e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
judaspenning centen: centen (Jeuk), sèntə (Diepenbeek), #NAME?  sente (Eigenbilzen), centenkruid: -  ɛsentəɛkroət (Diepenbeek), droogpiket: eigen spellinsysteem  (droogpiket) (Meijel), geld: geld (Jeuk), jodenoor: boomzwam. Judasoor, auricularia sambucéna  jüddeoir (Valkenburg), judaspenning: Joedaspenning (Eys), joedaspenning (Vijlen), joe’daspenning (Bleijerheide, ... ), judas penning (Wijlre), judaspenning (Geulle, ... ), Judaspenning (Oirsbeek), judaspenning (Roermond, ... ), Judaspenninge (Maastricht), juudaspénning (Zonhoven), -  judaspenning (Geistingen, ... ), Bree Wb.  judaspenning (Bree), eigen spelling  Judaspenning (Vlodrop), judaspènning (Montfort), eigen spellinsysteem  judaspenning (Meijel), geen aparte naam  judaspenning (Berg-en-Terblijt), idem  judaspenning (Venlo), idiosyncr.  joedaspennik (Kerkrade), joedaspenning (Sittard), judaspenning (Blerick), Judaspenning (Thorn), Veldeke  Judaspenning (Echt/Gebroek, ... ), WBD  judaspènnìng (Sevenum), WBD/WLD  jōēdàspènning (Heerlen), Judaspenning (Urmond), jŭŭdàspènning (As), WLD  judas penning (Montfort), judaspenning (Beesel, ... ), Judaspenning (Maasniel), judaspenning (Mheer, ... ), Judaspenning (Reuver), judaspenning (Schimmert, ... ), Judaspenning (Swalmen), judaspenning (Thorn), jūūdaspènning (Guttecoven), WLD alg. ben.  Judaspenning (Meijel), zelfde  judaspenning (Echt/Gebroek), ± Veldeke  judaspenning (Tienray), zilverpenning: -  zilverpenning (Maasbree), zilvertjes: zilverkes (Vlijtingen) jodenoor, oneetbare champignon || judaspenning || Judaspenning (lunaria biënnis). sierplant met grote bladeren en meestal donker roodpaarse, zelden witte, bloemen. De onderste bladeren en die van de rozet zijn diep ingesneden bij de steel en spits aan de top, de bovenste haast ongesteeld. De plant wordt [N 92 (1982)] || tuinjudaspenning [DC 60a (1985)] || tweejarige kruisbloemige plant III-4-3
juffertje-in-het-groen juffersjongetje: juffersjunkes (Kunrade), juffertje: eigen spelling  jufferkes (Vlodrop), juffertje in het groen: jufferke in ’t greun (Tungelroy), juffertje in het groen (Swalmen), juffertje in ’t groen (Jeuk, ... ), -  jufferkes in ɛt greun (Montfort), juffertje in het greun (Stevensweert), juffertje in ’t grôn (Maasbree), eigen spelling  juffertje in ’t greun (Montfort), eigen spellinsysteem  juffertje in ’t groen (Meijel), idiosyncr.  juffertje in ɛt groen (Blerick), zelfde  juffertje-in-het-groen (Echt/Gebroek), ± Veldeke \'uit Ned?\'  juffertjes ien ’t gruun (Tienray), nichelbloem: níchelbloem (Jeuk), spinnenkop: sjpénne kop (Schimmert), spinnekop (Jeuk), spènnekop (Diepenbeek), idiosyncr.  sjpinnekop (Sittard), spinnekop (Thorn), Veldeke  sjpinnekop (Waubach) Juffertje in ¯t groen (Nigella damascena L.). De hemelsblauwe bloemen zijn elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren; de kokervruchten zijn tot aan de top aaneen gegroeid (bij de wilde nigelle maar tot de helft) (spinnekop, kobbe, juf [N 92 (1982)] || Juffertje in ¯t groen (nigella damascena). De hemelsblauwe bloemen zijn elk omgeven door een omhulsel van zeer fijn verdeelde bladeren; de kokervruchten zijn tot aan de top aaneen gegroeid (bij de wilde nigelle maar tot de helft) (spinnekop, kobbe, juffer [N 92 (1982)] || juffertje-in-het-groen [DC 60a (1985)] III-2-1
juffrouw dame: daam (Valkenburg), dametje: dameke (Nederweert), freule: freule (Kerkrade), vr"lë (Montzen), vrèùlə (Epen), vrö:le (Montzen), demoiselle  fröle (Lontzen), peuple  vreule (Rimburg), ps. omgespeld volgens Frings.  frø͂ͅle (Mechelen), jong meidje: jònk mêdeke (Welkenraedt), jonge dochter: jonge dochter (Koersel), jonkvrouw: jongfrouw (Beek), joonkvrouw (Noorbeek, ... ), maagd, jongedochter  jompfrouw (Heerlen), juf: juf (Herten (bij Roermond), ... ), juffer: jeufer (Helden/Everlo), joeffer (Einighausen, ... ), jofer (Swolgen), joffer (Baarlo, ... ), jooffer (Sint-Odiliënberg), jōēffer (Puth), jōffer (Munstergeleen), jŏĕffer (Posterholt), jŏŏffer (Horst, ... ), jufer (Banholt), juffer (Afferden, ... ), juffər (Kapel-in-t-Zand), jufər (Eupen), jufər, jufərə (Eupen), jufərə (Eupen), jŭffer (Gennep, ... ), jyfər (Tessenderlo), [verwijzing naar blz. 33]:  joffer (Schinnen), Note v.d. invuller (zie ná vraag 97):  joffer (Sittard), Opm. Ø kort uitgesproken.  jōffer (Sevenum), ps. algemene opmerking: in vragenlijst staat een dubbele ? boven de o; waarschijnlijk niet goed genoteerd. Heb het geïnterpreteerd en ingevoerd als een: ø (dus niet omgespeld!).  