e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jongensonderbroek? broek: brook (Ulestraten), jongensboks: jonges boks (Venray), jongesboks (Simpelveld), jongensonderboks: jongensonderboks (Lommel), jonges onderboks (Venlo, ... ), jonges ongerboks (Kessel), jongesonderboks (Oirlo, ... ), jongesongerboks (Beesel, ... ), jongesoonderboks (Venray), joŋəsondərboks (Meijel), jòngesongerboks (Waubach), jòngesòngerboks (Sittard), jöngesongerboks (Stevensweert), jongensonderbroek: joengesonderbroek (Bilzen), jongesonderbrook (Maastricht), jongesongerbrook (Klimmen), jongesonnerbroak (Zonhoven), jongesonnerbroek (Hoeselt), jongesoonderbrook (Maastricht), jóngesongerbrook (Wittem/Partei), ong jongesongerbrook (Mechelen-aan-de-Maas), jongensonderbroekje: jonges brookske (Beek), kinderonderboks: kinjerongerboks (Dilsen), onderboks: oenderboeks (Opglabbeek), onderboks (Susteren, ... ), ongerboks (Ell, ... ), oonderboks (Venray), oongerbooks (Grathem), oongerbooksch (Schaesberg), doffe o zoals boze  oongerboks (Vaals), onderboks voor jongens: onderboks vör jonges (Venray), ongerboks veur jonges (Stevensweert, ... ), onderboksje: onderbökske (Venray), onderbroek: onderbrook (Epen, ... ), ongerbrook (Brunssum, ... ), onərbruk (Genk), oonderbrook (Meerssen), onderbroek voor jongens: onderbrook veur jonges (Stokkem), ongerbroêk veur jonges (Nuth/Aalbeek), shortje (<eng.): shortje (Venlo) Onderbroek voor jongens. [DC 62 (1987)] III-1-3
jongensondergoed jongensondergoed: joengesondergoēd (Bilzen), jongensondergoed (Alken, ... ), jongesondergoed (Hoepertingen, ... ), jongesondergood (Veldwezelt), jongesonnergoed (Eigenbilzen), jòngesòngergood (Maaseik), jóngesóngergood (Kinrooi), jóngesónnergoed (Zutendaal), ondergoed: óndergóut (Gors-Opleeuw), ondergoed voor jongens: oondergood vur jonges (Kanne) Jongensondergoed, jongenshemd [N 114 (2002)] III-1-3
jongensondergoed? jongensondergoed: joengesondergoed (Bilzen), jongensondergoed (Lommel), jonges ondergoed (Venray, ... ), jonges ongergood (Beek, ... ), jongesondergoed (Oirlo, ... ), jongesondergood (Maastricht, ... ), jongesongergood (Beesel, ... ), jongesonnergōēd (Hoeselt), jongesoondergood (Maastricht, ... ), jongsongergood (Susteren), jonnesonnergoed (Zonhoven), jònges òngergoud (Sittard), jónges ondergoot (Wittem/Partei), jongensonderwas: jongesongerwesch (Simpelveld), jongesoongerweisch (Vaals), korset (<fr.): corcet (Venray), lijnwaad: lievend (Itteren), lievend veur jonges (Eijsden), lievendj (Nieuwstadt), ondergerei: ondergerei (Venlo), ondergoed: ondergoed (Eigenbilzen, ... ), ondergood (Epen), ongergood (Ell, ... ), oondergoed (Venray), oongergoot (Schaesberg), ondergoed voor jongens: ondergoed vur jonges (Venray), ondergoed vör jonges (Venray), ondergood veur jonges (Venlo, ... ), ondərgu vør joŋəs (Meijel), ongergood veur jonge (Brunssum), ongergood veur jonges (Stokkem, ... ), ongergood vur jonges (Tegelen), ongergoêt veur jonges (Nuth/Aalbeek), onderwas: ongerwesj (Eygelshoven) Ondergoed voor jongens. [DC 62 (1987)] III-1-3
jongensschoenen jongensschoenen: joŋǝssxūn (Milsbeek), joŋǝsšoŋ (Bleijerheide), joŋǝsšōn (Dilsen, ... ), kinderschoenen: kę̄ndǝršun (Bilzen), schoenen voor jongen: šoŋ vȳr joŋǝ (Bleijerheide), wichterschoenen: wextǝršūn (Meijel) Schoenwerk voor jongens in de maten 32 t/m 35. [N 60, 205c; N 60, 205e] II-10
