e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wortelenstamppot allerhande gerei: hutspot  allerhande greij (Meijel), hutsepot: hutsepót (Zonhoven), hutspot: meestal hùtsëpòt  hètspòt (Tongeren), Syst. Eykman  høtspoͅt (America), moerenmoes: moeëremoos (Altweert, ... ), moerenpotage: moeërepetaasie (Tungelroy), moeërepetaazie (Altweert, ... ), moerenrats: Syst. WBD Wortelen en aardappelen onderen.  moereratsj (Maasniel), noen ondereen: noon onderèin (Gronsveld), oranjerats: oranjerats (Gronsveld), potage: (stamppot van wortelen).  pəta͂zi (Helchteren), Syst. Frings p\\tazi: aardappelen met wortelen.  pətazi (Peer), Syst. WBD petaazie: hutspot  petaazie (Boukoul), potenmoes: pótëmōēs (Tongeren), potenpotage: poittepetoazie: aardappelen met wortelen.  poittepetoazie (Eksel), Syst. Frings  putəpətazi (Peer), potenstomp: pōēëtestoe.mp (Hasselt), stomp: stòmp (As, ... ), wortelenmoes: wortele-moos (Boekend), wortelenstamp: wortele-stamp (Boekend) gestampte aardappelen vermengd met o.a. worteltjes, of hutspot || hutspot || hutspot van wortelen en aardappelen || puree [stamp, stoemp] [N 38 (1971)] || stamppot (van wortelen en uien) || stamppot van aardappelen en wortelen || stamppot van veldwortelen (gele wortelen) en aardappelen || stamppot van worteltjes en aardappelen || Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)] || voedsel; Hoe noemt U: Al wat tot voeding kan dienen, al wat men eet (kost, vreet, knibbel, inslag, mast, eten, eet, spijs, bik, aas, voedsel) [N 80 (1980)] || Wat verstaat u onder: potaage, petazzie (soep, gekookte groente of stamppot?) a.u.b. ook de uitspraak aangeven [N 16 (1962)] III-2-3
wortelenvlaai moeren-duiles: more duiles (Vlodrop), moerenspijsvla: mōēresjpiesvla (Munstergeleen), moerenvla: moereflaa (Posterholt), Eigen syst.  mōērevla (Heerlen), Syst. WBD  maoreflaa (Neer), moorevla (Limbricht), Syst. WBD Heel vroeger.  moerevla (Holtum), moerenvlaai: maoreflaaj (Nunhem), moereflaai (Maasbracht, ... ), moereflaaj (Grathem, ... ), moerevlaai (Roermond), moeëreflaai (Ell), mooreflaaj (Haelen), morəvlāj (Rotem), mōērevlaai (Tungelroy), mūrəvlāj (Maaseik), móóreflaai (Thorn), Syst. Frings  muərəflāi̯ (Kessenich), Syst. Frings (?)  mou̯ərəvlāi̯ (Kinrooi), Syst. Veldeke  moërevlaaj (Kinrooi), Syst. WBD  maoreflaaj (Baexem), moe.reflaaj (Boukoul), moereflaai (Maasniel, ... ), moereflaaj (Roermond), moerevlaaj (Nederweert, ... ), mooare flaaj (Leuken), morreflaai (Meijel), Syst. WBD Heel oud.  moe.reflaaj (Maasniel), Syst. WBD Montfort  moereflaaj (Herten (bij Roermond)), moerenvladem: moeëre-vlaam (Bleijerheide), Syst. WBD  moerevlaam (Mechelen), potenvlaai: poittevlōāj (Eksel), putəvla͂j (Helchteren), Syst. Frings  pōͅu̯təvloͅ(ə) (Opheers), putəvlōͅi̯ (Koersel), puətəvlai̯ (Hasselt), puətəvla͂i̯ (Hasselt), puətəvlōͅə (Melveren), pū.təvlōͅ.i̯ (Overpelt), pūtəvlaai (Bocholt), pūtəvlōͅi̯ (Gelieren/Bret), Syst. Frings vrl.  py(3)̄təvlāi̯ (Bree), Syst. Grootaers  poͅu̯təvloͅu̯i̯ (Lommel), Syst. IPA  