e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jong bier bier: bier (Maastricht), bir (Kerkom, ... ), biǝr (Wellen), bē.r (Opitter), bēr (Horn, ... ), jong bier: joŋ bīr (Alken), jōŋk bēr (Maastricht), jongbier: jongbier (Arcen), joŋkbēr (Schinnen, ... ), jǭŋkbēr (Maastricht), rijp bier: rīǝp bēr (Neer) Bier dat de hoofdgisting heeft ondergaan, vers gebrouwen bier. Volgens de invuller uit L 250 duurde het nagisten vroeger tweeëneenhalve maand terwijl er tegenwoordig slechts drie weken voor nodig zijn. [N 35, 72; monogr.] II-2
jong dat pas kan vliegen afgezette jong: aafgezatte jongk (Weert), een die pas uit vliegt: une dae pas oet vlugt (Doenrade), eendagsvlieger: eendagsvlieger (Meijel), gespeend: (25 dagen).  gespieënd (Houthalen), gespeend jong: gespeend jonk (As), het kan juist vliegen: het kan just vliegen (Tongeren), jonge pieper: jonge piepers (Sint-Pieter, ... ), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne joenge piēper (Bilzen), juist vlug: just vleg (Vlijtingen), kretser: kretzer (Echt/Gebroek), nog niet trekken: nog nie trekken (Jesseren), op uitvliegen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  op uutvliege (Wanssum), pieper: ene pieper (Doenrade), ne pieper (Koersel), peipər (Berlingen, ... ), peipərs (Vechmaal), pepər (Donk (bij Herk-de-Stad)), peìipər (Wintershoven), pi.epərs (Rotem), pi.ppər (Veldwezelt), pi.pər (Diepenbeek, ... ), pi.pərs (Elen, ... ), pieper (Buchten, ... ), piepèr (Guttecoven), pipər (Alken, ... ), pipərs (Boekhout, ... ), piëper (Sevenum), piəpərs (Maaseik), pī.pər (Beverst, ... ), pī.pərs (Millen), pīpər (Riemst, ... ), pīpərs (Kessenich, ... ), pĭĕpər (As), pi̯ipər (Bommershoven), pèipər (Guigoven), Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  piëper (Maasbree), Beginnen te vliegen.  pi.pərs (Vucht), Bij melkers.  pi̯ipər (Meldert), Jongduif van 1 jaar.  pīpər (Koninksem), Jonge duif: 1 jaar.  peipər (Overrepen), pīpər (Membruggen), Kan goed vliegen.  pipər (Wellen), tot 1 jaar  pi.pər (Hoeselt), pīpər (Rijkhoven, ... ), pi̯ipər (Vliermaalroot), Tot 3-4 m.  pīpər (Diets-Heur), Wat ouder.  pī:pər (Mopertingen), piepertje: pipərkə (Meijel), piepjong: pīpjo.ŋk (Rutten), stug: stech [-joŋk?} (As), stèg (Beek (bij Bree), ... ), stèg (jo.ŋk) (Wijshagen), stègjo.ŋk (Opglabbeek), støͅk (Bocholt), uitgevlogen: oetgevlaege (Vlodrop), vers gespeend: vos gespeend (Jeuk), vlug: vleͅch (Hees, ... ), vloch (Donk (bij Herk-de-Stad)), vlōk (Weert), vlèch (Berbroek, ... ), vlèch [-joŋk?} (As), vlèg (Ellikom), vlèk (Hasselt, ... ), vløch (Achel, ... ), vløg (Meeswijk, ... ), vløk (Bommershoven, ... ), vløk(ə dàuvə) (Piringen), vløͅch (Kaulille, ... ), vløͅg (Dilsen), vløͅk (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), vlug jong: vleͅchjo.ŋk (Mopertingen), vlèchjo.ŋk (Genk, ... ), vlègjo.ŋk (Niel-bij-As, ... ), vlø.chjo.ŋk (Hoeselt), vløch jo.ŋk (Zolder), vløchjo.ŋk (Berg, ... ), vløchjoŋ (Helchteren, ... ), vløchjoŋk (Beverlo, ... ), vløchjøŋk (Binderveld), vløgjoŋk (Kinrooi), vløkj".ŋk (Heers), vløͅch jo.ŋk (Heusden), vløͅgjo.ŋk (Zonhoven), vløͅkjo.ŋk (Houthalen), ê vlôêk jôônk (Eisden), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e vlèch joenk (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  e vlùg jò.nk (Zolder), vlugge jong: vløgə joŋ (Beverlo), vlugge jongen: vløgəjoŋ (Alken), ’ne flögke jónge (Klimmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne vlùgge jònge (Zolder), vlugge pieper: vlugge pĭĕper (Venray), vlugge, een ~: vlögge (Swalmen), ôêne vlôêge (Eisden), vlugjong: vleg joenk (Mielen-boven-Aalst), vlugtig: vløchtəch (Velm) een jong dat pas kan vliegen? [N 93 (1983)] || Hoe heet een jonge duif, nog te jong om mee te spelen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)] || Jong dat kan vliegen. [Goossens 1a (1955)] || Vlug jong. [Goossens 1b (1960)] || Vlugjong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen aan het stoten: aan ’t sjtootte (Vlodrop), bet stoppelen: be stoppels (Mielen-boven-Aalst), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  bè stóppels (Zolder), bijkans vlug: bekansvleg (Vlijtingen), jong bekans vlĕŭk (Jesseren), dons: dōͅ.ns (Heers), dò.ns (Lanaken, ... ), duivelshaar: di.vəlsh"ər (Hasselt), di.vəlshōr (Beek (bij Bree), ... ), di.vəlshōər (Berbroek, ... ), di.vəlshō̝ər (Stokrooie), di.vəlshōͅr (Gellik), divəlshōr (Grote-Brogel, ... ), dī.vəlshōr (Peer, ... ), dī.vəlshōər (Hasselt, ... ), dī.vəlshōͅr (Veldwezelt), di̯i.vəlshōr (Gruitrode), dṭ.vəlshōͅr (Kessenich), dū.vəlshō.r (Houthalen), dy(3)̄.vəlshōr (Kinrooi), dy(3)̄.vəlshōͅr (Vroenhoven), dy(3)̄.vəlshu.