom), zwarte lucht: zwatte lauch (Heers), zwatte louch (Heers), #NAME?  de lucht is zwart (Hees) bewolkt [ZND 32 (1939)] || Bewolkt. Hoe zegt men in uw dialect: de lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [ZND 49 (1958)] || Hoe zegt men in uw dialect: De lucht, de hemel is bewolkt, je ziet geen sterren. [DC 30 (1958)] III-4-4
bewust verzuimen blauw maken: blaw mākǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Laura, Julia]), bommelen: bomǝlǝ (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Laura, Julia]), bu.mǝlǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]  [Julia]  [Wilhelmina, Domaniale]), bumǝlǝ (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Eisden, Zwartberg]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), bommelschicht maken: bomǝlsxext mākǝ (Rekem  [(Eisden / Zwartberg)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), dienst mankeren: dienst mankeren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), dienst verzaken: dēnst vǝrzaǝkǝ (Heerlen  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Winterslag, Waterschei]), een blauwe maken: eŋ blaw mākǝ (Waubach  [(Laura / Julia)]   [Wilhelmina]), expres mankeren: expres mankeren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), expres thuisblijven: expres thuisblijven (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Winterslag, Waterschei]), krankvieren: kraŋkvīrǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]), verletten: vǝrlɛtǝ (Zie mijnen  [(Beringen / Zolder / Houthalen / Zwartberg / Winterslag / Waterschei / Eisden)]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), verzuimen: vǝrzumǝ (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Domaniale]) Zonder wettige redenen of zonder vooraf aangevraagd verlof niet werken. [N 95, 916: N 95, 915; monogr.; Vwo 823] II-5
bewusteloos bedwelmd: bedwelemt (Lommel), bedwellemt (Paal), bedwelmt (Overpelt), bervert: bervert (Arcen), bewusteloos: bewusteloos (Bilzen, ... ), bezwijmd: bezwiemd (Grote-Brogel, ... ), bezwijmd (Sint-Huibrechts-Lille), bezwèmd (Peer), bezwömd (Eksel), bəzwemd (Linde), b’zwieëmd (Bocholt), bezwijmeld: bezwijmelt (Beverlo), buiten kennis: baute kennes (Bilzen), baute kennes zien (Bilzen), boete keennes (Mheer), boete kènnis gaon (Mechelen-aan-de-Maas), buiten westen: boete weste (Mechelen), boéte weste (Tegelen), dae kump boeten wèts (Urmond), de kluts kwijt: de kluts kwiet (Arcen), eruit zijn: is drōēt (Henri-Chapelle), ervanaf zijn: is er van af (Kessenich), in onmacht: i.e. in onmacht  hè is in onmaag (Sint-Huibrechts-Hern), lam neervallen: laam (Beek), onmachtig: ommègtig (Schimmert), onmechtig (Eygelshoven), onmechtig waere (Beek), van de welt (du.) af: hee is van de welt aaf (Waubach), van de wereld: van de waereld zien (Venlo), van zijn eigen af: van zien eigen aaf (Elen), van zijn klotje af: hè es van ze klĕtje aof (Vreren), van zijn sus: va zenne sus (Beverlo), van zenne sus (Beverlo, ... ), van zēne sus (Beringen), van zijne sus (Lommel), van zynen sus (Kozen), van zënë sus (Tongeren), Bewusteloos  van zenə sYs (Borgloon), van zijn sus af: va z`ne sus aōf (Sint-Lambrechts-Herk), van zenə ses āf (Linde), van zijnə sus aof (Riksingen), Meer gezegd voor buitenverstand.  