e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
watertor regendier: reëndeer (Kerkrade), tonnetje: hydrophilus piceus, pekzwart dus  tunke (Sittard), tor: tor (Achel, ... ), waterkever: water-kaever (Maasbracht), waterkaever (Swalmen), waterkaêver (Echt/Gebroek), waterkeever (Kinrooi), waterkeiver (Boekend), waterkever (Weert), wāterkaever (Ell), watertor: watertor (Maasbree, ... ), wattertor (Eksel, ... ), woattertor (Eksel), wáttertor (Eksel), watertorretje: watertörke (Doenrade), zwaab: sjwaop (Vijlen), zwart beest: zwárte biest (Zolder) watertor || watertor: Hoe noemt u de grote zwarte tor die ónder het wateroppervlak leeft? [N100 (1997)] III-4-2
watertoren watertoor: wasǝrtūr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Maurits]  [Domaniale]), wasǝrtūǝr (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Domaniale]  [Domaniale]), wā.tǝrtu.ǝr (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Wilhelmina]), watertoren: wasǝrtuǝrǝn (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), wasǝrtūrǝ (Spekholzerheide  [(Willem-Sophia)]   [Julia]), watertoren (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Maurits]), watǝrtorǝ (Meijel  [(Emma / Maurits)]   [Maurits]), wã.tǝrtō.rǝ (Zolder  [(Zolder)]   [Emma]), wātǝrtoarǝ (Buchten  [(Maurits)]  , ... [Maurits]  [Zwartberg, Waterschei]  [Maurits]), wātǝrtø̄rǝ (Lanklaar  [(Eisden)]   [Willem-Sophia]), wātǝrtōrǝ (Klimmen  [(Oranje-Nassau I)]  , ... [Emma, Maurits]  [Maurits]  [Oranje-Nassau I]), wātǝrtūrǝ (As  [(Zwartberg / Waterschei)]  , ... [Emma, Hendrik, Wilhelmina]  [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Zolder]), wātǝrtūǝrǝ (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]  [Laura, Julia]  [Emma]  [Eisden]), wātǝrtǭrǝ (Geleen  [(Maurits)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Maurits]) [N 95, 20] II-5
watervast niet afgeven: net˱ āfjęǝvǝ (Kerkrade), tegen de regen kunnen: tē̜gǝ dǝr rē̜gǝ kenǝ (Gulpen), tegen het water bestand: tegǝn ǝt wętǝr bǝstant (Jeuk), waterbestendig: wātǝrbǝštɛnex (Heel), watervast: watǝrvāst (Meijel), wātǝrvas (Buchten, ... ), wǭtǝrvāst (Ottersum), weervast: wē̜rvas (Klimmen), wīǝrvast (Diepenbeek) Gezegd van verf die tegen langdurige inwerking van water bestand is. [N 67, 75b] II-9
waterverf latex: latɛks (Jeuk), waterverf: wasǝr[verf] (Kerkrade), watǝr[verf] (Meijel), wātǝr[verf] (Buchten, ... ), wętǝr[verf] (Diepenbeek), wǭtǝr[verf] (Houthalen, ... ) Verf, die door middel van water in vloeibare toestand wordt gebracht, waardoor zij uitstrijkbaar wordt. 'Latex' is een fabrieksverf met als bindmiddel latex. De verf is met water verdunbaar. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [N 67, 23a; monogr.] II-9
waterverfbindmiddelen caseïne: caseïne (Meijel), kasejɛn (Herten), kasǝīn (Gulpen), kaziǝnǝ (Schinnen), kazīǝn (Heerlen), kašɛn (Klimmen), kašɛnǝ (Herten), donker bier: doŋkǝr bēr (Klimmen), ei: ęj (Klimmen), essig: ɛsex (Klimmen), glaswater: glaswǭtǝr (Tessenderlo), houtlijm: hōtlīǝm (Heerlen), knokenlijm: knǭkǝlīǝm (Heerlen), plaatlijm: plātlīǝm (Heerlen), poederlijm: pujǝrlīǝm (Heerlen), silicaat: selekǭt (Tessenderlo), selǝkǫat (Heerlen), silikāt (Buchten, ... ), silǝkāt (Ottersum), veegvaste celluloselijm: vē̜x˲vastǝ sɛlylōsǝliǝm (Maasbree), waterglas: wātǝrglās (Klimmen) In dit lemma zijn de benamingen voor een aantal bindmiddelen voor waterverf bijeengeplaatst. Caseïne is een eiwitachtig bestanddeel van melk. Waterglas is een natrium- of kaliumsilicaat of een mengsel daarvan. [N 67, 14] II-9
