e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuiveren afkalven: afkalven (Hasselt, ... ), afkomen van het klein vuil: afkomen van het klein vuil (Linkhout), afsmijten: afsmijten (Sint-Truiden), afwerpen: afwerpen (Tessenderlo), haar zuiveren: haar zuiveren (Borgloon, ... ), hør zø̄vǝrǝ (Vliermaal), hø̜r zøu̯vǝrǝ (Velm), het lijf afwerken: het lijf afwerken (Gelieren Bret), klein vuil afgeven: kle vǭl āf˲xēǝvǝ (Lummen), knoeien: knoeien (Baarlo, ... ), knōi̯jǝ (Grathem), knūjǝ (Opglabbeek), knǫi̯ǝ (Meijel), lekelen: lekelen (Brunssum), naknoeien: naknoeien (Panningen), nasloveren: nasloveren (Geistingen), navegen: navegen (Noorbeek), navuilen: navuilen (Eisden), nazuiveren: nazuiveren (Maaseik), niet zuiver zijn: niet zuiver zijn (Tegelen, ... ), nog altijd vuil derafkomen: nog altijd vuil derafkomen (Riksingen), nog altijd vuil van haar komen: nog altijd vuil van haar komen (Zepperen), nog niet klaar zijn: nog niet klaar zijn (Horn, ... ), rijzen: rijzen (Achel, ... ), risǝ (Bocholt), sleveren: sleveren (Sevenum, ... ), slijm geven: slijm geven (Kaulille), slijmen: slijmen (Heerlerheide, ... ), šlīmǝ (Ulestraten), slijmeren: slijmeren (Genk), sloveren: sloveren (Montfort, ... ), slǭvǝrǝn (Lanklaar), snoeren: snoeren (Opitter), snuǝrǝ (Oud-Waterschei), uitwerpen: ūtwɛrǝpǝ (Klimmen), verliezen: verliezen (Hoepertingen, ... ), vǝrlīzǝ (Borlo), vloeien: vloeien (Blerick, ... ), vuil afgaan: vul āf gǭǝn (Bree), vuil afgeven: vuil afgeven (Maasmechelen), vuil verliezen: vuil verliezen (Beverst, ... ), vuilen: vuilen (Herk-de-Stad, ... ), vuiligheid kwijt worden: vuiligheid kwijt worden (Maaseik), vuiligheid verliezen: vuiligheid verliezen (Boorsem), werken: werken (Neerpelt), zeveren: zeveren (Bree), zeǝvǝrǝ (Rosmeer), ˱sāi̯vǝrǝ (Paal), zich rein maken: zex rēn mākǝ (Waubach), zich rein maken (Mechelen), zich schoon maken: zich schoon maken (Mechelen), zich vegen: zich vegen (Epen, ... ), zǝx ˲fē̜gǝ (Smeermaas, ... ), zich zuiveren: zich zuiveren (Einighausen, ... ), zuiveren: zuiveren (Beringen, ... ), zȳvǝrǝ (Holtum, ... ), zø̜̄vǝrǝn (Beringen), zø̜vǝrǝ (Herk-de-Stad) Afscheiding blijven geven na het kalven, gezegd van de koe. [N 3A, 58] I-11
zulaks, zwilaks zwilaks: šwęlaks (Heerlen), žwelaks (Banholt, ... ) De lange, houweelvormige beitel, aan beide uiteinden geslepen en met een handgreep in het midden, die wordt gebruikt voor het uitsteken van spaakgaten in de naaf. Zie ook afb. 184. [N G, 29; monogr.] II-12
zult, preskop geperste kop: gepësde kop (Gronsveld), Gehakt en geperst vlees van b.v. een varkenskop  geperzde kop (As, ... ), Geperste hoofdkaas  gepā.zdəkoͅp (Horpmaal), geperste hoofdkaas  gepeͅrzdəkoͅp (Houthalen), gəpa.zdəkoͅp (Sluizen), gəpazdə koͅp (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), gəpazdəkoͅp (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), gəpā.zdə kop (Ulbeek, ... ), gəpā.zdə koͅp (Alken, ... ), gəpā.zdəkop (Godschei, ... ), gəpā.zdəkoͅp (Beverst, ... ), gəpāzdə koͅp (Broekom, ... ), gəpē.rzdə kop (Neerharen), gəpē.zdə kop (Mechelen-aan-de-Maas), gəpē.zdə koͅp (Boorsem, ... ), gəpērzdə koͅp (Uikhoven), gəpēə.zdə koͅp (Leut), gəpēəzdə kop (Lanklaar), gəpeͅstə koͅp (Kwaadmechelen), gəpeͅzdə koͅp (Heppen), gəpeͅzdəkop (Zonhoven), gəpīə.rzdə koͅp (Maaseik), gəpjā.zdə koͅp (Gellik, ... ), gəpjá.zdə koͅp (Hees), gəpjázdə koͅp (Waltwilder), gəpoͅrzdə koͅp (Paal), gəpoͅzdə kop (Herk-de-Stad), gəpoͅzdəkop (Herk-de-Stad), gəpreͅ.zdəkop (Tongeren), gəpá.zdəkoͅp (Millen, ... ), gəpázdə koͅp (Binderveld, ... ), gəpázdəkoͅp (Buvingen, ... ), Geperste hoofdkaas  gəpázdəkoͅp (Montenaken), geperste hoofdkaas  gəpázdəkoͅp (Velm), gəpɛ.zdə kop (Elen), gəpɛrstəkoͅp (Helchteren), gəpɛrzdə kop (Beek (bij Bree), ... ), gəpɛrzdə koͅp (Beverlo, ... ), gəpɛrzdəkoͅp (Wijchmaal), gəpɛstə koͅp (Kerkhoven, ... ), gəpɛzdə koͅp (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), gəpɛ̄.rzdə koͅp (Lanaken), gɛpe.rzdəkoͅp (Kleine-Brogel), geperste hoofkaas  gəpoͅrzdəkoͅp (Hechtel), gəpɛ.rzdəkoͅp (Peer), geperste hoofkkaas  gəpázdə koͅp (Halmaal), geraamde kop: geperste hoofdkaas  gəroͅmdə koͅp (Werm), gerolde kop: gëròldë kòp (Tongeren, ... ), geperste hoofdkaas  geroͅldə koͅp (Rijkhoven), gəroͅldə koͅp (Romershoven, ... ), gəroͅldəkoͅp (Munsterbilzen), geperste hoofkaas  gəroͅldə koͅp (Vliermaalroot), hoofdkaas: geperste hoofdkaas  hytkeeͅs (Houthalen), høͅytkiəs (Godschei), hoofdskaas: geperste hoofdkaas  heͅitskīə.s (Opglabbeek), geperste hoofkaas  heͅitskīs (Zutendaal), hoofdvlees: geperste hoofdkaas  heͅitfleͅīs (Bree), hure: geperste hoofdkaas  hy(3)̄.r (Beringen), kipkap: geperste hoofdkaas  kepkap (Oostham), kepkáp (Bree, ... ), kop: geperste hoofdkaas  koͅp (Heusden, ... ), perskop: peͅrskoͅp (Blitterswijck, ... ), pèèrschkop (Valkenburg, ... ), pɛrskoͅp (Opitter), geperste hoofdkaas  peͅrskoͅp (Opglabbeek), preͅskoͅp (Genk), preskop: gepeersde kop (Maastricht), preskop (Achel, ... ), preskoͅp (Hamont), pres’kop (Bleijerheide, ... ), prĕskop (Grevenbicht/Papenhoven), preͅskep (Genk), preͅskop (Kinrooi, ... ), preͅskoͅp (Genk, ... ), präskoͅp (Lommel), prɛskoͅp (Eupen, ... ), prɛskəp (Grote-Brogel), gekookt in stukken gesneden in gelei (gestold kooknat)  preskop (Valkenburg), geperste hoofdkaas  preskop (Houthalen), preͅskop (Lommel, ... ), prɛ.skoͅp (Hoeselt), prɛskop (Gruitrode, ... ), prɛskoͅp (Beek (bij Bree), ... ), geperste hoofdkaas, geen boerengebruik  preͅskop (As), preskop met grote blokken vlees, omgeven door een soort gelatine, bijna uitsluitend door slagers vervaardigd  preͅskoͅp (Genk), Twee óns preskop en ei póndj huidvleis, estebleef  preskop (Roermond), uit grote stukken  preskop (Nieuwstadt), zwaardemaag: preskop, vleesgerecht als boterhambeleg. Vero. Algemeen wordt thans de naam preskop gebruikt.  zjwaar’demaag (Tegelen) gehacktes Kopffleisch || gehakt vlees (speciaal van het hoofd van varkens) [ZND B2 (1940sq)] || geperste zult || hoofdkaas [DC 30 (1958)], [Goossens 1b (1960)], [Goossens 1c (1955b)] || preskop || preskop (boterhamvlees) || preskop: gehakt en geperst vlees van een varkenskop || varkenskop die gekookt, gehakt en geperst wordt en in schalen of teilen wordt gemaakt; hoofdkaas [ZND 49 (1958)] || varkenskop gekookt, gehakt en geperst || zult (hoofdkaas) [SGV (1914)] || zwijnskop in gelei III-2-3
zultturf zultturf: zøljtjtø̜rǝf (Ospel) Turven waarvan de gloeiende kolen in de stoof uitdoven. [I, 11b] II-4
zultvorm hoofdvleesvorm: hø̜jt˲vlęjs˲vǫrǝm (Tegelen), puddingvorm: puddingvorm (Tegelen) Aardewerken vorm voor zult of pudding. [N 49, 110; monogr.] II-8
zure haring braadharing: broadjééring (Meers), haring: herring (Meers), hieering (Tungelroy), hiering (Gronsveld, ... ), hiring (Vlodrop), hiëring (Stramproy), hīējəring (Heythuysen), hīēring (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), hjerring (Bunde), hàring (Stein), hèrring (Rimburg), hîêring (Rekem), opgerold is het rolmops  hiering (Maastricht), haring in essig: hîêringe in essig (Schinnen), haring in het zuur: heering in ut soer (Kapel-in-t-Zand), heering in ⁄t zoer (Montfort), hiering in ut zoer (Maastricht), hiéring int soor (Weert), ingelegde haring: ingelagdje hieëring (Altweert, ... ), ingemaakte haring: engəma.ktə h‧ereŋ (Ingber), igemakde hiering (Wijnandsrade), igemakde hirring (Gulpen), ingelagde heering (Melick), ingemaakde hie.ring (Amby), ingemaäkde hiering (Doenrade), e van hering gelijk nederlands  eengemaakte hèring (Vlijtingen), is gein rolmops  ingemaakden hiering (Maastricht), zelf gemaakt  eͅ.gəm‧agdə h‧iəreŋ (Eys), opgelegde haring: opgelagde hiering (Opglabbeek), opgelàgde hîêring (Meeuwen), opgelède hering (Eksel), òpgelàgden hīēring (As, ... ), òpgəlàgdə hiering (Opglabbeek), ‧oͅp˃gəl‧ax˂dən (h)‧ir‧eŋ (Neeroeteren), opgerolde hollander: opgerolde hollender (Maastricht), rolmops: rolmops (Amby, ... ), rolmòps (Bree), rolmóps (Klimmen), rolmôps (Herten (bij Roermond)), roplmops (Echt/Gebroek, ... ), roͅlmoͅps (Kwaadmechelen, ... ), ro‧lmops (Montfort), ròlmops (Kerkrade), ròlmòps (Amstenrade, ... ), ròlmóps (Beek, ... ), rólmops (Doenrade, ... ), rólmops (gevölt) (Moorveld (Waalsen), ... ), rólmòps (Roermond), rólmóps (Meijel, ... ), rölmops (Nunhem), röölmops (Posterholt), ’n rolmoeps (Bilzen), accent egue op o van rol  rōlmops (Heerlen), ch höb avele en rólmóps, dreugwurs zo tej es laer, ch höb tebak en rulkes,siegare, sjnaps en beer  rólmóps (Roermond), een filetharing met augurkje opgerold en met n houten pennetje doorstoken  rolmops (Venlo), indien opgerold  ròlmóps (Gruitrode, ... ), maar dan opgerold  rolmops (Reuver), opgerold  ròlmóps (As), van de fabriek  rōͅ.lmoͅ.ps (Eys), wijnharing: wèè.nhië.ring (Hasselt), wèè.ënhië.ring (Zonhoven), zure haring: zoer hièring (Buchten), zoere haering (Guttecoven, ... ), zoere heering (Sittard), zoere hering (Maasniel, ... ), zoere herring (Meerlo, ... ), zoere hĕring (Schimmert), zoere hiering (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), zoere hieéring (Moorveld (Waalsen), ... ), zoere hirring (Gulpen), zoere hièring (Geleen), zoere hiëering (Buggenum), zoere hiëring (Heerlerbaan/Kaumer), zoere hīēring (Pey), zoere hjerring (Beek), zoere hàering (Lutterade), zoere héring (Born), zoeren herring (Venray), zoeren hiering (Blerick), zoeren hièring (Doenrade), zoere⁄n hieëring (Klimmen), zoerə heering (Geleen, ... ), zoerə hiering (Nuth/Aalbeek), zoerə hīēring (Nuth/Aalbeek), zoerə hééring (Swalmen), zoerə jèrring (Urmond), zoerən hiering (Caberg), zoeëre hiering (Kerkrade), zoore (hiêring) (Blerick), zoore hiering (Hoensbroek, ... ), zoore hĭĕring (Thorn), zoore híering (Weert), zooren hīēring (Horst), zooren hîêring (Venlo), zoorə hĭĕring (Kelpen), zoorə hîering (Hunsel), zoorə hïëring (Venlo), zore hering (Thorn), zore hiering (Venlo), zore hieëring (Ell), zoren hiëring (Venlo), zōēre hieëring (Beesel), zōēre hīēring (Nieuwenhagen), zōēren hiering (Oirsbeek), zōēren hīēring (Steyl), zōērə heering (Sittard), zōērə hiering (Ubachsberg), zōērə hIēring (Heugem), zōērə hiēring (Tegelen), zōērə hīēring (Jabeek), zōērə héring (Meijel), zōērə hîêring (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), zōērən hīēring (Maastricht), zōērən hérring (Gennep), zōēərə hīē⁄ring (Brunssum), zōōre hierin (Sevenum), zŏĕre hiring (Gulpen), zŏĕrö hi-öring (Stevensweert), zŏĕrə hĭĕring (Maastricht), zuere hiering (Eys), záwtə hi.əring (Hulsberg), z‧óérən h‧ierəng (Haelen), een rolmops is gefileerd en opgerold  zōēren herring (Tienray), is geen rolmops  zoeren haering (Lutterade), zoere herring  zōēre hering (Meijel), zure vis: zoorə véəs (Kelpen) een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] || in wijnazijn opgelegde haring || ingemaakte haring || rolmops || rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)] III-2-3
zure oprisping brand: brand (Blerick), branden, het -: t brèène ha (Gemmenich), gal: gal (Baexem, ... ), hartbrand: dən ardbrant ebə (Hasselt), dən hatbrānt høbə (Tongeren), hardbrand (Alken), hartbrand (Houthalen), hat brānt høbə (Tongeren), hatbraand (Diepenbeek), hatbrand (Wellen), hatbrant (Lauw), hartbrand  ha:tbra.nt (Kortessem), Soms.  hartbraand (Lanaken), hartsbrand: #NAME?  atsbrant (Sint-Truiden), maagsap: maagsap (Tegelen), maagspij: maagspeej (Maasbree), maagzuur: maachzoer kriegen (Tegelen), maagzoer (Berg-en-Terblijt, ... ), maagzoeër (Eys), maagzoor (Blerick, ... ), maagzuur (Montfort), maagzuur kumt mich op (Hoensbroek), maagzuër (Groot-Gelmen), maogzoer (Eigenbilzen), maogzoor (Arcen), moagzuur (Zutendaal), ⁄t maagzoer (Oirlo), opstoten, het -: het opsjtoote (Brunssum), slijm: šliem (Beesel), watergal: watərgal (Eupen), zooi: de zao brandj mich (Nunhem), de zaoj (Thorn), de zaoj branje (Thorn), de zawj borre (Susteren), de zeu (Kwaadmechelen), de zeu hemme (Beverlo), de zoaj (Bree), de zoei (Sint-Pieter), de zoei hebbe (Oost-Maarland), de zoej əbə (Meeswijk), de zoi hebben (Mechelen-aan-de-Maas), de zoij (Meers), de zooaj (Berg-aan-de-Maas, ... ), de zooi (Houthalen, ... ), de zooi borre (Heel), de zooi bortj (Ell, ... ), de zooi bortj mich (Ell), de zouaj (Obbicht), de zuj øbə (Meeswijk), de zwâ brandt mich (Bunde), də zōə (h)øbə (Kinrooi), də zūj høbə (Lanklaar), heer heet de zoej (Maastricht), t zoei höbbe (Maastricht), z (Tessenderlo), zeuj ? (Boeket/Heisterstraat), zoei (Lanaken, ... ), zoeij (Wolder/Oud-Vroenhoven), zoej (Gronsveld, ... ), zoeëj (Opgrimbie), zooa bòrre (Holtum), zooi (Ell, ... ), zooi branje (Ittervoort, ... ), zooij (Grevenbicht/Papenhoven), zooj (Maastricht, ... ), zoͅaj (Meeuwen), zoͅj həbə (Bree), zwaoj (Elsloo), zwā branne (Meerssen), zäöj hemme (Kaulille), zô^ŏj (Urmond), zôâ bòrre (Holtum), zøj (Sint-Truiden), B.v. De zeu hamme.  (de) zeu (Beverlo), brandend gevoel in de maag  zooi (Stramproy), de zaonj brantj mich  zaonj (Maasbracht), de zooi bortj mich": teveel aan maagzuur dat naar boven komt - koffiedik als goede remedie hiertegen.  zooi (Tungelroy), de zure smaak die na het eten bovenkomt  zooi (Helchteren), he heet de zooi"(hij heeft het zuur)  zooi (Bree), i.e. branden.  zooi borre (Grevenbicht/Papenhoven), ik heb de zooi"(het zuur, een oprisping)  zooi (Meeuwen), maagzuur  zooi in de maag (Tungelroy), NB: bort mich = brandt mij.  de zoo bort mich (Limbricht), Uitdr. "Ich hub t zoobrenne  zoo (Sittard), Zuurachtig.  de zoͅj həbə (Opglabbeek), zooibranden, het -: de zoejbranje (Montfort), t zaojbrenne (Urmond), t zoabrenne (Guttecoven), zure oprisping: en zoor oprupsing (Panningen), zure rups: zoere röpsch (Valkenburg), zuur: (t zoer höbbe) (Roermond), `t zoe.r hebbe (Veldwezelt), `t zoer hubbe (Urmond), `t zoo:r hemme (Kaulille), de zoer branjt mich (Boukoul), de zoer hebben (Oost-Maarland), et zuur (Roermond), het kump ich zoer op (Ulestraten), het zoer (Berg-aan-de-Maas), het zoer höbbe (Oirsbeek), het zoer in de mond krège (Vliermaal), het zoor (Bree), het zoor höbbe (Bree), hè heegət zoeər (Hechtel), hər ēͅt ət sūr (Smeermaas), hət sūr həbə (Kanne), hət zu:r (Kwaadmechelen, ... ), ich han t zoer (Heerlen), ich heb et zoer ien menne moond (Oost-Maarland), ich heb`t zower (Hasselt), ich heup het zoer én de kêl (Hoeselt), ich höb het zoer (Bunde), ig höb t zoer (Sittard, ... ), ik heb t zóór (Venlo), ik heb ⁄t zoer (Wanssum), kömt mich t zoer op (Echt/Gebroek), kömt mich zoer op (Echt/Gebroek), soor (Leuken), t is mic zoer opgekòmme (Sittard), t soer (Wijk, ... ), t soer hebbe (Panningen), t soer höbbe (Susteren), t souər ebə (Hasselt), t sōr həbə (Bree), t sōr kømt oͅp (Bree), t suər (Gingelom), t suər heͅmə (Neerpelt), t syr heͅmə (Zelem), t zoe.r (Tegelen), t zoer (Baexem, ... ), t zoer bort mich (Limbricht), t zoer brand mich (Tegelen), t zoer brandj mich (Nunhem), t zoer brikt mĕĕj op (Wanssum), t zoer brèkt ôp (Oirlo), t zoer haan (Heerlen), t zoer habbe (Eigenbilzen), t zoer hebbe (Oost-Maarland, ... ), t zoer hubbe (Heerlerheide, ... ), t zoer höbbe (Beegden, ... ), t zoer in de maag (Ulestraten), t zoer kriege (Tegelen), t zoer kump miek op (Belfeld), t zoer opsjtwaote (Ulestraten), t zoer rupse (Roermond), t zoer sjtoet op (Obbicht), t zoer sjtūūt mich op (Hoensbroek), t zoeër sjtuut mich op (Tegelen), t zooor hebbe (Weert), t zoor (Baarlo, ... ), t zoor brandj mig (Neer), t zoor brandt (Baarlo), t zoor branjt (Neeritter), t zoor brik mich op (Boekend), t zoor brikt meej op (Broekhuizen), t zoor hebbe (Venlo, ... ), t zoor hubbe (Baexem), t zoor krie.ge (Weert), t zoor kriëge (Venlo), t zoor stuujt mich op (Leveroy), t zoor stêûtj mich òp (Leveroy), t zour (Echt/Gebroek, ... ), t zoër (Meijel), t zōē-er hŭbbe (Schimmert), t zōē.r (Boukoul), t zōē.r han (Waubach), t zōēr (Eksel, ... ), t zōēr branjt mich (Haelen), t zōēr brint mich (Mheer), t zōēr hebbe (Gronsveld), t zōēr hubbe (Reuver), t zōēër hemmen (Eksel), t zur heͅmən (Hamont), t zuur (Afferden, ... ), t zūr høbə (Tongeren), t zūr kreͅigə (Gingelom), t zūər heͅmən (Hamont), t zòer hebbe (Mesch), t zòòr (Sevenum), t zôêr (Tegelen), t zôêr hebbe (Panningen), t zôôr (Blerick), tsu:er (Lommel), tsur høbə (Tongeren), tzuwər (Lommel), ut zoer (Vrusschemig), ut zoer höbbe (Maastricht, ... ), ut zoor brik mich op (Boekend), ut zoor kriege (Blerick), ut zooër (Weert), ut zooër hebbe (Weert), zoer (Beesel, ... ), zoer bre (Buchten), zoer hebben (Rekem), zoer opgaeve (Afferden), zoer oprepselen (Mechelen-aan-de-Maas), zoer opröpse (Montfort), zoer opsjtoeëte (Klimmen, ... ), zoer opstoeate (Montfort), zoer opstoesze (Kerkrade), zoer opstoeten (Oost-Maarland), zoer opstoote (Limbricht), zoeër (Baexem, ... ), zoor (Arcen, ... ), zoou̯r (Maasbree), zōēr (Hamont), zōēr hebbe (Ottersum), zu:r (Heppen), zuur (Vliermaalroot, ... ), zuur opgaeve (Hees), ət sūr hämən (Overpelt), ət sūr əbə (Opheers), ət zōr heͅbə (Bocholt), ət zur kreͅigə (Sint-Truiden), ət zuər krigən (Achel), ət zyr heͅmə (Tessenderlo), ⁄t zoe.r (Tegelen), ⁄t zoer brikt meej op (Wanssum), ⁄t zoer brékt mej óp (Wanssum), ⁄t zoer hebbe (Wanssum), ⁄t zoer hebben (Meijel), ⁄t zoer kriege (Gennep), ⁄t zoor (Velden), ⁄t zoor brikt meej op (Broekhuizen, ... ), ⁄t zoor brikt mich op (Blerick), ⁄t zoor kumt mich op (Blerick), ⁄t zòòr (Sevenum), B.v. `t zoehwer hemmen is vehr te stikken.  `t zoehwer hemmen (Peer), B.v. t zoor bórt mich.  t zoor bórre (Panningen), Ich hub t zoer branne"(opstotend zuur)  zoer (Mheer), t zoer brandj mich"{het zuur brandt)  zoer (Maasbracht), t zoer brantj mich"(het zuur brandt me)  zoer (Herten (bij Roermond)), Uitdr. "t Zoor bort mich"(t zuur brandt)  zoor (Helden/Everlo), Uitdr. "t zoor bort"(het zuur brandt)  zoor (Helden/Everlo), Volgens de informant zegt men in het dorp Heel (L 328) zooj.  dee zōēr (Haelen), zuur rupsen, het -: t zoer rupse (Roermond), zuurbrand: t zoerbráánd (Middelaar), zoer braand (Afferden), zoerbraand (Noorbeek, ... ), zoerbrand (Wolder/Oud-Vroenhoven, ... ), zoerbrank (Kerkrade), zoorbrandj (Thorn, ... ), zōērbraand (Ottersum, ... ), ⁄t zōērbraand (Ottersum), zuurbranden, het -: de zoer branje (Maasniel, ... ), et zoerbrenne höbbe (Valkenburg), het zoerbrenne (Brunssum), het zōērbrenne hubbe (Hoensbroek), soerbrenne (Bocholtz), t soer brenne (Susteren), t soerbrenne (Bocholtz), t sōērbrenne hān (Waubach), t zoer branne (Bunde, ... ), t zoer brenne (Ten-Esschen/Weustenrade, ... ), t zoerbranje (Montfort), t zoerbranne hubbe (Houthem), t zoerbranne höbben (Neerbeek), t zoerbrenne (Eygelshoven, ... ), t zoor brande (Baarlo), t zōēr brenne (Puth), t zōēr brènne (Geleen), t zōērbrenne (Hoensbroek, ... ), t zōērbrenne haan (Nieuwenhagen), t zōērbrenne hubbe (Ubachsberg), t zōērbrénne (Kerkrade), t zôê(r)brenne (Puth), t zôêr brènne (Schinveld), t zôôbrénne (Klimmen, ... ), ut zoerbrenne (Vrusschemig), zoe-er brenne (Bleijerheide), zoer branje (Stevensweert, ... ), zoer brenne (Mechelen, ... ), zoer bèèjne (Kelmis), zoerbranje (Beesel, ... ), zoerbranne (Houthem), zoerbrenne (Bocholtz, ... ), zoerbrenne höbe (Valkenburg), zoerbrennen (Stein, ... ), zoerbrénne (Mechelen), zoorbrande (Horst), zōēr branje (Stevensweert), zōēr branne (Valkenburg), zōērbrenne (Ten-Esschen/Weustenrade), zōērbrènne (Geleen), zōērbrénne (Kerkrade, ... ), zurbèrə (Eupen), zuurbrenne (Kerensheide, ... ), zóérbrenne (Nieuwenhagen), zôêrbrenne (Schinveld), ət zoerbrennə (Heerlerheide) Hoe noemt men een oprisping? [DC 47 (1972)] || Hoe noemt u het zure deel van het maagsap, dat wel eens naar boven komt? [DC 47 (1972)] || oprisping [ZND 05 (1924)], [ZND m] || oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || Oprisping hebben, gepaard gaande met een zure smaak in de mond. [N 109 (2001)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)] || zuur (oprisping maagsap) III-1-2