jŏffer (Buggenum), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  jŏaffer (Guttecoven), verkeinwoord juufferke  jŏĕffer (Schinveld), juffertje: jufferke (Broeksittard, ... ), juffrouw: ioͅfroͅū (Opglabbeek), jaffroo (Duras), jifvrouw (Neeroeteren), joeffraa (Waasmont), joeffraw (Hees), joeffroo (Ulbeek, ... ), joeffrou (Beverst), joeffrouw (Amby, ... ), joeffrouë (Wellen), joeffroŭ (Sint-Lambrechts-Herk), joeffrŏw (Vroenhoven), joeffrô (Widooie), joefrauw (Gingelom, ... ), joefroo (Ulbeek), joefrouw (Koninksem, ... ), joefroəw (Herten), joefvroo (Sint-Huibrechts-Hern), joeëffroow (Wijer), joffreuw (Spalbeek), joffro (Zonhoven), joffrou (Stokrooie), joffrouw (Boorsem, ... ), joffrow (Diepenbeek, ... ), jofro (Zonhoven, ... ), jofro: (Zonhoven), jofrow (Rekem), jofroͅw (Opgrimbie, ... ), joiffro (Riksingen), joofroo (Zonhoven), joofroow (Kermt), joëfro[a} (Wellen), jŏeffroow (Stevoort), jŏĕffrouw (Grevenbicht/Papenhoven), joͅfro:w (Maastricht), joͅfrōͅw (Maastricht), ju.frow (Hoepertingen, ... ), juf-frouw (Blitterswijck), juffra (Heppen, ... ), juffraaow (Sint-Truiden), juffraow (Meijel), juffrau (Hoepertingen, ... ), juffrauw (Zepperen), juffraw (Oostham, ... ), juffrā (Oostham), juffrei (Tessenderlo), juffreu (Hasselt, ... ), juffrew (Eigenbilzen, ... ), juffrijf (Tessenderlo), juffro (Beringen, ... ), juffro[w} (Alt-Hoeselt), juffron (Halen), juffroo (Bilzen, ... ), juffroow (Henri-Chapelle), juffrooə (Hasselt), juffrou (Amstenrade, ... ), juffrouw (Beek, ... ), juffrow (Hulsberg, ... ), juffroûw (Gronsveld), juffrō[i}w (Rutten), juffruiw (Bree, ... ), juffruw (Schulen), juffròw (As, ... ), juffrô (Hoeselt), juffrø͂ͅw (Neerglabbeek), juffəròw (Maastricht), jufrauw (Gelinden, ... ), jufroo (Loksbergen), jufrou (Susteren), jufrouw (Bocholt, ... ), jufrow (Kortessem), jufrōw (Sint-Truiden), jufroͅ (Martenslinde), jufroͅ[ŭ}(w) (Diepenbeek), jufvrouw (Amby, ... ), juf⁄roͅuw (s-Herenelderen), juuffraaw (Lommel), juufraaw (Lommel), jūffrouw (Kleine-Brogel, ... ), jŭffrouw (Heer, ... ), jŭfroͅw (Mechelen-aan-de-Maas), ju⁄ffrouw (Lanaken), jy[ə}frā[ə} (Leopoldsburg), jyffrā[u}w (Mettekoven), jyffrō (Bilzen, ... ), jyffrōͅw (Lanaken), jyfro[ŭ} (Molenbeersel), jyfrou (Aalst-bij-St.-Truiden), jyfrouw (Maaseik), jyfrōͅ (Loksbergen), jyfroͅu (Borgloon), jóffroo (Kuringen), jófrow (Bree), jófroͅw (Opgrimbie, ... ), jöffrów (Maastricht), jøffrā (Neerhespen), jøffro (Genk, ... ), jøffrouw (As, ... ), jøfro: (Beringen), jøfrouw (Vroenhoven), jøfroͅw (Hamont), jøfrøyw (Opglabbeek), jøͅfvroͅuw (Eisden), jùffrouə (Voort), jəfro:w (Maastricht), jəfrōͅw (Maastricht), øfroͅw (Mechelen-aan-de-Maas), (als het een onbekende is).  juffrouw (Meijel), (als het onbekenden zijn).  juffrouw (Meerlo), (hier in Oirsbeek).  juffrouw (Oirsbeek), (juf was de onderwijzer).  juffrouw (Tienray), (klemtoon op laatste lettergreep).  juffrów (Caberg), (tegenwoordige benaming).  juffrouw (Oirsbeek), (vroeger).  juffrouw (Venlo), (zeer zelden; mensen worden nogaltijd met voornaam genoemd.).  juffrouw (Vlijtingen), Ook: jomfer.  joeffrauw (Amby), Opm. o = korte oe.  joffrouw (Berg-en-Terblijt), v.  jø.fr‧oͅ (Eys), jø.fr‧oͅu̯ (Eys), vooral meesteres in de school  joffrauw (Gerdingen), jungfer (du.): jomfer (Amby, ... ), joŋfer (Montzen), joŋfər (Montzen), joͅŋfər (Eupen, ... ), (= vroeger: een oude juffrouw).  jompeer (Oirsbeek), (is oude benaming).  jómfer (Heer), (oud woord).  jumfer (Wijlre), Van Dale (DN): Jungfer, 1. (vero.) juf(fer), juffrouw; - 2. (pej.) jongedochter, oude vrijster.  jomfer (Brunssum, ... ), jompfer (Heerlen, ... ), jonfer (Oirsbeek), jongfer (Eijsden, ... ), jonkfer (Bunde, ... ), joŏnfer (Simpelveld), joŏng-fer (Vijlen), jŏmfer (Heek), jungfer (Lontzen), jòmfer (Valkenburg), jønkfer (Lontzen), verkleinwoord jömferke  jomfer (Schinveld), maagdje: megje (Sevenum), mègge (Sevenum), (of zeer vaak zonder titel).  maegdje (Weert), mamzel (<fr.): mamzēl (Montzen), mamzèl (Montzen), (is oude benaming).  mamzĕl (Heer), Van Dale: mamzel (&lt;Fr.), mademoiselle, juffer.  mamsel (Heerlen), mamselle (Sint-Truiden), mamzel (Remersdaal), meidje: maidje (Ell), meedje (Merkelbeek), meidsje (Vlodrop), metske (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), mëdje (Nieuwstadt), meisje: màskə (Loksbergen), mejuffer: mejuffer (Eksel), mevrouw: mevrouw (Schimmert), (bij bepaalde latere leeftijd).  mevrouw (Blerick), (op hoger leeftijd).  mevrouw (Meijel), (thans).  mevrouw (Venlo), vrouw: vrouw (Ubachsberg), wicht: wicht (Koersel) hoe spreekt u een getrouwde vrouw aan? [mevrouw, madam] [N 87 (1981)] || hoe spreekt u een ongetrouwde vrouw aan? [juffer, juffrouw, juf, uffrouw] [N 87 (1981)] || juffer [SGV (1914)] || juffrouw [ZND 01 (1922)], [ZND 27 (1938)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-3-1
jujube jijube: bes, als hoestmiddel gebruikt (tropisch)  zjuzjup (Venlo) jujube (cordia myxa) III-2-1
