e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zak slenk: sleŋk (Echt), zak: zak (Klimmen, ... ), zakking: zakeŋ (Maastricht) Plaats waar de klei plotseling veel dieper zit. [N 98, 23; monogr.] II-8
zak in de onderrok beurs: moet dit niet bors zijn?  bars (Eksel), buidel: boͅül (Tessenderlo), buil (Tessenderlo), buideltje: buulke (Boekend, ... ), maal: maal (Eigenbilzen, ... ), maal van de onderrok (Borgloon), maalj (Grathem), mal (Hasselt), māl (Bree, ... ), māəl (Rotem), mole (Val-Meer), mōͅl (Tongeren), moͅl (Rosmeer), moͅul (Riksingen), mòwəl (Opheers), məal (Wintershoven), Een zak.  moil (Mal), geheten in Stein  maal (Sittard), maaltje: meulke (Val-Meer), moedertjesmaal: mojerkesmaol (Zichen-Zussen-Bolder), moedertjestas: moederkesteͅs (Halen), moedertjeszak: moederkeszak (Beringen, ... ), mōjərkəsak (Opglabbeek), ondermaal: ondermaal (Hoeselt), onderrokkentas: onderrokketèsj (Borgharen), rokbuidel: rokbuil (Beverlo), roͅkbəl (Beverlo), rokkenmaal: rokkemaal (Diepenbeek), rokəmāl (Boorsem), roͅkəmal (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), rokkentas: rokke tesj (Schimmert), rokke-tesch (Brunssum), rokke-tésj (Klimmen), rokke-têsch (Schimmert), rokket`s (Echt/Gebroek), rokketes (Baarlo, ... ), rokketesch (Heerlen), rokketesj (Beek, ... ), rokketès (Blerick, ... ), rokketèsch (Bocholtz, ... ), rokketèsj (Einighausen, ... ), rokketés (Ittervoort), rokketésj (Kerkrade, ... ), rokketéés (Panningen), rokkketeesch (Kerkrade), rokkutèsj (Mesch), rokkətas (Lanklaar), roͅkəteͅs (Linkhout), ròkketesj (Munstergeleen), rókketes (Sevenum, ... ), Vero.  rokketés (Gronsveld), rokmaal: roͅkmāl (Bocholt), roͅkmo͂ͅüel (Kermt), roksmaal: roͅksmal (Eisden, ... ), rokstas: roͅksteͅs (Herk-de-Stad), roktas: roktes (Boekt/Heikant, ... ), roktès (Hout-Blerick, ... ), rŏkteͅs (Sint-Truiden), roͅkteͅs (Boekt/Heikant, ... ), rokzak: rokzak (Rotem), schortentas: schortetèès (Horst, ... ), sjortetes (Horn, ... ), sjórtetes (Schinveld), sjórtetès (Haelen), schortstas: sjêûtstèsj (Mechelen), smokkelmaal: smokkelmaal (Neerharen), tas: teisch (Mechelen), tes (Boekt/Heikant, ... ), tes ien de rok (Eijsden), tesch (Heerlerheide), teschj (Heerlerheide), tesj (Jabeek, ... ), tēͅs (Achel, ... ), teͅs (Beringen, ... ), tès (Beringen, ... ), tèsch (Hoensbroek), tèsj (Sittard), tés (Tungelroy), tɛs (Lummen, ... ), tas in de onderschorts: də tēͅšendə oͅndəršøͅts (Teuven), zak: zak (Leopoldsburg, ... ) [rokketes*]: zak in mannenrok || [roktes*]: bovenzijzakje van de vrouwenrok || aan de binnenkant van de onderrok genaaide zak om sleutel, geld e.d. in te bewaren || zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] || zak in een vrouwenrok of vrouwenonderrok || zak op de onderrok genaaid III-1-3