van zienen sus aaf (Kessenich), van zijn zelve: hēͅ is va zözeͅlvö (Oostham), hij es va ze zelven (Oostham), van zè zelve (Beringen) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || Bezwijming: flauwte, onmacht (zwijm(el), onmacht, kwalijk, flauw). [N 107 (2001)] || duizelig worden, iemand die een harde slag op zijn hoofd heeft gekregen [N 07 (1961)] || het bewustzijn verliezen [DC 60 (1985)] || hoe is of wordt iemand die een harde slag op het hoofd heeft gekregen (met een zinnetje antwoorden) ? [ZND 23 (1937)] || Wilt u het volgende zinnetje aanvullen: hij kreeg zon harde klap, hij viel ... neer. (buiten bewustzijn) [DC 60 (1985)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
bezadigd bedaard: bedaard (Born, ... ), bedaardj (Echt/Gebroek, ... ), bedaarjd (Thorn), bedáárt (Venlo), bədaard (Montfort), bədáárt (Maastricht), ook materiaal znd 21, 18  bədārdə (Mechelen-aan-de-Maas), beheerst: beheers (Maastricht), besnaard: ook materiaal znd 21, 18 slecht leesbaar  ene besnoude man (Sint-Lambrechts-Herk), bezadigd: bezadig (Caberg, ... ), bezadigd (Jeuk, ... ), bezadigdj (Tungelroy), bezādigd (As), bəzaadig (Maastricht), bəzadigd (Montfort), ook materiaal znd 21, 18  bezaaidde man (s-Herenelderen), bezadigd (Bilzen, ... ), bezadigde (Boorsem), bezadigde vent (Lommel), bezaedigde minsch (Sittard), bezaedigde minsj (Rekem), bezaodegd (Herk-de-Stad), bezaodigde (Genoelselderen), bezaodigde man (Neeroeteren, ... ), bezaodigde mins (Sint-Lambrechts-Herk), bezaodigden mĭĕnsch (Overpelt), bezoadigd (Kleine-Spouwen), bezoadigde (Nieuwerkerken), bezoadigde mins (Houthalen), bezoajigd (As), bezoddigde man (Sint-Truiden), bezodigd (Bilzen), bezoedigd (Sint-Truiden), bezoudegde maan (Zichen-Zussen-Bolder), bezoujegd (Zichen-Zussen-Bolder), bezoədigde (Piringen), bezâdigd (Sint-Truiden), bezäədicht (Stevoort), bezôâdigd (Genk), bəzadig mān (Lanaken), bəzāādigdjə mĭns (Ophoven), bəzādēx (Maastricht), bəzādigde mins (Maaseik), bəza͂ədegd (Lummen), bəzoadəgdə man (Genoelselderen), bəzoādicht (Kermt), bəzodigde mins (Meeuwen), bəzōͅdigd (Halen), bəzōͅədixdə mens (Hamont), bəzoͅdext (Tessenderlo), ne bezaidigde man (Hechtel), ne bezojigden man (Lommel), ən bezōədigd man (Schulen), ook materiaal znd 21, 18 zelden  bezaadicht (Kuringen), bezorgd: ook materiaal znd 21, 18  bezĕrg (Bilzen), content: content (Jeuk), deftig: ook materiaal znd 21, 18  deftige (Kerkom), dood: dôât (Thorn), doodbedaard: doeëdbedaard (Tienray), doodgemoedereerd: doedgemodereerd (Maastricht), doedgemoedereerdj (Tungelroy), doeed gemoede rierd (Venray), doeëdgemoedereerd (Tienray), dood gemoedereerd (Beek), doodgəmoedəreerd (Roermond), dooēdgemoedereertj (Herten (bij Roermond)), doëd gemoedereerd (Horst), dōētgemoedereerd (Maasbree), dŏĕtgəmoodəreert (Venlo), droog: druūëg (Venray), eerlijk: ook materiaal znd 21, 18  eerlike (Kerkom), erg kalm: errəch kàlləm (Maastricht), erg ruhig: erg ruiig (Gulpen), fatsoendelijk: ook materiaal znd 21, 18  fatsounlijk mān (Stevoort), fijn: ook materiaal znd 21, 18  ee fijn man (Koersel), gans