ər (Berlingen), dy(3)̄.vəlzōͅr (Boorsem), dy(3)̄vəlshōr (Zichen-Zussen-Bolder), dy(3)̄vəlshōər (Binderveld), dy(3)̄vəlshōͅr (Meldert), dy.vəlshoeͅr (Gors-Opleeuw, ... ), dy.vəlshoər (Kozen, ... ), dy.vəlshōr (Achel, ... ), dy.vəlshōər (Stevoort), dy.vəlshō̝eͅr (Borgloon), dy.vəlshō̝ər (Alken), dy.vəlshōͅr (Dilsen), dy.vəlshur (Sint-Lambrechts-Herk), dy.vəlshuər (Zepperen), dy.vəlshūor (Lummen), dy.vəlshø͂ͅr (Sint-Huibrechts-Lille), dy.vəlsōͅr (Eisden, ... ), dyj.vəlsoər (Ordingen), dyj.vəlsu.ər (Hoepertingen), dyjvəlshōər (Buvingen, ... ), dyjvəlzōr (Melveren), dyjvəlzō̝ər (Brustem), dyvəlschō̝.o[r} (Val-Meer), dyvəlshō:r (Hamont), dyvəlshōir (Helchteren), dyvəlshōr (Beverlo, ... ), dyvəlshōər (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), dyvəlshō̝ər (Heusden), dyvəlshōͅr (Beringen, ... ), dyvəlshōͅər (Paal), dyvəlshoͅər (Lommel), dyvəlsōər (Halen), dyvəlzōr (Sint-Truiden), dyvəlzōər (Gingelom, ... ), dyy.vəlszōͅr (Maaseik), dyyvəlshoər (Jeuk), ei mèt dīvəlshō.r (As, ... ), Algemene opmerking: de rest van deze vragenlijst is blanco!!  duvelshaer (Ospel), Daarna [vlök]  dyy.vəlszōͅr (Rotem), Dan kunnen ze al vliegen.  dy.vəlzōͅr (Rekem), Ze zijn aan t [e:nplu.men].  dyvəlshōͅr (Neerpelt), Zit tussen de pluimen; daarom: stòpele.  dy.vəlshuər (Wimmertingen), duivelsharen: dy.vəlshoeͅrə (Sint-Huibrechts-Hern), dy.vəlshuərə (Ulbeek, ... ), dy.vəlzōrən (Vucht), dyvəlshōͅrə (Kanne), duivelspluimen: dy(3)̄.vəlsplu.mə (Riemst), gestoppeld (volt.deelw.): gəstòpəlt (Alken, ... ), ’t is gestoppeld (Tongeren), gestoten: gesjtootte (Vlodrop), krijgt al stoppelen op: dae krit al sjtoppels op (Doenrade), met duivelshaar: mit duuvelshaor (Geleen), met stoppelen: mi stoppels (Houthalen), mit sjtoppəls (Beesel), mét stòppələ (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  mét stoppələ (Grathem, ... ), met vleugsel: mèt fløksəl (Rutten), nog stoppelen op hebben: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e ’t hèt nog stoppelen op (Bilzen), pluimen op krijgen: Opm. betekent: hij krijgt pluimen op.  ə ki.t pl‧ymən o.p (Eys), stokverens: [Ze hebben -.]  stòkfērəs (Kwaadmechelen), WNT sub stok: stokveeren, stoppelveeren.  stòkfērəs (Oostham), Ze hebben -.  stòkfērəs (Tessenderlo), stoppel: stòpəl (Gingelom, ... ), stoppelen: bè stòpəls (Binderveld), bè stòpələ (Heks), krich stòpəls (Wilderen), mèt stò.pələ (Achel), sto.pələ (Werm), stopələ (Millen, ... ), stoͅpəls (Gelinden, ... ), stò.pəls (Hoepertingen), stò.pələ (Borgloon, ... ), stòpəls (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), stòpələ (Berg, ... ), hebben -  stòpələ (Guigoven, ... ), stòpələn (Hoeselt), ze hebben al -  stò.pələ (Sint-Huibrechts-Hern), stoppen krijgen: hae kriet de sjtoeppe (Klimmen), stopverens: stòpfērəs (Heppen) Duivenjong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1a (1955)] || een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)] || Jong dat begint pluimen te krijgen. [Goossens 1b (1960)] || Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong dat pluimen begint te krijgen (zn.) dikke jongen: dikke jonge (Jeuk), duivelsjong: dyvəlsjo.ŋk (Overpelt), gestoppeld jong: gestoppeld jong (Tongeren), gəstòpelt jo.ŋk (Diets-Heur), gestoppelde, een -: gəstò.pəldə (Tongeren), gəstòpəldə (Diepenbeek), gəstòpələ (Kerkom), graanjong: graan jong (Sint-Pieter, ... ), groanjongk (Weert, ... ), gréénjenk (Jeuk), gréénjənk (Jeuk), jong: jòng (Sevenum), ê jôônk (Eisden), jong bet stoppelen: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  e jò.nk bè stóppels (Zolder), jong met duivelshaar: jong mit duuvelshaor (Geleen), jong met schietende pluimen: ê jôônk met sjeetende ploem (Eisden), jong met stoppelen: jónk mét stòppələ (As), jong van een week oud: joŋ van un wēͅk awt enz. kumt in də veͅrə (Meijel, ... ), kleine jongen: kleine jónge (Geleen), kluts: klots (Venray, ... ), kwak: Algemene opmerking: deze vragenlijst is heel slecht ingevuld!  