jukbeen bak: bakke (Kunrade, ... ), bakkes: bakkes (Maastricht), bovenkaak: bovekaak (Caberg), juk: juk (Tessenderlo), B.v Onder de oeweghen zit het juk.  juk (Peer), jukbeen: juk bein (Schimmert), jukbee (Simpelveld), jukbeen (Hoepertingen, ... ), jukbein (Blerick, ... ), jukbeèn (Eigenbilzen), jukbeîn (Bree), jukbēē (Nieuwenhagen), jukbiejen (Achel), jukbien (Zolder), jukbieën (Meerlo), jukbèe (Gulpen), jykbi.ən (Eksel), Mogelijkheid onderlijnd in vraagstelling.  jukbeen (Loksbergen), kaakbeen: (kaakbieën?) (Eksel), káákbijn? (Opglabbeek), kaaksbeen: kaa.ksbien (Zolder), kaken (mv.): kaokə (Leopoldsburg), kinbak: kinbakke (Merkelbeek), knokerig gezicht: i.e. als de botten uitsteken.  knaokerig gezich (Geleen), knook: knook (Meijel, ... ), De informant heeft enkel been van wangbeen onderlijnd in de opgave.  knook (Wolder/Oud-Vroenhoven), knook van de wang: knook van de wang (Kanne), koon: kaun (Ophoven), koeənə (Wijnandsrade), kone (Montfort), koon (Achel, ... ), koun (Nunhem), kōēən (Venlo), koontje: keunke (Maasniel, ... ), köönkes (Weert), wang: wang (Boekend, ... ), wang ? (Neeroeteren), wangbeen: wangbeen (Alken, ... ), wangbieën (Peer), PLAATS: de informant geeft als kerkdorp Jeuk/Hasselbroek op.  wangbeejn (Jeuk), Zegslied (3).  wangbèen (Kanne) Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon). [N 84 (1981)] || Jukbeen: het wangbeen onder het oog (koon, jukbeen, wangbeen). [N 106 (2001)] III-1-1
jukondersteuning bouw: bōw (Kelmis), jukbouw: jukbouw (Brunssum  [(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Laura, Julia]  [Emma]  [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), jøkbu (Geleen  [(Maurits)]   [Maurits]), jøkbuw (Klimmen  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Maurits]), jøkbō.w (Heerlen  [(Emma)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Emma]), jøkbǫ.w (Chevremont  [(Julia)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), j˙øk˱bǫ.w (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Julia]), juksbouw: jøksbuw (Nieuwstadt  [(Maurits)]   [Domaniale]), kapbouw: kapbǫw (Heerlerheide  [(Oranje-Nassau I-IV)]   [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]), steunbouw: steunbouw (Genk  [(Winterslag / Waterschei)]   [Domaniale]), tijgerbouw: tījǝrbǫ.w (Bleijerheide  [(Domaniale)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), türstok: tȳrštǫk (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Winterslag, Waterschei]  [Domaniale]  [Domaniale]), türstokbouw: tȳrštǫkbǫw (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]  [Domaniale]) Ondersteuning bestaande uit een kap en twee stijlen, doorgaans op een afstand van 80 tot 100 cm van elkaar. Deze ondersteuning gebruikte men in mijngangen en dwarsgangen. [monogr.] || Starre ondersteuning die bestaat uit twee stijlen en een kap en is vervaardigd uit hout, kaprail of uit speciaal daarvoor gefabriceerd profielijzer. Kenmerkend voor dit type ondersteuning is het feit dat de stijlen niet haaks op de laag, maar enigszins schuin geplaatst worden. De samengestelde ondersteuning heeft dan ook de vorm van een trapezium. [N 95, 322; N 95, 316] II-4, II-5
jukriem bindriem: bindriem (Gennep), dijsemkettel: dē̜sǝmkętǝl (Melveren), dijsemriem: dē̜sǝmrīm (Gingelom), disselboogketting: deselbōǝxkęteŋ (Ten Esschen), disselboomkettel: desǝlbǫu̯mkętǝl (Tongeren), disselboomriem: desǝlbau̯mrēm (Boukoul, ... ), desǝlbōmrēm (Maastricht), disselketting: desǝlkęteŋ (America, ... ), desǝlkɛteŋ (Boukoul, ... ), dīsǝlketeŋ (Panningen), disselriem: destǝlrēm (Geistingen, ... ), desǝlrim (Achel  [(tweespan komt vrijwel niet meer voor)]  ), desǝlrēm (Puth, ... ), desǝlrīm (Beverst), disǝlrēm (Weert), dęsǝlrīm (Hasselt), dīsǝlrīm (Diepenbeek, ... ), draagriem: drāxrēm (Heel), haamriemen: hǭmrēi̯mǝ (Sint Pieter), halshaak: halshǭk (Opheers), halskettel: halsketǝl (Hoepertingen), jokkeriem: jǫkǝrēm (Schimmert), jokriem: jōkrīm (Hasselt), jǫkrim (Blitterswijck), jǭkrēm (Kerensheide, ... ), jukriem: jȳkrēm (Bree), jøkrēm (Blerick, ... ), kettel: kętǝl (Wellen), (mv)  kętǝls (Borgloon), ketting: ketting (Nijwiller), kettinkjes: kɛteŋskǝs (Rothem), klingels: kleŋǝls (Merselo), koppelaar: kǫpǝlēr (Gingelom), koppeling: kǫpǝleŋ (Klimmen, ... ), koppelketting: kǫpǝlkętiŋ (Beringen), koppelriem: kopǝlrīm (Milsbeek, ... ), kǫpǝlrim (Middelaar), kǫpǝlrēm (Opglabbeek), kǫpǝlrīm (Meijel), koppelteugel: kǫpǝltø̄i̯.gǝl (Halen), nakband: nak˱bānt (Beverst, ... ), ophalterriem: ǫphaljtjǝrręi̯m (Sittard), ophouders: ophęldǝrs (Mechelen), ophoudsriem: ophoudsriem (Maasbracht), riem: rim (Zelem), rēm (Gruitrode, ... ), schokriem: šǫkrēm (Gronsveld), stroppen: štrø̜p (Neer), trekketting: trękkęteŋ (Maasmechelen), trekriem: trekrēm (Stokkem), trękrēm (Maasmechelen), verbindingsriem: vǝrbendeŋsrīm (Overpelt) Verbinding tussen het haam en de disselboom, als men met een tweespan rijdt. Verscheidene zegslieden verklaren dat een tweespan in hun gemeente niet (meer) voorkomt. [N 13, 12] I-10
