e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaal aarden schotel: in algemeen keukengebruik  aarde-sjottel (Herten (bij Roermond)), broodschaal: = weegschaal, collecteschaal (brôêtsjòò:l = broodschaal)  brôêtsjòò:l (Panningen), waarin het gesneden brood wordt opgediend  broödsjaal (Maasbracht), broodschotel: broedsjottel (Herten (bij Roermond)), broëdschŏttel (Nuth/Aalbeek), coupe (fr.): koep (Neerglabbeek), kup (Lommel), Op toafel hauw ze ein koep fruit en èè koepke krèèm gezatte  koep (As, ... ), ¯n zèllevere koep  koep (Maastricht), fruitschaal: fruitschaol (Wolder/Oud-Vroenhoven), vruitschael (Buchten), hollands  fruitsjaal (Sittard), voorbeeld  fruitschjaal (Valkenburg), fruitschotel: uit porselein, vaak met bloemen er door geschilderd  früetsjottel (Eygelshoven), koekjesschaal: kukskesschoa⁄l (Eksel), komp: koemp (Grathem), komp (Baarlo, ... ), bv voor fruit of groente  komp (Roermond), niet schaal  koomp (Roermond), om eten op te dienen  koemp (Mechelen), schotel heeft opstaande rand om iets in te doen  kômp (Kerkrade), waar bv. \"blomesjaal\"of dergelijke gebruikt word, is dit een bastaard.Voor de diepere vormen wordt meestal het woord KOMP (kom) en KUMPKE (kommetje) gebruikt.  kómp (Tegelen), zonder deksel.  kômp (Venlo), ¯ne kómp erretesop ¯n kómp mèt huidvleis stónt op taofel  kómp (Maastricht), plateau: De koffie serveerde me op ¯ne zwoer zèllevere platto  platto (Maastricht), platte schotel: platə sxøtəl (Wellen), platte telder: grote platten teijer (Sittard), schaal: schaal (Amby, ... ), schaol (Broeksittard, ... ), schjaal (Valkenburg), schjoal (Dieteren), schoal (Beesel, ... ), schoal?? (Heerlen), schoa⁄l (Eksel), schoel (Afferden), schâol (Genooi/Ohé, ... ), sjaal (Asenray/Maalbroek, ... ), sjaol (Echt/Gebroek, ... ), sjāol (Swalmen), sjoal (Buchten, ... ), sjoale (Valkenburg), sjol (Hoeselt), sjòal (Berg-en-Terblijt), skual (Gelinden, ... ), skuəl (Hoepertingen), sxāl (Altweert, ... ), sxōͅl (Zussen), sxōͅəl (Hamont), sxoͅu̯əl (Lommel), šao:l (Roermond), šāl (Bree, ... ), šōl (Zichen-Zussen-Bolder), šōͅ.l (Tungelroy), šōͅl (Hoeselt, ... ), š‧ōͅl (Montfort), ( Hieronder verstaat men meer een schaal waar bv. fruit in zit en die op een kast staat. Ook wel voor opdienen, vlaaisjaol)  sjaol (Tegelen), (fruitschaal, sierstuk)  schaal (Sevenum), (ook groot bord maar ondieper)  schaal (Leuken), als schaal wordt hier bedoeld \'n lang of ovaal groot bord bv. broedsjaol.  sjaal (Tungelroy), bord meestal van glas en niet diep  sjaal (Echt/Gebroek), brood schaol  schaol (Middelaar), broodschaal  sxoͅu̯əl (Lommel), bv. groentenschaal met deksel.  schaal (Venlo, ... ), de o is tweetoppig plat en breed bijv. \\ fr$tß#\\l  šoͅal (Wintershoven), diep komvormig bord voor fruit- fruitschaal  sjaal (Rothem), diepe kom voor fruit  sjaal (Roosteren), Een grote schotel voor fruit of vruchten.  sjaol (Baarlo), een platte vleesschaal (vleisschaol)  schaal (Velden), een rond bord van glas of aardewerk b.v. fruitschaal  sjaol (Gronsveld), een schotel om eten op te dienen  sxōͅl (Hasselt), freutsjaol keerkesjaol (collecteschaal)  sjaol (Eijsden), fruitcoupe soort beker die als prijs na wedsrijd gegeven wordt  šāl (Bree), fruitschaal  sjoal (Maastricht), gebruikt voor o.a. fruit en fijne gerechten  sjoal (Stevensweert), gewoonlijk vlak, toch spreekt men van een vla-sjaol of sjootel  sjaol (Limbricht), grote schotel  sjaol (Rothem), in metaal  šāəl (Rotem), kleiner dan sjotel  sjaol (Urmond), kom