watervoor beddevoor: będǝ[voor] (Neeritter), gracht: gráxt (Koersel, ... ), grep: grɛp (Posterholt), grip: grep (Milsbeek, ... ), holvoor: hol[voor] (Kwaadmechelen), hōl[voor] (Tungelroy), loop: lø̜i̯p (Haelen), ribbenvoor: røbǝ[voor] (Neeritter), rugvoor: rø̜k˲[voor] (Neeritter), spitvoord: spet˲[voord] (Neerpelt), stortvoor: stǫrt˲[voor] (Lottum), stortvoren maken: stǫrt˲vōrǝ mãkǝ (Lottum), trekvoor: tręk˲[voor] (Mook), vloedsgraaf: vlōts˲grãf (Ulestraten), voor: [voor] (Maxet, ... ), waterloop: wātǝrlō.p (Waubach), waterscholk: wãtǝršǫlǝk (Maasmechelen), wātǝršǫu̯k (Maasmechelen), watervoor: wa.sǝr[voor] (Simpelveld), wai̯tǝr[voor] (Halen, ... ), wasǝr[voor] (Bocholtz), watervoor (Ell, ... ), watǝr[voor] (Hasselt), wãtǝr[voor] (Hasselt), wātǝr[voor] (Aijen, ... ), woǝtǝr[voor] (Achel), wátǝr[voor] (Duras, ... ), wó̜tǝr[voor] (Beverst), wǫi̯tǝr[voor] (Tongeren), wǫu̯ǝtǝr[voor] (Lommel), wǫǝtǝr[voor] (Overpelt), wǭǝtǝr[voor] (Hamont), wǭtǝr[voor] (Milsbeek, ... ), wǭʔǝr[voor] (Tessenderlo), wɛtǝr[voor] (Berlingen, ... ), watervoord: wātǝr[voord] (Hushoven, ... ), watervoren: wãtǝrvōrǝ (Lottum), watervoren maken: wãtǝrvōrǝ mãkǝ (Lottum), waterzouw: wętǝrzǫu̯ (Diepenbeek), welgracht: węlgrãx (Wellen), zoe/zouw: zuf (Lommel), zǫu̯ (Alken, ... ) Een watervoor is een meestal wat diepere voor die men vóór de winter over de akker trekt, om overtollig water te laten afvloeien. Een watervoor kan dwars op de normale ploegvoren liggen, in het midden van de akker (bij uiteenploegen), tussen de delen van een in panden geploegde akker of ook wel om de (reeds ingezaaide) akker heen. In het algemeen brengt men watervoren aan op laaggelegen of natte gronden, akkers met een laagte erin of op een hellende akker om te voorkomen dat de grond wordt uitgespoeld. De benamingen kunnen ook gebruikt worden voor de middenvoor (omdat deze vaak als watervoor fungeert), verder voor de brede of grove voren van een akker die "op de wintervoor" is gelegd om hem te laten uitvriezen of voor ondiepe waterlopen, greppels en geulen in het algemeen. [N 11, 59b; N 11A, 137k; N 11A, 137i add.; div.] I-1
waterzucht dikke benen: dikke bieën, vuut (bv.) (Hechtel), dikke benen/voeten: dikke bieën (Eksel), dikke voeten: dikke bieën, vuut (bv.) (Hechtel), dikke vüt (Eksel), oedeem (gr.): oedeem (Merkelbeek), oedieëm (Kinrooi), opgezwollen zijn: opgezwolle ziên (Eksel), te veel water hebben: te vèèl water höbbe (Bree), vocht: voch (Geulle), vocht (Jeuk, ... ), op de longen, aan het hart  vocht (Neeroeteren), water: `t water (Tienray), `t water höbbe (Noorbeek, ... ), het water (Born, ... ), het water höbbe (Nunhem), hət waatər höbbə (Kapel-in-t-Zand), hət waotər (Leopoldsburg), hət wàitər (Loksbergen), op t water hebbe (Sevenum), op t water hèbbe (Sevenum), t waater (Geleen), t waater höbbe (Sittard), t wasser han (Kerkrade), t water (Amby, ... ), t water hebbe (Venray), t water hubbe (Gulpen), t water hêbbe (Schimmert), t water höbbe (Herten (bij Roermond), ... ), t watər (Wijnandsrade), t wāter (As), t woatter (Hoeselt), t wááter (Oirsbeek), t wäoter (Gronsveld), ut water (Venlo), vol wátter zitten (Eksel), waatur (Brunssum), waatər (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), waoter (Kanne, ... ), wasser (Vaals), water (Alken, ... ), water höbbe (Bree), water in de aojers (Maastricht), watər (Kapel-in-t-Zand, ... ), wetter (Hoepertingen, ... ), woater (Eigenbilzen), woatter (Hoeselt), wotter (Bilzen), wáátər (Epen), öt wāātör höbbö (Stevensweert), ət waatər hubbə (Maastricht), ət wattər (Meijel), ət wāātər (Nieuwenhagen), ət wáátər (Heerlen), ’t water (Lommel), (komt bij legkippen veel voor)  het water (Meijel), - in de bee, de errem...  