zak in kledingstuk boksentas: bŏksə}teiš (Vaals), buidel: beul (Oostham), bouəl (Tessenderlo), bøl (Beverlo), bø͂ͅl (Lommel), bøͅl (Beringen), bûîl (Beverlo), Samengetrokken uit buidel.  bøͅl (Lommel), kot: koet (Munsterbilzen), maal: m .l (Hasselt), m l (Hasselt), maa.l (Kuringen), maal (Bocholt, ... ), maal in brook of jas (Mechelen-aan-de-Maas), mal (Bree, ... ), maol (Bilzen, ... ), maol, moäl (Herderen), maoël (Zonhoven), māāl (Houthalen), māl (Hasselt, ... ), mo.l (Grote-Spouwen), mo.wel (Wellen), mo:l (Tongeren), mo:əl (Heers), moal (Eigenbilzen, ... ), moaël (Gors-Opleeuw), mowəl (Hoepertingen, ... ), moël (Vliermaal), mōāl (Hoeselt), moͅəl (Kortessem), má:l (Kinrooi), mâəl (Houthalen), mèl (Mechelen-aan-de-Maas), môol (Tongeren, ... ), [uitdr. 55]  maoële (Romershoven), B.v. jassemoal.  moal (Bilzen), Broek.  maal (Opglabbeek), Dim. maelke.  maal (Kinrooi), eu zoals in het frans.  meuwel (Alken), In een broek.  maal (Opglabbeek), Spelling: <`> = sjwa.  maal (Bocholt), maaël (Kaulille), Ss. Maalplag, binnenmaal, broeksmaal.  mā:l (Meeswijk), Zowel in rok, broek als jas.  maal (Peer), maaltje: Hemd.  méélkə (Opglabbeek), males: Brg.  mélës (Tongeren), tas: tes (Eksel, ... ), tesch (Genk, ... ), tesj (Nieuwstadt, ... ), tēͅs (Overpelt), teͅs (Neerpelt, ... ), täs (Lommel), tääsj (Bleijerheide), tès (Achel, ... ), tèsj (Doenrade, ... ), tèès (Neerpelt), tés (Gronsveld, ... ), təs (Loksbergen), tɛs (Eksel, ... ), b.v. de tessen van ne zjieléé.  tes (Hasselt), B.v. Dees bóks hèt twee téssen óp de kó.nt.  tés (Gennep), B.v. Steekt dat geld in oer tes.  teͅs (Niel-bij-St.-Truiden), Bókstes, koontetes (NO: kôntjetes).  tes (Weert), In Stein zegt men maal.  tesj (Lutterade), Meestal is tes een kleine tas of een zakje, vaak deel van iets anders, zak.  tes (Meerlo, ... ), ndl. tas, mnl. ta(s)ch(e), tes(s)ch(e). Zie WNT tasch. De etymologie is onzeker.  tes (Achel, ... ), Ndl. tas, mnl. tas(s)ch(e), tes(s)ch(e).  teͅs (Hamont), O.a. binnetes, booveteske, achtertes, kontetes, boksetes.  tes (Eksel), Op een schort.  tesj (Opglabbeek), Spelling: <`> = sjwa.  tes (Kaulille), Tes"in Sint-Truiden en Jeuk, in Heers, Boekhout (nauwelijks 3 km. verder) is een zakdoek een "mauwldoek". Vroeger droegen de vrouwen onder hun zwarte rokken een beursje met een lint erdoor geregen "moijerstes  tes (Jeuk), Thans wordt maal meer gebruikt.  