kwak (Maasbree), nestjong: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  nêstjong (Wanssum), nestkwak: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  én nést-kwâk (Wanssum), pieper: ene pieper (Lutterade, ... ), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  pieper (Gruitrode), stoppelduif: stòppel-doëf (Sevenum), stòpəldø͂ͅwf (Kozen), Duivelshaar onbekend.  stò.pəldàuf (Romershoven), stoppeljong: sjtoppəljonk (Beesel), stoppel joeng (Mielen-boven-Aalst), stoppel jong (Koersel, ... ), stoppel jonk (Kortessem), stoppel-jònk (Echt/Gebroek), stoppeljong (Jesseren), stoppeljonk (Rijkhoven), stopəljo.ŋk (Genk, ... ), stò.piljo.ŋk (Vliermaal), stò.pəljo.ŋk (Membruggen, ... ), stòpəlj".ŋk (Heers), stòpəljo.ŋk (Beverst, ... ), stòpəljoŋ (Berg), stòpəljoŋk (Godschei), stòpəlju.iŋk (Ulbeek), stòpəljò.ŋk (Bommershoven, ... ), stòpəljøŋk (Wilderen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  e stoppeljoenk (Bilzen), Ss. sub stoppel.  stóppeljò.nk (Zonhoven), stoppeljongen: sjtoepel jonge (Wijlre), sjtōppèl jōēngə (Guttecoven), stoppelkuiken: stòpəlkyjkə (Hamont), stoppelsjongen: une sjtoppelsjounge (Doenrade), stoppenjongen: ’ne sjtoeppe jónge (Klimmen), verenjong: vaere-jònk (Echt/Gebroek) *Stoppeljong: duivenjong dat pluimen begint te krijgen. || Duivenjong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1a (1955)] || een jong met schietende pluimen? [N 93 (1983)] || Hoe zegt men van een jong: "met schietende pluimen"? [N 93 (1983)] || Jong dat begint pluimen te krijgen. [Goossens 1b (1960)] || Jong dat pluimen begint te krijgen. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
jong en kaal vogeltje bedelaar: bedeleer (Heer, ... ), blootkek: bloutkek (Weert), nog zonder veren  bloeëtkek (Altweert, ... ), subs  bloeëtkek (Ell), ietekske: ītɛkskə (Zonhoven), jong: jonk (Geulle, ... ), joonk (Maastricht, ... ), joûnk (Gronsveld), jóngt (Epen), jônk (Venlo), jong vogeltje: jong veugelke (Meijel), jong vögelke (Doenrade), jonk veugelke (Wijlre), jonk vuegəlkə (Wijnandsrade), jonk vüejelsje (Kerkrade), joonk veugəlkə (Maastricht), joonk vögelke (Noorbeek, ... ), jongen: ənə jóngə (Urmond), jonkje: jønkske (Jeuk, ... ), kaalkas: subs  ei kaal kasj (Maasniel), kaalkats: ein kaal kasj (Maasniel), kaal kátsj (Heel), subs  kaalkatsj (Melick), kaalkatsel: kaal kadzjəl (Kapel-in-t-Zand), subs  kaal kadzjəl (Kapel-in-t-Zand), kaalkatsje: naakt jong vogeltje in het nest  kaalkatsje (Maaseik), kaalklats: kaalklatsj (Herten (bij Roermond)), kaalklots: kaalklots (Castenray, ... ), kaalkwab: kaalkwáb (Venray), kaalkwagge: kaal kwagge (Maasbree), kaalkwak: kaalkwak (Maasbree, ... ), kaalkwal: kaalkwal (Oirlo), kakelnestje: kakelnösje (As, ... ), kale jongen (mv.): kaal jônge (Oirlo), kale joonge (Velden), kale kats: kale kats (Montfort), kale kek: (kale) kek (Heythuysen), kale kwekerd: subs  kale kwèkkert (Beesel), kalerik: subs  kalerik (Maastricht), kats vogeltje: katsj veugelke (Schinnen), katsj vuegelkən (Brunssum), katsj vuugelke (Doenrade), katsj vūūëgelke (Hoensbroek, ... ), katsje vuggelkes (Gulpen), kàtsj veugelke (Susteren), subs  katsjvuëgelke (Ten-Esschen/Weustenrade), kats zije: subs zij = vrouwtje  katsj zieë (Gulpen), zij = vrouwtje  katsj zieë (Gulpen), katse jongen (mv.): katsche jonge (Geverik/Kelmond), katsje jonge (Gulpen), katsel: kadsjel (Vlodrop, ... ), katsjong: katchjonge (Susteren), katsch jongè (Heerlerbaan/Kaumer), katsjjonk (Sittard), katsjoeng (Oirsbeek), keggel: kegkel (Haelen), kèggel (Haelen), kèggəl (Haelen, ... ), kéggel (Haelen), keggeling: nog naakt  kekgeling (Stokkem), keggen: kegge (Ospel), kek: kek (Ell, ... ), kèk (Haelen, ... ), jong, kaal vogeltje  kek (Heythuysen), kleinste vogeltje uit een nest  kegh (Grathem), naakt vogeljong  kek (Altweert, ... ), pas uit het ei  kek (Tungelroy), kekje: pas uit het ei  kekske (Tungelroy), t zwakste  kekske (Roermond), kekjong: kekjônk (Ell), klein vogeltje: klae vugelke (Eys), klei veugəlkə (Montfort), klister: klitsər (Kwaadmechelen), kloerts: ?  