jukstuk jukstuk: jøkstøk (Opglabbeek), jøkštøk (Tegelen, ... ) Een schouderpas van een colbert uit één stuk. [N 59, 91] II-7
jumper blazer (eng.): blaser (Leopoldsburg), blēzər (Velm), bloes: blus (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), cache-coeur (fr.): [Van Dale (FN): cache-coeur wikkelbloes]  kaskør (Diepenbeek), casaquin (fr.): ka.səkə (Halen), ka.zəkēͅ (Lanklaar), kasəkēͅ (Zelem, ... ), kasəkɛ͂: (Paal), kazakê (Kortessem), kazekĕ (Uikhoven), kazzekê(ke) (Diepenbeek), kazəkēͅ (Hasselt), kazəkī (Wintershoven), Fr. casaque [sic!].  kazekin(ke) (Bree), Fr. casaquin. Zie ook afb. p.70.  kazzeke͂ (Zonhoven), Zie ook afb. p.96.  kazzake͂ (Hasselt), gebreide jumper: gebreide jumper (Meerssen), gestrikt jasje: gestjriek jeske (Borgharen), gestrokken jasje: zie WNT: strikken, in t Z.-O. der Kempen bezigt men een sterk verl. deelw. gestrokken.  gestrokke jeske (Eksel, ... ), gilet (fr.): gilei (Rummen (WBD)), žileͅ (Teuven), žīleͅ (Teuven), golf: go.llef (Hasselt), golf (Grazen (WBD), ... ), gollef (Borgloon), golv (Wintershoven), goləf (Diepenbeek, ... ), go͂ͅləf (Sint-Truiden), goͅlf (Vliermaal), goͅləf (Borgloon, ... ), goͅləf -goͅləfkə (Rotem), gòl"f (Tongeren), gòllef (Sint-Truiden), gó.llef (Zonhoven), joͅləf (Opglabbeek), y(3)oləf (Hoeselt), golfje: golefke (Lummen), golfke (Bree), golfkə (Riksingen), gŏlfkə (Boekt/Heikant), goͅləfkə (Neerharen), jacquet (<fr.): jakeͅt (Beringen), jasje: jaskə (Linkhout), jeske (Eijsden, ... ), jeͅSKə (Achel), jeͅskə (Ophoven), jɛskə (Boorsem, ... ), jumper: dames-jumper (Bergen), džempər (Hasselt), jumper (Beek, ... ), jumpər (Holtum), juumper (Bemelen), jûmper (Weert), žømpər (Lommel, ... ), Dit is een van waterdichte stof gemaakt kledingstuk zonder knopen. Men trekt dit dus over het hoofd aan; het werd gedragen door rangeerders bij de N.S. [Nationale Spoorwegen] als het regende.  jumper (Susteren), niet oorspronkelijk  jumper (Klimmen), soort trui dat men door de week aantrekt  jeumper (Bemelen), trui  žōͅmpər (Kermt), u"langgerekt  jumper (Borgharen), jumpertje: jumperke (Maastricht, ... ), kazavek: keͅzəveͅk (Bree), korte paletot (fr.): koͅtə pa.ltoͅu (Borlo), losse bloes: losse bloes (Kwaadmechelen), stoep: stub (Brunssum), tricot (fr.): tricot (Vlodrop), triekoo (Mechelen), trui: trui (Neer, ... ), vest: dames-vès (Tegelen, ... ), damesvest (Sittard), veest (Middelaar), ves (Baarlo, ... ), vest (Blerick, ... ), vès (Lutterade, ... ), vést (Tungelroy), wes (Bleijerheide, ... ), vestje: vesje (Hout-Blerick, ... ), veske (Oost-Maarland), vestje (Lommel), vèsje (Eind), wollen jasje: wull jeske (Grathem) ?overgooier || casaquin (Fr.): kort damesjasje || casaquin: geweven damesvest || damesgilet || damespull: pull met mouwen en knopen || damestrui, kledingstuk zonder knopen [N 23 (1964)] || damestrui, overgooiertje || gebreid jasje || golf: gebreid jasje met lange mouwen, al dan niet sluitend met een rits of met knopen || golf: trui met lange mouwen en (vaak) knopen || golf: vest, gebreid of gehaakt kledingstuk met lange mouwen en (vaak) knopen || huiskleed of -jas, overgooier || jumper || jumper, damesvest met mouwen en knopen [N 23 (1964)] || tjomper, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)] || trui || vest(je) met knopen aan de voorkant || vrouwelijk kledingstuk: gebreik jasje met ritssluiting of knoopje III-1-3
jurk blaffetuur: blaffeteur (Lommel), bloes: weej daen blouse hielemaol motte lossnieje as wie um wille verangere (Blerick), jak: we zullen daan jak ganz môtten lostorre um te kunnen veranderen (Arcen), japon: tegenwoordig  japon (Schinveld), jupe (fr.): jep (Riksingen), Et. wsch. zelfde oorspr. als Fr. jupe, jupon.  jaup (Tongeren), jupon (fr.): jépon (Beek), jurk: jurk (Roermond), we zulle dee jurk gans los moote make vuir det we um koone vurangere (Sevenum), we zulle deej juirk hielemoal moote lostorre veur we ⁄m kunne verangere (Boekend), we zulle die jurk helemaōl motte lostonne (Heijen), we zullen dij jurk los motte torne veur we⁄m kunne verangere (Velden), kiel: an heure kiel ès veul langer es dei van mie (Zichen-Zussen-Bolder), ene blauwe kiejəl (Heers), kiel (Mal, ... ), kil (Rosmeer), zelden kleed  ene blauwe kiel (Zichen-Zussen-Bolder), kleed: an heer klied es veel langer as da van mieke (Berbroek), an her kleed es viəl langər as dat van mieke (Beverst), an heur kleed is veul langer as da va mieke (Diepenbeek), an heur klied is veul langer as da va mərieke (Godschei), an hø̄ər kleͅit is