e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waterpest eendengerek: etym. (e.d.), zie boek  grik (Zonhoven) waterpest III-4-3
waterplant kruid: kruud (Gennep, ... ), moerplant: moērplânt (Castenray, ... ) moerasplant || rivierkruid III-4-3
waterplint onderdorpel: ōndǝrdø̜rpǝl (Ottersum), onderstuk: oŋǝrštøk (Bleijerheide), plint: plent (Sint Odilienberg, ... ), waterdorpel: wātǝrdørpǝl (Geulle), wātǝrdø̜rpǝl (Stein), waterplint: wǫtǝrplent (Bilzen), wel: wɛl (Sint Odilienberg), weldorpel: wɛldø̜rpǝl (Stein) Geprofileerde plank die aan de onderregel van de deur bevestigd wordt om te voorkomen dat het kopse hout van de planken water opzuigt. De waterdorpel is daartoe aan de onderzijde in de lengte voorzien van een waterhol, een halfronde uitholling. [N 55, 24c] II-9
waterpokken pokken: de pókke (Sittard), poeke (Roermond), poeken (Opglabbeek), pokke (Nieuwstadt, ... ), pòkkə (Nieuwenhagen), waterpokken: waaterpokke (Neer), waaterpókke (Geleen), waaterpóleke (Thorn), waatərpokkə (Kapel-in-t-Zand, ... ), waatərpókkə (Grevenbicht/Papenhoven), waatərpôokkə (Kelpen), waoterpokke (Kanne), wasserpokke (Kerkrade, ... ), wassəpukkə (Simpelveld), watepokke (Vlodrop), water-pokke (Sevenum), waterpoeke (Merkelbeek, ... ), waterpoekke (Oirsbeek), waterpokke (Amby, ... ), waterpokken (Born, ... ), waterpokkə (Montfort), waterpōkke (Roermond, ... ), waterpŏkke (Geleen), waterpòkke (Doenrade, ... ), waterpòòke (Posterholt), waterpókke (Kinrooi, ... ), waterpôkke (Boekend, ... ), watterpokken (Meijel), watterpökke (Blerick), wattərpókkə (Meijel), waturpokku (Brunssum), watərpokkə (Schimmert, ... ), watərpòkken (Urmond), watərpókkə (Epen), watərpókə (Kapel-in-t-Zand), wā.tərpoͅ.kə (Ingber), wāāterpôkkə (Reuver), wāātərpòkkə (Nieuwenhagen), wāterpôkke (Schimmert), wātərpoͅ.kə (Eys), wetterpokke (Hoepertingen, ... ), wetterpokke ? (Vliermaal), woaterpokke (Zutendaal), woaterpokke(n) (Eigenbilzen), woaterpokken (Achel), woittërpòkkë (Tongeren), wàterpôkke (Swalmen), wááterpokkə (Oirsbeek), wáátörpoakö (Stevensweert), wáátərpókkə (Amstenrade, ... ), wäoterpokke (Gronsveld), blaasjes  wátterpokken (Eksel), wijnpokken: wājnpòkkë (Tongeren), weenpokken (Eigenbilzen), weinpokke (Bilzen), weinpuke (Loksbergen), wi-jnpókke (As, ... ), wi-jnpôkke (Maaseik), wi.npokə (Meeuwen), wie.npokke (Zutendaal), wie:npokke (Kaulille), wienpokken (Eksel), wijnpokke (Hoeselt, ... ), wijnpokken (Alken, ... ), wiënpokken (Achel), wèènpokke (Hechtel), wééjənpŏĕkə (Loksbergen), korte oe die in de richting van een y gaat  wejenpoeke (Kuringen), meer zoals pukkeltjes/wátterpokken en wiènpokken : = ziekte  wiènpokken (Eksel), Wijnpokken (Z.N.).  wèè.npokke (Hasselt), windpokken: wendpokke (Jeuk), wentpokken (Kerkhoven), windjpokke (Weert), windpokke (Eigenbilzen, ... ), windpokken (Eksel, ... ), windpokkə (Leopoldsburg), winsjpokke (Bocholt), wèndpokke (Boorsem), wéndpòkkë (Tongeren), wîndpokken (Eksel), Mv.  wēntpokə (Montzen), wēŋkpokə (Montzen) waterpokken || Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)], [N 84 (1981)] III-1-2