klŏĕrts (Gennep), klots: klots (Venray), kuiken: kūūkö (Stevensweert), kūūkə (Ubachsberg), kuikentje: kuuke(tje) (Maastricht), kuukske (Pey), kuusje: kusje (Vaals), kwab: kwab (Blitterswijck, ... ), kwabje: kwabbeke (Stein), kwepke (Hoeselt, ... ), kwak: kwák (Zonhoven), kwatsel: kwatsər (Kwaadmechelen), kwebbel: kwebbel (Born), kwebbeltje: kwèbbelke (Lutterade, ... ), kweekvogeltje: kweek-?  kwēk veugelke (Schimmert), of kweek—?  kwēk veugelke (Schimmert), kwegel: kwegel (Banholt, ... ), kweggel: kwegkələ (Kelpen), kweggelen: kwegkələ (Kelpen), kweker: kweker (Gulpen, ... ), kwieker (Bilzen), kwèker (Beesel, ... ), kwèèker (Schimmert), kweek-?  kwaiker (Roermond), kweker  kweaker (Eys), kweiker (Itteren), kwèker (Meerlo), kwèèkər (Venlo), mus: mös (Tungelroy), musje: mv.  möskes (Eksel, ... ), naakte jong: nakse jong (Hamont), naakte jongen (mv.): subs  naksche jongè (Heerlerbaan/Kaumer), naksəjōngə (Simpelveld), nesteling: nésteling (Susteren), pas uitgekomen jong: pas oetgekomə jongə (Maastricht), pieper: pie:per (Herten (bij Roermond)), piepər (Kapel-in-t-Zand), piĕpər (Schimmert), piepertje: pipərkə (Zonhoven), verzamelnaam voor boompieper, graspieper, enz.  pipərkən (Lommel), piepsel: jong broed van vogels  piepsel (Maastricht), pietje: pietteke (Maastricht), pitəkə (Meeuwen), troetelnaam  pieteke (Gronsveld), plat jong: èè plat jonk (Bree), poele: poele (Blitterswijck, ... ), stroddelaar: zie sjtroddele  sjtroddelaer (Sittard), twijfelaar: waarvan het geslacht nog niet te bepalen is  twiefeler (Castenray, ... ), vlug: flukke (Heerlerbaan/Kaumer), vlug (subst.): vløͅ.x (Zonhoven), vlug jong: vlug jòng (Venray), vlugge jong (Eksel), vlèkjónk (As), vlug vogeltje: vlukveugelke (Stein), vlugjong (subst.): vløͅ.xjoŋk (Zonhoven), vogel: vieegel (Niel-bij-As, ... ), vogeltje: veugelke (Beek, ... ), veugelkes (Amby, ... ), veugelkərə (Sint-Pieters-Voeren, ... ), vēgelkes (Peer, ... ), vēgəlkəs (Genk, ... ), vieugelkes (Rotem, ... ), vieëgelkes (Bilzen, ... ), vīəgəlkə (Beek (bij Bree), ... ), vi̯ēgəlkəs (Martenslinde, ... ), vi̯eͅgəlkəs (Rosmeer, ... ), vjögelkes (Val-Meer, ... ), vo.gəlkəs (Mielen-boven-Aalst, ... ), voͅu̯gəltsəs (Sint-Truiden, ... ), vuegelke (Wijlre, ... ), vuegelken (Heerlerheide, ... ), vugelke (Noorbeek), vuëgelke (Weert, ... ), vuëgelsje (Kerkrade, ... ), vy(3)̄əgəlkə (Bocholt, ... ), vy(3)̄əlgəlkə (Maaseik, ... ), vögelkes (Valkenburg, ... ), vöjelsje (Kerkrade, ... ), vöü.gelkes (Voort, ... ), vø.gəlkə (Herk-de-Stad, ... ), vø.jəlšər (Vaals, ... ), vøgeͅlkeͅs (Koninksem, ... ), vøgəlken (Zonhoven, ... ), vøgəlkə (Kessenich, ... ), vøgəlkəs (Hoepertingen, ... ), vøgəltjərə (Welkenraedt, ... ), vøixəlkəs (Maastricht, ... ), vø̄.gəlkəs (Bommershoven, ... ), vø̄.gəlšərə (Gemmenich, ... ), vø̄.gəltjərə (Eupen, ... ), vø̄gəlšərə (Montzen, ... ), vø̄jəlšərə (Eynatten, ... ), vø̄ygəlkəs (Borgloon, ... ), vø͂ͅgəlkə (Paal, ... ), vø͂ͅgəlkəs (Kortessem, ... ), vøͅygəlkəs (Guigoven, ... ), vüejelsje (Kerkrade), ee vügelke dat te vreug flut, kriet de kats  vügelke (Waubach), mv.  veegelkes (Kermt, ... ), veugelkes (Buvingen, ... ), vēgəlkəs (Hasselt, ... ), veͅigəlkəs (Hasselt, ... ), viegəlkəs (Neeroeteren, ... ), vīəjəlkəs (Bree, ... ), vogəlkes (Oostham, ... ), vōgəlʔəs (Kwaadmechelen, ... ), vo‧glkjəs (Tessenderlo, ... ), vuegelkes (Wijlre), vugelkes (Kuringen, ... ), vuuëgelkes (Eijsden, ... ), vuëgelkes (Hoensbroek, ... ), vy(3)̄gəlkəs (Rotem, ... ), vy(3)̄əjəlkəs (Leut, ... ), végelkes (As, ... ), vø:gəlkəs (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), vøgəlkəs (Maaseik, ... ), veugelkes  veugelkes (Wellen, ... ) een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || jonge kale vogel || jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)] || nestjong || nestvogel || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || vogel, jonge — || vogeljong || vogeltje [N 12 (1961)], [ZND 04 (1924)] || vogeltje zonder veren || vogeltje, alg. || vogeltje, onbevederd || vogeltje, pas uit het ei || vogeltje, zeer klein || vogeltje, zondere veren III-4-1