in glas  schaol (Wijk), lang plat en in blik  schaal (Beringen), letterlijk overgenomen alleen in de betekenis van weegschaal  sjao:l (Maasniel), meer gebruikt voor fruitschaal waarscheinlijk 1 sjwaa te veel genoteerd  šàəl (Lanklaar), Meestal met geleidelijk oplopende rand.  sjaal (Tungelroy), met deksel wordt bijvoorbeeld gebruikt voor groente of aardappelenop te dienen vlaschaal afwijkensd kollekteschaal  schaal (Heerlen), metalen schaal bijv. in de kerk  šōͅl (Tongeren), metalenbord gebruikt om te collecteren  sjaol (Obbicht), mv. sxoil\\  sxōͅil (Borgloon), niet van metaal  sjaal (Schimmert), om boter op te leggen  šāl (Waterloos), om brood of vlees of fruit op te leggen  sjaal (Oirsbeek), om eten op te dienen  sxo͂ͅl (Hasselt), om fruit in te leggen  šaol (Lanklaar), om fruit op te leggen om rond te gaan in de kerk  šoͅl (Rosmeer), Om gerechten op te dienen.  sjaal (Baarlo), om versnaperingen op te leggen  sxu(w)əl (Wellen), om vlaai op te dienen plechtiger dan schotel  sxu̞u̯əl (Spalbeek), om vruchten of vlees op te leggen  sxōͅi̯l (Beringen), omhulsel sjerp platte schotel, zelden als keukengerei, maar wel bv.in de kerk  šāl (Stokkem), ondiepe schotel van metaal of porcelein  sjaol (Roermond), ook sjòttel rond bord voor bijv. fruit  sjaal (Waubach), oorspronkelijke nasaleringsteken (op de vragenlijst) is niet omgespeld voorwerp om fruit in te bewaren  ša͂l (Gelieren/Bret), ovaal, kleiner dan gewoon bord, niet om uit te eten  sxoͅl (Kwaadmechelen), plat, rond of ovaal bord, maar kleiner dan vraag 1a = {ßyt\\lk\\}  šāl (Maaseik), platte metalen schaal  sjaol (Gronsveld), platte schotel op voet  sjaal (Heerlen), rond niet te diep vaatwerk van aardewerk of glas  sjaol (Oost-Maarland), schaal of weegschaal  šoͅl (Genk), schaal(tje) platter dan een schotel een min of meer ondiepe kom, schotel bijv. fruitsjaal  sjaal(ke) (Klimmen), sierschaal op tafel of wandbord  schōāl (Schimmert), telloor  sxɛ̄l (Paal), Thans algemeen gebruikelijke naam voor alle soorten glazen en porceleinen voorwerpen, waarin de spijzen worden opgediend. Voor de diepere vormen wordt meestal het woord KOMP (kom) en KUMPKE (kommetje) gebruikt.  sjaol (Tegelen), v. platte schotel  sxōͅl (Hasselt), van glas  sjaal (Ulestraten), sjoal (Guttecoven), Verklw. schaelke  schaal (Venlo), Verklw. schäölke  schaol (Venlo), Verklw. sjöalke  sjoal (Heerlen), voor fruit  sjaol (Melick), voor fruit in te doen, voor bijv.voor zieken  sjōl (Sint Pieter), voor opdienen van vlees en brood e.d.  sjaol (Puth), vr. waar men in de kerk mee rondgaat  šā(ə)l (Bocholt), vr. plaat om fruit op te leggen ook de schaal van een ei  šōͅəl (Diepenbeek), vr. staat bijvoorbeeld als versiersel op een tafel  šāl (Mechelen-aan-de-Maas), weegschaal, schaal.  schaol (Milsbeek, ... ), wordt minder gebruikt  schaal (Bleijerheide), Å = a,maar minder groot  šāl (Maaseik), schaaltje: Een kleinere schotel voor fruit of vruchten.  sjeulke (Baarlo), schotel: sjootəl (Heer), sjotel (Sint-Pieter), sjòttel (Waubach), šotəl (Simpelveld), Platte schaalwaarop gerechten, brood of vlees wordt opgediend.  sjòttel (Neer), telder: in dialekt gebruikt. Dan is schotel al vernederlandst  telder (Thorn), vleesschaal: fleischsjaol (Roosteren), vlieësschoa⁄l (Eksel), voor vlees op te leggen  vleisschoal (Amstenrade), vleesschotel: vleissjotel (Stramproy), vleissjottel (Herten (bij Roermond)) platte schaal, gebakschaal (met voet) || platte schotel || ronde bak, schaal || schaal [SGV (1914)] || schaal, bord || schaal; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