völ langər as da va mikə (Wellen), an ze kleid is vail langer es det van meike (Niel-bij-As), ana ze kliət ɛs v̯.l laŋər dan dae van mikə (Neerpelt), ana zej klɛit es vīl laŋər ɛs tɛt fən mejkə (Bree), ana: zə kle̝id Is foe.laŋər ɛ.s tat fan mərikə (Stokkem), ana: ər klɛ̝id is foe.laŋər ɛ.s tat fan mərikə (Stokkem), anna er klīēd is veel langer as da van mieke (Peer), anna eur klied is veul langer dan da van mieke (Gingelom), anna eŭr kleed is feel langer as mieken ⁄t hier (Genk), anna heur klied is veul langer dan da van mieke (Helchteren), Anna heur kliet is veul langer as da va Mieke (Eversel), anna heur klieëd is veul langer es de van Mieke (Neerpelt), anna heŭr kleet is veul langer as mieken heur (Wellen), anna huit kliet is vuil langer as da van mieke (Sint-Truiden), anna hur klied ès veul langer as da va mieke (Zonhoven), Anna hør kliejd es veul langer as da va Mieke (Stal), anna hər kleit ɛs vaeyl langər as ta va / (Kortessem), anna ze kleid is vail langer dan det van Mieke (Maaseik), anna ze kleid is veul langer den det van Mike (Maaseik), anna ze kleid is veùl langer es dat van mi-jke (Mechelen-aan-de-Maas), anna ze kleit is veul langer es det van Mieke (Maaseik), anna zie kleid is vēͅle langer as deͅt van mieke (As), anna ør klit is føl laŋ⁄ər as da van mikə (Sint-Truiden), annaas klêed es vèel langer es dat van mieke (Rosmeer), annas klieed is veul langer as det van mieke (Hechtel), Annas kliet is veul(e) langer as da va Miēke (Stal), annas klijd is vuil langer as da van miejke (Sint-Lambrechts-Herk), anna⁄ klēd is vø̄l langer as da va mīke (Diepenbeek), anna⁄s kleit is vuel langer dan dat van mieke (Eisden), anna⁄s klēd is vøl langer as da va mieke (Diepenbeek), anna⁄s kleͅjt aes vāēl langər as tat van mikə (Zutendaal), Anna⁄s kliejet is veul langer as da van Mieke (Achel), anna⁄s klɛit əs veͅ. langər ɛs dɛt van mikə (Neerglabbeek), annes kleed es vjel langer as dat van mieke (Martenslinde), annəs klīət is vøl langər als da van Mikə (Overpelt), ans kleid is voel langer es det van mieke (Neeroeteren), ans kleid is vèl langer dan des van mieke (Opglabbeek), an⁄s kleid is vél langer dan det van Marie (Gruitrode), a‧n hər klĭt is vaeĭl langər as da van mīkə (Alken), blaat kliət (Tessenderlo), blau kleed (Diepenbeek), blauw kliejəd (Sint-Truiden), blauw klieëd (Kaulille), blauw klieəd (Jeuk), blou kleĭd (Sint-Lambrechts-Herk), blov kliēd (Paal), da klied van Anna is veūl lkanger dan da va Mieke (Zolder), da kliUed van anna es veul langer as da van os mei (Meldert), det kleid van an is veul langer es det van Mieke (Kessenich), e blaa kleid (Mal), e blaa klie-ed (Peer), e blaat kliejd (Loksbergen), e blaat klieëd (Beverlo), e blau klied (Houthalen), e blaud klied (Linkhout), e blauw kleed (Vroenhoven), e blauw kleid (Heers, ... ), e blauw klied (Borlo, ... ), e blaw kleed (Zichen-Zussen-Bolder), e blaw kleid (Neeroeteren), e blaw kleit (Rosmeer), e blaw klēēd (Riemst), e bleu klieëd (Hasselt), e blew kleed (Mopertingen), e blo kleed (Moresnet), e bloĕ kleed (Eupen), e bloo kleed (Lontzen, ... ), e bloow kleet (Borgloon), e blou klēt (Wellen), e blou klied (Koersel), e blouew kleid (Sint-Truiden), e blouw klied (Kaulille), e blow kleed (Diepenbeek, ... ), e blôo klud (Bilzen), ee blaa kleed (Riksingen), ee blau kleed (Voort), een blaad klieĕd (Heppen), een blaaf klieëd (Kwaadmechelen), een blaaf klieəd (Tessenderlo), een blauw kleed (Sint-Huibrechts-Lille), een blauw kleëd (Riemst), een blauw klied (Sint-Huibrechts-Lille), een blauw klieëd (Achel), een blo: klied (Beringen), een bloo kleid (Grote-Spouwen), een bloo klied (Paal), ei blaow kleit (Bree), ei blauw kleid (Bree, ... ), ei blauw kleit (Kinrooi, ... ), ei blauw kleèt (Gruitrode), ei blauw klieəd (Gorsem), ei blauw klijd (Rotem), ei blaw kleid (Opgrimbie), ei blaw kleit (Maaseik), ei bläw kleit (Opglabbeek), ein blauw kleid (Neeroeteren, ... ), ein blauw kleit (Neeroeteren), ein blaw kleid (Bocholt), ein blâw kleid (Opglabbeek), ejn blaow kleid (Rekem), en blau kleed (Sint-Martens-Voeren), en blauw kleed (Rijkel), en blaw klēd (Lanaken), en blāw kleijet (Lommel), ē blaad klieëd (Heppen), ē blaat kleëd (Beverlo), ĕ blauw kleit (Opglabbeek), ĕ blauw klēͅd (Zichen-Zussen-Bolder), ĕ blaŭw kleit (Vroenhoven), eͅ blow kleͅjt (Kortessem), hanəs klIjət is vøl laŋər as dɛ van mIkə (Overpelt), het kleed van anna eͅs vjigel langer as dat van mieke (Hoeselt), het kleid van anna is veuil langer as da va mieke (Vechmaal), het kleit van anna is voèl langers as det van Mieke (Gruitrode), het kleèd van an is veul langer aas det van Miej (Ophoven), het klied van anna es veel langer dan da van mei (Hasselt), het klied van anna is veel langer aas dè van merieke (Peer), het