jong en kaal vogeltje adj. bang: bang (Maastricht), bloot: bload (Vaals), bloat (Lutterade), bloet (Heer, ... ), bloets (Noorbeek), bloot (Hoeselt, ... ), bloote (Swalmen), blout (Weert), blōēt (Venlo), jong: is jong (Vlodrop), joank (Stevensweert), joonk (Montfort), jónk (Meijel), jông (Oirlo), kaak: kaak (Eksel), kaal: kaal (Blerick, ... ), kal (Stein), kale (Venlo), kaol (Gennep), káál (Epen, ... ), käol (Gronsveld), kaal jong: kaol junk (Groot-Gelmen), koal jung (Wilderen), koͅəl jyŋ (Sint-Truiden), kaalkwak: kaalkwak (Meijel), kaalmak: kaal mak (Thorn, ... ), kāāl-mak (Schimmert), kak: die zien te kak (Schimmert), kaak (Hechtel), kach (Veldwezelt, ... ), kag (Peer), kagk (As, ... ), kagt (Bree, ... ), kak (Banholt, ... ), kāk (As), kàk (Venlo), zə zīn kak (Opglabbeek), g van garcon  kag (Opitter), pas uit het ei  kak (adj.) (Meeswijk), vederloos  kak (Montzen), vederloos, piepjong, niet vliegensrêe  kack (Heerlen), kats: katch (Susteren, ... ), katsch (Wessem), katsj (Banholt, ... ), katsje (Pey), kàtsch (Montfort, ... ), kàtsj (Amstenrade, ... ), in de uitdr. das mêr a kaetsje, voor een zwak jong vogeltje  kaetsje (Bilzen), piepjong, pas uit het ei  katsj (Sittard), katsjong: katsjong (Doenrade), katsjönk (Pey), kàtschjónk (Montfort), katskaal: kátsjkaal (Heel), kek: kek (Nunhem), ein —, een naakt vogeljong, met nog "duvelshaor  kegk (Nederweert), kekbloot: kekblōēt (Tungelroy), klein: klein (Venlo), krek uit het nest: krak oet ət nes (Maastricht), kwag: kwach (Bilzen), kwak: kwaak (Eksel), kwak (Jeuk, ... ), kwakke (Hoeselt, ... ), kwàk (Venlo), kweb: kweb (Born), kwek: kwek (Beesel, ... ), malibloot: maaibloot?  ma.liblu.ət (Kwaadmechelen), naakt: na.kš (Eys), naaks (Maastricht, ... ), naaksj (Klimmen), naaksje (Born), naatsj -volgt (Stein), naks (Eys), nakse (Vijlen, ... ), naksj (Ubachsberg), haaks gelezen als naaks  hāāks (Venlo), naakt kaal: naks kaal (Kerkrade), naaktsig: nāāksig (Oirsbeek), niet vlug: neet vlök (Urmond, ... ), nit fluck (Heerlerbaan/Kaumer), né vlug (Hamont), nog kaal: noch kaaol (Jeuk), nog kak: nog kak (Mechelen-aan-de-Maas), noͅx kak (Leut), gue van longue  nog kague (Rotem), nog kats: nog katsj (Montfort), nog kwag: nog kwach (Millen), nog kwag (Diepenbeek), nog kwak: nog kwak (Beringen, ... ), nox kwak (Gutshoven, ... ), noͅx kwak (Hasselt, ... ), nog niet steg: nog neet steg (Meeuwen), noͅx net stäg (Neerglabbeek), nog niet vlug: nog neet flök (Klimmen, ... ), nog neet vlök (Maastricht), nog ni vleuk (Heers), nog nie vleek (Hoepertingen), nog nie vleug (Rijkhoven), nog nie vleuk (Jeuk), nog nie vlug (Eksel, ... ), nog nie vluk (Lommel, ... ), nog nie vlèèk (Tongeren), nog niet vleuch (Nieuwerkerken), nox nɛ vløx (Sint-Truiden), noͅ.x ne.t vlø.k zi.ə (Eys), noͅx neet vløk (Leut), noͅx nie vløk (Borgloon), nog te kak: die zeen nog te kak (Opoeteren), nog te kak (Neeroeteren), nog tə kak (Eisden), nog te kwa: nog te kwa (Rijkhoven), nog te kwag: zɛ zēͅn noͅx tə kvax (Houthalen), nog te kwak: nog te kwak (Herk-de-Stad, ... ), paddebloot: paddebloot (Montfort), paddelot: uit Leuven  paddelot (Jeuk), paddernaakt: paddernaks (Hamont, ... ), poejernaksen (Achel), pas uit: pas oet (Eksel), pas uit het nest: pas oet t nes (Heerlerbaan/Kaumer), pieperig: pieperig (Maaseik), piepjong: pīēpjónk (As), plat: plat (Kwaadmechelen), poedelnaakt: poedelnaaks (As), poedelnaks (Posterholt), póddelnaaks (Maastricht), stoppelen: beschrijvend  stoppele (Sevenum, ... ), te jong: te joonk (Maastricht), te kak: te kak (Schimmert), te kak om te vliegen: te kak om te vliegen (Moelingen), te kak voor te vliegen: te kach (vjeur te vliege) (Zichen-Zussen-Bolder), te kwak: te kwak (Hoepertingen) een jonge vogel die nog niet kan vliegen (kakjong) [N 83 (1981)] || een pas uitgebroed vogeltje (kwabbeke) [N 83 (1981)] || een vogel die nog gevoerd moet worden (kwèker) [N 83 (1981)] || jonge vogel die nog niet kan vliegen [ZND 36 (1941)] || jongste vogel uit het nest (kakkenestje) [N 83 (1981)] || kaal [ZND m] || nog geen veren hebbend, gezegd van jonge vogels ( maaibloot, paddebloot) [N 83 (1981)] || nog niet in staat om te vliegen, gezegd van jonge vogels (kak, kwak) [N 83 (1981)] || piepjong || piepjong, pas uit het ei || vogeltje || vogeltje, onbevederd || vogeltje, pas uit het ei III-4-1
jong mannelijk schaap tot ongeveer een half jaar bok: bok (Hoepertingen, ... ), bokje: bekskǝ (Opglabbeek), bøkskǝ (Epen), bø̜kskǝ (Noorbeek, ... ), bǫkskǝ (Ophoven), jong bokje: joŋk bøkskǝ (Thorn), jonge bok: joŋǝ bok (Echt), ram: ram (Schinnen), ramlam: ramlam (Meijel), schapenbok: sxǭpǝbuk (Maasbree) [N 77, 4] I-12
