e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zandbank bank: baank (Itteren, ... ), bank (Hunsel, ... ), bāŋk (Kwaadmechelen), bànk (Guttecoven, ... ), báánk (Tienray), een bank (Hoensbroek), ein bank (Schimmert), én bânk (Schimmert), droge plek: (fr. nr. 79 - = ondiep).  un dreig plek (Kapel-in-t-Zand), eiland: eilaand (Itteren), eiland (Bunde), ijlant (Meijel), eilandje: eilèndje (Montfort), grind: greentj (Grevenbicht/Papenhoven), hoogte in get water: en heugde i gè-waater (Ingber), plaat: ein plaat (Schimmert), plaat (Ell, ... ), pláát (Venlo), rug: rûk (Stein), visplaat: vèsplaat (Maastricht), zandbank: (zàndbànk) (As, ... ), ing zandbank (Simpelveld), zandbaank (Maastricht, ... ), zandbank (Beek, ... ), zandj bank (Reuver), zandj-bank (Nunhem), zandjbank (Doenrade, ... ), zanjdbank (Buchten, ... ), zanjtbank (Beesel, ... ), zankbank (Nieuwenhagen), zantbank (Hulsberg, ... ), zantj bank (Pey), zāndbaank (Maastricht), zendj bank (Born), zàndbànk (Opglabbeek), zàngkbànk (Simpelveld), zàntbànk (Venlo), zàntbàŋk (Meeuwen), zàntbáánk (Maastricht), zàntjbànk (Amstenrade), zààntbànk (Schimmert), zájntjbánk (Heel), zándbaank (Maastricht), zándbánk (Venlo), zánjtbànk (Susteren), zántbánk (Heerlen, ... ), zántjbànk (Stevensweert), zántjbánk (Nieuwstadt), ⁄n zandbank (Klimmen), zandkop: zantjkop (Herten (bij Roermond)), zandplaat: zand plaat (Blerick), zandj plaat (Montfort), zandjplaat (Beesel, ... ), zandplaat (Geulle, ... ), zanjtplaat (Horn), zankplaat (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), zant plaat (Schimmert), zantplaat (Valkenburg), zāntplaat (Maastricht), zàntplāat (Maastricht), zààntpláát (Schimmert), (grote oppervlakte).  zandplaat (Meijel) zandbank, hoger gelegen deel van zand in een rivier of meer [bank, zandskel, zandbplaat, visplaat] [N 81 (1980)] III-4-4
zandbergplaats schop: šǫp (Bocholtz), zandhuisje: zę ̞ntjhȳskǝ (Elsloo), zandhut: zānthøt (Milsbeek), zandplaats: zantjplāts (Sittard), zandschop: zaŋkšǫp (Spekholzerheide) [monogr.] II-8
zandblok, klomp bakje: bękskǝ (Gruitrode), blok: blǫk (Kerkhoven, ... ), bus: bus (Hopmaal), doos: doos (Berbroek, ... ), dű̄s (Schulen), doosje: doosje (Kuringen), hol: hōl (Tessenderlo), hoorn: hōn (Jeuk), klomp: klo.mp ('S-Herenelderen, ... ), klomp (Martenslinde), klu.mp (Heers, ... ), klump (Borlo, ... ), klō.mp (Herderen, ... ), klōmp (Gennep, ... ), klő.mp (Zutendaal), klǫ.mp (Piringen, ... ), klǫmp (Maasniel, ... ), ko.mp (Molenbeersel), klonk: klo.ŋk (Berbroek, ... ), kloŋk (Linkhout, ... ), klu.ŋk (Boekhout, ... ), kluŋk (Aalst, ... ), klū.