jongste kind aapje: aapje  èpske (Kessel), bedorven kindje: bedorve kindje (Opoeteren), bədorvə kintje (Lanaken), bedorven strontje: bedərven streuntje (Hamont), benjamin: bejamin (Wessem), benajmin (Panningen), benjamien (Vaals), benjamin (Amby, ... ), benjemin (Zutendaal), broekenschijter: broekeschèter (Hasselt), bubsje: buubzjə (Vaals), chre (fr.): šɛrə (Eupen), ding: ook voor elk klein dier (mar.: = ding)  dink (Roermond), hekkensluiter: hekkesleeter (Maastricht), jongetje: jongke (Stokkem), jungske (Guttecoven), ut jongske (Blerick), cf. VD s.v. "jonkske  joengske (Tessenderlo), jongste: joengste (Beverst, ... ), jongste (Beverlo, ... ), jongstə (Berg-en-Terblijt), joongste (Keent), jŏĕngstə (Zolder), jungste (Eisden, ... ), jòngstən (Hamont), jóngste (Venlo), jongste kind: jòngste kiend (Castenray, ... ), jongste spruit: jongste spruut (Roermond), kakelnestje: koakelnèsteke (Beverlo), cf. WLD 4.1  kaokelnesje (Lommel), zie ook: "nakomertje  koakelnèsteke (Beverlo), kakkenest: cf. WLD 4.1  kakenest (Lommel), kakkenestje: kakenesje (Lummen), kakenesteke (Beringen, ... ), kakenestje (Beringen), kàkkənéskən (Lommel), cf. WLD 4.1  kakenesteke (Paal), kakkenestje (Tessenderlo), kakkerlakje: kakkerlakske (Kortessem), kakmus: kakmös (Tungelroy), kale nest: cf. WLD 4.1  kale nest (Lommel), kek: de kek (Ospel), kek (Roggel, ... ), meestal de lieveling in huis scheldnaam voor kind uit de straot, Kerkstraot te Nederweert  kek (Altweert, ... ), ook bij vogels  de kek (Hushoven), kèk (Keent), spottenderwijs  de kek (Weert), kekje: kak = nog zeer jong  kekskə (Stramproy), keutelkind: kêûtəlkend (Hasselt), kind: keend (Jeuk), keent (Zonhoven), kend (Meeuwen), kind (Kuringen), kink (Waubach), kindje: kenneke (Lommel), kiendje (Achel), kientje (Opoeteren), kindje (Mechelen-aan-de-Maas), ut kiendje (Blerick, ... ), klein, het -: ’t klein (Lommel), kleine: klaine (Hechtel), klenne (Hechtel), klennen (Hamont), klééne (Peer), kleine peuter: kleine peuter (Kessel), kleinste: klaeinsten (Lommel), klangstə (Vaals), kleenste (Herk-de-Stad), kleinste (Berg-en-Terblijt, ... ), kleinstə (Eisden), klejnstə (Neerglabbeek), klenste (Hechtel, ... ), klensten (Lommel), klinstə (Sint-Truiden), klèjnstə (Bree), klénstə (Tessenderlo), klénstən (Hamont), klênstə (Voerendaal), kleinste kind: klenste keend (Montenaken), kleinste kindje: kleinste kiendje (Neeroeteren, ... ), kleinste kindje (Bocholt), klenste kinjdje (Neeroeteren), klijnste kinneke (Rotem), kleint, het -: klint (Kerkrade), krauwel: krauwəl (Holtum), cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krauwel"in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krawwel (Geleen), krekje: cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "krekje"(krekske) in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krekske (Beegden), krentenmikje: krè.n’temikske (Zonhoven), kruppel: kroeppəl (Holtum), kruppel (Klimmen), kröppel (Meerssen), cf. Dl. III, afl. 1 p. 24 s.v. "kruppel(tje)"in lemma "jongste vogeltje uit het nest  krəpəl (Sibbe/IJzeren), kruppeltje: kruppelke (Mheer), plastisch uitgedrukt  kruppelke (Einighausen), laatste, het -: ’t leste (Spalbeek), lieverdje: līēvəkə (Sint-Truiden), mamas kindje: mamaa’s kiendje (Kaulille), mannetje: ut menke (Blerick), cf. WNT s.v. "menneke"; cf. VD s.v. "manneke  menneke (Kortessem), meidje: mèdje (Guttecoven), moederskindje: mooderskindje (Blerick), moeldegeschrapsel: zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele"cf. WNT s.v. "schrapen", s.v. "schrappen"en s.v. "schrabben"; cf. VD s.v. II. "moel"kneedtrog  mooldegesjrapsel (Gronsveld), moelgeschraps: als het laatste kind bv. 5 of 6 jaar na het vóórlaatste kind geboren wordt  moeljgeschreps (Schinnen), het jongste kind; een moel is een houten bak op poten (baktrog) waarin