jong van een dier bagge: bagge (Sittard), big  bak (Pey), Bree Wb. big  bagk (Bree), Veldeke varken  bak (Klimmen), Veldeke varken: mv.  bagke (Klimmen), voor zwijnen  e bag (Eigenbilzen), WBD/WLD  bak (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD van varken  bàkt (Sevenum), baggetje: WLD heeft de verkleinnaam  e bekske (Mheer), beest: biest (Gulpen), beestje: bieske (Maastricht), biestje (Heel), bokje: Veldeke het mnl. jong van een schaap of geit  e böksjke (Klimmen), dier: Veldeke het ml. kalf  duur (Klimmen), diertje: dierche (Schaesberg), WLD  deerke (Klimmen), geitje: WBD/WLD  geitje (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), germ: Veldeke het vrl. jong van een schaap of geit  ’n girm (Klimmen), jong: e jonk (Mheer), ei jonk (Montfort), ein jōnk (Maasniel), het joenk (Genooi/Ohé, ... ), het jonk (Mheer), jo.ŋk (Hasselt, ... ), joeng (Einighausen, ... ), joenk (Bilzen, ... ), joeënk (Bilzen), joĕnk (Einighausen), jong (Borgharen, ... ), jonk (Amby, ... ), joongk (Amby), joonk (Horst, ... ), joōnk (Lottum, ... ), joŏng (Arcen, ... ), joŏnk (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), jou̯n (Genk), jou̯ŋk (Hasselt, ... ), joŋ ('S-Herenelderen, ... ), joŋk (Afferden, ... ), joŋkt (Elsloo, ... ), joŋt (Doenrade, ... ), joǝŋk (Henri-Chapelle, ... ), jōngk (Sevenum), jōnk (Geulle, ... ), jōōenk (Elen), jōōngk (Kermt), jōōnk (Arcen, ... ), jōŋk (Hamont), jŏeng (Oirsbeek), jŏenk (Jabeek), jŏng (Heek, ... ), jŏngk (Melick), jŏnk (Baexem, ... ), jŏŏng (Gennep, ... ), jŏŏnk (Afferden, ... ), jŏŋk (Broeksittard), joͅŋk (Beringen), ju.ŋk (Hasselt), juenk (Wellen), jungk (Stramproy), junk (Amby, ... ), juŋ (Hasselt, ... ), juŋk (Alt-Hoeselt, ... ), juǝŋ (Leopoldsburg), juǝŋk (Bilzen), jŭnk (Herten (bij Roermond), ... ), jyŋk (Herk-de-Stad, ... ), jyǝŋk (Wellen), jòng (Eijsden), jònk (Asenray/Maalbroek, ... ), jóng (Altweert, ... ), jóng(k) (Meijel), jónk (Hunsel, ... ), jônk (Blerick, ... ), jönk (Heythuysen, ... ), jø.ŋk (Aalst), jønk (Nederweert), jøŋ (Vechmaal), jøŋk (Amby, ... ), jøŋkt (Lontzen), jø̄.ŋk (Mettekoven), jø̄ŋk ('S-Herenelderen, ... ), jø̜i̯ŋk (Gelinden), jø̜ŋk (Heythuysen, ... ), jøͅŋk (Aalst-bij-St.-Truiden), jōn (Vroenhoven), jōŋk ('S-Herenelderen, ... ), jōŋkt (Mheer), jōǝŋk (Elen), jǫu̯.ŋk (Borgloon), jǫŋk (Beringen, ... ), jǭŋk (Guttecoven), jǭǝŋk (Eisden), jənk (Jeuk), j‧oŋk (Rekem), è jŏŏnk (Lottum), ’t jongk (Schimmert), ’t jonk (Horn, ... ), ’t jŏŏnk (Blitterswijck), [ ? + verkortingsboogje]  jòngk (Buggenum), [verlengingsstreepje boven n ]  jonk (Buchten), b.v. hond  ’n jónk (Blerick), cassettebandje  joongk (Meijel, ... ), E / jonge M  jonk (Stevensweert), eigen spellingsysteem  joenk (Merkelbeek), jonk (Schinnen), jônk (Ell), eigen spellingsysteem verschillend bij verschillende dieren  jong (Meerlo), Endepols  e joonk (Maastricht), jong (Maastricht), jonk (Heer, ... ), joonk (Maastricht), Gronsveld Wb  joûnk (Gronsveld), ideosyncr.  ei jónk (Neer), jonk (Roermond), joong (Velden), joonk (Maastricht, ... ), junk (Thorn), jônk (Melick), ’t jong (Noorbeek), IPA  juŋk (Kwaadmechelen), korte oo  joonk (Well), mv. [j?ange(n)  jŏank (Guttecoven), mv. jonge  jong (Berg-en-Terblijt, ... ), mv. jóónge  jóónk (Heer), mv: jonge(n)  jonk (Schinveld), o bijna oo  ei jonk (Venlo), Veldeke  jònk (Echt/Gebroek, ... ), jônk (Nunhem), Veldeke 1979 nr. 1  ’t jong (Venray), Veldeke (aangepast)  jóng (Tienray), Veldeke, eventueel aangevuld met systeem Jones  èe jonk (Gulpen), wanneer het over "jingelen"gaat  jonk (Eigenbilzen), WBD  joong (Meijel), WBD/WLD  e joonk (Caberg), jonk (Kapel-in-t-Zand, ... ), joonk (Maastricht, ... ), jōēnk (Opglabbeek), jōōnk (Maastricht, ... ), jònk (Nieuwenhagen, ... ), jóngk (Susteren), jónk (Urmond), jôonk (Roermond), ’t jonk (Lutterade), WBD/WLD ó even gesloten als oo  jónk (As), WLD  jo.