tes (Bree), zak: zak (Kerkhoven, ... ), zàk (Tessenderlo) **tes: zak in kledingstuk || [tas] || broek- en jaszak || broekzak || broekzak of zak aan een jas || buitenzak in een jas || een zak (in een broek enz.) [ZND B1 (1940sq)] || Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] || jas- of broekzak || maal (zak): broekzak || maal: zak van een broek, vest e.d. || tas, zak || tas, zak die in een kledingstuk is aangebracht || tas, zak, broekzak || tas: zak in een kledingstuk || tas: zak in kledingstuk || tas: zak of buidel als kledingsonderdeel || tas; zak || tasch, zak in de kleeren || tes: zak in kledingstuk || vestzak || zak || zak (deel van kledingstuk) || zak (in kledingstuk) || zak (in kleed) || zak (van b.v. een jas) || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)] || zak in jas, broek of mantel || zak in kledij || zak in kledingstuk || zak in of op kledingstuk || zak in pak of jurk || zakken III-1-3
zak met klep gepassepoileerde (<fr.) tas: Van Dale: passepoileren, paspelen. Van Dale: paspelen, van een paspel [i.e. smalle omboording (b.v. van knoopsgaten)] voorzien. Syn. passepoileren.  gepaspeleerdje tesse (Herten (bij Roermond)), ingezette maal met klep: ’n ingezatte maal mèt klep (Meeuwen, ... ), ingezette tas met klep: ingezatte tesj mit klep (Schinnen), klepmaal: klepmaal (As), klèpmaol (Bilzen), kleppentas: kleppetesj (Geleen), kleptas: klep tes (Venlo), kleptes (Echt/Gebroek, ... ), kleptesj (Lutterade), kleptēsch (Born), kl’eptesj (Nieuwstadt), klepzak: klapzak (Diepenbeek), klepzak (Echt/Gebroek, ... ), klɛpzak (Meijel), maal met een klep: maal met ’ne klep (Eisden), maol mét ən klèp (Bilzen), maal met klep: maal met klep (s-Gravenvoeren), maal mét klep (Neeroeteren), maol mét klèp (Bilzen), mōāl met klap (Genk), opgestikte tas met klep: opgestiekte tesj mit klep (Schinnen), steekmaal met klep: stɛjkmo.l met klep (Horpmaal), tas bet klep: tesə be klapə (Schulen), tas met een klep: ein tésj mèt ein klép (Meerssen), tes met ’n klep (Zolder), teͅs meͅt ēn kleͅp (Lanaken), met v-tje op de  ən tɛ̄jš met ən klɛp (Montzen), tas met klep: tes met klep (Horst, ... ), tes mit kleppe (Herten (bij Roermond)), tesj met klep (Noorbeek), tesj mit klep (Doenrade, ... ), tásj mit klep (Bleijerheide), toetas: ən toͅu tɛs (Zolder) een zak met een klep [N 59 (1973)] III-1-3
zak onder de kar rosdoek: rosdoek (Ospel) Onder de kar hangt een zak die wordt volgeladen met spullen van de turfsteker/boer. [I, add.] II-4
zak op een schort buidel: boͅül (Tessenderlo), buil (Beverlo, ... ), bèùl (Beringen), bø͂ͅəl (Beringen), bəəl (Beverlo, ... ), buidel  böl (Lommel), maal: maal (Eigenbilzen, ... ), maal van de veuring (Borgloon), mal (Hasselt, ... ), maol (Millen), māl (Bocholt, ... ), māəl (Rotem), má͂l (Borgloon), mo:l (Mal), moal (Bree, ... ), mōͅl (Ketsingen, ... ), moͅul (Riksingen), moͅwwel (Kermt), mòl (Tongeren), mòwəl (Opheers), pooier?: [sic; suggestie bij vraagstelling + informant in kwestie geeft vaker onduidelijke antwoorden]  poojer (Sittard), scholkenmaal: šoͅləkəmal (Mechelen-aan-de-Maas), scholkentas: schjolketes (Sittard), scholke tesch (Schimmert), scholke-tesch (Brunssum), scholketes (Echt/Gebroek, ... ), scholketesch (Heerlerheide), scholketesj (Oirsbeek), scholketäs (Urmond), scholketès (Oirlo), scholketèsj (Amstenrade), scholketésj (Puth), scholleke tès (Maastricht), scholleketès (Oirlo), schulleketès (Weert), sjolke tesj (Ulestraten), sjolke-tes (Oost-Maarland), sjolke-tesj (Klimmen), sjolketes (Ell, ... ), sjolketesj (Hoensbroek, ... ), sjolketès (Egchel, ... ), sjolketèsj (Borgharen), sjolketés (Tungelroy), sjolleke tes (Meijel), sjolleke-tesj (Mheer), sjolleketes (Meijel), sjolleketès (Stevensweert), sjolleketéés (Panningen), sjolliketesj (Bocholtz), sjòlketĕsj (Klimmen), sjólketèsj (Hoensbroek), sjólluketesj (Beek), sjôlke-tesj (Hoensbroek), scholksentas: scholkse tesj (Schimmert), scholktas: scholk tes (Maastricht), sjollektès (Maastricht), schortelmaal: sjeutelmol (Val-Meer), sjottelmaol (Zichen-Zussen-Bolder), šoͅtəlmoͅl (Rosmeer), schortelmaaltje: sjeutelmuilke (Val-Meer), tas: teesj (Kerkrade), teijsch (Mechelen), tes (Baarlo, ... ), tesch (Heerlen, ... ), teschj (Heerlerheide), tesj (Jabeek, ... ), tēͅš (Teuven), teͅs (Achel, ... ), teͅsə (Boekt/Heikant), teͅës (Kermt), täs (Donk (bij Herk-de-Stad)), tès (Boekt/Heikant, ... ), tèsch (Hoensbroek, ... ), tèsj (Einighausen, ... ), tèès (Horst), tèèz (Horst), tésj (Schinveld), tésj van der sjòlk (Klimmen), tɛs (Paal), tɛɛs (Opheers), voordoeksmaal: vø͂ͅrkəsmóͅəl (Romershoven), voorschootbuidel: vöschoeətbèùl (Kwaadmechelen), vøsXuətbøͅl (Kwaadmechelen), voorschoottas: veurschoewettès (Beringen), vysxyteͅs (Zelem), vø̄rsXuwət teͅs (Beringen), zakkentas: zakketès (Weert) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zak, pungel balle: bal (Kanne, ... ), jute-zak: džøt˲zak (Sint-Lambrechts-Herk), žøt˲zak (Ordingen), pungel: pøŋǝl (Sluizen), pø̜ŋǝl (Maaseik), pungeltje: peŋǝlkǝ (Neeroeteren), pønǝlkǝ (Lanaken, ... ), pø̜ŋǝlkǝ (Kanne), zak: zak (Alken, ... ) Een zak is de gewone verpakking voor graan. Het woordtype balle wordt gebruikt voor een grote, vierkante zak terwijl pungel wordt gebezigd voor een klein zakje. Een zak woog 100 kg, een balle 50 tot 75 kg en een pungeltje 5 tot 20 kg - Coenen, pag. 177. [Jan 257; Coe 243; Grof 274] II-3
zakbroed zakbroed: zakbro.t (Dilsen), zakbrūt (Venray) Virusziekte die alleen de verzegelde larven aantast. De koppen van de aangetaste larven kleuren geel. Na afsterven der larven blijven zakjes met vocht in de cellen achter. Een geheel volk gaat zelden aan deze ziekte ten onder. [N 63, 27] II-6