putəvla͂i̯ (Paal), wortelenvlaai: worteleflaaj (Belfeld), wortelevlaoj (Oost-Maarland), wortlevlaoje (Maastricht), Syst. Frings  woͅrtələvlōͅi̯ (Hamont, ... ), Syst. WBD  wortele-vlaaj (Oirlo), worteleflaaj (Baarlo), wortelevlaai (Boekend, ... ), wortelsnippersvlaai: wortelsnüppersvlaaj (Mechelen-aan-de-Maas), wortelsvlaai: Syst. Frings  wōͅtəls˃vloͅi̯ (Sint-Truiden) Bramenvla [N 16 (1962)] || Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] || wortelvla¯s III-2-3
wortelfineer kegelnoten: kęjgǝlnø̄tǝ (Maastricht), wortelfineer: wǫrtǝlfenēr (Maastricht), wortelnoten: wǫrtǝlnø̄tǝ (Maastricht) Mooi fineerhout van de wortels van bomen. Zie ook afb. 163. [N 56, 17a-b] II-12
wortelhals blaume: ideosyncr.  blaume (Sittard), hals: d’r hals (Hoensbroek), hals (Blerick, ... ), hoūs (Doenrade), eigen fon. aanduidingen  hals (Ell), ideosyncr.  haos (Kerkrade), Veldeke  hals (Waubach), WBD/WLD  hals (As, ... ), hāōs (Nieuwenhagen), WLD  hals (Guttecoven), WLD (hans ? - onduidelijk)  haus (Geverik/Kelmond), ± WLD  haals (Vlijtingen), kop: WBD/WLD  kop (Kapel-in-t-Zand), kraag: kraag (Amby, ... ), krāāg (Steyl), kroach (Hoeselt), #NAME?  kraag (Klimmen), Bree Wb.  kraag (Bree), eigen spellingsysteem  kraag (Merkelbeek), krag (Meijel, ... ), Endepols  kraag (Maastricht, ... ), ideosyncr.  kraag (Hoensbroek, ... ), oude spellingsysteem  kraag (Meijel), WBD/WLD  krààch (Susteren), WLD  kraag (Brunssum, ... ), kráág (Itteren, ... ), krâag (Swalmen), WLD (? - onduidelijk)  kraag (Posterholt), ± WLD  kraag (Weert), nek: nek (Geulle), Endepols  nek (Maastricht, ... ), IPA, omgesp.  nɛk (Kwaadmechelen), oude spellingsysteem  nek (Meijel), WLD  nák (Heel, ... ), stronk: ideosyncr.  sjtroonk (Vlodrop), wortelhals: wortelhals (Oirlo), Veldens dialekt bij roos  wortelhals (Velden), WLD  wortelhals (Born), wortelkraag: wortelkraag (Boekend, ... ), wortelkraag∂ (Blerick), Veldeke 1979, nr. 1  de wortelkraag (Venray), WBD/WLD  wortelkraag (Ophoven), wórtelkraag (Lutterade) De overgang tussen wortel en stengel bij een plant (hoofd, hals, kraag, wortelkraag, wortelhals, nek). [N 82 (1981)] III-4-3
wortelklomp van een struik aardstronk: ē̜rtstroŋk (Weert), boks: boks (Blerick, ... ), gateind: gǫu̯atē̜n (Spalbeek), gǭtęi̯n (Diepenbeek), gateindje: gǫu̯ǝtē̜ŋskǝ (Velm), handaar: handǭr (Hoensbroek), klomp: klomp (Vliermaal), klot: klot (Borgloon, ... ), kløt (Wintershoven), klǫt (Geistingen, ... ), kluit: klut (Baarlo), klȳt (Posterholt), klūt (Boekend), knab: knab (Kermt), knap (Zepperen), knoer: knōr (Montfort, ... ), knoestwortel: knūswotǝl (Riksingen), knorvel: knorvǝl (Einighausen), kont: konjtj (Reuver), kǫnt (Kiewit), poest: pust (Heijen, ... ), pūs (Blerick, ... ), pūst (Neerpelt), post: post (Beringen, ... ), pǫst (Donk, ... ), pǭst (Lommel), pruik: prȳk (Maasmechelen, ... ), stok: stø̜k (Aldeneik), stǫk (Rekem), stroebel: štrubǝl (Swalmen), stronk: stroŋk (Ospel), strōŋk (Boekend, ... ), štroŋk (Boukoul, ... ), štruŋk (Susteren), stronkel: strōŋkǝl (Eisden), struik: strūk (Mal), tjonk: tjuŋk (Gingelom), tronk: trōŋk (Grote-Spouwen), tros: trǫs (Halen), turf: tørf (Geistingen), vot: vot (Hoensbroek, ... ), wortel: wortel (Rotem), wotǝl (Gingelom), wō.tǝl (Mechelen), wǫtǝl (Brustem, ... ), (mv)  wortǝls (Beringen), wøtǝls (Berverlo), wǫrtǝls (Middelaar), wǫtǝls (Herk-de-Stad), wǫtǝlz (Opheers), wortelen (mv): wōtsǝlǝ (Bocholtz), wǫrtǝlǝ (Klimmen, ... ), wortelenbos: wǫrtǝlǝbos (Weert), wǫrtǝlǝbǫs (Bree), wortelklot: wotǝlklot (Borgloon), wǫtǝlklǫt (Hoeselt), wortelkluit: wortǝlklyǝt (Hoensbroek), wortelpruik: wotǝlprȳk (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), wortelstronk: wǫrtǝlstruŋk (Maaseik), wǫrtǝlštroŋk (Herten, ... ), wortelstruik: wotǝlstruk (Rummen), wortelvotje: wortǝlvø̜tjǝ (Einighausen) [N 27, 9c] I-8
wortels rooien dompen: dompǝ (Swalmen), dōmpǝ (Milsbeek, ... ), hakken: hakǝ (Zolder), heffen: hęfǝ (Halen), lichten: lextǝ (Herten, ... ), lø̜xtǝ (Nunhem), opdompen: opdompǝ (Tegelen), opkrikken: opkrekǝ (Rummen), puisten: pustǝ (Tegelen), puštǝn (Egchel), pystǝ (Hout-Blerick), pūstǝ (Boekend), rooien: rø̜i̯jǝ (Heijen), rōjǝ (Gronsveld), trekken: tre.kǝ (Beringen), tre.kǝn (Neerpelt), trekken (Helchteren, ... ), trękǝ (Diepenbeek, ... ), trɛ̄kǝ (Neerpelt), uitdoen: ūtdōn (Blerick, ... ), uitheffen: yi̯thøfǝ (Bree), ūthø̜fǝ (Ell), uitlichten: utlextǝ (Eisden), ǫu̯tlęxtǝ (Beverst), ǭtlixtǝ (Romershoven), uitrijten: ytrītǝ (Weert), ūtrītǝ (Klimmen), uittrekken: øttrękǝ (Geistingen), ø̜i̯ttrękǝ (Lummen), āttrękǝ (Gingelom), ūttrękǝ (Blerick, ... ), ǫttrekǝ (Meldert), ǫu̯ttrɛkǝ (Genk), ǫǝttrękǝ (Wintershoven), uitvoeren: ǫu̯tvē̜rǝ (Riksingen), uitwippen: ūtwipǝ (Mechelen), wippen: wøpǝ (Neeritter) Dennenwortels met een hefboom uit de grond trekken. [N 27, 8c] I-8
wortelstamppot wortelenmoes: Verklw. wortelmeuske  wortelemoos (Venlo), wortelenstamp: wortelestamp (Venlo), wortelmoes: wortelmoes (Castenray, ... ) wortelstamppot III-2-3
wortelstok stok: stok  stoͅk (Meeswijk) wortelstok III-4-3
worteltje consumptiewortelen: konsumptie-wortele (Oost-Maarland), eetmoortjes: eetmoertjes (Herten (bij Roermond)), eetwortelen: eejt-wortele (Oost-Maarland), gaardemoren: gaadmoare (Welten), gaardewortelen: gaadwortele (Welten), hete koten: hiətəkuətə (Achel, ... ), hete moortjes: heit-meurke (Helden/Everlo), heitte meurekes (Ospel), hejtmeurkes (Panningen), hete pootjes: heite piekes (Ell, ... ), heitte pietjes (Ospel), hē.tə pitšəs (Genk), heͅi.təpiətjəs (Opoeteren, ... ), heͅi.təpīətjəs (Beek (bij Bree), ... ), heͅi.təpīətšəs (Reppel), heͅi̯tə pīətšəs (As, ... ), hitəputšəs (Stokrooie), hiətputəkəs (Hechtel), hiətəpītəkəs (Peer), mv.  heitepiekes (Altweert, ... ), hete poten: hē.tə py(3)̄tənš (Zonhoven), heͅi.təpuiətə (Gruitrode), heͅi.təpūiətə (Ellikom, ... ), heͅi.təpūiətən (Grote-Brogel), heͅi.təpūətə (Bocholt, ... ), heͅi̯tə pūə.tə (Niel-bij-As), hiətəpotn (Wijchmaal), hiətəpotən (Eksel, ... ), hiətəpuətə (Genk, ... ), hiətəpuətən (Neerpelt), hete wortelen: heitewortel (Lottum), heitwortele (Horst), hiejetel wortele (Well), hete worteltjes: heitwortelkes (America), hete worteltjes (Gennep), hetewörteltjes (Middelaar), hiete wortelkes (Venray), hieëtewörtelke (Blitterswijck, ... ), hiətə wøͅ.rtəlkəs (Hamont), hête wurtelkes (Leunen), hofmoortjes: hoafmearkes (Neer), hofmuurkes (Susteren), hofmoren: hofmoere (Susteren), ōfmŭrə (Maaseik), hofpootjes: hof poi̯kəs (Zelem), hofpitjəs (Stokrooie), hofpoetekes (Beringen, ... ), hō.fpitšəs (Kermt), hō.fpotjəs (Neerpelt), hō.fputšəs (Stokrooie), hō.fputəkəs (Koersel), hō.fpytšəs (Diepenbeek), hō.fpytəkəs (Lummen, ... ), hoͅfpoiʔəs (Kwaadmechelen), hoͅfpujʔəs (Kerkhoven), hoͅfpyjkəs (Linkhout, ... ), hofpoten: hō.fputə (Godschei, ... ), hōfputən (Kaulille), hōfpuətən (Beverlo), hōoͅfpoͅu̯tə (Borgloon, ... ), hoͅfputə (Paal), hoͅfpuətə (Halen, ... ), huoͅ.gpoͅu̯tə (Vechmaal), huoͅgpoͅu̯tə (Piringen), oͅfpūətə (Bevingen), hollandse moortjes: hollesje muurkes (Klimmen), hollandse moren: "hollands" vanwege de oranje kleur  hollesse moere (Oirsbeek), hollandse wortelen: hollandse wortele (Tegelen), hollandse worteltjes: hollandse wörtelkes (Houthem), jonge pootjes: joŋpyətšəs (Montenaken), joŋə puikəs (Loksbergen), kleine pootjes: klieën putje (Kuringen), kolfmoren: kolfmoere (Mechelen), kolverworteltjes: koilver wörtelkes (Ulestraten), korte poten: koͅtə pūətə (Mielen-boven-Aalst), kortstaartwortelen: koͅrtsteͅrtwoͅrtələ (Boorsem), mollenpootjes: moͅləpoͅu̯itšəs (Heers), moͅləpøͅytjəs (Groot-Gelmen), mollenpoten: moͅlepoͅu̯tə (Hoepertingen), moͅləpūətə (Ordingen), mollenstaarten: moləsteͅt (Wellen), moͅ.əsteͅt (Hasselt), moͅləstat (Aalst-bij-St.-Truiden), moͅləstatə (Duras), moͅləsteͅrtə (Beringen, ... ), moͅləsteͅt (Alken, ... ), moͅləsteͅtə (Heppen, ... ), moͅləsteͅtən (Oostham), mollenstaartjes: moͅ.ləsteͅtšəs (Hoepertingen), moͅləsteͅtšəs (Sint-Lambrechts-Herk), molpenstaarten: molpestet (Beverst), moͅ.lpəsteͅ.t (Vliermaalroot, ... ), moͅ.lpəsteͅt (Beverst, ... ), moͅ.ləpəsteͅ.t (Vliermaal), moͅ.ləpəsteͅt (Berg, ... ), molpenstaartjes: moͅ.ləpəsteͅtšəs (Tongeren), molpoten: moͅlpoͅu̯tə (Heks), molstaarten: moͅlsteͅtə (Paal), molstaartjes: moͅlsteͅjʔəs (Kerkhoven), moͅlsteͅtšəs (Aalst-bij-St.-Truiden), moortjes: meurke (Broeksittard), meurkes (Haelen, ... ), moeurkes (Heythuysen), mueurkes (Weert), muurcher (Spekholzerheide), muurchere (Bleijerheide), muurke (Herten (bij Roermond)), muurkes (Brunssum, ... ), muuərkes (Ell, ... ), mūərkəs (Ophoven), my(3)̄rəkə (Moresnet), mörkes (Horn, ... ), mörrekere (Montzen), mø͂ͅrkəs* (Heythuysen), moostemmoren: mosemmoere (Obbicht), moostemwortelen: mosəmwortəl (Leut), mōstəmwoͅtələ (Veldwezelt), mōsəmwoͅrtələ (Neerharen), mōsəmwoͅtələ (Gellik), moren: moere (Buchten, ... ), moeren (Brunssum, ... ), moeəre (Eys), moore (Sittard), moèr (Herten (bij Roermond)), mōrə (Elen), muhre (Gemmenich), mòrre (Vaals), əm môêr (Meijel), meervoud  mòrrə (Meijel), sterk geronde o  mor (Nederweert), morenplantjes: mooreplentjes (Merkelbeek, ... ), morpenstaarten: moͅrəpəsteͅt (Bommershoven), muizenstaarten: moͅuzəsteͅt (Wimmertingen), muizenwortelen: mūisəmwoͅtələ (Mopertingen), nantes: soort peentje  nantes (Sint-Pieter), pastinaken: pastenākə (Eisden), pootjes: peutjes (Hoeselt, ... ), pietsjes (Gruitrode), piëtjes (Bree, ... ), po.