klied van anne is langer dan dat van mieke (Stokrooie), het klieet van anna es veul langer as da van os mie (Halen), het kliet van anna es veul langer as da van Mie (Neerhespen (WBD)), hɛt kleid van ana es veul laŋer as tat van mikə (Tongeren), i blauw klied (Achel), i bleu kliet (Hasselt), i(e) bloow kliet (Stevoort), ie blauw klied (Sint-Truiden), ie bleuw klied (Spalbeek), ie bloo klied (Kuringen), ieē blō kliejed (Hechtel), ien blauw klied (Houthalen), in bleu kleèd (Helchteren), ië blauw kleed (Zepperen), j blo klīd (Herk-de-Stad), j bloo kleed (Ulbeek), katane kliejed (Montenaken), kataouwne klied (Lauw), katijnen klieəd (Gorsem), katoe(i)nə kliejet (Landen (WBD)), katoene kleed (Hamont, ... ), katoene kleid (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), katoene kleit (Neeroeteren), katoene klied (Heusden, ... ), katoene klieed (Beringen, ... ), katoene kliejd (Achel), katoene kliejed (Tessenderlo, ... ), katoene kliet (Muizen), katoene klieëd (Tessenderlo, ... ), katoene klîed (Landen (WBD)), katoenen kleed (Kaulille, ... ), katoenen klied (Beringen, ... ), katoenen klieəd (Oostham), katoenne kljeejd (Hamont), katoenə kleit (Eisden), katoenə kliejəd (Tessenderlo), katoewnw kliejed (Waasmont (WBD)), katone klāit (Mettekoven), katonen klied (Stokrooie), katouna kleid (Koninksem), katoune kle(j)d (Kerniel), katoune kleeid (Diepenbeek), katoune klie-et (Peer), katoune klied (Helchteren), katoune kliëd (Meldert), katounə klīt (Zonhoven), katouëne klied (Hasselt), katowne kliet (Koersel), katoënne klejd (Guigoven), katoùne klied (Hasselt), katōͅnne klēd (Diepenbeek), kattouene kleeid (Wellen), katuine kleed (Zichen-Zussen-Bolder), katuine klied (Hasselt, ... ), katuine klieət (Walshoutem (WBD)), katune kleid (Opoeteren), katunə kliəd (Neerpelt), katunən kliət (Neerpelt), katuonen klɛit (Rotem), katūnə klīet (Herk-de-Stad), katūnə klīət (Landen (WBD)), katu—o—nə klɛit (Dilsen), katòene klied (Heusden), katône klièd (Hechtel), ka͂toŭne klēīd (Maastricht), ketaune klied (Houthalen), keta͂a͂ne klieed (Montenaken), ketoeine klejd (Mechelen-aan-de-Maas), ketoen kleed (Bilzen), ketoene kleid (Bocholt, ... ), ketoene kleidt (Opoeteren), ketoene kleit (Gruitrode, ... ), ketoene klied (Herk-de-Stad), ketoene klieet (Kaulille), ketoene klieëd (Achel, ... ), ketoene klijt (Neeroeteren), ketoene kliëd (Halen), ketoene klīēd (Peer), ketoene klîed (Hamont), ketoenen kleid (Reppel), ketoenen klijd (Stokkem), ketoeuinen kleid (Bree), ketone kleet (Hasselt), ketoone klaait (Groot-Gelmen), ketoone kleid (Maaseik), ketounen klied (Kuringen), ketueuëne klied (Hasselt), ketuinen kleid (Bree), ketuune kleid (Bree), ketòne kleed (Waltwilder), ketône klied (Helchteren), kle:t (Bilzen), kle`t (Borgloon), kleed (Bleijerheide, ... ), kleet (Waubach), kleid (Amstenrade, ... ), kleidj (Roermond), kleit (Berg, ... ), kleît (Weert), klēid (Posterholt), klēīd (Puth), klēt (Beverst, ... ), klēͅi:t (Tongeren), klēͅid (Tongeren), klēͅit (Bree, ... ), kleͅit (Bocholt, ... ), kleͅjt (Lanklaar), kleͅt (Lozen), kli(ə)t (Linkhout), kli-jəd (Leopoldsburg), kli-jət (Beringen, ... ), klid (Kerkrade, ... ), klie"d (Beverlo), klied (Jeuk, ... ), klied va͂n Anna es veul langer as da vā Mieke (Zolder), klieëd (Meerlo, ... ), klieët (Sint-Truiden), klieəd (Beringen, ... ), klieət (Lommel), klijt (Neeroeteren), klijət (Beverlo, ... ), klit (Hasselt, ... ), kliëd (Eksel, ... ), kliët (Donk (bij Herk-de-Stad), ... ), kliəd (Venray), kliət (Eksel, ... ), klī-jət (Paal), klīēd (Sevenum), klīēt (Boekt/Heikant), klījət (Herk-de-Stad, ... ), klīəd (Achel), klīət (Beringen, ... ), klĭt (Boekt/Heikant), kli̯ət (Leopoldsburg), kly(3)̄t (Riksingen), klè (Meijel, ... ), klèd (Hoensbroek, ... ), klèid (Gronsveld, ... ), klèijd (Tegelen), klèjd (Mechelen, ... ), klèt (Romershoven), klèèd (Hoensbroek, ... ), klé (Meijel), kléid (Tegelen), klét (Teuven), klê (Meijel), klît (Herk-de-Stad), klîêd (Mesch, ... ), klîət (Beverlo), klɛit (Boorsem, ... ), klɛɛit (Opheers), kottonaete klied (Jeuk), kutoenen klied (Kwaadmechelen), kətānə klīt (Velm), kətoene kleed (Sint-Lambrechts-Herk), kətoene kleid (Reppel, ... ), kətoene klie-ət (Tessenderlo), kətoene klied (Hamont), kətoune kleid (Hoepertingen), kətounə kleet (Ulbeek), kətounə kleit (Gutshoven), kətōͅwnə klēt (Diepenbeek), kətu.nə klɛ̞it (Stokkem), kətune kliət (Sint-Truiden), kətunə kliət (Neerpelt), kətuune kleid (Meeuwen), kətūnə klijt (Lanaken), kəty(3)̄nə klēīt (Opglabbeek), kətø͂nə kleͅjd (Bree), kətø͂ͅnə klet (Alken), kɛtoene kleid (Lanaken), li.s (Lies) hər kle.t ɛs ve.l laŋgər as ta van mi.kə (Genk), n bleu klied (Peer), t kle.t fən ane ɛ̞s foel laŋər as tat fan mikə (Vroenhoven), t kleid (Klimmen), t