zuring (alg.) amper: am’per (Bleijerheide, ... ), jodenoor: Veldeke zwam, voorkomend aan boomstammen (lett.jodenoor)  jüdde-oeër (Klimmen), kalverblad: kalverbload (Genk), kalverblaren: z. L.J. p. 112-113  ka.lleverbliër (Zonhoven), paardssurelle: Veldeke ?  paesj-serel (Klimmen), paddeblader: peddeblaajer (Tungelroy), patience: pësjênsë (Tongeren), surelle (fr.): serel (Maastricht, ... ), serel’ (Altweert, ... ), se’rel (Gronsveld), sërêl (Tongeren), tserel’ (Bleijerheide, ... ), zoerrêl (Tongeren), zorel’ (Bleijerheide, ... ), (fr. surelle, surette; hgd. Sauerampfer)  sorrèl (Valkenburg), Eng. sorrel. Hgd. Sauerampfer  soerèl (Heerlen), ideosyncr. zuring  serel (Eijsden), Veldeke zuring  serel (Klimmen), zulker: sulleker (Hasselt), zullek(er) (Tungelroy), zøləʔər (Lommel), zuring: zoering (Blitterswijck, ... ), zurkel: surkel (Beverlo), zørəkəl (Hamont), omzetting rk-1>l - kr: mnl. suerkele, surkel; S. zulker, sulker; z. L.J. p. 111-112  sö.lleker (Zonhoven), sö.rrekel (Zonhoven), onkruid, soms als moes verwerkt  silker (Genk), zuurampel: zoer’ampel (Bleijerheide, ... ), zuurloof: zoorlouf (Altweert, ... ), zuurmoes: zoermoos (Echt/Gebroek) zuring [N 82 (1981)], [N 92 (1982)] || zuring, groente || zuring, groot soort || zuring, m.n. ridderzuring || zurkel || zwam [N 92 (1982)] III-4-3
zuring, groente franse surelle: franse serel (Ulestraten), frèè tsserelle (Waubach), hofsurkel: hoͅəfsyrəkəl (Borgloon), hondsribbe: honsrub (Kinrooi), moostemsurelle: mosemserrel (Mechelen-aan-de-Maas), paddenbladeren: peddeblaajer (Tungelroy), rabarber: rabarber (Neerpelt), rebarber (Gelieren/Bret), ridderzuring: ridderzŭŭring (Nederweert), schietbos: sjietbos (Ittervoort), serdel: serdel (Elen), sulkel: søləkəl (Borlo), sulker: se.ləkər (Hasselt, ... ), selkər (Zutendaal), selleker (Kuringen), seluker (Zonhoven), seləkər (Hasselt), seulker (Buvingen), seͅləkər (Hasselt), silker (Genk, ... ), so.ləkər (Hoepertingen, ... ), suleker (Beverlo), sulker (Bevingen, ... ), sulleker (Bolderberg, ... ), sy.ləkər (Bommershoven, ... ), syləkər (Horpmaal, ... ), sø.ləkər (Alken, ... ), søləkər (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), søləʔər (Kerkhoven, ... ), "Lillo" in de nabijheid van Houthalen  seulker (Houthalen), surelle: cherel (Beverst, ... ), churel (Rosmeer), seerèl (Mechelen), serel (Berg-aan-de-Maas, ... ), serĕl (Sint-Pieter), serrel (Maaseik, ... ), serèl (Tongeren), sjerel (Waltwilder), sjerèl (Grote-Spouwen), sjeurel (Membruggen), sjrel (Veldwezelt), soerel (Eigenbilzen, ... ), srel (Thorn), surel (Membruggen, ... ), sureͅl (Eisden, ... ), sureͅlə (Gingelom, ... ), surɛl (s-Gravenvoeren, ... ), sūreͅl (Grote-Spouwen, ... ), søreͅl (Kanne), səreͅl (Berg, ... ), səreͅla (Lauw), səreͅlə (Montenaken, ... ), sərèl (Lanaken), sərɛl (Riksingen, ... ), šureͅl (Zichen-Zussen-Bolder), šyreͅl (Riemst), šəreͅl (Beverst, ... ), šərɛl (Neerrepen), zoeler (Val-Meer), zoerelle (Nerem), zuleͅr (Sluizen, ... ), zureͅl (Vucht), zureͅlə (Nerem), zūreͅlə (Diets-Heur), zyreͅl (Val-Meer), surkel: se.rəkəl (Berbroek, ... ), serkel (Lummen, ... ), serkəl (Genk), seurkel (Hulst/Konijnsberg), sirkel (Houthalen, ... ), surkel (Berbroek, ... ), surrekel (Vliermaalroot, ... ), suərkəl (Gingelom), sy.rəkəl (Mechelen-Bovelingen), syrkəl (Gingelom), sø.rəkəl (Heers, ... ), sørkəl (Borgloon, ... ), sørəkəl (Beringen, ... ), surker: sureker (Berbroek), surker (Tessenderlo), tamme surelle: tamme serel (Mechelen-aan-de-Maas), tōͅmə šəreͅl (Beverst), tamme surkel: tamə syrkəl (Opheers), zootjel: zootjel (Opoeteren), zulker: tsulker (Houthalen), ze.ləkər (Peer), zelkər (Ellikom, ... ), zulker (Achel, ... ), zulleker (Eksel, ... ), zø.ləkər (Hechtel, ... ), zølkər (Beringen), zøləkər (Eksel, ... ), zuring: zeuring (Boekend), zoering (Blerick), zuring (Baarlo, ... ), zŭŭring (Meijel), zuringblad: als onkruid  zŭŭringblat (Nederweert), zuringmoes: zuringmoes (Middelaar), zurkel: ze.rkəl (Beek (bij Bree), ... ), zerkel (As, ... ), zerkəl (Opglabbeek), zēūrkel (Dilsen), zirkel (As, ... ), zirkəl (Linde), zuerkel (Kortenbos), zurkel (Achel, ... ), zurkəl (Overpelt), zyrkəl (Gruitrode), zø.rkəl (Beek (bij Bree)), zø.rəkəl (Ophoven, ... ), zørkəl (Halen, ... ), zørəkəl (Achel, ... ), zørəʔəl (Lommel), zurker: zurker (Molenbeersel), zurre: zurre (Sint-Pieters-Voeren), zuurblaadjes: zuurbleetches (Zutendaal), zuurkruid: zoerkroet (Achel, ... ), zurkrut (Stokkem), zuurloof: zoorlouf (Weert), zuurmoes: zoermoes (Blitterswijck, ... ), zoermoos (Buchten, ... ), zoermos (Bocholtz, ... ), zoermous (Sittard), zoeërmoos (Bleijerheide), zoormoos (Baarlo, ... ), zormos (Rotem), zourmous (Kinrooi), zō.rmōs (Beek (bij Bree), ... ), zōrmos (Kessenich), zōrmōs (Bree, ... ), zurmus (Melveren, ... ), zuurmoes (Hamont, ... ), zuərmuəs (Kiewit), zū.rmōs (Niel-bij-As), zū.rmus (Voort), zy(3)̄rmys (Achel), zwekel: swekel (Heusden) Hoe noemt u: zuring (rumex acetosa - fam. polygoneae) [N 71 (1975)] || Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] || Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)], [Goossens 2c (1963)] I-7
zuster begijn: `n begien (Klimmen), begein (Stokkem), begi-jn (Bree), begieen (Ell), begien (Baarlo, ... ), begieng (Epen, ... ), begieën (Hoensbroek), begijn (Eigenbilzen), bejing (Bocholtz), bëgijn (Hoeselt), bəgieng (Nieuwenhagen), bəgiĕn (Opglabbeek), en begajn (Tongeren), en begijn (Eigenbilzen), ing begieng (Nieuwenhagen, ... ), n begien (Klimmen), ən bəgiŋ (Montzen), kloosterzuster: kloeësterzuster (Baarlo), ma soeur (fr.): mëseur (Hoeselt), nə məseur (Tongeren), dus geen kloosterzuster wordt hier bedoeld!  maseur (Maastricht), maagdje: men zegt ook: mie mägje = mijn zuster  mägje (Venray), non: en nòn (Tongeren), non (Achel, ... ), nŏĕn (Opglabbeek), nòn (Thorn), nón (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), nôn (Mechelen-aan-de-Maas), onze mie: os mie (Geysteren), zuster wordt in deze zin niet gebruikt  ons mie (Geysteren), onze nel: oz nel (Maasbree), onze trien: gebruikt niet de benaming zuster!  os trien (Merselo, ... ), schwester (du.): sjwester (Bleijerheide, ... ), sjwestər (Bocholtz), šweͅstər (Eynatten, ... ), cf. VD D-N s.v. "Schwester  schwester (Rimburg), cf. VD D-N s.v. "Schwester"; Woord voor broers en zuster samen: "jeswiester"(Geschwister; d.)  sjwester (Kerkrade), Geschwister  schwester (Vaals), neen  schwester (Vaals), zus: zeus (Gennep), zus (Nuth/Aalbeek, ... ), broers en gezusters  zus (Geysteren), Broers en zusters samen: kinderen  zus (Bergen), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  zus (Valkenburg), zusje: zuske (Borgharen, ... ), zuster: eine zuster (Klimmen), en zeuster (Tongeren), n zùster (Tongeren), suster (Valkenburg), søstər (Nuth/Aalbeek), un zuster (Meerssen), zaojstər (Vechmaal), ze.ster (Hasselt), zester (As, ... ), zeuster (Arcen, ... ), zeustər (Thorn, ... ), zeŭster (Velm), zēster (Neeroeteren), zēūster (Blitterswijck), zĕŭster (Mechelen), zeͅstər (Genk, ... ), zister (Beverst, ... ), zistər (Bilzen, ... ), zoeister (Vliermaal), zoster (Kuringen), zostər (Rekem), zŏster (Heer), zu.ster (Gennep, ... ), zuiestər (Heers), zuijstər (Hoepertingen), zuister (Kortessem), zuster (Afferden, ... ), zustər (Amby, ... ), zuuster (Mheer, ... ), zuustər (Heers), zuztər (Sint-Truiden), zūster (Epen, ... ), zūūster (Vlijtingen), zŭster (Eys, ... ), zŭstər (Heusden, ... ), zŭŭstər (Amby, ... ), zy(3)̄ster (Vlijtingen), zy(3)̄stər (Schinnen), zyster (Amby, ... ), zystər (Leut, ... ), zyəstɛr (Koninksem), zè.ster (Hasselt), zèster (Welkenraedt), zèstər (Kermt), zèùjstər (Hoepertingen), zèùstər (Montzen, ... ), zéstər (Hasselt, ... ), zééstər (Hasselt), zéú-ūūstər (Borgloon), zéújstər (Gelinden), zéústər (Montzen, ... ), zêustér (Koninksem), zëster (Grathem, ... ), zïster (As), zö.jstər (Hoepertingen), zö.ster (Zonhoven), zöjstər (Hoepertingen, ... ), zöster (Altweert, ... ), zöstër (Lanklaar), zöstəer (Makset), zöstər (Born, ... ), zöst’r (Asenray/Maalbroek), zöuistər (Kortessem), zöüster (Voort), zøster (Borgloon, ... ), zøstər (Beek, ... ), zø̄.stər (Montzen), zø̄stər (Borgloon, ... ), zø͂ͅster (Montzen), zø͂ͅystər (Borgloon), zøͅi̯stər (Schinveld), zøͅjstər (Bommershoven, ... ), zøͅstər (Buchten, ... ), zøͅu̯stər (Vliermaal), zøͅystər (Guigoven, ... ), zùster (Maasbracht, ... ), züster (Amstenrade, ... ), züstër (Tongeren), zəster (Rotem), zəstər (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), zɛstər (Peer, ... ), zɛ̄stər (Hasselt), (Boven de ö van hör hoort nog een lengte streep te staan, deze combinatie is met de computer niet te maken).  