e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biggenkooi baggenhokje: bagǝhokskǝ (Ospel), baggenkist: bagǝkes (Maasbree), baqǝkes (Echt), baggenkooi: bagǝkuǝi̯ (Altweert), bagǝkǫi̯ (Meijel), baqǝkuǝi̯ (Thorn), baqǝkūi̯ (Stokkem), baggenkouw: baqǝkow (Epen), baggenren: baqǝrɛn (Boorsem), baggenstal: bagǝstal (Houthalen), bagǝštāl (Schimmert), baqǝštāl (Noorbeek), baggenstalletje: baqǝstęlkǝ (Ell, ... ), biggenhokje: begǝhø̜kskǝ (Heel), kraamhok: krǭmhǫk (Kerkrade), latten: latǝ (Baarlo), schot: šǫt (Voerendaal), stal: štal (Doenrade), witsen baggenkorf: wetsǝ baqǝkǫrǝf (Baarlo) De aparte kooi voor de biggen. Omdat de biggen een tijd bij de zeug in de zeugekooi zijn, komen er in dit lemma woordtypen voor die ook in het lemma "zeugekooi" (2.4.7) zijn terug te vinden. Vergelijk de toelichting bij het lemma "hok voor de beer" (2.4.8). [N 76, 41b] I-6
biggenmand baggenbast: bagǝbās (Borgloon), baggenbenne: baqǝbɛnjǝ (Maasmechelen), baggenbot: bagǝbǫt (Zichen-Zussen-Bolder), baggenkaar: bagǝkār (Castenray, ... ), bágǝkār (Castenray, ... ), baggenkemp: bakǝkɛmp (Velden), baggenkist: baqǝkest (Noorbeek), baggenkorf: baggenkorf (Sevenum), bagǝkørf (Hoeselt, ... ), bagǝkørǝf (Aldeneik, ... ), bagǝkø̄rf (Maasmechelen, ... ), bagǝkø̜̄rǝf (Blitterswijck, ... ), bagǝkø̜rf (Bocholtz, ... ), bagǝkø̜rǝf (Neeritter), bagǝkęrǝf (Opglabbeek), bagǝkōrf (Boshoven), bagǝkǫrf (Blerick, ... ), bakǝkørf (Neerharen), bakǝkørǝf (Heugem), bakǝkø̜rf (Geleen, ... ), bakǝkǫrf (Baarlo), baqǝkørf (Maasbracht), baqǝkø̜̄rf (Rothem), baqǝkø̜rf (Gronsveld, ... ), baqǝkǫrf (Baexem, ... ), baqǝkǫrǝf (Tungelroy), baqǝnkø̜rf (Uikhoven), baggenkraam: bagǝkrom (Rosmeer), bagǝkrām (Rotem), bagǝkrǭm (Neeritter, ... ), bakǝkrǭm (Montfort), baqǝkrǭm (Boukoul, ... ), baggenmand: bagǝman (Achel, ... ), bagǝmanj (Holtum, ... ), bagǝmaŋ (Bree, ... ), bagǝmān (Diepenbeek, ... ), bagǝmānt (Wellen), bagǝmāǝn (Diepenbeek), baqǝmanj (Baexem, ... ), baqǝmaŋ (Tegelen), baxǝmān (Wintershoven), baggenmandel: bakǝmaŋǝl (Welten), baqǝmandǝl (Teuven), baqǝmanjǝl (Maasmechelen), baggenmandje: bagǝmęntjǝ (Hasselt), baggermand: bagǝrmān (Spalbeek), bagsmandel: baqšmanjǝl (Stokkem), bak: bak (Altweert, ... ), bast: bās (Gelinden, ... ), bāst (Sint-Truiden), biggenmand: begǝman (Tessenderlo), begǝmānt (Meijel), bocht: bǭx (Stokkem), bot: bot (Bleijerheide), kaar: kār (Klimmen), kǫrǝ (Jesseren), kǭr (Diepenbeek), kafmand: kāfmaŋ (Sittard), keef: keef (Kwaadmechelen), kiǝf (Halen), kē̜i̯f (Bree), kiep: kīp (Eygelshoven), korf: korf (Weert), kørf (Nieuwenhagen), kø̜rf (Blerick, ... ), kø̜rǝf (Boekt Heikant, ... ), kǫrf (Heythuysen, ... ), kraam: krōm (Oud-Waterschei), krat: krat (Heerlen), kuddeskorf: kødǝskørǝf (Loksbergen), kurrenbak: kyrǝbak (Hoepertingen, ... ), kørǝbak (Borgloon), kurrenbanst: kyrǝbās (Opheers), kurrenbast: kyrǝbās (Opheers), kyrǝbāst (Rummen), kørǝbāst (Rummen), kurrenkorf: kyrǝkørf (Hoepertingen), kørǝkø̜rǝf (Sint-Truiden), kø̜rǝkørf (Halen), kurrenmand: kerǝmãn (Kermt), kerǝmān (Spalbeek), kerǝmāǝn (Kermt), mand: manj (Roermond, ... ), mān (Lummen), poggenben: pogǝbɛn (Gennep, ... ), varkensbâche: vęrkǝzbau̯š (Lanklaar), varkenskorf: vęrǝkǝskørǝf (Halen), vęrǝkǝskø̜rǝf (Zelem), vɛrkǝskø̜rf (Buchten, ... ), vɛrǝkǝskø̜rǝf (Mechelen), varkensmand: vē̜rkǝsma.n (Overpelt), vē̜rkǝsman (Gelieren Bret), vęrkǝsman (Bocholt), vęrkǝsmān (Beringen), vęrǝkǝsmān (Berverlo, ... ), vęrǝʔǝsmānt (Lommel), vɛrkǝsmanj (Buchten, ... ), vɛrǝkǝsmaŋ (Weert), vɛrǝʔǝsmān (Lommel) Langwerpige gevlochten mand waarin men biggen naar de markt vervoert. Niet alle woordtypen duiden op een gevlochten mand. Een kurrenbak en een krat wijzen op een bak van planken gemaakt. [N 19, 29; monogr.] || Ronde of ovale mand om biggen in te vervoeren. In Neeritter (L 321) had de mand een doorsnee van 1 meter. Zie ook het lemma ɛbiggenmandɛ in wld I.12, pag. 39. Het materiaal uit dit lemma vormt een aanvulling daarop.' [N 20, 50; N 40, 102; monogr.] I-12, II-12
biggenverkoper baggenkoopman: bagǝkupma.n (Godschei, ... ), bagǝkō.pma.n (Beverst, ... ), bagǝkǫ.u̯pma.n (As), baggenman: bagǝma.n (Genk, ... ), baggenmens: bagǝmens (Niel-bij-As, ... ) Iemand die in biggen handelt. [JG 1a] I-12
bij bien: bejn (Guigoven, ... ), be̝jn (Gingelom, ... ), bi-jn (Borlo, ... ), bin (Bilzen, ... ), bi̞jn (Jesseren, ... ), bī.jn (Piringen), bīn (Berg, ... ), bīǝn (Bilzen), (mv)  binǝ (Diepenbeek), bīnǝ (Bilzen, ... ), bij/bie: bej (Afferden, ... ), bejx (Berlingen), bi (Aalst, ... ), bi ̞j (Borgloon, ... ), bi-j (Aalst, ... ), bi-jx (Groot-Gelmen, ... ), bi.j (Eys, ... ), bix (Veulen), biǝj (Brunssum, ... ), bi̞jx (Broekom, ... ), báj (Meldert, ... ), bēj (Bocholtz, ... ), (Tessenderlo), bęj (Achel, ... ), bę̄ (Alken, ... ), bę̄j (Alken, ... ), (Aalst, ... ), bīj (Buggenum), bɛj (Lummen, ... ), bɛ̄ (Hasselt), (mv)  bęjǝ (Hushoven, ... ), bijtje: bi-jkǝ (Mheer), bui: bøw (Hees, ... ), bø̄j (Rosmeer), honingbij: honeŋbī (Stevensweert), hōneŋbęj (Maastricht), honingsbij: honixsbęj (Kerkrade), ieme: imǝ (Venray), tamme bij: tāmǝ bi (Schinnen) De gewone honingbij. Het lichaam van de bij bestaat uit drie delen: 1) de kop of het voorlijf met de voelhorens, de ogen, de tong en de kaken, 2) de borstkas met de poten en de vleugels, 3) het achterlijf waarin twee magen zitten, de honingmaag en de spijsmaag. In het uiteinde van het achterlijf zit de angel die de bij als wapen gebruikt. De bij leeft uitsluitend in en met een gemeenschap of volk. Men onderscheidt drie verschillende verschijningsvormen: koninginnen, darren en werkbijen. De bij zuigt nectar uit bloemen en maakt er honing van. Binnen dit lemma is gekozen voor het woordtype bij/bie, omdat het niet steeds duidelijk is of de dialectvarianten door één van beide c.q. welke dialectvarianten door de een en welke door de ander vertegenwoordigd worden. Bij de overige lemmata in deze aflevering worden de hier bedoelde dialectvarianten, voorkomend als simplex zowel als in samenstellingen, verantwoord door middel van het woordtype (-)bij(-). [N 63, 12a; N 63, 12b; N 63, 12c; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 1a; JG 2c; L 1a-m; S 3; N 63, 62a; Ge 37,1; A 9,1; monogr.] II-6