wassər (Simpelveld), longoedeem  wátter oppe longen (Eksel), waterblaas: waterblaas (Lauw), waterzucht: waaterzucht (Bocholt, ... ), wasserzoech (Waubach), water zug (Blerick), waterzuch (Boekend, ... ), waterzuch (?) (Reuver), waterzucht (Blerick, ... ), waterzug (Posterholt), waterzöch (Maastricht), watərzùch (Urmond), waôterzucht (Sint-Truiden), wā.tərzø.ch (Eys, ... ), wāātərzog (Nieuwenhagen), wātərzoxt (Montzen), woaterzucht (Eigenbilzen, ... ), wáátərzuch (Susteren), Niet typisch  waterzuch (Boorsem), zucht: de zŭcht (Schimmert), zoeg (Maastricht), zuch (Reuver, ... ), zucht (Kinrooi, ... ), zugt (Meijel) Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zuch(t), het water, waterzuch(t), vocht). [N 107 (2001)] || Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)] III-1-2
wbd: afzeggen aan niks doen: Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  de koop aon nieks doen (Eijsden), aan niks zijn: der koup is aan nieks (Klimmen), afbreken: de koup aafbraeke (Tegelen), ps. invuller heeft geen spellingssyteem genoteerd, dus letterlijk overgenomen (niet(s) omgespeld!).  d’r keup aafbrèè.ke (Waubach), afhandelen: aofhandelen (Wijk), afzeggen: aofzeggen (Wijk), de koop aofzègge (Wolder/Oud-Vroenhoven), de koup aafzégge (Limbricht), ps. omgespeld volgens Frings.  afzeͅgə (Lommel), āfseͅgə (Stokkem), koͅu̯p ōͅfsājə (Borgloon), afzien: iech seen de van aof (Heugem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  aafzīēn (Mechelen), breken: ps. omgespeld volgens Frings.  də koͅp breͅkə (Peer), door de nek trekken: ps. omgespeld volgens Frings.  dor də neͅk treͅkən (Hamont), effen maken: effe make (Swalmen), intrekken: Opm. de eerste e als bij Fr. woord père.  intrekke (Leuken), nagedaan maken: nagedoa maken (Hoensbroek), niet doorgaan: kōēp gīēt nit daor (Sevenum), ps. deels omgespeld volgens Frings.  de koop [gēͅi̯t nēt dūr (Waterloos), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  də ⁄kuəp get ni dor (Neerpelt), niet geldig maken: d’r koop neet geldig make (Heerlen), niet ontvangen: ps. omgespeld volgens Frings.  nēət ontfaŋə (Rekem), niks geven: ’t geef niks (Sittard), niks maken: ps. omgespeld volgens Frings.  dər kōͅbəneks mākə (Teuven), nivelleren (<fr.): nieveleere (Weert), ongedaan maken: de kaup ongedaon make (Nunhem), de koop ongedaon make (Middelaar), de koup ongedaon make (Heythuysen, ... ), de koup ungedoan make (Susteren), de koup óngedaon make (Roermond), d’r koop ongedoa make (Heerlen), eine koup ongedaon make (Blerick), kōēp ongedaan maake (Sevenum), ongedaon make (Baarlo, ... ), ôngedaon maake (Tegelen), ôngedaon maken (Baarlo, ... ), ps. letterlijk overgenomen.  ongedòò.n maake (Panningen), ps. omgespeld volgens Frings.  ou̯ngədōͅn (Kinrooi), ongeldig (bn.): ps. omgespeld volgens Frings.  