gemoedereerd: gans gemoedereerd (Geleen), gans rustig: gans röstig (Geleen), gematigd: gementeigu (Brunssum), ook materiaal znd 21, 18  nə gəmoͅtəgə mens (Hasselt), gemoedelijk: gemoedelik (Caberg, ... ), gemoedələk (Kelpen), gemèùteluk (Noorbeek, ... ), gemoedereerd: gemoddereerd (Gulpen), gemoddereert (Doenrade), gemodenierdj (Weert), gemodereerd (Lutterade, ... ), gemodereerdj (Montfort, ... ), gemodəreerd (Montfort), gemoedereerd (Beek, ... ), gemoedereerdj (Echt/Gebroek, ... ), gemoedereert (Maastricht), gemoedereertj (Thorn), gemoederierd (Meerlo), gemoedəreert (Reuver), gemoodereerd (Geulle), gemŏĕdereerd (Oirsbeek), gemóderèèrd (As), gəmoedəreerd (Roermond, ... ), gəmoedəréérd (Beesel), gəmoodəreert (Susteren), ook materiaal znd 21, 18  gemoddereeëde mins (Mielen-boven-Aalst), gemoderjood (Wellen), gemoedig: ook materiaal znd 21, 18  gəmīx (Hoepertingen, ... ), gemtlich: gemuutlich (Eys), gemuëtlig (Waubach), gemütlich (Geleen), gəmūūtlich (Heerlen), genoeg: ook materiaal znd 21, 18  eine dĕ genoch èt (Vucht), genoeg (s-Herenelderen), inne moaən di-je genoeg hət (Zepperen), gerust: gerös (Gronsveld), ook materiaal znd 21, 18  gərøͅsdə (Herk-de-Stad), gewoon: gewoën (Venlo), gezapig: ook materiaal znd 21, 18  gezapige (Grote-Brogel), gezegen: gezegen (Eksel), gezeggelijk: ook materiaal znd 21, 18  gezeeg mens (Beverlo), gezet: ook materiaal znd 21, 18  gezatte (Diepenbeek), goed: ook materiaal znd 21, 18  goeie (Kerkom), goedmoeds: gōōdmōōts (Susteren), goedsmoeds: goodsmoods (Herten (bij Roermond)), grellig ruhig: gr‧ɛlex r‧øͅi̯əx (Eys), heel gemtlich: h‧iəl gəm‧y(3)̄tlex (Eys), heel kalm: hiel kàlləm (Maastricht), hil kalm (Epen), hiêl kalm (Bree), heel rustig: heel rustig (Vlodrop), ijskoud: ieskawt (Urmond), kalm: kallem (Weert), kalm (Merkelbeek), kàlm (Swalmen), ook materiaal znd 21, 18  kalleme (Weert), kalm (Bilzen, ... ), kalme (Helchteren, ... ), kalme man (Millen, ... ), kalme miens (Neerpelt), kalme mins (Heppen, ... ), kalmə (Beringen), kaləm (Beringen), kaləmə (Zepperen), koekalm: koekalm (Melick), langzaam: ook materiaal znd 21, 18  langzame (Kuringen, ... ), ne langzoame (Paal), matige: ook materiaal znd 21, 18  mōətige (Stevoort), modest: (Fr. modeste).  modes (Klimmen), nuchter: ook materiaal znd 21, 18  nyxtərə mins (Guigoven), op zijn gemak: ook materiaal znd 21, 18  eine mensch, die op sie gemaak is (Bocholt), profijtelijk: ook materiaal znd 21, 18  profētəlikə man (Eigenbilzen), rijk: ook materiaal znd 21, 18  rijke man (Sint-Truiden), ruhig: ruische (Vaals), rujig (Heerlerbaan/Kaumer), èrg rŭjjig (Nieuwenhagen), rustig: eine hieële röstige (Ell), reustegge (Hoeselt), reustig (Mheer), rustig (Neer), rèùstig (Gennep, ... ), röstich (Beesel, ... ), röstig (Maastricht, ... ), rùstig (Schimmert), ènne rùstige (Sevenum), ⁄ne rùstige (Sevenum), ook materiaal znd 21, 18  rastig (Lanklaar), serieus: ook materiaal znd 21, 18  serieus (Kerkom, ... ), serieuze (Beverst, ... ), serieuze mins (Ophoven), serieuzen minsch (Diepenbeek), ook materiaal znd 21, 18 slecht leesbaar  sərjeuuisə (Herk-de-Stad), stil: sjtil (Kerkrade), stil (Meijel), ook materiaal znd 21, 