de bakdeeg wordt klaargemaakt. Wat aan de handen blijft hangen, wordt afgeschrapt (t laatste deeg)  ət mulgəšraps (Amstenrade), voor het jongste kind - een nakomertje: -; dit is het samengeschraapte deeg uit de deegtrog  moljgəzraps (Brunssum), voor het jongste kind uit een groot gezin de uitdrukking: -; dit zijn bij elkaar geschraapte resten deeg uit de "moel"de mengtrog voor het brooddeeg; zie bij WNT s.v. "moel (I)"de diverse (gew.) vormen (o.a. "moelde"en "moele")  mŏĕllegesjreps (Valkenburg), moelsgeschrap: cf. Dl. III, afl. 2 p. 29, s.v. "moltergeschraap"in het lemma "kleinste dier van het nest"; cf. WNT s.v. "moel (I)"= houten bak waarin het meel beslagen en gekneed wordt; zie ook s.v. "moelje (I)"zie moel (I)  molsgeschrap (Klimmen), nakind: ook: noùkomerke  noùkeind (Kortessem), nakomer: naokòmmer (Castenray, ... ), naokómmer (Maastricht, ... ), nakomertje: nao-kummerke (Tegelen), naokummerke (Castenray, ... ), naokuümerke (Gronsveld), noakeu.mrke (Hasselt), noakummerke (Heerlen), nokoehmerke (Genk), nookoomerke (Beverlo), nòòëkoo.merke (Zonhoven), ook: noùkeind  noùkomerke (Kortessem), nestduiveltje: gekschrende vorm  nèsduvelke (Gronsveld), nestkuiken: neskuuche (Kerkrade), nestkuiken  neihskuukə (Vaals), ons kindje: oos kiendje (Maasbree), ozelaar: cf. WLD III, .4.2. p. 29 uit het lemma kleinste dier uit het nest s.v. "ozelaar"en "ozeltje  ozelèr (Kessel), pannenschrapsel: figuurlijk, volkse benaming  pannesjrapsel (As, ... ), piemel: pieməl (Sibbe/IJzeren), ponne: pwone (Zichen-Zussen-Bolder), ponnetje: pauneke (Hoepertingen, ... ), paunəkə (Hoepertingen), peuneke (Hasselt), poeneke (Diepenbeek, ... ), poenke (Broekom), poineke (Grote-Spouwen), poneke (Herstappe, ... ), ponneke (Bilzen), ponəkə (Ulbeek), pooneke (Horpmaal, ... ), poonneke (Millen), poonnekə (Lanaken), pounəkə (Borgloon), poənəkə (Bilzen), pwonje (Val-Meer), pwonneke (Rijkhoven), pwənəkə (Eigenbilzen, ... ), pôeneke (Mopertingen), pôenəkə (Bilzen), pôonəkə (Beverst, ... ), schaapje: schaapje  sjöpke (Montfort), schalenketeltje: tsjalenkutelke (Hamont), schalenveger: sjalevèger (Heythuysen), scharketeltje: charkietelke (Opoeteren), sjarkiêtelke (As, ... ), scharkoek: scherkoek (Stokrooie), schéérkuk (Herk-de-Stad), scharkoekje: schaa.rkukske (Zonhoven), schaarkukskə (Zonhoven), scharkükske (Blitterswijck, ... ), scherkukske (Venlo, ... ), scherkukskə (Hout-Blerick), schärkuukske (Lottum), sjerkeukske (Heel, ... ), sjerkuukske (Heythuysen), sjerkuûkske (Tungelroy), sjer’kukske (Tegelen), sjêrkukske (Kortessem), alleen voor het jongste kind; zie echter ook s.v. "scharkuikje"(scharkuukske) in Dl. III, afl. 1 (vogels)  schaarkŭŭkskə (America), cf. CV s.v. "scharling"= schar, het laatste overblijvende van de pot; cf. CV s.v. "schar  scherkukske (Maasbree), cf. Weijnen Etym. Wb. s.v. "scharkuukske, schaarkuukske"jongste in het gezin"eerste deel is van "scharren"en het tweede deel van "koekje  schaarkuukske (Velden), scherkoekske (Stokrooie), de jongsgeborene uit een groot gezin  sjerkeukske (Haelen), N 25, 001a: "Kent U in uw dialect een woord, een naam, gebruikt ter aanduiding van het kleinste (het jongste of zwakste) dier van een nest (bv. van vogels, varkens, honden, konijnen)? Zo ja, hoe luidt het en voor welke diersoorten gebruikt u dit woord?  