e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
schuifgrindel grendel:   šȳf˲greŋǝl (Heerlen), sluitstang boven aan een poortvleugel:   sxø̜f˲greŋǝl (Meldert) I-6
schuifhaak mesthak:   sxūfhǭk (Lottum), zwaaihaak:   šø̜jfhōk (Diepenbeek), šø̜jfhǭk (Eijsden) I-1, II-9
schuifhout draaibare sluitbalk aan de bovenzijde van een poortvleugel:   šøu̯fhōt (Nederstraat), horizontale sluitbalk van een poort:   šȳfhǫu̯t (Bemelen, ... ) I-6
schuifijzer horizontale sluitbalk van een poort:   šøu̯f˱ɛi̯zǝr (Nederstraat), schuifijzer:   sxuf˱īzǝr (Kaulille), sxȳf˱izǝr (Gennep), sxȳf˱īzǝr (Leunen, ... ), šȳf˱izdǝr (Maxet), šȳf˱īzǝr (Molenbeersel, ... ), schuifstijl:   sxø̜jfē̜.zǝr (Zolder  [(Zolder)]   [Zwartberg, Waterschei]) I-6, II-3, II-5
schuifje grendel:   sxyfkǝ (Sint Huibrechts Lille), sxø̜fkǝn (Tessenderlo), sxø̜i̯fkǝ (Eksel), šifkǝ (As), šȳfkǝ (Maxet, ... ), ijzeren deurtje voor het ovengat:   sxǭǝfkǝ (Beringen), kippenuitgang:   sxø̜̄ǝfkǝ (Beringen), šȳfkǝ (Egchel), neep, klemhout:   šȳfkǝ (Thorn), raamvleugel:   sxøfkǝ (Hasselt), scheidingswand tussen verschillende hokjes in een duivenmand:   schuifkes (Sint-Pieter), scheiplank:   sxø̜jfkǝ (Eksel), šifkǝ (As), šyfkǝ (Beringe), šø̜̄.fkǝ (Lauw), šø̜fkǝ (Heerlen), šø̜jfkǝ (Lanaken), schoen:   sxø̜fkǝn (Paal), šyfkǝ (Beringe), schuif in de wanmolen:   sxȳfkǝ (Oirlo), schuif in het kaar:   šȳfkǝ (Herten), šø̜fkǝ (Lanaken), schuifgrendel:   sjuufke (Roermond), sxyfkǝ (Sint Huibrechts Lille), sxøfkǝ(n) (Tessenderlo), sxø̜jfkǝ (Eksel), šȳfkǝ (Posterholt), šīfkǝ (As), schuifje van de biechtstoel:   chiefke (Opoeteren), het schyfke (Hasselt), scheufke (Hoepertingen, ... ), schijfke (Eigenbilzen, ... ), schuifke (Eksel, ... ), schuufke (Achel, ... ), schuufke van de beechtstool (Ophoven), schøͅfkə (Loksbergen), sheifke (Eigenbilzen), sjefkə (Tongeren), sjeufke (Hoeselt, ... ), sjiefke (Bocholt), sjufke (Sint-Martens-Voeren), sjuifke (Maastricht, ... ), sjuufke (Baarlo, ... ), sjəfkə (Tongeren), skefke (Jeuk), sxøͅfkə (Tessenderlo), schuifje  sjufke (Montzen), sluitpin onder aan een poortvleugel:   šø̜fkǝ (Diepenbeek) I-4, I-6, II-3, II-9, III-2-1, III-3-2, III-3-3
schuifklep luchtregelaar:   šȳfklɛp (Simpelveld, ... ) II-11
schuifkot schuifopening:   sxø̜jfkot (Lommel) II-9
schuifkouter schijfkouter:   šȳfkǫu̯tǝr (Beegden) I-1
schuiflat ploegboomdrager:   šȳflat (Neeritter), schuifmaat:   šājflat (Bilzen) I-1, II-10
schuiflatten galgpalen:   šȳflatǝ (Maasniel) I-1