ŋk (Kanne, ... ), kl˙oŋk (Stevoort), leemblok: lei̯ǝmblǫk (Lommel), leemhoorn: lēi̯ǝmhǫu̯ǝrǝn (Lommel), leempot: lii̯ǝmpǫt (Paal), oude klomp: āǝ klo.mp (Gors-Opleeuw), oude klonk: āǝ kloŋk (Heppen, ... ), āǝ kluŋk (Melveren), pint: pint (Godschei, ... ), pot: pǫt (Diepenbeek, ... ), potje: potje (Berbroek, ... ), pø̜tǝkǝ (Linkhout, ... ), pętjǝ (Gruitrode), slijpbus: šlī.bø̜š (Susteren), šlīp˱bø̜s (Maasniel), slijppot: slē̜i̯ppø̜t (Hoeselt), smeerpotje: smērpø̜tǝkǝ (Zelem), spaan: spǭn (Herten), zandbak: zantjbák (Neeritter), zandbakje: zant˱bękskǝ (Velden), zandblok: zantjblǫk (Roermond), zant˱blǫk (Lanklaar), zānt˱blǫk (Zichen-Zussen-Bolder), zandhol: zanthōl (Oostham), zānthōl (Kwaadmechelen), zandhoorn: zantjhǭrǝ (Swalmen), zandklomp: zandklomp (Berverlo), zantjklǫmp (Baexem, ... ), zandklonk: za.ntklo.ŋk (Sint-Lambrechts-Herk), zantkluŋk (Halen), zāntkluŋk (Hasselt), zandpot: zandpot (Hoelbeek), zantjpǫt (Horn), zāntpǫt (Rosmeer), zavelbus: zāvǝlbøš (Maasmechelen), zaveldoos: zāvǝlduǝs (Kermt), zavelklomp: zāvǝlklǫmp (Haelen, ... ), zēvǝlklo.mp (Kleine-Brogel), zavelklonk: zā.vǝlklo.ŋk (Beringen, ... ), zāvǝlkluŋk (Donk), zǭ.vǝlklo.ŋk (Alken, ... ), zavelpot: zā.vǝlpǫt (Beringen, ... ), zǭvǝlpǫt (Heppen, ... ), zavelzak: zīǝ.vǝlzak (Tongerlo) Wanneer de maaier het natte zand of de leem die hij nodig had om de strekel "scherp" te maken, niet bij de hand had, bij voorbeeld in de vorm van molshopen of aan een slootkant, dan nam hij dat zelf mee in een hol voorwerp, en wel doorgaans in een (oude) klomp. In dit lemma komen de benamingen van dit voorwerp ter sprake. Het spreekt voor zich dat dit zandblok of deze klomp alleen daar voorkwamen waar men ook de strekel kende. Uit de verscheidenheid van de namen en uit de aantekeningen van de zegslieden is af te leiden dat vele soorten holle voorwerpen voor dit doel konden dienen; vandaar ook de vele dubbele opgaven die in dit lemma zijn verwerkt en de volgende aantekeningen: L 364: "in een emmer"; L 361: "ook wel in een zak gedaan"; Q 1: "het wetslijk werd op de grond gelegd". In L 359, 361, 362, 363, 365, 366, 416, Q 1, 2a, 71, 85 en 171 werd uitdrukkelijk opgegeven dat het slijpzand níét in een klomp werd meegenomen naar het veld. Opmerkenswaard zijn nog de aantekeningen van de zegslieden van P 178: "werd aan de snaad (de steel van de zeis) vastgemaakt" en van L 423: "de slijpbus is een houten pot voor het zavel". Hoewel in feite etymologisch identiek, zijn de vormen klomp en klonk hier en op de kaart uit elkaar gehouden. Zie verder ook voor de inhoud van het zandblok het lemma ''slijpzand, zavel''.' [N 18, 83; JG 1a, 1b] I-3
zandbult zandbank: zanjtjbaŋk (Ospel), zandkop: zantkop (Griendtsveen) Ook tussen het diepe veen in zitten hier en daar zandbulten. [II, 50] II-4
zanden bezanden: bǝzantjǝ (Nunhem), bǝzaŋkǝ (Panningen), een vorm zanden: ǝn vorǝm zantjǝ (Sittard), vormen uitzanden: vǫrǝmǝ ūt˲zantǝ (Echt), vormen zanden: vørǝm zāntǝ (Maastricht), vǫrǝmǝ zanjtjǝ (Nunhem), vǫrǝmǝ zantǝ (Echt), vǫrǝmǝ zaŋktǝ (Tegelen), vormen zavelen: vø̜rmǝ zǭvǝlǝ (Bilzen), zand strooien: zant strȳjǝ (Loksbergen), zanden: zantǝ (Klimmen, ... ), zándǝ (Milsbeek), zavel strooien: sǭvǝl strø̄̄jñ (Sint-Truiden) De kleibol of de binnenkant van de natgemaakte vorm met zand bestrooien. [N 98, 82; monogr.] II-8