scharkukske (Venray), scharrelkoekje  schaa.rkiekske (Hasselt), sjer = thans van sjerre (bijeenscharrelen)  sjerkeukske (Horn), scharkuiken: scharküke (Wanssum), scharlingetje: sjerlingske (Maasbracht, ... ), sjerrəlingskə (Pey, ... ), cf. CV s.v. "scharling"= Schar, het laatste overblijvende van de pot  charlingske (Neeroeteren), vooral als die een nakomertje is  sjerlingskə (Stramproy), scharpotje: scharpötje (Geleen), sjaarpotsje (Maastricht), cf. WLD III, .4.2. p. 29 uit het lemma kleinste dier uit het nest  ’t charpètje (Neeroeteren), trefwoord volgens respondent  schijrpətsje (Nieuwerkerken), scharrelingetje: scharrelingske (Linne), scherrrelingske (Maasbracht), schootkindje: schoetkinneke (Schulen), schrapkellen-tje: cf. Weijnen s.v. "schrepen"= schrapen  sjrepkelke (Heythuysen), schrapkeuteltje: sjrapkutelke (Bocholt), suikerkindje: sokərkinnəkə (Overpelt), troetelkind: troetelkend (Sint-Truiden) Andere benaming van: wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] || benjamin, jongste || bijnaam voor de laatste uit een rij kinderen || het jongste kind || het laatste kind, jongste kind || jongste kind || jongste kind dat laat na het voorlaatste is gekomen || jongste kind uit het gezin || jongste kind, benjamin || jongste kind; hoe heet het jongste kind van het gezin? [ZND 36 (1941)] || jongste uit het gezin || kind [DC 05 (1937)] || kleinste kind van de familie [ZND m] || laat nakomertje || laatstgeborene || laatstgeborene, jongste || nakomer || nakomertje || nakomertje (uit een groot gezin) || nakomertje, jongste kind || Wordt deze naam ook gebruikt voor het jongste kind (dat soms ook het zwakste is) van een groot gezin? [DC 25 (1954)] III-2-2
jongste knecht, manusje van alles aanspender: ānspęndǝr (Banholt, ... ), biggenjong: baqǝjǫŋ (Klimmen), bijloop: biǝlø̄p (Brunssum), bijloper: bii̯lȳpǝr (Bergen), bē̜ ̞lø̄pǝr (Riksingen), boerenknechtje: būrɛknɛxjǝ (Obbicht), enk: enk (Herten, ... ), geitenhoeder: gētǝhø̜i̯ǝr (Voerendaal), gewone knecht: gǝwuǝnǝ [knecht] (Halen), halve domestique: halve domestique (Oost-Maarland), hoddelsjong: hoddelsjong (Heerlerheide, ... ), hoedersman: hoedersman (Beverst), hoever: hø̄fǝr (Lanaken), jongste knechtje: jǫŋstǝ knɛxjǝ (Blerick, ... ), klein knechtje: klęi̯n knɛi̯xtjǝ (Ospel), kleine knecht: klēnǝ [knecht] (Bergen), klęi̯nǝ [knecht] (Oost-Maarland, ... ), klooier: klooier (Vechmaal, ... ), knechtje: knɛxjǝ (Hout-Blerick, ... ), knɛxskǝ (Zepperen), knɛ̄xskǝ (Romershoven), loopjong: luǝpjǫŋ (Neerpelt), lǫu̯pjǫŋ (Haelen, ... ), loopknechtje: lǫu̯pknɛxskǝ (Rothem), loper: lupǝr (Donk, ... ), tweede knecht: twedǝ [knecht] (Boekend), twidǝ [knecht] (Baarlo), varkensdrijver: vɛrǝkǝsdrīvǝr (Simpelveld), varkensherd: vęrǝkezēt (Sint-Truiden), vɛrǝkǝshart (Borgloon), vɛrǝkǝshiōt (Widooie), vɛrǝkǝshē̜ ̞rt (Oost-Maarland), vɛrǝkǝsjū.t (Borgloon), varkensjong: vɛrǝkǝsjǫŋ (Hoensbroek, ... ), varkensmaagd: vɛrǝkǝsmāx (Valkenburg), varkensnelis: vɛrǝkǝsnɛlǝs (Banholt, ... ), varkenswin: vɛrǝkǝswīn (Neeritter), vɛrǝkǝsžwii̯n (Horn), werkknecht: werǝk[knecht] (Neer), wērǝk[knecht] (Neer), wɛrǝk[knecht] (Hoensbroek, ... ), wɛ̄rǝk[knecht] (Borgharen, ... ), werkman: werǝkman (Gulpen, ... ), wɛrǝkman (Borgloon, ... ), wɛrǝkmān (Oost-Maarland) Hulpje op de boerderij. In dit lemma is alleen datgene opgenomen wat nog niet in de lemma''s "knecht, algemeen" (1.3.12) of "koehoeder" (1.3.14) is behandeld. Vaak echter wordt de koejongen ook voor allerlei kleinere karweitjes op en om de boerderij ingezet. Onder klooier wordt een varkenshoeder verstaan. Een aanspender (afgeleid van ''aanspannen'') is een beginneling, die pas van school komt. Voor de fonetische documentatie van het woord (knecht) zie het lemma "knecht, algemeen" (1.3.12). [N M, 1c; monogr.] I-6