schaal van een ei bast: bāst (Meterik, ... ), dop: dop (Eys), eierschaal: ai̯ǝršāl (Kerkrade), ēi̯ǝršāl (Hoensbroek, ... ), ēi̯ǝršǫǝl (Wintershoven), ēršǭl (Genk), ē̜i̯ǝršāl (Baarlo, ... ), ęi̯ǝrsxāl (Arcen, ... ), ęi̯ǝršāl (Bleijerheide, ... ), ęi̯ǝršǫǝl (Tongeren), ęi̯ǝršǭl (Maastricht, ... ), eierschulp: ei̯ǝrsxø̜lǝp (Sint-Truiden), ē̜rsxølǝp (Paal), pel: pęl (Hamont), schaal: skoǝl (Heks, ... ), skuol (Mechelen-Bovelingen), skuu̯ǝl (Opheers), skuøl (Rukkelingen-Loon), skuęl (Gelinden), skuǝl (Gelinden, ... ), sxol (Kwaadmechelen), sxoǝl (Aalst, ... ), sxuu̯ǝl (Wellen), sxuǝl (Alken, ... ), sxu̯ōǝl (Boekt Heikant), sxõ̜l (Rapertingen), sxāl (Aldeneik, ... ), sxāǝl (Hechtel), sxōl (Berverlo, ... ), sxōu̯ǝl (Beringen), sxőu̯ǝl (Kermt), sxūǝl (Lummen), sxǫǝl (Achel), sxǭl (Beringen, ... ), sxǭęl (Paal), sxǭǝl (Eksel, ... ), šolj (Nerem), šuǝl (Vechmaal), šāǝl (Kinrooi), šǭl (Berg, ... ), šǭu̯l (Hoeselt), šǭǝl (Diepenbeek, ... ), žāl (Vaals), schil: sxel (Sint-Truiden), šøl (Epen, ... ), šęl (Buchten, ... ), šɛl (Schimmert), schulp: skø̜lǝp (Montenaken), sxølǝp (Donk, ... ), sxø̄lp (Halen), sxø̜lǝp (Binderveld, ... ), slotse: slǭs (Zutendaal) Het kalkachtige omhulsel van een ei. Onder het woordtype schaal verbergen zich twee verschillende woorden, die in het Nederlands zijn samengevallen, doordat de Westgermaanse ā van het eerste woord, dat "komvormig voorwerp" betekende, en de Westgermaanse a in open lettergreep van het tweede woord, dat "omhulsel" betekende, beide een lange ā opleveren. De meeste Limburgse dialecten onderscheiden echter nog steeds deze twee historische klinkers. In de westelijke helft van Belgisch Limburg (gebied I) heeft ''schaal'' "eierschaal" een vocalisme dat Westgermaanse ā voortzet, in de oostelijke helft, in heel Nederlands Limburg evenals in het noordoosten van de provincie Luik (gebied II) een dat Westgermaanse a in open lettergreep voortzet. In dat oostelijke gebied is daarnaast ook schaal met oude ā vaak bekend, maar het betekent er "groot, plat bord", "collecteschaal" of "weegschaal". In enkele noordwestelijke Belgisch Limburgse dialecten heeft algehele (gebied III) of gedeeltelijke (gebied IV) samenval van ā en a in open lettergreep plaatsgevonden, zodat er niet kan worden uitgemaakt op welke van de twee oorspronkelijk verschillende woorden het woordtype schaal er teruggaat. Zie hiervoor in de bibliografie Goossens 1967. Enkele Nederlands Limburgse gegevens bevatten een historische ā. Blijkbaar gaat het hier om verwarring met het woord ''schaal'' voor "schotel".' [N 19, 55a; JG 1b, 1c, 2c; A 39, 9a; A 39, 9b; monogr.] I-12
schaalcollecte bijzondere collecte: də bəzondərə kolɛkt (Montzen), collecte: de kolekte (Eigenbilzen), kolléktə (Loksbergen), collecte met de schaal: kollekte met de sjaol (Heel), kòlèktə mèt də sjaol (Maastricht), collecte met open schaal: collecte met open schaal (Baarlo), collecte mit open schaol (Venray), collecte mèt ope sjaol (Maastricht), collecte voor ...: koleͅktə vø͂ͅr (Grevenbicht/Papenhoven), collecte voor een bijzonder doel: kollekte veer een bijzonder doel (Peer), extra collecte: ekstra kollekte (Vijlen), extra kollek (Bocholtz), extra schaalcollecte: extra schaolkollekte (Venlo), open schaal: oape sjoal (Holtum), ope schaal (Siebengewald), ope sjaol (Holtum), openschaalcollecte: aope sjaol kelekte (Horn), aope sjaolkollekte (Vlodrop), oape