ongeͅldix (Tongeren), ongeldig maken: ps. omgespeld volgens IPA.  ungeͅlʔeg māəkə (Rotem), ontbinden: intbuije (Roermond), ontdoen: de koop ontdoen (Grathem), de koup ontdoen (Maastricht), de koup ontdoon (Tungelroy), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ontdoon (Ulestraten), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  de koop ontdōēan (Jabeek), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  de kāūp ōntdōōn (Schimmert), ps. omgespeld volgens Frings.  on don (Maaseik), ondōn (Maaseik), onverkocht (bn.): ps. omgespeld volgens Frings.  oͅnvərkoͅi̯x (Diepenbeek), opzeggen: de koup opzègke (Tegelen), ps. omgespeld volgens Frings.  oͅpzeͅgə (Oud-Waterschei), roffen: ps. omgespeld volgens Frings.  rufə (Zelem), rouwkoop (zn.): ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  r⁄oͅu̯kōͅu̯p (Lanklaar), tenietdoen: de koup te neet doon (Beegden, ... ), te neet doon (Tegelen), te niet dôên (Eksel), teneet doon (Weert), ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  te niet doen (Halen), ps. niet omgespeld!  te niet doen (Rummen), ps. omgespeld volgens Frings.  də kōp tənit dūən (Gelieren/Bret), də kōu̯p tə nit du̯on (Wintershoven), də kōͅu̯p tənēt dōn (Bocholt), kōp tə nīt dy (Zichen-Zussen-Bolder), kōͅup te nēt dun (Mechelen-aan-de-Maas), tə nejt duŋ (Borgloon), tə nēt dōn (Lanklaar), tə neͅjt duən (Hasselt), tə nit dun (Velm), tə nīt dūn (Hoeselt), tə nītuən (Hasselt), tənit dun (Wellen), tənit dūən (Diepenbeek), tənitun (Halen), tənīt dyn (Opheers), tənīt tun (Sint-Truiden), tə⁄nīt ⁄ty(3)̄n (Boekt/Heikant), ps. omgespeld volgens IPA.  tə nidu(ə)n (Overpelt), terugtrekken: teruuk getroch (Vlodrop), zich truuk trekke (Hoensbroek), ps. omgespeld volgens Frings.  zex trøͅktrɛkə (Rotem), tot niks doen: tot niks doon (Tungelroy), uit de kan springen: ps. omgespeld volgens Frings.  øt də ka͂n spreŋə (Lommel), van niet zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  dēͅ kø͂ͅi̯p wās van ēt (Opglabbeek), van niks maken: de koup van niks make (Heythuysen), ps. omgespeld volgens Frings.  də kōͅu̯p vaneks makə (Ophoven), van niks zijn: de kaup is van niks (Holtum), de koup is van niks (Geulle), van niks (Echt/Gebroek, ... ), ps. deels omgespeld volgens Frings.  de koop is [van neks (Waterloos), ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "van") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  də kōͅu̯p is van neks (Bocholt), vanaf maken: vanaafmaake (Puth), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  zich van d’r koop aafmake (Welten), vanaf zijn: der van aaf-zieë (Oirsbeek), vanniksen: ps. omgespeld volgens Frings.  vaneksēn (Maaseik), verbreken: de kaup verbreke (Grevenbicht/Papenhoven), de koop verbrieeke (Mesch), ps. omgespeld volgens Frings.  vərbrōͅu̯kə (Rummen), vernielen: de koup vernele (Ell), vernietigen: verneetige (Kinrooi), vernietigen (Zolder), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  vernetige (Ulestraten), ps. omgespeld volgens Frings.  də kōp vərnitəgən (Lommel), də kup vərnītegə (Kermt), køͅi̯jp vərnētegə (Bree), vərnitegə (Hasselt, ... ), vərnitəgə (Herk-de-Stad, ... ), voor niks verklaren: de koup veur nieks verklaore (Maasniel), zijn woord door zijn nek trekken: ps. omgespeld volgens Frings.  zīn wēͅrt dy(3)̄r zīnə neͅk treͅkə (Opglabbeek) ongedaan, De koop ~ maken [de koop ontdoen?