jongste vogeltje uit het nest achterblijver: achterbliever (Velden), achterbliëver (Boekend), achtərblievər (Kelpen), àchterbli-jver (As), àchterbliever (Venray), achterblijvertje: achterbliêverke (Venlo), jongste: jongste (Maastricht), joonkstə (Montfort), jungste (Heerlerbaan/Kaumer), jongste vogeltje: jungste vüejelsje (Kerkrade), kak vogeltje: subs  kakke veugelke (Wijlre), kakveugelke (Stein), kakedop: kakedop (Hechtel), kakelnestje: kakelnesteke (Eksel), kakelnöstje (Bree), IPA, omgesp.  kaʔəlnɛšə (Kwaadmechelen), kakje: kak(ske) (Tungelroy), kakjong: kachjong (Val-Meer), kag jong (Zutendaal), kagjong (Meeuwen), kak jong (Bocholt, ... ), kakjoeng (Oirsbeek), kakjoĕng (Lanklaar), kakjong (Born, ... ), kakjonge (Geverik/Kelmond, ... ), kakjongen (Maaseik), kakjonk (Ittervoort, ... ), kakjoonk (Schinnen), kakjoûng (Gronsveld), kakjung (Neeroeteren), kakjunk (Schimmert, ... ), kakjóng (Epen, ... ), kakjónk (Sittard), kakjônk (Ell, ... ), kaqjoŋ (Zutendaal), kākjónk (As), ənə kak jóngə (Urmond), pas uit het ei  kakjoŋə (subst.) (Meeswijk), kakke vogel: kagge (vogels) (Kaulille), kakkejong: kagke jónge (Klimmen), kakejonk (Eksel), kakkə joonk (Itteren), kakkəjongə (Itteren), kakkəjōngə (Simpelveld), subs  kakkɛjongə (Itteren), kakkel: kakkel (Neer), kakkenest: kakkenest (Ophoven), kakkenester: kakkenester (Schimmert), kakkenestje: kakkeneske (Hoensbroek), kakkenestje (Montfort), kakkertje: kakkertje (Stein), kakkevogeltje: kakkeveugelkə (Schimmert), kakmus: vogeltje dat nog in het nest zit  kakmös (Tungelroy), kakvogeltje: kak veuegelken (Bocholt), kakveugelke (Stein, ... ), kakveugelkə (Schimmert), kakvuugelke (Eys), als ze nog heel jong zijn  kag viegelkes (Ellikom), kleinste: kleinstö (Stevensweert), koninkje: kiëningske (Bilzen), krabber: kràbber (As), krakkel: krakkel (Maasniel, ... ), krauwel: kraowel (Vlodrop), krekje: krekske (Wessem), kruppel: krĕŭpəl (Itteren), kröppel (Klimmen), kruppeltje: kruppəlkə (Epen), kwebbel: kwebbel (Born), nesthoekje: sic  nisheukskə (Venlo), nestkek: nèèstgèk (Gennep), nestkekje: niskeksje (Vaals), scharkuikentje: sjerkuukske (Heythuysen), laatste uit ketel of pan  sjerkeukske (Neer) een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)] || nestjong || nestvogeltje || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || piepjong, pas uit het ei || vogeltje || vogeltje, dat pas kan vliegen: vlugjong [Goossens 1c (1955b)] || vogeltje, nog kaal III-4-1
jood jood: (tm)nə jūət, twī juədən (Molenbeersel, ... ), e ne jut, twiè judde (Eisden, ... ), een jaud, twie jauden (Ulbeek, ... ), een jhood, twee jhoden (Hoeselt, ... ), een joed, twie joede (Beringen, ... ), een joed, twie joeden (Heers, ... ), een joed, zwie joeden (Stokrooie, ... ), een joowɛd, twee joowɛden (Lommel, ... ), een jud, twee judden (Jeuk, ... ), een jut, twee judde (Millen, ... ), eene joad, twie joaden (Kuttekoven, ... ), eene jood, twee joden (Sint-Truiden, ... ), eene jood, twie joden (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), eene jud, twee judde (Sint-Huibrechts-Hern, ... ), eene jud, twee judden (Rijkhoven, ... ), eene juud, twee jude (Rosmeer, ... ), eene juud, twee juden (Hees, ... ), eenĕ joet, twie joedĕ (Vroenhoven, ... ), ein joed, twie joede (Grote-Brogel, ... ), eine joed, twee joeden (Gruitrode, ... ), eine joed, twieë joeden (Neeroeteren, ... ), eine joedt, twee juden (Bree, ... ), eine jood, twee joden (Koninksem, ... ), eine jood, twie joden (Bocholt, ... ), eine jud, twei judden (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), eine jud, twie judden (Opglabbeek, ... ), eine jut, twie judden (Rotem, ... ), eine