ətəkəs (Beverlo), puitsjes (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), putjes (Diepenbeek), pytjəs (Bevingen), pytšɛs (Uikhoven), pytəkəs (Lummen), pøtjəs (Tessenderlo, ... ), pøtšəs (Hoepertingen, ... ), pøͅtšəs (Vliermaal), poten: poeten (Diepenbeek), poten (Beverst), poutə (Borgloon), pōtə (Tongeren), pōətə (Riksingen), putə (Alken, ... ), puute (Gruitrode), puətə (Nieuwerkerken, ... ), pūətə (Halmaal, ... ), potenkruid: poettekroud (Genk), rattenstaartjes: ratəsteͅtšəs (Kerniel), rode moren: roe moere (Ubachsberg), rode worteltjes: roi wurtelkes (Geulle), roi wörtelkes (Schimmert), sokkermoortjes: soker muurkes (Montfort), sokkerpootjes: soͅkərpijšəs (Opglabbeek), stoeben: stubə (Uikhoven), stompen: sto.mpə (Meeswijk), støͅmp (Rotem), stompjes: stumkəs (Tessenderlo), stomppootjes: sto.mpytəkəs (Helchteren), stompwortelen: sto.mpwoͅrtele (Lanklaar, ... ), stoppelpoten: stoͅpəlpoͅu̯tə (Borgloon), stoͅpəlpuətə (Beverlo), stoͅpəlpūətə (Borlo), stoppelwortelen: stoͅpəlwoͅrtələ (Eisden), suikermoortjes: sukermuurkes (Susteren), suikerpootjes: sø͂ͅʔərpjøͅyʔəs (Lommel), suikerpoten: søͅyʔərpowətə (Lommel), veldmoren: veͅljtmōrən (Elen), veldwortelen: veͅljtwoͅrtələ (Eisden), vroege: vrøgə (Stevoort), vroege moortjes: vrøgmyərkəs (Kinrooi), vrø̄gmyərrkəs (Kessenich), vroege pootjes: vregəpitšəs (Berbroek), vroege poten: vregəpuitə (Schulen), vrøgəpuətə (Donk (bij Herk-de-Stad)), vrøͅgəpuətə (Montenaken), vroege wortelen: vrixwoͅtələ (Grote-Spouwen), warmoeshofpoten: weͅ.rəməshoͅfpoͅu̯tə (Sint-Geertruid), winterpootjes: wentərpūtəkəs (Beringen), wortelen: woretelen (Wolder/Oud-Vroenhoven), wortel (Boekend, ... ), wortele (Baarlo, ... ), wortelen (Sint-Pieter), wortelle (Dilsen), wottele (Bilzen, ... ), woͅrtələ (Dilsen, ... ), woͅtələ (Membruggen), wòrtəl (Lanaken), worteltjes: wettelkes (Bilzen, ... ), weurtelkes (Boekend, ... ), weͅ.təlkəs (Vlijtingen, ... ), wurtelkes (Hout-Blerick, ... ), wuttelkəs (Eijsden, ... ), wörtelkes (Blerick, ... ), wörtelkəs (Gronsveld, ... ), wörteltjes (Ottersum), wøͅrtəlkəs (Lanaken, ... ), wøͅtəlkəs (Millen, ... ), zomermoortjes: zeumermuurkes (Schinveld), zomermoren: zommermoeren (Kerkrade) [DC 04 (1934)] [Heem 12.1 (1968)] [N Q (1966)] [SGV (1914)] [ZND 08 (1925)] [ZND 15 (1930)]De kleine soort penen die men in de moestuin kweekt [N Q (1966)], [N Q (1966)] || Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] || Hoe noemt u: de wortel (daucus carota - fam. umbelliferae) [N 71 (1975)] || wortelkruid || wortelsoort, klein en rood || worteltje I-7
wortfilter wortfilter: wortfilter (Arcen) Filter waarmee het vocht van de vaste delen kan worden gescheiden. [monogr.] II-2