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: in trek aangehoogd: priese zeen aangehocht (Heythuysen), beur hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  də eͅjər hømə bøər (Borgloon), zə həbə bø͂ͅr (Borgloon), bij prijs: bie pries (Neeritter), billig (du.): ps. omgespeld volgens Frings.  belex (Stokkem), de eieren zijn op: de eier zin op (Schimmert), de markt is hoog: de mert is hoëg (Tegelen), dik betaald: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje aan het eind heb ik geïnterpreteerd als een "glottishslag".  dek bətāltʔ (Waterloos), dikke markt: ps. omgespeld volgens Frings.  dekə meͅrk (Spalbeek), duur verkocht: ps. omgespeld volgens Frings.  dīr vərkōu̯x (Wellen), duur verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  dir vərkūpə (Rummen), duur zijn: de bagge zien deur (Tegelen), de eier zeen deur (Nunhem), de eier zien deur (Tegelen), det is deur (Neer), deur (Leuken), duur (Roermond), duur zeen (Guttecoven), duur zin (Oirsbeek), ps. invuller twijfelt over dit antwoord!  duur? (Bleijerheide), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  zīēn deur (Oost-Maarland), ps. omgespeld volgens Frings.  d"r (Bocholt), dy(3)̄r (Hoeselt), zēn d"r (Kinrooi), ps. omgespeld volgens IPA.  dy(3)̄r (Overpelt), də ēͅi̯jər zēͅən d"ər (Rotem), een goede maand hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  də būər het ən guj mōnt xəhat (Gelieren/Bret), een goede prijs doen: de eier doen enne goeie pries (Oirlo), ze doon eine gooië pries (Maasniel), een goede prijs gaan: ps. omgespeld volgens Frings.  gujə prēͅs gōən (Niel-bij-St.-Truiden), ps. omgespeld volgens IPA.  ənə gui̯ə prēͅs gon (Gelinden, ... ), een goede prijs krijgen: ich kreeg eine gooie pries! (Maasbracht), een goede prijs maken: gooje prīēs make (Blerick), een goede prijs opbrengen: ps. omgespeld volgens Frings.  nə gujə pris oͅpbreͅŋə (Kaulille), een goede prijs uitdoen: ze hebbe ene gooie pries oetgedoan (Susteren), een schone prijs opbrengen: det bringt eine sjôône pries op (Neer), fel trekken: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "@"(omgespeld: @) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "@"omgespeld.  hət trekt feͅ~l (Kermt), gaan: de eier gaon wel dees waek (Oirlo), gekoop: ps. omgespeld volgens IPA.  gukuəp (Overpelt), geld kosten: ze koste geld (Tegelen), geld opbrengen: de eier bringe gèld op (Wolder/Oud-Vroenhoven), get opbrengen: ze bringe get op (Kinrooi), gewild zijn: get waat gewild is (Sittard), gewildj (Weert), gewillig zijn: die waar is gewillig (Heerlen), gezocht worden: die waar wäed gezoch (Heerlen), goed aan prijs komen: ps. omgespeld volgens Frings.  gōdōͅnprīskomə (Smeermaas), goed betaald krijgen: veer kriegen het good betaold (Wijk), goed betaald worden: de eier wéére deze mòòndj good betaald (Roermond), goed bij prijs zijn: ps. omgespeld volgens Frings.  gōt bi pris (Ophoven), goed gaan: de eier goan good deze moandsj (Bree), der maert geit good (Klimmen), goan goed (Eksel), goan good (Tungelroy), good gao(n) (Puth), goot gaon (Beegden), goòn good (Gronsveld), junt jot (Kerkrade), ze gaon good (Baarlo, ... ), ze gon goe (Meijel), ze gunt good (Mechelen), Opm. bijv. de bagge (= biggen) gaon good vandaag.  good gaon (Reuver), ps. omgespeld volgens Frings.  