ŋk (o.) (Eys), joank (Stevensweert), joenk (Oirsbeek), jon-k (Kelpen), jong (Vijlen), jonk (Beesel, ... ), joonk (Guttecoven, ... ), joənk (Reuver), jōōngk (Maastricht), jònk (Eksel, ... ), jónk (Doenrade, ... ), jônk (Steyl, ... ), ’n jóng (Gennep), ’t jŭnk (Schimmert), ’t jônk (Ubachsberg), ± WLD  jonk (Wijnandsrade), jong beest: jou̯ŋ bii̯ǝst (Sint-Truiden), joŋǝ bēst (Sint-Truiden), juŋ biǝst (Sint-Truiden), jong dier: joŋk dēr (Rotem), joŋk dīr (Hechtel), jonge hond: Veldeke hond  ’ne jónge hónd (Klimmen), WLD  joͅŋə ho.nt (m.) (Ingber), jonge kat: Veldeke kat  ’n jóng kat (Klimmen), WLD  joͅŋ ka.t (v.) (Ingber), jonge, de: de jonge (Schimmert, ... ), den het jônge (Oirlo), ene jonge (Bunde), jongen (mv): joŋǝn (Berg), ōu̯ŋǝ (Maasmechelen), jongen (mv.): jongen (Berg-aan-de-Maas, ... ), joonge (Sint-Odili?nberg), jōnge (Doenrade, ... ), jōōngə (mv.) (Simpelveld), jŏnge (mv.) (Nuth/Aalbeek), jònge (Puth), jónge (Maastricht), jônge (Maasbree), bv. de kat haat j?nge  jônge (Mechelen), Gronsveld Wb  joûnge (Gronsveld), meerv. alleen  jonge (Ulestraten), Veldeke  jonge (Waubach), WLD  jonge (Geverik/Kelmond, ... ), jònge (Venray), jongetje: juŋskǝ (Tessenderlo), jøŋskǝ (Halen), jongt: e jongt (Doenrade), ee jonkt (Heerlen), jongt (Eijsden, ... ), jonkt (Waubach), joŏngt (Epen, ... ), joŏnkt (Elsloo), jŏngt (Stein), jŏnkt (Gulpen, ... ), jŏŏnkt (Vijlen), jóngt (Epen), ’t jongt (Hoensbroek), ’t jonkt (Vaals), ideosyncr.  jongt (Kerkrade), WBD/WLD  jòngt (Nieuwenhagen), WLD  e jongt (Mheer), jonkie: jonkie (Maastricht), jūngske (Gronsveld), kak jong: kaak jonk (Wijlre), kalf: kalve (Sittard), ideosyncr.  e kauf van en koe (Susteren), koe  e kowf (Eigenbilzen), Veldeke koe  e kawf (Klimmen), Veldeke koe: mv.  kawver (Klimmen), WBD/WLD  kauf (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WBD/WLD (kalf)  kauf (As), WBD/WLD = kalfje  kaaf (Kapel-in-t-Zand), kalfje: WLD heeft de verkleinnaam  e köfke (Mheer), kats jong: (kàtsj) joeng (Sittard), kek: WLD vogels  kek (Weert), kiertje: oude spelling varken  kierke (Meijel), klein: klęi̯n (Beringen), klęnt (Jabeek), klein beest: klein biešs (Hout-Blerick), klein biësj (Venlo), klèn beest (Heijen), klein beestje: klee biĕsjke (Mheer), kleen biejske (Koningsbosch), klei biesjke (Schinnen), klei baistje (Thorn), klei beesje (Asselt), klei bēësjke (Geleen), klei bieĕsjtje (Baexem), klei bieske (Margraten), klei biestje (Roosteren), klei bièske (Meerssen), kleim biësje (Tegelen), klein beeyske (Beesel), klein bestje (Linne), klein beëstje (Maasbracht), klein bieestje (Ell, ... ), klein biesje (Horst, ... ), klein bieske (Beesel, ... ), klein biestje (Panningen, ... ), klein biezje (Sevenum), klein bieësje (Helden/Everlo), klein bieëske (Klimmen, ... ), klein bieëstje (Stramproy), klein bieəsje (Melderslo), klein bièske (Meerssen, ... ), klein biêsje (Haelen), klein biësje (Baarlo, ... ), klein bīēsje (Blerick, ... ), klein bīēəsje (Broekhuizenvorst), klein bjeischke (Beek), klein bjeske (Berg-en-Terblijt), klèj bīèstjə (Pey), klèn biejsje (Meerlo), klêên beestje (Bergen), klein diertje: klaen bieësje/dierke (Leunen), klang dieržə (Vaals), klee deerke (Eys, ... ), klee dirke (Vijlen), klee dirreke (Mechelen), klein deerke (Puth, ... ), klein dirke (Noorbeek), kleə dirke (Schinveld), klē dīrkə (Voerendaal), klièn diereke (Siebengewald), klä dirke (Gulpen), kleine: klęŋǝ (Welkenraedt), konijntje: WBD/WLD  knien-kə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), kwak: vogel  ’n kwak (Blerick), lam: Veldeke schaap en geit  e lamp (Klimmen), Veldeke schaap en geit: mv.  lammer (Klimmen), WBD/WLD (lam)  làm (As), lammetje: Bree Wb. lammetje  lemke (Bree), schaap  lémke (Pey), WBD/WLD  lemkə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WLD heeft de verkleinnaam  e lemke (Mheer), lepper: lepper (Castenray, ... ), stier: Veldeke het ml. kalf  sjteer (Klimmen), veulen: Bree Wb. veulen  viêle (Bree), oude spelling paard  veulle (Meijel), paard  e vjeule (Eigenbilzen), Veldeke paard  e vuele (Klimmen), WBD/WLD  vèùlə (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), WBD/WLD (veulen)  vīēle (As), veulentje: WLD heeft de verkleinnaam  e völleke (Mheer), vis: Veldeke het vrl. kalf  ’n vaesj (Klimmen), welp: wulp (Heerlerbaan/Kaumer), oude spelling honden  wulp (Meijel) [R 12, 38; S 16; L 1a-m; L 27, 47a; monogr.]diertje || Hoe noemt u het jong van een dier (jonk, jonkie, welp, wulp, kakerd, kakernest) [N 83 (1981)] || jong (subst.; van een dier) [Roukens 12 (1937)] || jong (ve dier) [SGV (1914)] || jong pasgeboren dier || jong ve dier [ZND 01 (1922)] || jong ve dier, met de speen grootgebracht || klein beestje [DC 37 (1964)] I-11, III-4-2