18  stellə (Herk-de-Stad), stelə mens (Zonhoven), stille (Gruitrode, ... ), stille maan (Kanne), stille man (Mal), stille mins (Peer), stille minsch (Beverlo), verstandig: ook materiaal znd 21, 18  verstenjige mins (Eisden, ... ), verstennige (Beverst, ... ), verstēndige (Mheer), verstènnige man (Grote-Spouwen), vərsteinəgə mins (Gingelom), vərstennigə (Diepenbeek), vərsteͅnigə maon (Kortessem), vɛrstɛnigə (Martenslinde), ənə verstennige mins (Kleine-Brogel), voldaan: ook materiaal znd 21, 18  voldaon (Gingelom), volderd: ook materiaal znd 21, 18 Eupen wbk 221: Volldert: Betrunkener  vōldərt (Eupen), volzadigd: ook materiaal znd 21, 18  volzêidigd (Elen), voorzichtig: ook materiaal znd 21, 18  veurzichtig maan (Lanaken), wijs: ook materiaal znd 21, 18  ne weize mins (Linkhout), zacht: ook materiaal znd 21, 18  zaxte mins (Oostham), zalig: ook materiaal znd 21, 18  zôlige mins (Veldwezelt), zat: ook materiaal znd 21, 18  zoate mān (Stevoort), zatlap: ook materiaal znd 21, 18 vermoedelijk een verkeerd woord  (zaatlap) (Niel-bij-As), zeker: zéékər (Beesel), zoet: zŭŭtə (Loksbergen), zuinig: ook materiaal znd 21, 18  zŭĭnəx mān (Lanaken) bezadigd [ZND 01 (1922)] || zeer kalm [bezadigd, bedaard, gemoedereerd] [N 85 (1981)] III-1-4
bezem bessem: besǝm (Kessenich, ... ), bā.sǝm (Koninksem), bē.sǝm (Herten, ... ), bē̜.sǝm (Bommershoven, ... ), bęsǝm (Diets-Heur, ... ), bɛ.sǝm (Achel, ... ), bɛsǝm (Alken, ... ), bɛ̄.sǝm (Borgloon, ... ), bɛ̄sǝm (Gors-Opleeuw), b˙ē̜sǝm (Kinrooi), bezem: baesem (Echt/Gebroek, ... ), basəm (Koninksem, ... ), besems (Weert), bessem (Beek, ... ), bessĕm (Roermond), bessəm (Maastricht), besum (Ospel), besəm (Beringen, ... ), bezem (Broeksittard, ... ), bēsə (Molenbeersel), bēsəm (Baexem, ... ), bēzəm (Boshoven, ... ), bēəsəm (Weert, ... ), bēͅi̯səm (Eupen, ... ), bēͅsəm (Beegden, ... ), bēͅzəm (Blerick, ... ), bēͅəzəm (Kinrooi), bē̝ͅi̯səm (Raeren), bē̝ͅsəm (Oirlo, ... ), bē̞ͅstəm (Gronsveld), bē̞ͅsəm (Hoeselt, ... ), be̞səm (Henri-Chapelle, ... ), beͅi̯səm (Diepenbeek, ... ), beͅi̯əsəm (Vliermaalroot, ... ), beͅseͅm (Eksel), beͅsoͅm (Bilzen), beͅsøm (Tessenderlo), beͅsəm (Amby, ... ), beͅzəm (Tongeren), be̝ͅsəm (\'s-Gravenvoeren, ... ), be̞ͅsəm (Alken, ... ), biəsəm (Altweert, ... ), bīəsəm (Elen, ... ), bäs.sem (Maasbree), bèsem (Roosteren, ... ), bèssem (Lommel, ... ), bèsum (Hunsel, ... ), bèsëm (Maasbracht), béssem (Gronsveld, ... ), béésem (Echt/Gebroek), bøͅsəm (Herk-de-Stad), bɛasəm (Overpelt, ... ), bɛsøm (Loksbergen), bɛsəm (\'s-Herenelderen, ... ), bɛšəm (Buggenum), bɛəsəm (Piringen, ... ), bɛ̄.səm (Borgloon, ... ), bɛ̄i̯səm (Eupen), bɛ̄səm (Beverst, ... ), bɛ̝̄səm (Hamont, ... ), bɛ̝səm (Achel, ... ), algemene naam  bèsem (Echt/Gebroek), de lange van rijs gemaakte bezem  bessem (Gronsveld), De sjtoep mit de bessem kaere Ver make \'t allein maar mit de bessem sjoon Nuuj bessems kaere sjoon Es dem det lök, dan vraet ich \'ne bessem  bessem (Roermond), gemaakt van berken tenen of brem Zie tekening 1 (links)  bèsem (Roggel), Hèè kos de bessem ûtstèke, (omdat zijn vrouw hem had verlaten) ein bessem(e) stiêl is van börkehuit en eine heksebessem staat voor