dər handəl va ... gēͅt xōt (Teuven), gōət goͅən (Bree), goͅən goͅwd (Wintershoven), gut goi̯n (Diepenbeek), gut gōͅn (Wellen), gut gøͅn (Peer), gūtxwø (Zichen-Zussen-Bolder), sə gon gut (Velm), ze goͅən gut (Kermt), zə gaon gōt (Mechelen-aan-de-Maas), zə gonə gūt (Opheers), zə gōͅn guət (Hasselt), zə gwə gyt (Rosmeer), zə gøͅn gut (Diepenbeek), goed geld opbrengen: de eier bringe gôt geltôp (Eygelshoven), goed gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  zə geͅlə gut (Zelem), goed get opbrengen: brink goud get op (Sittard), goed in de markt liggen: dèè liktj good inne mèrtj (Haelen), ligge good inne mert (Herten (bij Roermond)), goed in de markt zijn: good in de mèrt (Schimmert), goed in prijs zijn: goot in pries (Holtum), goed kosten: ps. omgespeld volgens Frings.  got koͅstə (Maaseik), gōt koͅstə (Maaseik), goed liggen: ze lieje gaod (Mechelen), ze ligge goed (Middelaar), goed meegaan: het geet dae good mit (Oirsbeek), goed opbrengen: goot opbringe (Waubach), goot opbrèngə (Holtum), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  ze brenge goed op (Eijsden), Opm. bijv. "de appel hubbe goot opgebrach"(= goed opgebracht).  goot opgebrach hubbe (Grevenbicht/Papenhoven), ps. omgespeld volgens Frings.  zə brengə gōt oͅp (Lanklaar), zə breͅŋə gūət oͅp (Hasselt), goed staan: de .... sjtònt good (Hoensbroek), steet goot (Hoensbroek), ps. omgespeld volgens Frings.  gud stōͅm (Lommel), goed trekken: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de \\ staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.  zə trə⁄kə gōt (Bocholt), goed uitdoen: doon goud oet (Limbricht), goed zijn: good (Weert), ze zien good (Sevenum), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  de eur sint gōōd deze maonjd (Jabeek), goede markt: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb ik letterlijk overgenomen.  ⁄t əs ən guj ⁄mēͅrt gəwest (Neerpelt), gouden markt: enne gooh máát (Mechelen), hoog staan: hoag sjtaon (Holtum), hoagsjtoan (Guttecoven), staon hoîg (Schimmert), ze sjtoan hoeag (Obbicht), ps. omgespeld volgens Frings.  hux (Herk-de-Stad), hux stōn (Neerharen), hux stoͅn (Sint-Truiden), hūəx stōͅən (Rekem), in trek zijn: die waar is in trek (Heerlen), opbrengen: ps. omgespeld volgens Frings.  brēͅŋə n oͅp (Hasselt), ps. omgespeld volgens IPA.  breͅŋtxutoͅp (Achel), opgaan: ps. omgespeld volgens Frings.  opgəgaŋə (Opglabbeek), prijs houden: ps. omgespeld volgens Frings.  pris hawə (Waterloos), prijshoudend: prieshoajend (Ell), prijshoudend (Grathem), prijzig zijn: alles is priezig vandaag (Sittard), de eier zeen priezig (Sittard), preisig (Wijk), priesig (Echt/Gebroek), priezig (Heerlen, ... ), staan: ps. invuller heeft hierbij geen fonetische notering gegeven.  staan (Herk-de-Stad), sterk navraag naar: dao is sjterk naovraog nao (Sittard), stevig: sjtēvig (Swalmen), stijf: priese zeen schtīēf (Heythuysen), vast: ps. omgespeld volgens Frings.  də meͅrt es vast (Rotem), vas (Val-Meer), vaste markt: vaste mert (Houthem), ps. omgespeld volgens Frings.  vastə mēͅrt (Tongeren), vaste prijs: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  vaste pries (Welten), veel gelden: ps. omgespeld volgens Frings.  gelə vøl (Lommel), veel opbrengen: vèùl opbringe (Waubach), ps. omgespeld volgens Frings.  v"l ubreŋə (Halen), veel uitdoen: veul oet doon (Valkenburg), verdienstelijk (bn.): verdeenstelijk (Hoensbroek), vlot: flot (Panningen), vlot gaan: vlot gaon (Reuver), ze gaen flot (Maasniel), wat opbrengen: ps. omgespeld volgens Frings.  