zakdoek buidelneusdoek: bailnøzik (Paal), builneusdoek (Oostham, ... ), bønəzek (Beringen), bø͂ͅlnøziŋ (Beringen), bəlnduk (Beverlo), [builneusdoek]  bönesdùk (Beverlo), bönösdùk (Beverlo), Frequenter gebruikt.  bajnøzeŋ (Paal), Oorspr. opg.: bölnösek  bøͅnøsək (Beringen), Veroud.  bøͅlnəzduk (Lommel), verouderd  bø͂ͅl(n)øzduk (Lommel), vroeger  bunəzduk (Kwaadmechelen), halsdoek: 017.3?  halsduk (Riksingen), koetendoek: grappig bedoeld  koetendouk (Sittard), Zie ook koetentrëkkert, sjnoesplak, tesjeplak, maalplak.  koetendouk (Sittard), koeteneter: koeterieter (Sittard), koetenplag: koeteplak (Bocholtz), NB p. 161: koet, snot.  koeteplak (Kerkrade), Vulgair.  koeteplak (Einighausen), koetentrekkerd: koetentrëkkert (Sittard), koetenvanger: koetevenger (Ulestraten), maalneusdoek: m lneesdou.k (Hasselt), maalnuisdoek (Borgloon), maləsdouk (Hasselt), maləzduk (Hasselt), māləzdoͅuk (Hasselt), mḁ̄ləzduk (Borgloon), moaneusdoek (Heers), molnøsdu:k (Hoepertingen, ... ), monəsduk (Heers), moələzduk (Hoepertingen), mōlnisdŏk (Genk), mōnøͅjsduk (Bommershoven), mōͅlnøzduk (Tongeren), mōͅləsduk (Opheers), moͅeͅlnøjzduk (Gelinden), moͅwlnøsdūk (Veulen), mâlnesdouk (Hasselt, ... ), mâlnøzeng (Koninksem), [Klemtoon op eerste lettergreep]  monøsduk (Tongeren), Ouderen.  m lneesdou.k (Hasselt), zld. môneusdoek, mônësdoek.  môolneusdoek (Tongeren), maalplag: ma.lplag (Mechelen-aan-de-Maas), ma.lplax (Meeuwen), ma:lplak (Bree), maalplagk (Bree, ... ), maalplak (Buchten, ... ), maaplak (Bocholt), maaëlplag (Bilzen), malplaG (Lozen), malplak (Bree, ... ), malplax (Lozen), malplāg-malplāgə-malpleͅkske (Neeroeteren), maplak (Stein), mā:lplak (Meeswijk, ... ), mālpla.g (Opglabbeek), mālpla.k (Lanklaar, ... ), mālplak (Lanklaar, ... ), mālplax (Val-Meer), mālplāk (Bree), māōlplag (Bilzen, ... ), māpla.k (Maaseik), māplak (Boorsem), māəlpla.k (Rotem), mo.lplak (Vroenhoven), mo.plak (Vroenhoven), moalplag (Genk, ... ), moaêlplag (Bilzen), moplax (Hoeselt, ... ), mōͅlplak (Tongeren), mōͅlplax (Eigenbilzen, ... ), mōͅulplax (Riksingen), mōͅəlplax (Romershoven), mo͂ͅplax (Tongeren), moͅlplax (Rosmeer), môlplag (Mopertingen, ... ), môolplàg, môolplàk (Tongeren), nə mālpla.k (Lanklaar), 017.1?  mâlplax (Riksingen), Franse g.  maalplak (Eisden), ou"dof  moulplag (Mal), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  maalplak (Grevenbicht/Papenhoven), Soms.  maalplak (Amby), Ss. sub maal.  maalplag (Meeswijk), ss. sub plagk.  maalplagk (Bree), ss. sub plak.  maalplak (Uikhoven), Zie ook koetentrëkkert, tesjeplak, sjnoesplak, koetendouk.  maalplak (Sittard), maalsdoek: m lsdou.k (Hasselt), malsdoͅwk (Hasselt), maalslat: maolslat (Kermt, ... ), maosslad (Diepenbeek), maoəsslad (Zonhoven), maəlslat (Vliermaal), mḁ̄lslḁt (Borgloon), moəlslad (Zonhoven), moəlslat (Kortessem), mōͅslet (Diepenbeek), mōͅəsla.t (Kermt), mōͅəslat (Wintershoven), mâ-lslât (Wellen), mâəslat (Houthalen), noailslat (Vliermaal, ... ), &lt; *m lslat; slat (doek, lap, vod)  m slat (Hasselt), ss. maoël en slat.  maoëslat (Zonhoven), neusdoek: n sdou.k (Hasselt), naas-dook (Vijlen), naasdook (Horn), naəsdok (Zonhoven), neusdoek (Leunen, ... ), neusdook (Amby, ... ), neuz`k (Sint-Truiden), nōsdook (Gronsveld), nuisdook (Baarlo), nuizik (Sevenum, ... ), nuzzek (Tungelroy, ... ), nëusdook (Gronsveld), nózduk (Mielen-boven-Aalst), nózek (Mielen-boven-Aalst), nöösdook (Sint-Pieter), nøjzduk (Gelinden), nøsdu:k (Hoepertingen, ... ), deftig bedoeld  neusdouk (Sittard), neusplag: naasplak (Beek, ... ), nōͅsplax (Ketsingen), plag: plak (Margraten), slat: [WNT: slat (I). Wss. een gew. vorm naast slet. 1. Lap, stuk goed.  slât (Wellen), snotdoek: snotdook (Sevenum), snotsdoek: snotsdook (Maastricht), snotsknuppel: vulgair  snōtsknuppel (Wijk), snotslap: snotslap (Caberg), vulgaire  snotslap (Wijk), snotterlap: sjnooterlap (Maasniel), snotterlapje: ∂snotterlepke (Venlo), snotterplag: sjnooterplak (Roermond), snuifdoek: ook -  schnoefdook (Heerlen), snuifelsplag: schnoefelsplak (Eijsden), sjnoefelsplak (Gulpen, ... ), sjnoeffelsplak (Eijsden), sjnŏĕf-fels-plak (Vijlen), snuifplag: schnoefplak (Amby, ... ), sjnoefplak (Berg-en-Terblijt, ... ), sjnoeplak (Brunssum, ... ), sjnōēf(s)plak (Klimmen), sjnōēfplak (Waubach), sjnŏĕfplak (Simpelveld), snoefplak (Chèvremont, ... ), snoŭfplak (Bemelen), snōēfplák (Meerlo, ... ), oud, niet veel meer gebruikt  schnoefplak (Kerkrade), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  schnoufplak (Heer), Zie ook tessjedook.  sjnoefplak (Heerlen), Zie ook zakdook, sjnoesplak.  sjnoefplak (Heerlen), Zie sjnoesplak.  sjnoefplak (Sittard), snuifsplag: schnoefsplak (Bocholtz, ... ), schnoesplak (Bingelrade, ... ), sjnoe(f)splak (Puth), sjnoefsplak (Amstenrade, ... ), sjnoesplak (Doenrade, ... ), snoesplak (Heerlen), šnoesplak (Brunssum), Opm. zachte k.  sjnoesplak (Einighausen), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  sjnoesplak (Heek), zachte k  sjnoesplak (Schinveld), Zie i.v. plak.  schnoesplak (Valkenburg), Zie ook koetentrëkkert, en tesjeplak. Den erme sjmit t ewèch en de rieke sjtik t zich in de tesj: de allerarmsten gebruikten vroeger geen zakdoeken.  sjnoesplak (Sittard), Zie ook zakdook, sjnoefplak.  sjnoesplak (Heerlen), snuitdoek: snutdoek (Gennep), snuitelsplag: sjnuutelsplak (Margraten, ... ), snutelsplak (Mheer, ... ), vroeger  sjnoetelsplak (Schinveld), snuitenplag: sjnuutəplak (Montzen), snuitesplag: chnutesplak (s-Gravenvoeren, ... ), schnuutesplak (Mechelen), schnütesplak (Epen, ... ), sjnutesplak (Eys), sjnuutesplak (Mechelen), sjuutesplak (Mechelen), šny(3)̄təsplak (Teuven), snuitsplag: vulgair  schnutsplak (Maastricht), snuivenplag: snoeveplak (Sevenum), tasdoek: tesdook (Boekend, ... ), tasneusdoek: tes-neu-zik (Blitterswijck), teschneusdoek (Buvingen), teschneuzek (Velm, ... ), teschnĕŭzek (Meerlo), teschnĕŭzik (Venray), tesneusdoek (Loksbergen, ... ), tesneusdək (Sint-Truiden), tesneusək (Sint-Truiden), tesneusənk (Sint-Truiden), tesneuz`k (Sint-Truiden), tesneuzek (Merselo), tesneuzik (Griendtsveen, ... ), tesneuzzik (Wellerlooi), tesnĕŭzik (Lottum), tesnuisdek (Kessel), tesnuizik (Beesel, ... ), tesnuizòk (Grubbenvorst), tesnuzzek (Broekhuizen, ... ), tesnuzzik (Eksel, ... ), tesnuzzing (Lummen), tēsmuzzik (Horst), tēͅsnøzək (Achel), teͅsneuzək (Sint-Truiden), teͅsnyziŋ (Zelem), teͅsnøsduk (Halen), teͅsnøysduk (Borlo), teͅsnøzduk (Aalst-bij-St.-Truiden), teͅsnøzək (Sint-Truiden, ... ), teͅsnøͅsduk (Herk-de-Stad), teͅsnøͅyzĕnk (Sint-Truiden), teͅsnəzeŋ (Linkhout), táésnoṣduk (Mielen-boven-Aalst, ... ), tèsneuzik (Ottersum, ... ), tèsnuizienk (Sint-Truiden), tèsnuizik (Grazen (WBD)), tèsnuzzik (Meijel), tèsnŭrik (Heijen), tésnuzzik (Gennep), tééssjnuzzik (Panningen), tɛsnøsduk (Donk (bij Herk-de-Stad)), tɛsnəzik (Eksel), dat zeggen minderen  tesneuzik (Afferden), is heel oud  tesnazik (Boekend), vroeger  tèsneuzik (Neerpelt), WBD: Waremme.  teschnuisdoek (Waasmont (WBD)), tasneuze: tesnŭse (Arcen), tesnŭze (Arcen), tasplag: tesplagk (Tungelroy, ... ), tesplak (Ell, ... ), tassendoek: teschedook (Schimmert), teschendoek (Amby), tesjedook (Sittard, ... ), tesjendook (Steyl), tessedoek (Middelaar), tessedook (Reuver, ... ), tessendook (Arcen, ... ), tešədōx (Vaals), tèsjedóch (Kerkrade), tèssendook (Neer), tésjedook (Nieuwenhagen), téssendoek (Gennep), ∂tessendook (Venlo), [sic]  taesjedoor (Kerkrade), Raakt in onbruik.  tessendook (Tegelen), thans in onbruik  tessendook (Tegelen, ... ), Zie ook sjnoefplak. [daar: tessjedook]  tesjedook (Heerlen), tassenneusdoek: tesse-neuzik (Bergen), tassenplag: tescheplak (Broeksittard, ... ), tesjeplak (Amstenrade, ... ), tesjəplak (Holtum, ... ), tesscheplak (Bingelrade, ... ), tesschjeplak (Heerlerheide), tesse plak (Eind), tesseplak (Asenray/Maalbroek, ... ), tessjeplak (Oirsbeek), tessəplak (Swalmen), tĕsjeplak (Posterholt, ... ), tĕsseplak (Beegden, ... ), tèsje plak (Heythuysen), tèsjeplak (Borgharen, ... ), tèsseplak (Grathem, ... ), tésjeplak (Puth), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  tĕsseplak (Stevensweert), vroeger  tésjeplak (Schinveld), zachte k  täsjeplak (Schinveld), Zie ook koetentrëkkert, maalplak, sjoesplak.  tesjeplak (Sittard), tassnurk: tessjnörk (Helden/Everlo), tèssjnurk (Egchel), têssjnurk (Panningen), zakdoek: za.gduk (Halen), za.kdōͅək (Kermt), zaddoch (Chèvremont), zaddoek (Gennep, ... ), zaddook (Blerick, ... ), zadook (Maastricht, ... ), zaGdo:k (Maastricht), zaGdok (Paal), zaGdouk (Hasselt), zagdōk (Boekt/Heikant), zaGdōk (Lozen), zagduk (Achel), zaGduk (Beverlo), zagduk (Hamont, ... ), zakdoch (Chèvremont), zakdoek (Afferden, ... ), zakdooch (Bocholtz), zakdook (Amby, ... ), zakdouk (Sittard), zakduk (Herk-de-Stad, ... ), zaXdok (Kaulille), zaXdøk (Kaulille), zâddoek (Gennep), ∂zakdook (Venlo), algemeen  zakdook (Tegelen, ... ), nu  zagduk (Kwaadmechelen), zakdook (Schinveld), Tegenwoordig.  