zander bezander: bǝzandǝr (Maaseik), zander: zantjǝr (Nunhem, ... ), zantǝr (Venray), zāndǝr (Milsbeek) Arbeider die speciaal belast was met het zanden van de vormen. De zander kon daarbij op twee manieren te werk gaan: ofwel hij strooide een handvol zand door de vorm, ofwel hij vulde een vorm met zand en gooide de inhoud ervan over in een andere. Deze laatste wijze van werken noemde men stulpen - Geuskens, pag. 60. [monogr.] II-8
zandfiguren bij de processie bloemenloper: bloemeluuëper (Oirlo), bloemtapijt: bloemtapijt (Heel), figuren: fiegoehre (Waubach), figuure (Montfort), grondversiering: gronkversiering (Tegelen), loper: ???  luiper lègke (Geleen), sjabloon (<fr.): chabloon (Guttecoven), sterren: ??  sjtɛ̄rə (Montzen), stilleven: stil leven (Meijel), straatversiering: stjraotversiering (Melick), tapijtjes: tepijtjes (Neerpelt), zand strooien (ww.): zandjsjtruije (Lutterade), zand versieren (ww.): zandj verseere (Geleen), zandfiguren: de zand-figure (Maastricht), zaandfigure (Siebengewald, ... ), zand figoeren (Eys), zandfigure (Gulpen, ... ), zandfigure make (Echt/Gebroek), zandjfigure (Schinnen), zandjfiguure (Grevenbicht/Papenhoven), zankfigoeëre (Nieuwenhagen), zankfigure (Baarlo), zānkfigōēëre (Nieuwenhagen), zandloper(s): de zandluipesj (Klimmen), zandjluiper (Schinnen), zandjluipers (Beesel, ... ), zandleuper (Klimmen), zandluuëper (Oirlo), zanjdloaper (Schinnen), zandsiersel: zandseersel (Ophoven), zandtapijt(en): zandjtapijt (Haler), zandjtepeite (Ell), zandtapijt (Achel, ... ), zandtapijte (Stokkem), zandtapijten (Eigenbilzen), zandtapéeete (Loksbergen), zandtekeningen: zandteikennige (Weert), zandversiersel: zand verseersel (Valkenburg) De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)] III-3-3
zandgebak droge vlaai: ’n drūūg vlao.ëj (Zonhoven), koekje: kø̄kskə (s-Gravenvoeren), zandkoekje: zândkuukske (Veulen), zandtaart: zanjttaart (Sittard, ... ), zandtaartje: zaandtuurtsje (Maastricht), Höb ger liever e zandtuurtsje of e stökske Törrekse möts?  zandtuurtsje (Maastricht) korrelig, fijn taartje || soort van koekje || zandgebak || zandkoek || zandkoekje || zandtaart || zandtaartje III-2-3
zandgrond bosgrond: bosgrond (Beringen), gewone zandgrond: gəwunə zantgront (Beringen), lichte grond: lichte grond (Tessenderlo), lixtə gront (Beringen), luxtə gront (Halen), zand: zand (Meldert), zant (Halen), zandgrond: zantgront (Zelem), zavel: zavel (Halen) zandgrond, de lichte grond v.h. "gemengd bedrijf [N 27 (1965)] III-4-4
zandklad kladsteen: klatštęjn (Sittard) Steen, gevormd uit drie of vier kladden. Aangezien de klad aan één kant bezand was, kon het gebeuren dat deze zandkant of een gedeelte daarvan binnen in de vormeling terechtkwam. In dat geval ontstond er breuk tijdens of na het bakken. [monogr.] II-8