wa oͅpbreͅŋə (Peer), willig zijn: willig (Panningen, ... ), willig zeen (Born, ... ), willug (Mesch), ze zien willig (Milsbeek, ... ), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssysteem Veldeke, maar met een vraagteken erachter; de lijst is gewoon in het "Nederlands"ingevuld en heb het daarom maar letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  willig (Ulestraten) Goed in de markt liggend, een goede prijs opbrengend [willig, b.v. de eieren zijn willig deze maand?] [N 21 (1963)] III-3-1
wbd: katten afvangen: ps. omgespeld volgens Frings.  ōͅfaŋə (Wellen), bedotten: ps. omgespeld volgens Frings.  bə⁄doͅtə (Boekt/Heikant), bedriegen: ps. omgespeld volgens Frings.  bədrēgə (Lanklaar, ... ), bədrigə (Rummen), hēͅ hēͅt həm bədrōgə (Lanklaar), blijven zitten: ps. omgespeld volgens Frings.  hēͅ blif tə meͅt zitə (Hoeselt), foppen: ps. omgespeld volgens Frings.  fopə (Zolder), i eͅtəm gəfup (Hasselt), halcoti (wa.): ps. omgespeld volgens Frings.  halkəti (Diepenbeek), ən hālkəti (Wintershoven), jodenstreken hebben: ps. omgespeld volgens Frings.  hēͅ hēͅt jydəstriək (Opglabbeek), katten: katte (Weert), katten (Grathem), ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  gekat (Schimmert), kloten: gekloet (Maastricht), ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅ ēt ym gəklōu̯ətʔ (Kinrooi), hēͅhēͅfmixəklut (Maaseik), heͅ heͅft mix gəklut (Maaseik), laten: ps. omgespeld volgens Frings.  ex heͅp hət əm gəlōtə (Gelieren/Bret), laten brommen: laote(m) bròmme (Tegelen), laten houden: ps. omgespeld volgens IPA.  heͅm lōͅtən hāwə (Overpelt), laten staan: ps. letterlijk overgenomen (dus niet(s) omgespeld!).  laote sjtōē.we (Mechelen), laten stikken: hae haet öm laote sjtikke mét ziene rómmel (Egchel), laote stikke (Sevenum), loate stikke (Weert), stieke laoten (Valkenburg), zitte laote (Eygelshoven), ps. omgespeld volgens Frings.  tər lōͅtə bēͅ stikə (Hasselt), əm lōətə stəkə bə zən wau̯r (Velm), laten stoven: ps. omgespeld volgens Frings.  luu̯ətə st"və (Spalbeek), laten zitten: dermit laote zitte (Klimmen), d⁄r mit laote zitte! (Oirlo), hae haet hem laote zitte dermit (Oirsbeek), hae haet tum mit zien waar loate zitte (Sittard), hae leet ⁄m zitte (Limbricht), hae luit um zitte (Blerick), hae luut um met de stukke zitte (Baarlo), hai hait mig der mit laote zitte (Maasniel), he hèt ⁄m loate zitte mit z⁄n waar (Susteren), heer heet mich de mèt op de maog laote zitte (Wijk), hem laoten zitten mit zien waar (Roosteren), hē heet hum laote zitte (Neeritter), häe hat mich d’r mit loate zitte (Heerlen), laote hem zitte de mit (Schimmert), laote zitte (Heythuysen, ... ), laote zitten (Urmond), laotə zittə d⁄r mit (Holtum), leutjt t⁄r mich mit zitte (Herten (bij Roermond)), loate zitte (Weert), loate zitte de mit (Guttecoven), lŏte zitte (Meijel), lét em zitte der mit (Mechelen), mit de waar lotte zitte (Waubach), mit laote zitte (Middelaar, ... ), mèt loate zitte (Tungelroy), op der stump loate zitte (Hoensbroek), ŏm der mit laote zitte (Nunhem), sjoen loate ziette (Mesch), zitte (Heugem), ’m (mit der kroam) loate zitte (Hoensbroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  laote zitte (Welten), ’m laote zitte (Klimmen), ps. letterlijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  ’m uit de wāār lāōte zitte (Jabeek), ps. omgespeld volgens Frings.  