een abnormale dichte vertakking in een boomkruin (waarop de heksen tijdens hun luchtreis op een bezemsteel kunnen rusten)  bessem (Bocholt), Hèè kos de bessem ûtstèke, (omdat zijn vrouw hem had verlaten) ein bessem(e) stiêl is van börkehuit en eine heksebessem staat voor een abnormale dichte vertakking in een boomkruin(waarop de heksen tijdens hun luchtreis op een bezemsteel kunnen rusten)  bessem (As, ... ), meest linkse  bessem (Venray), spelling Beverlo wbk.; \": naslag (stomme e)  bèssem (Beverlo), Verklw. bessemke  bessem (Heerlen), verklw. bessemke Ich zal diech mèt de bessem käöre, sirpint: met de bezem strelen(d.i. slaan) De koojjóng kós de koojflatse gemekelik mèt de bessem de göt aof en de straot op kere Nuij besseme kère good  bessem (Maastricht), Verklw. bessempke  bessem (Venlo), Voor de straat Zie tekening: 3 (rechts)  bessem (Geulle), Zie tekening : 1 (links)  bessem (Maasbracht), Zie tekening links  bessem (Ransdaal, ... ), Zie tekening links?  bessem (Meerssen), Zie tekening: (links)?  bessəm (Maastricht), Zie tekening: 1 (links)  bes-səm (Wijlre), bessem (Amstenrade, ... ), bessĕm (Oirsbeek), bessum (Borgharen), bessəm (Berg-en-Terblijt), bēssĕm (Meerssen), bèssem (Maasbracht), bɛsəm (Maastricht, ... ), Zie tekening: 1 (links) en 2 (midden)  bēsəm (Heythuysen), Zie tekening: 1 (links) Voorheen kende men enkel \"bessem\"ook wel stalbessem genoemd In stal, schuur, en huis werd dezelfde soort bessem gebruikt Thans worden alle 3 soorten gebruikt 1(links): in de stal, 2 (midden) :op schuur, 3 (rechts): voor de straat  bessem (Geulle), Zie tekening: 1 en 2 (links en midden)  bessem (Meerssen, ... ), Zie tekening: 2 (midden)  bessem (Geulle, ... ), zie tekening: 2 (midden)  bessem (Venlo), Zie tekening: 2 (midden)  bessəm (Berg-en-Terblijt), bèzem (Heythuysen), zie tekening: 3  bèssem (Blerick), zie tekening: 3? (rechts (?))  bessem (Neer), Zie tekening: a (links)  bessem (Houthem, ... ), bessəm (Amby, ... ), bèèsem (Mheer), zie tekening: b (midden)  bessem (Maasniel), Zie tekening: b (rechts)  baes’m (Baarlo), Zie tekening: b en c (midden en rechts)  bêssəm (Vaals), Zie tekening: links  bessem (Vlodrop), Zie tekening: links en rechts dezelfde naam  bèzəm (Heerlen), Zie tekening: midden  bēsəm (Wessem), Zie tekening: rechts  bessem (Vlodrop), bēsəm (Wessem), Zie tekening:1 (links)  bessem (Heugem), Zie tekening:2 (midden)  bessem (Heugem), Zie tekening:3 (rechts) met lange stugge haren  bessem (Maastricht), Zie tekening:a (links)  bessem (Guttecoven), Zie tekening:a links  bessəm (Putbroek), ê van Fr. même  bêsəm (Thorn), borstel: beusjtel (Ransdaal), borstel (Niel-Bij-Sint-Truiden, ... ), bostol (Sint-Truiden), bōͅrsəl (Heusden), boͅrsl (Zolder), boͅrstəl (Overpelt, ... ), bøstǝl (Maasmechelen), bø̜rstǝl (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), berkerijs  boͅrsəl (Beringen), rijshout of brem  bø̞sl (Kwaadmechelen), schj - als in duits schule  beušchjtel (Einighausen), uit brem  boͅsl (Oostham), van borstel  buustel (Gronsveld), Zie tekening rechts  beusjtel (Hulsberg), beustel (Stein), Zie tekening: 2 (midden)  beusjtel (Merkelbeek), Zie tekening: 2 (rechts)  