waterpomp bierpomp: bērpōmp (Meerssen), pomp: pomp (Heythuysen, ... ), pōmp (Meerssen), pompje: pø̜mpkǝ (Valkenburg), waterpomp: waterpomp (Arcen), wā.tǝrpo.mp (Opitter), wātǝrpomp (Schinnen), wātǝrpōmp (Valkenburg), wātǝrpǫmp (Stramproy), wętǝrpump (Kerkom), wętǝrpōmp (Alken), wortpomp: wǫrtpomp (Horn) De pomp die men gebruikt om in de beslag-kuip water op het mout te brengen. Uit de antwoorden van de invullers blijkt dat de pomp ook voor andere doeleinden wordt gehanteerd. Zie daarom ook de lemmata ''wortpomp'' en ''bierpomp''. [N 35, 35a; monogr.] II-2
waterpomptang buistang: bø̜jstaŋ (Bevingen), buizentang: bȳzǝtaŋ (Montfort), griptang: greptaŋ (Loksbergen), pijpentang: pīfǝtsaŋ (Kerkrade), pompentang: pompǝtsaŋ (Bleijerheide, ... ), pomptang: pomptaŋ (Eigenbilzen, ... ), waterpomptang: wasǝrpomptsaŋ (Bleijerheide, ... ), wātǝrpomptaŋ (Heerlen, ... ), wātǝrpōmptaŋ (Rothem), wātǝrpǫmptaŋ (Meerlo), wǫtǝrpumptaŋ (Bilzen), wǭtǝrpomptaŋ (Zutendaal), wǭtǝrpǫmptaŋ (Heijen, ... ), wɛtǝrpumptaŋ (Jeuk) Stalen, verstelbare tang voor het vastgrijpen en monteren van pijpmateriaal, het vast- en losdraaien van moeren, etc. De tang heeft een getande, ronde bek waarmee het materiaal kan worden vastgeklemd. De afstand tussen de bekken van de tang is verstelbaar. Zie ook afb. 69. [N 33, 177; N 64, 52; monogr.] II-11
waterpot bronpot: bronwater  bwoͅi̯npoͅt (Val-Meer), vr. zuurkool, boter, eieren  bwøͅi̯npoͅt (Zichen-Zussen-Bolder), putbaar: hierin werd putwater bewaard om te drinken  put-baar (Hoensbroek), voor het bewaren van drinkwater  pöttbaar (Klimmen), putsbaar: pøts˂bār (Bleijerheide, ... ), aarde Keulse of andere pot putsbaar voor drinkwater immaaksbaar voor zuurkool e.d. drieschilderbaar: de grootste hadden 3 schilden (merken)  pøts˂bār (Bleijerheide), water opslagplaats  putsbaar (Eygelshoven), waterpot: waterpot (Beverlo) grote stenen waterpot || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
waterproof-schuurpapier waterproof: wātǝrprōf (Heerlen, ... ), wātǝrprūf (Herten), wǭtǝrprōf (Tessenderlo), waterproof-schuurpapier: watǝrpruf-šurpapīr (Meijel), wātǝrpruf-šūrpǝpīr (Klimmen), wātǝrprōf-šūrpapīr (Buchten, ... ), wātǝrprōf-šūrpǝpēr (Heel), wātǝrprōf-šūǝrpapīr (Gulpen), wātǝrprū.f-šū.rpapīr (Waubach), wǭtǝrprōf-sxūrpapīr (Ottersum), waterschuurpapier: wętǝrsxūrpapīr (Jeuk), wɛtǝršūrpǝpīr (Diepenbeek), watervast schuurpapier: wātǝrvas sxōrpǝpēr (Maasbree) Zeer fijn schuurpapier dat vóór gebruik met water wordt bevochtigd. Het werken met waterproof-schuurpapier geeft een zeer glad resultaat. [N 67, 60b] II-9
waterput ader: ōͅr (Schinveld), boorput: boorput (America, ... ), bron: bōən (Beverst, ... ), bron (Amstenrade, ... ), bronput: boͅənpøt (Hoepertingen), būənpøt (Opheers), citerne: sitɛrn (Gingelom, ... ), søͅtɛ̄r (Noorbeek), sətēͅr (Noorbeek, ... ), sətɛ̄.rə (Borgloon), draaiput: draaiput (Schimmert), drinkpit: dreŋkpøͅt (Neeritter), drinkput: dreŋkpøͅt (Helden/Everlo), drinkput (Merselo), gat: xa.t (Heythuysen, ... ), geerput: gērpøͅt (Valkenburg), kot: kūt (Sint-Huibrechts-Hern), kuil: kōi̯l (Paal), kwel: kwel (Ottersum, ... ), pomp: pomp (Eygelshoven, ... ), poomp (Eys, ... ), pōmp (Amby, ... ), pompeput: pompəpøͅt (Geleen, ... ), pōmpəpøͅt (Hushoven, ... ), put: pat (Guttecoven, ... ), pet (Beverst, ... ), peət (Jeuk, ... ), pēt (Grote-Spouwen), pēͅt (As, ... ), peͅd (Eygelshoven), peͅt (As, ... ), pit (Val-Meer), pi̯øt (Borlo), pot (Guttecoven, ... ), poͅt (Heusden, ... ), py.də (Eupen), py.t (Eupen), pyjt (Oirsbeek), pyt (Halen, ... ), pyət (Leopoldsburg, ... ), pø.t (Moelingen, ... ), pød (Eijsden, ... ), pøt (Achel, ... ), pøtə (Baexem), pøət (Hasselt, ... ), pø̄.t (Mheer, ... ), pø̄t (Beegden, ... ), pøͅ.t (Eupen, ... ), pøͅd (Eupen, ... ), pøͅt (Asenray/Maalbroek, ... ), pɛt (Beek (bij Bree), ... ), pɛ̄t (Bree, ... ), putkuip: putkuip (Hamont), puts: peͅtš (Eupen), puts (Spekholzerheide), pyts (Eys, ... ), pø.ts (Aubel, ... ), pøts (Bleijerheide, ... ), pøtz (Kerkrade), pø̄ts (Aubel, ... ), pøͅ.ts (Montzen, ... ), pøͅts (Epen, ... ), pøͅtz (Vaals), regenput: regenput (Beringen, ... ), rolput: rolput (Mook), sprong: sprøŋ (Venlo), sprøŋk (Heel, ... ), waterkuil: wātərkūl (Helden/Everlo), weͅtərkul (Afferden, ... ), waterput: wai̯tərpøt (Halen), waterput (Afferden, ... ), waterpøͅt (Herten (bij Roermond), ... ), watərpøt (Meijel), wātərpeͅt (Hasselt, ... ), wātərpøət (Herten (bij Roermond)), wātərpø̄t (Baarlo), wātərpøͅt (Berg-aan-de-Maas, ... ), wātərpɛt (Gruitrode, ... ), wāətərpyət (Leopoldsburg), weͅtərpøt (Niel-bij-St.-Truiden), weͅtərpø̄t (Gingelom, ... ), woi̯tərpø̄t (Riksingen), wōtərpøt (Geistingen, ... ), wōͅtərpēͅt (Gelieren/Bret), wōͅtərpøt (Beverlo, ... ), wōͅtərpøͅt (Achel), wōͅətərpøt (Hamont, ... ), woͅtərpeͅt (Bilzen), woͅtərpøt (Achel), woͅʔərpøt (Kwaadmechelen), wɛtərpø̄i̯t (Borgloon), waterputs: wasərpøts (Bocholtz), wātərpøts (Eys), wel: wel (Venlo), welput: welput (Buggenum, ... ), wɛlpøt (Buggenum, ... ), wɛlpøͅt (Echt/Gebroek, ... ), windput: weŋpøtz (Schimmert), wipput: wipput (Mook) [DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [DC 21 (1952)] [Heem 08.2-3 (1964)] [N 12 (1961)] [RND 04] [RND 07] [RND 08] [RND 10] [Roukens 03 (1937)] [SGV (1914)] [Willems (1885)] [ZND 32 (1939)] [ZND m] I-7
waterral bemschaar: bamscheer (Zonhoven), bamschiejer (Zonhoven), cf HBHS 83 sub kwartelkoning; Frings  beͅmšēͅər (Diepenbeek), Frings  bɛmšāər (Beverst), of bremschaar, cf. ook waterschaar  bɛmsxir (Hasselt), bruin waterkuiken: broen waterkuken (Overpelt), duikeendje: doekaenjtje (Urmond), doekaentje (Urmond), ral: ral (Kinrooi), snip: Frings  snøp (Borgloon), snøͅp (Diepenbeek), waterhoentje: waaterheunke (Swalmen), waterheunke (Swalmen), waterral: waaterral (Houthem, ... ), waterral (Houthem, ... ), watterral (Eksel), watəral (Maaseik), watərral (Meijel), wātəral (Kaulille), woͅu̯ətəral (Lommel), Frings  wōͅtəral (Gelieren/Bret), waterschaar: waaterschér (Weert), etym aant.: "scharrelaar  waaterschér (Weert) waterral || waterral (28 onzichtbaar levende vogel van moerassen; roep geluid heel opvallend [kroeïe-kroeï] en geluid of er een varken wordt gekeeld [N 09 (1961)] III-4-1