bij dekking bevrucht behouden: bau̯wǝ (Eisden), bǝhaldǝ (Blerick, ... ), bǝhau̯tǝ (Roosteren, ... ), bǝhau̯wtǝ (Oirsbeek), bǝhau̯wǝ (Zolder), bǝhawtǝ (Einighausen, ... ), bǝhawǝ (Bocholt, ... ), bǝhāi̯ǝ (Beverst, ... ), bǝhāldǝ (Gennep, ... ), bǝhāu̯wǝ (Geulle, ... ), bǝhāwǝ (Achel, ... ), bǝhęjǝvǝ (Tessenderlo), bǝhǫtǝ (Mechelen), bǝhǫu̯wǝ (Bocholtz, ... ), bǝhǫwǝ (Teuven), bǝhǭi̯ǝ (Baarlo, ... ), bǝhǭwǝ (Noorbeek, ... ), bǝhǭǝ (Panningen), bǝʔawǝ (Meeswijk), de drie weken om: dǝ dri wē̜kǝ ǫm (Obbicht), doorgegaan: dōrgǝgǭǝn (Hamont), drie weken: dreǝ wiǝkǝ (Hoepertingen), dri wēkǝn (Roosteren), drie weken over: drii̯ wē̜kǝ ø̜̄vǝr (Noorbeek, ... ), drii̯ wīǝkǝ yvǝr (Epen), drie weken voorbij: dri wē̜kǝ vø̄rbii̯ (Maasniel), gewonnen: gǝwonǝ (Meeswijk), gǝwǫnǝ (Vlodrop), haar tijd door: hørǝ tit dōr (Neerpelt), over (de) drie weken: jǝvǝr dǝ dręi̯ wē̜kǝ (Hoeselt), øvǝrǝ dręi̯ wiǝkǝ (Diepenbeek), ø̄vǝr dri wēkǝ (L318p  [Tungelroy]  ), ēvǝr drē̜ wii̯ǝkǝ (Hasselt), ōvǝr dǝ dri wēǝkǝ (Leunen), over de weken: yvǝr dǝ wēkǝ (Oost-Maarland), over tijd: ōvǝr tet (Helchteren), overgegangen: ōvǝrgǝgaŋǝ (Panningen), overgelopen: yvǝrgǝlou̯pǝ (Maaseik), vol: vol (Mal, ... ), vōl (Gronsveld, ... ), vǫl (Beringen, ... ), vǫlǝ (Oirsbeek), vǫǝl (Borgloon, ... ), vǫ̃l (Kermt), vǭl (Opglabbeek, ... ) De koe is in eerste instantie vermoedelijk bevrucht, als de volgende tochtigheid uitblijft. Na verloop van tijd kan men constateren dat ze drachtig is geworden. [N 3A, 32a] I-11
bij handslag verkopen afslaan: ps. omgespeld volgens Frings.  āefslōən (Kermt), akkoord maken: akkôôrd make (Puth), akkoord slaan: ps. omgespeld volgens Frings. Alleen de "-"heb ik letterlijk overgenomen.  ən akōət sl-gə (Wintershoven), bet handslag verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  bēͅ (h)antslāx (Hasselt), vərkupə bə hantslāx (Herk-de-Stad), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje en een lengteteken erboven"staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een lengteteken erboven"omgespeld.  beͅ hantsla͂~x (Borgloon), bij handenslag verkopen: ps. boven de n moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken (om te spellen).  bi-j han~tesjlaag (Heerlen), bij handslag verkopen: beej handslaag verkoupe (Blerick), bie hanjdjsjlaag (Herten (bij Roermond)), biej háándslag verkope (Middelaar), get bie handjsjlaag verkoupe (Roermond), bij opslag verkopen: bei opslaag (Maastricht), commercen (<fr.): ps. omgespeld volgens IPA.  kəmeͅrsən (Achel), hand erop: d’n hand t’rop (Maastricht), handj trop (Swalmen), handen kloppen: ps. omgespeld volgens Frings.  