jong van een rund dochter: dǫxtǝr (Hasselt, ... ), jong: joŋ (Gennep, ... ), joŋk (Beringen, ... ), juŋ (Geistingen), juŋk (Borlo, ... ), jōu̯ŋk (Opglabbeek), jōŋk (Boekend, ... ), jūŋk (Zepperen), jǫu̯ŋ (Eisden), jǫŋ (Baarlo, ... ), jǫŋk (Beringen, ... ), jǫŋǝ (Buchten), kalf: kalf (Achel, ... ), kalfje: kalfje (Blerick, ... ), kind: kēnt (Rothem), kīǝnt (Susteren), knopper: knupǝr (Paal), mutten: møtǝ (Halen, ... ), pink: peŋk (Thorn), rind: rɛi̯nt (Holtum), rindje: rentǝ (Echt), vaars: vē̜rs (Genk, ... ), zoon: zōn (Ulestraten), zǫu̯n (Herk-de-Stad) [N 3A, 4] I-11
jong varken bag: ba ̝k (Tongeren), bag (Beek, ... ), bak (Amby, ... ), baq (Beek, ... ), bax (Achel, ... ), bák (Bommershoven, ... ), báx (Achel, ... ), bāx (Sint-Lambrechts-Herk), baggelen (mv.): bágǝlǝ (Jesseren, ... ), bęgǝlǝ (Hasselt), bɛgǝlǝ (Gors-Opleeuw, ... ), baggen (mv.): bage (Arcen, ... ), bagǝn (Afferden, ... ), bakǝ (Altweert, ... ), baqǝ (Baarlo, ... ), baqǝn (Peer), boqǝ (Amby, ... ), baggetje: bagǝkǝ (Kwaadmechelen), bagje: bakskǝ (Opitter), baqskǝ (Borgharen), baxskǝ (Beringen, ... ), baxskǝn (Achel), bękskǝ (Beek, ... ), bęqskǝ (Neeroeteren), bęxskǝ (As, ... ), bɛkskǝ (Amby, ... ), bɛkškǝ (Eys, ... ), bɛqskǝ (Genk, ... ), bɛxskǝ (Beverst, ... ), bakjeren: bɛkskǝrǝ (Montzen, ... ), big: bek (Weert), bex (Afferden, ... ), bik (Maaseik), bęx (Sint-Truiden), (mv)  begǝ (Eksel, ... ), begǝn (Bilzen, ... ), biggetje: begǝkǝ (Evere), begǝtjǝ (Leut), biggetje (Houthalen), bigje: bekskǝ (Opgrimbie), bekškǝ (Ransdaal), bexskǝ (Hechtel, ... ), bikskǝ (Maaseik), butje: bøtjǝ (Eijsden), dobbelbag: dǫbǝlbax (Diepenbeek), ferkelchen: vɛrkǝlšǝ (Eupen), jong: joŋ (Wijchmaal), jonge bag: (mv)  joŋ bagǝn (Spalbeek), jonge kurre: joŋ kerǝ (Spalbeek), keuje: kø̄i̯ǝ (Afferden, ... ), kier: kir (Blitterswijck, ... ), kiertje: kerkǝ (Sevenum), kirkǝ (Helden, ... ), klein kudje: klē̜n køtjǝ (Afferden), klein varken: klān vɛrǝʔǝ (Tessenderlo), klē̜ vɛrǝʔǝ (Kwaadmechelen), klęn vɛrkǝ (Merselo), klein varkentje: klaǝn vɛrǝkskǝ (Grote-Brogel), klē̜n vɛ̄rkskǝ (Bergen), klę vęrǝkskǝ (Zelem), klęi̯n vɛrkskǝ (Bree, ... ), klǭn vɛrkskǝ (Kleine-Brogel), kleine bag: (mv)  klāi̯n bagǝn (Oostham), klēn bagǝ (Kuringen), kleinen (mv.): klēnǝ (Lommel), klęn (Opglabbeek), klęŋ (Gemmenich), kleintje: kleintje (Blerick), krulstaart: krulstaart (Blerick), kudde: kydǝ (Halen), kødǝ (Loksbergen, ... ), kudje: kytjǝ (Bleijerheide, ... ), kytšǝ (Kaalheide), kurre: kerǝ (Kermt, ... ), ky ̞rǝ (Voort), kyrǝ (Aalst, ... ), kørǝ (Aalst, ... ), kø̜i̯rǝ (Halen), kø̜rǝ (Halen, ... ), kē̜rǝ (Hasselt), (mv)  kørǝ (Borgloon, ... ), kørǝn (Attenhoven, ... ), kørǝs (Wange), kurretje: kerǝkǝ (Berbroek, ... ), kyrǝkǝ (Aalst, ... ), kørǝkǝ (Borlo, ... ), kutte: kytǝ (Bocholtz, ... ), kȳtǝ (Eygelshoven, ... ), køtǝ (Welkenraedt), kuttens (mv.): kytǝns (Vaals), kuus: koǝs (Sint-Truiden), kyš (Kerkrade), kuusje: kuskǝ (Blerick, ... ), kuškǝ (Berverlo), kyskǝ (Obbicht, ... ), kyškǝ (Eygelshoven, ... ), køskǝ (Lummen), køškǝ (Roosteren), kuusjeren (mv.): kyš.kǝrǝ (Eupen), lopels (mv.): lȳpǝls (Halen), pog: pok (Gennep, ... ), pox (Afferden, ... ), pogje: pøkskǝ (Afferden, ... ), pøxskǝ (Gennep), pø̜kskǝ (Heijen), speelbag: spēlbak (Henis, ... ), speen: spēn (Maaseik), speenbag: spēbak (Maastricht), spēbax (Maastricht), speenbagje: spinbɛkskǝ (Maaseik), spēbɛkskǝ (Maastricht), speentje: speentje (Oostham), speenvarken: speenvarken (Paal), spinvɛrkǝ (Maaseik, ... ), spēnvɛrkǝ (Lommel), spęi̯ǝnvɛrkǝn (Achel), speetbag: spjętbax (Zichen-Zussen-Bolder), (mv)  spiǝtbagǝ (Bilzen), spierbag: spei̯ǝrbak (Gutschoven), tuutje: tykǝ (Halen), varken: vɛrǝkǝ (Steyl), varkentje: vērkskǝ (Stramproy), vē̜rǝkskǝ (Maastricht), vɛrekskǝn (Bocholt), vɛrkskǝ (Berg, ... ), vɛrkškǝ (Heerlen, ... ), vɛrǝkskǝ (Maastricht, ... ), vɛrǝkškǝ (Klimmen, ... ), vɛ̄rkskǝ (Mheer), vɛ̄rǝkskǝ (Amby), varkjeren (mv.): vɛrkskǝrǝ (Baelen, ... ), vɛrškǝrǝ (Kerkrade) Jong varken in het algemeen. [N 19, 3; N C, add.; L 1a-m; L 3, 2b; L 37, 49a; NE I.12; NE 2.I.9; JG 1a, 1b, 2c; AGV KI; S 3; RND 46 en 84; Vld.; Wi 51; Gwn 5, 12; monogr.] I-12