zaddoek (Weert), Zie ook sjnoesplak, sjnoefplak.  zakdook (Heerlen), zakneusdoek: zakmuzzek (Tungelroy), zaknuisdook (Weert), zaknuizik (Weert, ... ), zakneuzerik: zaknuizerik (Nederweert) 1. neusdoek || 2. zakdook || [zakdoek] || grote, bonte zakdoek || grote, rode zakdoek || halsdoekje [zakdoek] || neusdoek [SGV (1914)] || Neusdoek. [ZND 05 (1924)] || snuifdoek, zakdoek || ss. sub II. plak: zakdoek || zakdoek || zakdoek (fr. mouchoir) [ZND B1 (1940sq)] || zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] || zakdoek, neusdoek, omslagdoek || Zakneusdoek (fr. mouchoir). [ZND 05 (1924)] III-1-3
zakdoek leggen maalplag leggen: (Môplag lègge, niemand zègge.) Zakdoek leggen, niemand zeggen. Kukkelekuuk de haan is daar. Ik heb maar twee paar schoenen aan, één van stof en één van leer. Hier leg ik mijn zakdoek neer.  môplag lègge (Hoeselt), maalplak legge (zakdoek leggen)  maalplak legge (Molenbeersel), maalplak legke: - zakdoekje leggen. Potte laope: - blikken lopen  maalplak legke (Grevenbicht/Papenhoven), maasslad lopen: pag. 20: Op de speelplaats als de kinderen naar school gingen, speelden ze ook allerlei spelen. Om een groep samen te krijgen, ging men schouder aan schouder rond al zingend: Al deë mieduut iet sjoen speeln, Al deë... Soms zongen ze ook de naam van het spel dat ze wilden zoals: Al dë mieduut maosslad lope. Als de groep voldoende groot was, werd er gezongen: Bè genoegte... bè genoegte...  maosslad lope (Diepenbeek), zakdoek leggen: zakdoek leggen (Beverst, ... ), zakdoekleggen (Peer), zakdoekleiggen (Meeuwen), zakdook legge (Kanne), [NB pag. 247: tesseplak zakdoek].  zakdoek leggen (Herten (bij Roermond)), Op de speelplaats waren telkens spelen in een ronde: Wie wil er mee naar Engeland varen, Engeland is gesloten.../Zakdoek leggen/...  Zakdoek leggen/... (Zolder), Spelletje bij het zingen van onderstaand liedje.  zakdoek lêgen (Eksel), Sub keingerspeile.  zakdòek lègge (Sint-Truiden), Tot de steeds graag gespeelde samenspelen behoren ongetwijfeld ook de kringspelen, waarvan wij als voornaamste willen noemen:  Zakdoek leggen (Tegelen), Zakdoek leggen  zakdoek leggen (Geistingen), zakdoekje leggen: veer sjpeelde väöl spelkes in de krink. Zakdeukske ligke, aaftelversjes  zakdeukske ligke (Roermond) [De meisjesspelen: 6]. Zakdoek leggen. || Lievelingsspel 3. [SND (2006)] || Lievelingsspel 4. [SND (2006)] || Sub Kringspelen. || Wetenswaardigheden. [SND (2006)] || Zakdoek leggen. || Zakdoek lopen. III-3-2