han kloͅpə (Waterloos), handslag (zn.): handjsjlaag (Sittard, ... ), handsjlaag (Hoensbroek), handslaag (Venlo), het met een handslag over de koop eens worden: het met een handslaaj over de koop eens worden (Grathem), in de handen houwen: ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "han") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  en də han hōͅu̯(ə)wə (Bocholt), in de handen klatsen: in de hang klatse (Leuken), inhouwen: ps. omgespeld volgens Frings.  enhou̯ə (Tongeren), inklatsen: i-klatsje (Klimmen), inslaan: ps. letterlijk overgenomen.  īnsjlaon (Egchel), klatsen: klatsje(n) (Sittard), ps. omgespeld volgens Frings.  klatsə (Hoeselt), met de handen verkopen: mit de hante verkope (Waubach), met de handopslag verkopen: verkaupe mette hantjopslaag (Haelen), met de handslag verkopen: met de handjslaag verkoupe (Tungelroy), met handslag verkopen: mèt handjslaag (Kinrooi), ps. omgespeld volgens Frings.  me hā~ntslax (Lommel), meͅt hantslāx vərkōͅu̯pə (Waterloos), met ophouwen: mêt ophouwe (Neeritter), ps. omgespeld volgens Frings.  meͅd oͅbōͅu̯wə (Stokkem), onder de hand verkopen: ônger de hank verkope (Eygelshoven), onderhands verkopen: ongerhankse (Velden), òngerhangksverkoupe (Tegelen), óngerhangs (Panningen), ônderhands (Oirlo), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  onderhandsverkoupe (Ulestraten), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ōngerhaengs verkoupen (Urmond), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  ŭnderhands (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  ondərhants vərkøͅi̯wpə (Bree), oͅnərhands (Mechelen-aan-de-Maas), ps. omgespeld volgens IPA.  uŋəransə vərka͂u̯peŋ (Rotem), onderling verkopen: òngerling verkoupe (Tegelen), Opm. onderhandse verkoping = ôngerhansje verkoup.  ôngerling verkoupe (Limbricht), ps. omgespeld volgens Frings.  ou̯ŋərleͅŋ (Kinrooi), ōͅndərlenk vərkōͅu̯pə (Lanklaar), onderlings verkopen: ongerlings (Sevenum, ... ), ŏnderlings (Meijel), óngerlings (Panningen), ongekaatst: òngekaatsj (Echt/Gebroek), op de hand verkopen: op de hante verkope (Waubach), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  op de hanjd verkōpe (Jabeek), op handslag verkopen: op handjsjlaag (Roermond), op handjslaag (Sittard), op handschlaag (Nuth/Aalbeek), op handslaag (Weert), òp handsjlaag verkope (Hoensbroek), Opm. de aa (van "...sjlaag") gerekt uitspreken.  op hanksjlaag (Tegelen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ōp hankschlaag verkoope (Heerlen), ps. omgespeld volgens Frings.  op hānʔslax vərkōpən (Lommel), op zeggensnood: (= op afspraak).  op zagesnöjd (Heerlen), opbieden: opbeeje (Wolder/Oud-Vroenhoven), ophouwen: ophowwe (Klimmen), ps. omgespeld volgens Frings.  