beurstel (Amstenrade), Zie tekening: 3 (rechts)  beurstel (Borgharen), beusjtel (Merkelbeek, ... ), beuštĕl (Oirsbeek), bø&#x0304rštəl (Sibbe/IJzeren), zie tekening: b (midden)  beusjtel (Guttecoven), Zie tekening: b (rechts)  beustel (Nuth/Aalbeek), burstel (Mheer), Zie tekening: c (rechts)  beusjtel (Puth), brembessem: brembɛsǝm (Oostham), bussel: bjøsǝl (Herderen), bǫsǝl (Boekhout, ... ), heibessem: hęi̯bɛsǝm (America, ... ), heiborstel: hęi̯bǫrstǝl (Stokkem), jaagbezem: Zie tekening links  jaagbèsem (Echt/Gebroek), keerbezem: kaerbessem (Castenray, ... ), keer-bessum (Heerlen), kērbɛsəm (Nederweert), kēͅrbɛsəm (Sittard), kèrbessem (Hulsberg), zie tekening 2 (midden)  kaerbessem (Blerick), Zie tekening 2 (rechts) Als hij enkel gebruikt wordt om te \"keren\"of te vegen  kierbesem (Boshoven, ... ), keerborstel: kaerbeusjtel (Ransdaal), Zie tekening rechts sj = ch uit chat  kērbeusjtel (Hulsberg), Zie tekening rechts?  kèrbeursjtel (Meerssen), Zie tekening: 2 (midden)  kèrbustel (Gulpen), Zie tekening: 3 (rechts)  kaerbeuschtəl (Geleen), keirbeurstel (Heugem), keirbörstel (Valkenburg), keërbuschtel (Heerlerheide), kèrbeurstel (Meerssen, ... ), kèèrbeursjtel (Valkenburg), Zie tekening: 3 (rechts) (veur sjtùp)  kèrbeursjtəl (Berg-en-Terblijt), Zie tekening: c (rechts)  keerbeurstel (Maastricht), kèrbeurstjel (Houthem), Zie tekening:3 (rechts)  kērbø&#x0304rstəl (Maastricht), kèr-buusj-təl (Wijlre), keret: kairet (Heerlen), schrobber: schrobber (Broeksittard, ... ), schrober (Broeksittard), schroeber (Melderslo), schruber (Velden), sjrubber (Heel), stalbezem: gebruikt in de stal Zie tekening: 1 (links)  stalbessem (Geulle), meest linkse  stalbessem (Venray), middelste  stālbessem (Venray), Zie tekening: 1 (links)  stàlbessem (Gulpen), Zie tekening: a (links)  sjtalbessum (Sittard), Zie tekening: c (rechts)  sjtaalbessəm (Eys), stalborstel: Zie tekening: 3 (rechts)  schtalbeurschtĕl (Meerssen), straatbezem: sjtraotbessem (Born, ... ), straotbesems (Boshoven, ... ), straotbessem (Blerick, ... ), straotbezem (Helden/Everlo), straotbēsems (Maasbree), straotbèsem (Horn), stroatbaisəm (Pey), stroatbessem (Lottum), stroatbēzem (Valkenburg), meest linkse  straotbessem (Venray, ... ), schj - als in duits schule  šchjtraotbessem (Einighausen), Zie tekening 1 (links) en 2 (midden)  straotbēsem (Heythuysen), Zie tekening: 1 (links)  stroatbèsem (Stevensweert), Zie tekening: 3 (rechts) van cocos  straotbèsem (Roggel), Zie tekening:1 (links)  straotbesem (Stramproy), straatschrobber: straotsjrubber (Montfort), straatveger: stroatvèger (Stevensweert), stratenbezem: sjtroatebessem (Waubach), veger: veger (Broeksittard), vrijenbezem: vrieje beesem (Helden/Everlo) (veeg)bezem || bezem [RND], [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND 21 (1936)], [ZND A1 (1940sq)], [ZND B1 (1940sq)] || bezem (met lange steel); inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || bezem (soorten) [DC 15 (1947)] || bezem, veger || Het keren van de dorsvloer gebeurt vaak met een bezem vervaardigd uit bremtakken. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 14, 32b en 34b] || veger I-4, III-2-1