juud, 2 jude (Meeuwen, ... ), einə jøt, tweə jydə / jødə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), ejnə jy(3)̄t, twijə jy(3)̄də (Opglabbeek, ... ), en joet, twie joede (Zepperen, ... ), en joet, twie joeden (Ulbeek, ... ), en juit, twi juidə (Mettekoven, ... ), ene joed, twee joeden (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), ene joed, twieê joeden (Peer, ... ), ene joĕd, twiĕ joĕde (Maastricht, ... ), ene jout, twie joude (Gelinden, ... ), ene jud, twèe judde (Remersdaal, ... ), ene juud, twiei juude (Mheer, ... ), ene juut, twee jude (Hees, ... ), enne joud, twie jouden (Sint-Truiden, ... ), enə jut, twi judə (Borgloon, ... ), enə jūt, twī judə (Genk, ... ), ĕnè jŭt, twee jŭdde (Rutten, ... ), eͅnə jut, twi judən (Diepenbeek, ... ), ie-jn jood, twie jode (Wilderen, ... ), ien jo(u)d, twie joude (Sint-Truiden, ... ), iene joed, twie joedde (Kuringen, ... ), in joèit, twie joèide (Ulbeek, ... ), ine jud, twi jude (Schulen, ... ), inne joet, twieje joedə (Stevoort, ... ), jaud, twi jaude (Sint-Truiden, ... ), jaut, jaude (Duras, ... ), jene joed, twie joeden (Peer, ... ), jene jood, twie joden (Houthalen, ... ), jeͅnnĕ jōd, twīĕ jōdĕn (Oostham, ... ), jo.t (Tessenderlo, ... ), jo:t (Beringen, ... ), jod, jodə (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), joed (Arcen, ... ), joed, joeden (Zonhoven, ... ), joed, twie joede (Weert, ... ), joet (Asenray/Maalbroek, ... ), joet, joede (Lanaken, ... ), joeêd - joeêden (Hechtel, ... ), joid (As, ... ), jood (Neerhespen), jood, joden (Beverst, ... ), jood, judde (Tongeren, ... ), jood, twieê joeden (Hechtel, ... ), joot, joden (Sint-Truiden, ... ), jot (Sint-Truiden), jot, jodə (Opgrimbie, ... ), jou.t (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), joud (Waasmont), jōēd (Horn, ... ), jōēt (Buggenum, ... ), jōōēd, jud (Elen, ... ), jōt (Loksbergen), jōͅt (Herk-de-Stad, ... ), jŏĕd (Baarlo, ... ), jŏĕt (Maasbree, ... ), ju.ot (Zonhoven, ... ), ju.t (Maastricht, ... ), jud (Afferden, ... ), jued (Grubbenvorst, ... ), juit (Sint-Truiden, ... ), juīt (Maaseik, ... ), jut (Amby, ... ), jut, judə (Lummen, ... ), juud (Brunssum, ... ), juut (Banholt, ... ), jū.t (Lummen), jūt (Bocholt, ... ), jūət (Sint-Huibrechts-Lille, ... ), jŭ d (Merselo, ... ), jŭd (Susteren, ... ), jŭt (Gennep, ... ), jŭŭd (Klimmen, ... ), jyt (Eupen, ... ), jòed (Blerick, ... ), jød, jøddə (s-Herenelderen, ... ), jøt (Opgrimbie, ... ), jüd (Gulpen, ... ), jüt (Montzen), n jaut, twie jowde (Sint-Truiden, ... ), n joed, 2 joeden (Gerdingen, ... ), n joed, twie joeden (Heusden, ... ), n joed, twie jude (Vechmaal, ... ), n joed, twiə joeden (Kleine-Brogel, ... ), n jood, twiee joden (Paal, ... ), n jooəd, twie jode (Gingelom, ... ), n joud, twē joudə (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), n jōēd, twè joĕden (Kaulille, ... ), n jud, twie judden (Voort, ... ), n jut, twi jūde (Vroenhoven, ... ), ne jeud, twee jeude (Hasselt, ... ), ne jeud, tweiè jeude (Hasselt, ... ), ne joed, joede (Genk, ... ), ne joed, twie joedden (Genk, ... ), ne joed, twie joĕden (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), ne joet, twei joede (Bilzen, ... ), ne jood, tweeje joden (Lommel, ... ), ne jood, twie joden (Herten, ... ), ne jood, twiej joden (Overpelt, ... ), ne jood, twieë jode (Paal, ... ), ne jood, twieë joden (Neerpelt, ... ), ne jood, twieə joden (Tessenderlo, ... ), ne jood, twijĕ joden (Heppen, ... ), ne joot, twie jode (Halen, ... ), ne joot, twieə joden (Tessenderlo, ... ), ne joowed, tweeje jooweden (Lommel, ... ), ne