oͅbōͅuwə (Maaseik), oͅboͅu̯wə (Maaseik), opslaan: ps. omgespeld volgens Frings.  opslōͅn (Opglabbeek), toehouwen: ps. omgespeld volgens Frings.  tōu̯hōən (Diepenbeek), təwhowə (Rosmeer), toeslaan: de kaup toeslaon (Schimmert), kaup toesjlaon (Holtum), toe sjlaon (Maasniel), toe sloan (Guttecoven), toegeschlagen (Hoensbroek), toesjlaon (Beegden), toewslaon (Nunhem), ps. omgespeld volgens Frings.  toͅyu̯slōͅx (Diepenbeek), tuslōͅn (Waterloos), uit de hand verkopen: oes de hank verkoofe (Kerkrade), oet de hand (Houthem), oet de hank verkōēpe (Sevenum), oet der handj verkoope (Oirsbeek), uit ter hand kopen (Sint-Truiden), utj de hand (Meijel), uut de haant (Milsbeek, ... ), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  oet de haand verkoope (Eijsden), ps. invuller twijfelt over dit antwoord!  jet oes de hank verkoope? (Bleijerheide), ps. omgespeld volgens Frings.  geͅdutər hānt fərkōpə (Teuven), ouwtə hānt (Opheers), ōͅudə hant vərkōpə (Gelieren/Bret), ōͅətərhānt (Wellen), ut də hānt vərkōͅxt (Hamont), ut tər hant (Neerharen), ut ə ant (Kinrooi), utərhant vərkōͅu̯pə (Bocholt), ūtərant (Stokkem), ūtərha͂nt vərkōpə (Zichen-Zussen-Bolder), ūət də ha͂nd vərkūəpə (Kaulille), ytərhant vərkø͂ͅi̯pə (Opglabbeek), ø͂ͅtərhand (Halen), øͅtərhant (Zelem), ⁄oͅtə ⁄hant (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje en een lengteteken erboven (omgespeld: å) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje en een lengteteken erboven omgespeld.  ēͅtərha͂~ntfərkūəpə (Rummen), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje achter ...rand heb ik letterlijk overgenomen (of bedoelt invuller dit als een "glottishslag": ¿).  ūtərand⁄ (Ophoven), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ut tər ⁄hānt vər⁄ku(ə)pən (Neerpelt), ps. omgespeld volgens IPA.  utər ha͂nt (Overpelt), verhandelen: verhandele (Oost-Maarland), verklatsen: verklatsen (Neer), verkopen: verkoupe (Ell) handslag, Iets bij ~ verkopen [N 21 (1963)] III-3-1
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen (het heeft de) franse gang: fransǝ gaŋk (Tegelen), fransǝ gā.ŋk (Maastricht), frānsǝ gāŋk (Oost-Maarland), (het heeft de) franse slag: fransǝ šlāx (Terlinden), (het heeft de) franse stand: fransǝ stant (Hoepertingen, ... ), fransǝ stantj (Thorn), fransǝ stānt (Oost-Maarland), fransǝ štant (Roermond), fransǝ štantj (Horn, ... ), (het heeft de) franse stap: fransǝ štap (Hulsberg), (het heeft) franse benen: fransǝ bęi̯n (Montfort, ... ), (het heeft) franse poten: fransǝ pȳt (Blerick), (het is) koehakkig: kou̯hakex (Panningen  [(stand van de achterbenen met de hakken binnenaarts gekeerd)]  ), (het) staat frans: stęi̯t frans (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), (het) zwiert: zwęi̯ǝrt (Tungelroy), biljarderen: biljarderen (Hoepertingen), biljarten: biljārǝ (Tongeren), blaaien: blāi̯ǝ (Venray), blǭi̯ǝ (Ottersum), blaaieren: blōi̯ǝrǝ (Venray), blǭi̯ǝrǝ (Gronsveld), draaien: dri̯ǝ (Meeswijk), draaien in de koot: dręi̯ǝ en dǝ kūǝt (Haelen), een franse: ǝnǝ fransǝ (Opglabbeek), flakeren: flākǝrǝ (Thorn), frans gaan: frans go.nj (Tongeren), frans gǭn (Sittard), frāns gǭn (Afferden), frans lopen: frans lu̯pǝ (Klimmen), frāns lūǝpǝ (Venray), frans staan: frans stȳn (Meeuwen), frans stȳǝn (Opglabbeek), frans stø̜n (Beverst, ... ), frans stǫn (Berverlo, ... ), frans stǫǝn (Achel), frans stǭ (Meijel), frans stǭn (Afferden, ... ), frans štūu̯ǝ (Mechelen), frans štǭ (Heerlen, ... ), frans štǭn (Baarlo, ... ), frāns stuǝn (Bocholt), frāns stōn (Kanne, ... ), frāns stōǝn (Meeswijk), frāns stǭǝn (Hamont, ... ), frāns štōn (Valkenburg), frāns štōǝn (Puth), frāns štūǝ (Moresnet), frāns štǭǝn (Gronsveld), fransen: fra.nsǝ (Hasselt), fransǝ (Berverlo, ... ), fransǝn (Lommel, ... ), frānsǝ (Kwaadmechelen, ... ), fransman: fra.nsma.n (Genk), fransman (Leopoldsburg, ... ), fransmān (Smeermaas), inhaken: enhǭkǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), lopen wie een fransman: lau̯pǝ wi nǝ fransman (Swalmen), maaien: maaien (Rummen), māi̯ǝ (Berverlo, ... ), mān (Hasselt), mē̜i̯ǝ (America, ... ), męi̯ǝ (Baexem, ... ), mīǝ (Hoensbroek, ... ), mīǝnǝ (Kerkrade, ... ), mɛi̯ǝ (Kinrooi, ... ), mɛi̯ǝn (Urmond), mɛ̄i̯ǝ (Houthalen, ... ), mɛ̄i̯ǝn (Hamont, ... ), mɛ̄n (Paal), mɛ̄ǝ (Hees, ... ), vlakeren: vlākǝrǝ (Heel, ... ), weisteren: weisteren (Sevenum), zwaaien: zwāi̯ǝ (Venlo), žwāi̯ǝ (Baarlo), zwaaier: zwōi̯ǝr (Posterholt), zwemmen: zwømǝ (Venlo), šwømǝ (Heerlerheide, ... ), žwømǝ (Klimmen) In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86] I-9
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen op zijn sloffen gaan: ǫp zin šlufǝ gǭn (Baexem), sleeppoot: slē̜put (Rummen), sleffen: slɛfǝ (Hasselt), slepen: slei̯pǝ (Kinrooi, ... ), slepǝ (Hasselt), sliǝpǝ (Gingelom, ... ), slēpǝ (Diepenbeek, ... ), slē̜pǝ (Halen, ... ), slęi̯pǝ (Bergen, ... ), slęi̯pǝn (Maasmechelen), slɛi̯pǝn (Lommel), slɛ̄i̯pǝ (Bocholt, ... ), slɛ̄pǝ (Afferden), šlēfǝ (Bleijerheide), šlēpǝ (Gemmenich, ... ), šlēǝpǝ (Remersdaal), šlē̜i̯pǝ (Valkenburg), šlęi̯pǝ (Baarlo, ... ), šlęǝpǝ (Heerlen), šlɛ̄i̯pǝ (Bree, ... ), šlɛ̄pǝ (Terlinden), sleper: slęi̯pǝr (Tungelroy  [(paard dat sleept)]  ), sleperd: šlęi̯pǝrt (Herten), sleuren: šlurǝ (Valkenburg), sloffen: slofǝ (America, ... ), slofǝn (Achel, ... ), slufǝ (Beverst, ... ), sluǝfǝ (Gingelom), slōfǝ (Neeritter), slōfǝn (Neerpelt), slūfǝ (Tessenderlo), slǫfǝ (Weert), slǫfǝn (Lommel), šlofǝ (Neer, ... ), šlufǝ (Baexem, ... ), šlōfǝ (Panningen), šlǫfǝ (Hulsberg, ... ), šlǭfǝ (Grevenbicht / Papenhoven), sloffer: slufǝr (Bokrijk), slǫfǝr (Herk-de-Stad), slofferd: šlufǝrt (Herten), slotsen: slutsǝ (Oost-Maarland), stijf beest: stęi̯f ˱bīst (Genk), stroffelen: strofǝlǝ (Paal), stroffen: strofǝ (Berverlo), strǫfǝ (Koersel), štrufǝ (Roggel) [N 8, 80] I-9