klɛ.it fan ana es langər dan da fan mi (Borgloon), ve zulle det kleid hieël motte los doon veur det ve ut konne verangere (Laar), veer mote dat kleid jelemoal losmake veurdat veer et kinne verandere (Ulestraten), veer zalle dat kleid gans moote lospeutere ie veer ⁄t kinne veraandere (Maastricht), veer zalle dat kleid mote loshole veurtot veer ⁄t kinne veraandere (Maastricht), veer zulle dat kleid gans mote lospeutere veur dat ver ⁄t kinne verandere (Meerssen), veer zulle dat kleid gans mote lostraochele veur veer het kinne verandere (Ulestraten), veer zölle dat kleid gans moote los traochele veur dat v⁄r ⁄m kinne veraandere (Maastricht), veer zúllə dat kleit gans mootə losdoon veur veer het kinnə verandərə (Berg-en-Terblijt), ver mooten dat kleid gaans los doen vuur dat v⁄r ⁄t konne veraandere (Gronsveld), ver zulle dat kleed gans motte oeteree doa vur ver ut kenne verendere (Wahlwiller), ver zulle dat kleed gans oeteree moete doa vur ver et kinne verendere (Mechelen), ver zulle dat kleid gans motte losmake ieë ver ⁄t kinne verangere (Klimmen), ver zulle dat kleit gans mote oeterein hole veurtat veer ⁄t kinne verandere (Valkenburg), ver zulle ⁄t kleed gaans motte losmoake veur ⁄m konne te veraandere (Noorbeek), veur zolle det kleid gans motte lostraockele veur det veur ⁄t konne verangere (Asselt), veur zulle det kleid mòtte lostorne veurdet veur ⁄t kònne verangere (Reuver), veur zälle det kleid gans motte lossjnieje ièr veur ⁄t kenne verangere (Beesel), veur zälle det kleid gans motte lostorre ièr veur ⁄t kenne verangere (Beesel), vier mosse dat kleed jantz loastrenne vuur et tse verändere (Kerkrade), vier motte dat kleed gans (los)troachele vuurdet v⁄r ⁄t kinne (ver)ändere (Hoensbroek), vier motte dat kleed gans los trenne , vuur dat vier hem konne verandere (Waubach), vier zullen dat kleed gans motte losmake ier vier ut veramdere konne (Schaesberg), vieuer zalle dat kleed gans motte lostroggele vuurdat vieër um kenne verendere (Waubach), vieər zullə dat kleed gans motte losmaakə vuuərdat wieər ət kunnə verengərə (Eys), vij zulle ⁄t kleid hielemoul mōtte losmake veur we ⁄t kunne verangere (Ospel), vrouwekleid (Sittard), vroͅulikīət (Borlo), vör zulle dat klaed gans motte losmaken vor ver het verendere (Gulpen), vŸr sulle dat kleed gans motte loosriete (Vijlen), vər zólle dèt kleit gans mótte losmake veur vər hem kinne verangere (Herten (bij Roermond)), v⁄r zullen dat kleed gans motte los puttere vör dat v⁄r ⁄m veraandere kinne (Mheer), wae motte det kleid gans losmake veur det wae het kinne verangere (Heel), wai zulle det kleid gans motte lostorren veur wai et kanne verangere (Neeritter), we zalle dè klè gans moete lostoorze vurdä we ⁄t kanne verandere (Meijel), we zalle dè klé gans lōs moete snije vur dè wet kanne verandere (Meijel), we zoellen det kleid heelemaal moeten losraokelen vur we ⁄t konnen verangere (Panningen), we zolle det kleid mòtte loslòòte vèùr we et kinne verangere (Haelen), we zollen det kleid gans loos motten traokele; wille we⁄t konne verangere (Helden/Everlo), we zulle det kleed helemaal motte los tònne veur we⁄m kunne veraondere (Middelaar), we zulle det kleid gans los me-otte torre vur we ⁄t ke-enne verangere (Baarlo), we zulle det kleid gans los motte sjnieje, vurdet we ⁄t kinne verangeren (Beringe), we zulle det kleid gans môtte loshaole veurdet we ut kunne vermake (Venlo), we zulle det kleid gans môtte losmake vur we⁄t kenne verangere (Baarlo), we zulle det kleid gans oetrein mótte haole veurdet we ⁄t kunne verandere (Venlo), we zulle det kleid hiëlemaol motte lostorre (Tungelroy), we zulle det kleit gans oetrein motte haole veur weej ut kinne verandere (Blerick), we zulle dèt kleed helemoal uut tren motte torre vur we ⁄t kunne verandere (Siebengewald), we zullen det kleid gans los môtten ture vur we⁄t kunne verangere (Tegelen), we zullen het kleed helemaal los moeten tornen veur we ⁄t kunnen veranderen (Bergen), We zullə det kleit gans mōtə los snieje vurdet we ⁄t kunne vermaakə (Hout-Blerick), weej zulle det kleid gans los môtte sjnieje vuur det weej ⁄t kênne verangere (Tegelen), weej zulle det kleid gans môtte losmaake vur we-et kènne verangere (Tegelen), weejzulədaatklietānmootəlosmaakəveurwəətkunəvərandərə (Horst), weer zolle det kleid motte lostorre veur we ⁄t konne verangere (Maasbracht), weer zollen det kleid ganz motten lostroachelen veur weer het konne verangere (Linne), weer zŏlle det kleit heil mŏtte lossnieje (Maasbracht), weer zulle dat kleid gans motte losmake veur weer ⁄t kìnne verangere (Limbricht), weer zòlle det kleit hièl motte oethoale veurdet wer ⁄t kanne verangere (Roosteren), weer zölle det kleid gans motte oetein doon veur wer het konne verangere (Echt/Gebroek), wej