dix laotə zitə meͅt dər wār (Mechelen-aan-de-Maas), də kūpər lōͅtə zetə (Hasselt), hēͅm loͅətə zeͅtə (Bree), həm loͅtə zitə (Zichen-Zussen-Bolder), lōtə zetə (Borgloon), lōətə zetə (Niel-bij-St.-Truiden), lōͅtə zetə (Hasselt), loͅtə zitə (Oud-Waterschei), luətə zeͅtə (Lummen), luətə zitə (Opheers), løͅtə zetə (Peer), mɛt (d)ə būl lōͅtə zetə (Rotem), tər bēͅi̯ə lōətə zetə (Kermt), tər lōͅtə bēͅ zeͅtə (Hasselt), tər meͅt lōͅtə zetə (Ophoven), əm lōͅtə zetə (Stokkem), əm loͅətə zetə (Rosmeer), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "a met een rondje erboven"(omgespeld: a) staat nog een ~; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "a met een rondje erboven"omgespeld.  la~tə zetə (Bocholt), ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje vóór "\\r"heb ik letterlijk overgenomen.  hēͅ lēt⁄ ər həm meͅt zetə (Waterloos), ps. omgespeld volgens IPA.  təmetløtəzitə (Tongeren), tər meͅt la͂tə zetə (Rotem), laten zweten: leutjt t⁄r mich mit zjweite (Herten (bij Roermond)), met een natte handdoek afdrogen: ps. omgespeld volgens Frings. Boven de "#"moet nog een ~ staan; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de "#"omgespeld.  hī heͅt əm oͅ~fgədrøͅi̯gt meͅt eͅnə noͅai̯tə handuk (Borgloon), naaien: geneijd (Maastricht), niet komen: ich höb hem neet mieë gezieë, hae is neet mir kŏĕmme (Oirsbeek), niet komen opdagen: neet komme opdaage (Beegden), op een stomp zetten: ps. omgespeld volgens Frings.  oͅp ənə stōmp zeͅtə (Neerharen), op het varken zetten: ps. omgespeld volgens Frings.  uptfeͅrəkə gəzeͅt (Zelem), op stompen trekken: ps. omgespeld volgens Frings.  up stumpə treͅkə (Halen), roffen: ps. omgespeld volgens Frings.  gəruft (Herk-de-Stad), zən wot gəruft (Herk-de-Stad), rouwkoop: vgl. Maastricht Wb. (pag. 357): rouwkoop, rouwkoop, a) A.N. rouwkoop; -b) in de zegsw. - kriege berouw krijgen over een onvoordelige koop.  rouwkoup (Maastricht), rouwkoop (zn.): ps. letterlijk overgenomen.  rau.wkau.p (Panningen), rouwkoop krijgen: rouwkoup kriege (Obbicht), uit de koord springen: vgl. Lommel Wl. (pag. 159): koor(d), [kouër] (v.), koord.  øͅtə koͅu̯ər spreŋən (Lommel), verneuken: eemes vernûûke (Puth), hae haet ’m vernaök (Sittard), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  vernuuëke (Eijsden), ps. omgespeld volgens Frings.  ēͅ ēt ym vərnø͂ͅkt (Kinrooi), heͅ heͅft mix vərnykt (Maaseik), ps. omgespeld volgens Frings. Boven de y staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen en heb alleen de y omgespeld.  hēͅhēͅfmixvərny^k (Maaseik), woordbreuk (zn.): ps. omgespeld volgens Frings.  wōdbr"k (Halen), woorden intrekken: ps. omgespeld volgens Frings.  wurdə en trəkə (Bocholt), zijn gat in de haag steken: ps. invuller heeft hierbij ajjeen een fonetische notering gegeven van de woorden: gat [g‹\\t] en haag [‹\\x].  zijn gat in de haag steken (Sint-Truiden), zijn kat sturen: ps. omgespeld volgens Frings. Onder de a (van "kat") staat nog een rondje; dit heb ik niet meegenomen in de omspelling. Misschien bedoelt invuller een "a met een rondje erboven"(en dus omgespeld: a)?  zi(ə)n kat støͅrə (Bocholt), zijn woord in de nek trekken: ps. omgespeld volgens Frings.  heͅi̯ treͅkt zeͅ womərt in də neͅk (Lommel) katten: Wat zegt men wanneer de koper de verkoper met zijn waar laat zitten, niet afhaalt wat hij gekocht heeft [katten? hij heeft gekat?] [N 21 (1963)] III-3-1