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen (de poten) overeen gooien: iǝvǝrē goi̯ǝ (Bilzen), ø̄vǝręi̯n gōǝi̯ǝn (Q014p  [Urmond]  ), (de poten) overeen zetten: ǫvǝrn zętǝ (Ottersum), (de poten) vooreen gooien: (de poten) vooreen gooien (Meeuwen), vø̜ręi̯n gui̯ǝ (Meeswijk), (de poten) vooreen slaan: vørei̯n slǭn (Lommel), (het gaat) over een koord: īǝvǝr ǝn kōrt (Genk), (het heeft de) hanekramp: (h)ā.nǝkramp (Hasselt), (het heeft de) hanetred: hānǝtret (Venray), (het loopt) wie een koe: węi̯ ǝn kō (Kanne), dooreenhouwen: dōręi̯nhǫu̯ǝ (Neeritter), frutselen: frøtsǝlǝn (Neerpelt), hij heeft ze binnenin: hɛ̄ hɛ̄t zǝ bęnǝnen (Opglabbeek), krammen: kramǝ (Berverlo, ... ), kramǝn (Achel), kremmen: kręmǝ (Nederweert), krɛmǝ (Baexem, ... ), kruiselings (lopen): krø̜̄sǝleŋs (Sint-Truiden), kruiselings lopen: krȳtsǝleŋs lǫu̯pǝ (Blerick), kruisen: krytšǝ (Bleijerheide, ... ), krȳsǝ (Klimmen), krȳtsǝ (Baarlo, ... ), krȳtšǝ (Panningen), kruisganger: krȳtsgɛŋǝr (Sittard), kruisslager: krǭu̯ǝslǭgǝr (Tessenderlo), kruisweegs (lopen): kriswɛ̄xs (Meeuwen), op het vossespoor lopen: ǫp t ˲vǫsǝspūr lǫu̯pǝ (Neeroeteren), vlechten: vlextǝ (Hees) [N 8, 76] I-9
bij het stappen de voeten naar binnen keren (een) haakse: hǭksǝ (Kanne), (een) kromme: kromǝ (Meijel, ... ), krumǝ (Hasselt), krǫmǝ (Meijel), (een) scheve: sxii̯ǝvǝ (Tessenderlo), šęi̯vǝ (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), (een) vlaamse: vlamsǝ (Vliermaal), vlāmsǝ (Rothem), (het heeft de) vlaamse stand: vlamsǝ stant (Hoepertingen), (het heeft een) hazespoor: hāzǝspōr (Panningen  [(vergelijking met het spoor dat een haas in de sneeuw achterlaat)]  ), (het heeft een) teentredersgang: teǝntrē̜i̯ǝrs gaŋk (Maasniel), (het heeft) vlaamse poten: vlāmsǝ pűǝt (Bree), (het) haakt: høkt (Herk-de-Stad), hōkt (Neeroeteren), (op het) hazepad gaan: hāsǝpāt ˲gǭn (Bree), haaks: haaks (Lanklaar, ... ), haks (Hamont, ... ), hāks (Opheers), hǫks (Achel, ... ), hǭks (Berverlo, ... ), haaks paard: hǭks pē̜rt (Blerick  [(haaks: de voeten of voorbenen zijn naar binnen gekeerd en staan te dicht opeen)]  ), haker: hø̜kǝr (Bocholt), hakkig: hakex (Mechelen, ... ), teentreder: teǝntrē̜i̯ǝr (Maasniel), tēntrɛ̄i̯ǝr (Thorn), tīǝntrē̜i̯ǝr (Panningen), toontrapper: tuǝntrapǝr (Heerlen), toontreden: tōntrɛi̯ǝ (Afferden), toontreder: tuntrii̯ǝr (Velden), tūntrē̜i̯ǝr (Baarlo, ... ), tūntrɛnǝr (Waubach), tūǝntrē̜i̯ǝr (Haelen, ... ), vlaams (lopen, gaan): vloms (Hees), vlǭms (Bilzen, ... ), vlaams lopen: vlǭms lu̯pǝ (Smeermaas), vlaams paard: vlams pi̯ā.t (Diepenbeek), vlaams staan: vlǭms stōǝn (Meeswijk), vlaamsen: vlamsǝ (Zelem), vlǭmsǝ (Halmaal), vlamen: vlamǝ (Diepenbeek), vlǭmǝ (Bree), vlaming: vlǭmeŋ (Genk, ... ), wringer: vreŋǝr (Lommel) De hoeven staan haaks of op zijn Vlaams, in tegenstelling met de Franse stand (zie het vorige lemma). [N 8, 72 en 86] I-9