zulle ⁄t kleid hielemaol motte oethule (Maasbree), wey zullen det kliëd gans los motten torre vur we ⁄t konne verangere (Sevenum), wēr zoelə dĕt klèjt gans moetə lŏsdōn iĕr wèr ⁄t koenə verangerə (Pey), wèè zòlle dèèt kleid gans mòtte lospèùtere, îêr we et kinne verangere (Haelen), wééj zölle dek kleid gans motte losdoon veur wééj um kinne verangere (Blerick), wê zulle det kleid gans mŏotte oetreinhoale (Baexem), wə zulə daat klīei̯t gāns mŏotə los snii̯ə vur wət kŏonə vərāndərə (Meterik), è bleu klied (Hasselt), èe blaa kled (Genoelselderen), é blaw kleid (Maaseik), ə bla: klɛjd (s-Herenelderen), ə blaat klieëd (Kwaadmechelen), ə blau kli:d (Kaulille), ə blauw klieët (Neerpelt), ə blauw klieəd (Mielen-boven-Aalst), ə blauw klieət (Meldert), ə blauw klijt (Lanaken), ə blaw kleid (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ə blaw klɛjt (Rekem), ə blāət klīət (Leopoldsburg), ə bleu kleed (Eigenbilzen), ə blo klēt (Diepenbeek), ə blo klied (Beringen), ə blo. kle.t (Genk), ə bloo kleed (Sint-Truiden, ... ), ə blou klyt (Engelmanshoven), ə blou klɛit (Gutshoven), ə blow klet (Vroenhoven), ə blow kliëd (Hamont), ə blōw klījət (Hamont, ... ), ə bloͅ klit (Zonhoven), ə bloͅu kleͅit (Borgloon), ə blâu klêit (Wellen), ən blaaf klied (Kwaadmechelen), ən blāuw klīət (Oostham), ən bleu kliət (Hasselt), ən blo klit (Zolder), ət klīət van An is vōͅl lōənər ɛs dɛ van Mikɛ (Kleine-Brogel), ɛ blow kleid (Wellen), ɛi bleaaf kleed (Tessenderlo), ’n blaauw kleijed (Lommel), ’n blaaw kleejed (Lommel), ’n blau kliet (Hasselt), ’n blauw kleejet (Lommel), ’n blauw kleit (Dilsen), ’n blauw klied (Jeuk, ... ), ’n blaŭ kliejd (Sint-Truiden), ’n blaw kleid (Reppel), ’n bloo kleed (Sint-Lambrechts-Herk), ’n bloo klijd (Groot-Gelmen), ’n bloot kliët (Paal), ’n blou kliet (Gingelom), ⁄t kleed van de anna is väöl langer es dat va mieke (Mheer), ⁄t kleid van anna is veil langer es det van / (Bree), ⁄t kleit van an is voeul langer os det van mieke (Bocholt), ⁄t klie-êt van anna is veel langer as da van Mieke (Peer), ⁄t klieët van anna es veul langer as da van mieke (Montenaken), . in mieke staat onder de i  ana hər klīed eͅs vøl laŋər as da van Mī.kə (Sint-Lambrechts-Herk), accent circonflexe boven oe  ketôenen klied (Sint-Huibrechts-Lille), b.v. e la.nk ~, e swaréé ~: avondjurk.  klīēd (Hasselt), Cfr. ook par. 34: De Kleding, p. 443.  kleid (Herten (bij Roermond)), ie als in dier  e bleu klied (Hasselt), informant heeft zich vergist?  anna heur klied is gescheurd (Helchteren), kort  kautuene kleed (Overpelt), lang  ketoene klied (Neerpelt), lange ie  katane klied (Sint-Truiden), lange oe  kettoene klèd (Eigenbilzen), louwsbrenne van duits losbrennen doch de nederlandse klank renne(e)  vor zallə ət kleed jaens moossə louwsbrennə veur dat vor ət könne vorendorə (Vijlen), meervoud: kliër  kliët (Kwaadmechelen), neud; naden  veur zalle de neud van det kleid gans motte lospeutere veur det kenne verangere (Beesel), o is halve o, hierop volgt een omgekeerde v  kətō̯n klit (Zolder), onder alle os een krulletje  ana ø̄yr klīət eͅs fø̄yl laŋər az da van mīkə (Landen (WBD)), onder eerste a een haakje  katoͅwə kleͅjt (Maaseik), op elke a een bolletje  hət klijt van anna eͅs vēl laŋər asta van mīke (Genk), op elke a zonder tekentje staat een bolletje, onder de eerste o ook een bolletje  ana hør klit eͅs vōl laŋər as da fa͂ mikə (Voort), puntjes naast as staan er eigenlijk boven  ana zi kleit eͅs vael la‧ŋər da‧n deͅt va‧n mikə (Opitter), vgl. Du. Kleid. [*]  kliet (Zonhoven), kleedje: anna⁄s kleidje is vēͅl langer es det van mieke (Opglabbeek), katauwne kledje (Grote-Spouwen), kletje (Zichen-Zussen-Bolder), klètsje (Diepenbeek), kət/ŏuunə kleͅtšə (Lanaken), kleren (mv.): kleer (Diepenbeek, ... ), onderrok: óngerrok (Roermond), pon: pon (Boekend, ... ), rok: d⁄r zulle d⁄r rok hielemaol moote losdoen veur v⁄r ⁄m kenne verandere (Noorbeek), we zulle dae rok hielemoal motte losmake veurdaet weej um kunne verandere (Venlo) 1. kleed; 2. jurk || 1.japon; - 2. jurk; - 3. robe || blauw kleed [ZND 32 (1939)] || Een katoenen kleed. [ZND 41 (1943)], [ZND 41 (1943)] || japon || japon, jurk, vrouwenrok || jurk || jurk, japon || jurk, japon, kleed in het algemeen || jurk, japon, kleed van een vrouw [pon] [N 24 (1964)] || jurk, kleed || Jurk. We zullen die jurk helemaal moeten lostornen voor we ’m kunnen veranderen. [DC 39 (1965)] || kleed [ZND A2 (1940sq)] || kleed (in alle betekenissen) || kleed (jurk) || kleed (voor vrouwen, van hals tot knieën), japon || kleed, jurk || Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)] || kleed: afzonderlijk kledingstuk, inz. vrouwen- of meisjesjurk, -japon || kleed: vrouwenkledingstuk, japon || kleed; japon III-1-3