jud, twee judden (Widooie, ... ), ne jud, twie judden (Rotem, ... ), ne jud, twie juden (Diepenbeek, ... ), ne juud, twie juude (Niel-bij-As, ... ), ne juuet (Niel-bij-As, ... ), ne jyd, twei jyddə (Bilzen, ... ), ne jüd, twéi jüdde (Lontzen, ... ), ne jütt, tweei jüdde (Henri-Chapelle, ... ), nen jood, twië joden (Oostham, ... ), nə iūde, twīēͅ iø͂ͅēdən (Opglabbeek, ... ), nə joed, twee joedən (Eigenbilzen, ... ), nə joot, twee juddə (Alt-Hoeselt, ... ), nə joət, twīəjə joədə (Leopoldsburg, ... ), nə jōət, twījə jōədən (Hamont, ... ), nə juit, twi jūidə (Zonhoven, ... ), nə jut, twi judn (Zonhoven, ... ), nə jut, twi judən (Zonhoven, ... ), nə jŭjt, twî jŭjdə (Maaseik, ... ), ynəjūḍ, twījūdə (Neerglabbeek, ... ), än jud, twij judə (Kortessem, ... ), èn joed, twie jooden (Sint-Truiden, ... ), ènne joët, twie joëde (Wellen, ... ), én jood, twie joê-den (Ulbeek, ... ), éne joet, twee joede (Zichen-Zussen-Bolder, ... ), ən joet, twee joedde (Hoepertingen, ... ), ən joot, twiej jodə (Mielen-boven-Aalst, ... ), ən jut, twi judən (Wellen, ... ), ən jut, twiej jodə (Mielen-boven-Aalst, ... ), ənə jaud, twi jaude (Zepperen, ... ), ənə jot, twiə jodə (Rekem, ... ), ənə jōd, twī jōdə (Herk-de-Stad, ... ), ənə jud, twi jødə (Lanaken, ... ), ənə jut, twī judə (Lanaken, ... ), ənə jøt, twi jødə (Boorsem, ... ), (kort).  jüt (Mechelen, ... ), (oe kort houden).  joed (Swalmen, ... ), Duitsche ü  jütt (Rimburg, ... ), jaud: cf. peau  ne jaud, twie joden (Wilderen, ... ), oe lang uitspreken  eine joed, twie joeden (Neeroeteren, ... ), oe zeer kort  n jood, twee joeden (Mielen-boven-Aalst, ... ), ook: inne joed  ienə joed, twie joede (Spalbeek, ... ), Opm. bijv. doe [b›s(t)] eine joet; eine joedesjtreek.  joet (Beegden, ... ), Opm. de oe is heel kort.  joet (Obbicht, ... ), Opm. Duitse umlaut.  jüd (Heek, ... ), spottend soms wel: jöt, twi jötte  eine jūd, twi jūdə (Eisden, ... ), u = ü  ne jut, twej judde (Welkenraedt, ... ), u kort  ne jud, twee juden (Lauw, ... ), wordt hier gebruikt voor pos (visch)  Joed (Lottum, ... ), smoes: smôê.s (Wellen) Een jood, twee joden, [ZND 27 1938)] || Een jood, twee joden. [ZND 27 1938)] || jood [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || Jood. [ZND 01 (1922)] III-3-1, III-3-3
judas judas: djudas (Jeuk), Djudas (Widooie), djydas (Hoepertingen, ... ), djüdas (Wellen), due zjudas (Ulbeek), dzydas (Sint-Truiden), eeme djudas (Sint-Lambrechts-Herk), een djudas (Ulbeek), een zjudas (Beringen), eene djudas (Heers, ... ), eene judas (Riksingen, ... ), eene zjudas (Rijkhoven), eenen djudas (Kuttekoven), ein judas (Piringen), ein zjudas (Zichen-Zussen-Bolder), eine judas (Gruitrode, ... ), eine Judas (Rotem), eine jydas (Eisden), ejnə Jydas (Opglabbeek), en žudas (Mettekoven), ene djudas (Wijer), ene dzjudas (Gingelom), ene Judas (Mechelen-aan-de-Maas), ene judas (Peer), ene juudas (Mheer), ene zjudas (Gelinden), ene zjūdas (Maastricht), enen dzjudas (Mielen-boven-Aalst), enne djudas (Sint-Truiden), enə dzydas (Borgloon), enə žydas (Genk), ĕnĕ juudas (Vroenhoven), ĕnĕ zjudas (Rutten), eͅnə jydas (Molenbeersel), eͅnə žydas (Diepenbeek), ijnə jūdas (Neerglabbeek), inne djaedas (Spalbeek), innen Djŭdas (Stevoort), innen zjudas (Ulbeek), joedas (Asenray/Maalbroek), Joedas (Dieteren, ... ), joedas (Maasbracht), Joedas (Mechelen, ... ), joedas (Sevenum), Joedas (Simpelveld), joedas (Simpelveld), Joedas (Susteren), joedas (Vijlen), ju-das (Blitterswijck), judas (Afferden), Judas (Amby, ... ), judas (As, ... ), Judas (Beesel), judas (Belfeld), Judas (Bingelrade, ... ), judas (Elen, ... ), Judas (Genooi/Ohé, ... ), judas (Heel, ... ), Judas (Horst, ... ), judas (Kessel), Judas (Klimmen, ... ), judas (Lanklaar), Judas (Leunen, ... ), judas (Maasbree), Judas (Meerssen, ... ), judas (Mheer, ... ), Judas (Neeritter), judas (Neeroeteren), Judas (Obbicht, ... ), judas (Reuver), Judas (Rimburg), judas (s-Herenelderen), Judas (Schaesberg, ... ), judas (Sevenum, ... ), Judas (Sint-Odiliënberg), judas (Sint-Truiden, ... ), Judas (Swolgen), judas (Valkenburg, ... ), Judas (Venray, ... ), juidas (Maaseik), juudas (Posterholt), Juudas (Wellerlooi), Jūdas (Heek), jūdas (Maastricht, ... ), jūdās (Stevensweert), jy(3)̄das (Rekem), jy:das (Maastricht), jydas (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), jydəs (Tessenderlo), jüdas (Henri-Chapelle), ne djudas (Herten), ne judas (Genk, ... ), ne zjudas (Heppen), ne žydas (Bilzen), nen djudas (Sint-Truiden, ... ), nene judas (Oostham), nĕ judas (Diepenbeek), ne’n zjudas (Hasselt), nun djudas (Sint-Truiden), nö žy(3)̄das (Oostham), nə iy(3)̄das (Opglabbeek), nə jydas (Hamont), nə Jydas (Zonhoven, ... ), nə jydḁs (Zonhoven), nən dzjudas (Sint-Truiden), šydas (Martenslinde), zjudas (Bilzen, ... ), Zjudas (Tessenderlo), zjudas (Tongeren, ... ), zjudus (Koersel), zjuudas (Kermt), zjūdas (Schulen), žydḁs (Lummen), änən Džydḁs (Kortessem), ènne zjudas (Wellen), éne judas (Hees), ənne djudas (Hoepertingen), ənə d’zjudas (Zepperen), ənə jy(3)̄das (Lanaken, ... ), ənə ’y(3)das (Mechelen-aan-de-Maas), ənən djudas (Mielen-boven-Aalst), ənən d’ydas (Herk-de-Stad), ənən zödas (Wellen), ’n judas (Hechtel, ... ), ’n Judas (Heusden, ... ), ’n judas (Paal, ... ), ’n Jŭdas (Sint-Lambrechts-Herk), ’n Jüdas (Zichen-Zussen-Bolder), ’n sjudas (Duras), ’n zjudas (Wilderen), ’ne joedas (Welkenraedt), ’ne Judas (Lommel), ’ne judas (Niel-bij-As, ... ), ’ne Zjudas (Bilzen), ’nə jŭədas (Maaseik), ’nə zjudas (Eigenbilzen), ’‧n zjy(3)̄das (Vroenhoven), als in ja  eene judas (Grote-Brogel), eine joedas (Neeroeteren), ene judas (Remersdaal), iene Judas (Houthalen), j (Zonhoven), judas (Beverst, ... ), Judas (Meeuwen), n judas (Kaulille), ne Judas (Halen), ne judas (Kuringen), ne Judas (Lommel, ... ), ne Juds (Overpelt), ’n Judas (Rotem), ’n Juudas (Lommel), als in Jean  eene djudas (Rosmeer), inne(n) judas (Ulbeek), innen judas (Zepperen), Judas (Lauw), zj (Stokrooie), ’n judas (Vechmaal), apostel  judas (Rosmeer), de u wordt zeer lang getrokken  ene Judas (Lanaken), j als in ja  ene Judas (Eisden), j als ja  ənə Jy(3)̄das (Lanaken), j in ja  ’n judas (Gerdingen), ja  ’nne Judas (Kleine-Brogel), Jean  ene Judas (Zichen-Zussen-Bolder), jydasse  jy(3)̄das (Opgrimbie), kwelgeest  zjiedas (Rosmeer), lang gerokken  ənə jy(3)̄dḁs (Boorsem), ook wel iskarjoot , in geval men de valschheid scherper wil uitdrukken, of meer in t algemeen  jōēdas (Schinveld), juudas (Schinveld), Opm. arm.  Joedas (Buggenum), Opm. iemand op allerlei  Judas (Beegden), Opm. is scheldnaam voor valsaard.  Joedas (Einighausen), Opm. judasse = plagen.  Judas (Berg-en-Terblijt), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  Judas (Heer), Jūdas (Grevenbicht/Papenhoven), zj  zøddas (s-Herenelderen), zj als Jean  eine zjudas (Koninksem), zoals in het Franse joute  nə jyədḁs (Leopoldsburg) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] || Judas [SGV (1914)] || Judas. [ZND 01 (1922)] III-3-3
judas add. mensenplaag: nə mensənplāəch (Leopoldsburg), mensentreiteraar: nə mensəntreitereir (Leopoldsburg) Een Judas (uitspraak van j als in ja? of zj als in Frans Jean?). [ZND 27 (1938)] III-3-3