zöster (Valkenburg), (Boven de ö van hör, hoort nog een lengte teken te staan,deze combinatie is met de computer niet te realiseren).  zöster (Schinnen), (boven de ö van hör, komt nog een lengtestreep/teken te staan).  zöster (Grevenbicht/Papenhoven), (er hoort nog een lengteteken boven de ö van hör te staan).  zöster (Thorn), (op de Uo van hUor, hoort nog een horizontalestreep).  zöstĕr (Stevensweert), (Op de ö vab hör, hoort nog een lengtestreep te staan).  zøͅstər (Dieteren), (Op de ö van hör, hoort nog een horizontale streep te staan).  zøͅstər (Einighausen, ... ), (op de ö van hör, hoort nog een lengtestreep te staan).  zöster (Genooi/Ohé, ... ), (Op de ö van hör, hoort nog een lengtestreep te staan, dit leesteken is in combinatie met ö onmogelijk met de computer te maken).  zøͅstər (Guttecoven), 2 zusjes = twie gezusters  zuster (America), ??? Of verpleegster????  zèster (Genk), alleen "gebreurs en gezösters"of "breurs en zösters  zöster (Stramproy), Als de ouders dood zijn en de ongetrouwde kinderen blijven samenwonen zegt men: die kinjer  zuster (Buchten), bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?): men zegt dan de kènjer...dan volgt eigennaam  zøͅstər (Amstenrade), Broers en zusters samen: kinderen  zuster (Bergen), broors en zusters  zuster (Horst), bruurs en zusters  zuster (Afferden), de kienger  zuster (Grubbenvorst), de kinder  zuster (Hulsberg, ... ), de kinderen  zuster (Venlo), de kinger  zuster (Kerkrade), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  zuster (Geulle), Er hoort een lengtestreep/teken te staan boven de ö van hör.  zöster (Heel), er wordt alleen gesproken over de kinder  zøstər (Maastricht), gebreurs en gezusters  zuster (Haelen, ... ), gebroers en gezusters  zuster (Houthem), geen gezamenlijk woord  zuster (Heijen), gemeensch. woord: kiender  zuster (Merselo), gemeenschappelijk woord: "gebruurs  zuster (Merselo, ... ), gewoon: breurs en zusters  zuster (Blerick), grootvader  zuster (Sint-Odiliënberg), ja: Geschwister  zuster (Vijlen), ja; zelfde als in het Duits: Geschwister  zuster (Vijlen), keinjer  zöster (Limbricht), kienger  zuster (Velden), kinger  zuster (Houthem, ... ), zöstər (Tegelen), kinjer"= kinder  zöster (Herten (bij Roermond)), kinjere  zöster (Herten (bij Roermond)), neen  zeuster (Lottum, ... ), zēūster (Helden/Everlo), zuster (Amby, ... ), zustər (Berg-en-Terblijt, ... ), zuuster (Valkenburg, ... ), zuustər (Reuver), zūster (Oirlo, ... ), zŭster (Siebengewald), zèster (Einighausen), zöster (Beegden, ... ), zöstər (Leveroy), züster (Guttecoven), neen, men zegt de kinder  zøstər (Maastricht), nen  zuster (Blerick, ... ), niet bekend  zustər (Stevensweert), onbkend  zuster (Venlo), op de ö van hör hoort nog een lengtestreep/teken te staan.  zöster (Kessel), Op de ö van hör hoort nog een lengtestreep/teken te staan.  zöster (Neeritter), op de ö van hör, hoort een lengtestreep/teken.  zöster (Hunsel), resp. geeft geen gemeensch. woord aan: "gebruurs, gezeusters  zeuster (Gennep), samen: de kaenjer  zøͅstər (Elsloo), voor broers samen: gebreursch; voor zusters samen: gezusters  zuster (Schimmert), zuske  zuster (Blerick), zustertje: zeusteke (Mheer), zusterke (Maastricht, ... ), zustrke (Borgharen), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  zusterke (Geulle), kinjer  zusterke (Stramproy) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] || Een lid van een vrouwelijke geestelijke orde, zuster, non [zuster, non, maseur, begijn]. [N 96D (1989)] || zus || zus, zuster || zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || zuster [haar] [SGV (1914)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || zuster[haar] [SGV (1914)] III-2-2, III-3-3