sjoal collecte (Melick), oeepe sjaol collecte (Heel), ope schaolkollekte (Montfort), ope sjaol collecte (Wijk), ope sjoal kollekte (Tungelroy), plateau (fr.): op enne plateau (Neerpelt), schaal: schaol (Linne, ... ), schoal (Heers), sjaal (Opoeteren), sjaol (Terlinden), sjoal, sjaal (Eigenbilzen), schaalcollecte: ing sjoalcollecte (Nieuwenhagen), n sjaolkollecte (Gulpen), schaolcollect (Sevenum), schaolcollecte (Merselo, ... ), schaolkolecte (Eys), schaolkollekt (Tienray), schaolkollekte (Baarlo, ... ), scha͂olkollekte (Schimmert), schoalcollecte (Achel, ... ), sjaaolkoolekte (Posterholt), sjaol-collecte (Maastricht), sjaolcollecte (Geulle, ... ), sjaolkollecte (Kunrade), sjaolkollekte (Baarlo, ... ), sjoal-kólèk (Epen), sjoalcollecte (Roggel, ... ), sjoalcollekte (Lutterade), sjoalkolek (Sittard), sjoalkollekte (Waubach), sjoalkollèkte (Nieuwenhagen), sjoaëlcollecte (Hoensbroek), sjōͅlkolɛktə (Meijel), skaolkollekte (Meijel), speciale collecte: speciaal kollekte (Bocholt), speciale rondhaling: specioal rondhoaling (Hoepertingen) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] || Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schaalcollecte add. collecte met open schaal: collecte mit open schaol (Venray), schotelgeld: skoeitelgeld (Jeuk) Collecteren met de open schaal, met de schaal rondgaan. [N 96B (1989)] || Een schaalcollecte, een collecte voor een bijzonder doeleind, waarbij met neen open schaal werd rondgegaan [schaolkollekt?]. [N 96B (1989)] III-3-3
schaaldeel schaal: skowǝl (Walsbets), skǭǝl (Jeuk), sxol (Sint-Truiden, ... ), sxoǝl (Gutschoven), sxø̜l (Stevoort), sxāl (Kaulille, ... ), sxōl (Stokrooie, ... ), sxōǝl (Herk-de-Stad, ... ), sxūl (Ulbeek), sxǭl (Hechtel, ... ), sxǭǝl (Landen), šwǫjl (Tongeren), šāl (Bocholt, ... ), šāǝl (Dilsen), šōǝl (Diepenbeek), šǭl (Bilzen, ... ), schaaldeel: sxāldiǝl (Castenray, ... ), schaalplank: šālplaŋk (Sittard), schaalstuk: sxālstøk (Sevenum, ... ), šālštøk (Tegelen), schabbe: sxab (Achel, ... ), schilplank: šęlplaŋk (Reppel), schorsplank: sxǫrsplaŋk (Neerpelt) Wanneer een boomstam in de lengte in een aantal delen wordt gezaagd, zijn het onderste en het bovenste deel aan één zijde met schors bedekt. Men noemt die beide delen de schaaldelen. Zie ook afb. 11. [N 50, 51a; L 42, 18; monogr.] II-12
schaamte beschaamd (volt.deelw.): beschamt (Achel), schaam: sjāām (Nieuwenhagen), schaamte: schaamdje (Weert), schaamte (Baarlo, ... ), schamte (Sint-Huibrechts-Lille), schamten (Neerpelt), schamtə (Loksbergen), scheemte (Sint-Truiden), schemde (Eys), schemte (Klimmen, ... ), schieëmte (Nuth/Aalbeek), schoamte (Heers), schàmt (Sevenum), schâmt (Maasbree), schèemde (Schimmert), schèmt (Siebengewald), schémde (Bocholtz), sjaamt (Meijel), sjaamte (Bocholt, ... ), sjaemde (Gulpen, ... ), sjaemdj (Tungelroy), sjaemdje (Echt/Gebroek, ... ), sjaemt (Baarlo), sjaemte (Geleen), sjaemtje (Heel), sjamtə (Meijel), sjaomte (Maastricht, ... ), sjchaamte (Koningsbosch), sjeamde (Lutterade), sjeemte (Maastricht), sjeeëmde (Hoensbroek), sjemde (Waubach), sjemt (Waubach), sjemte (Baarlo), sjeëmde (Nieuwenhagen), sjièmte (Valkenburg), sjoamte (Hoensbroek), sjäemde (Mechelen-aan-de-Maas), sjäemte (Schinnen), sjèmde (Epen, ... ), sjèmt (Meerssen), sjèmte (Haler), sjèèmde (Bree, ... ), sjèèmte (Eigenbilzen, ... ), sjémte (Eigenbilzen), sjéémte (Reuver), sjëmte (Stokkem), sjùmde (Hoeselt), sjəmtə (Tongeren), sjɛmdə (Montzen), skaamte (Jeuk), schaamtegevoel: sjeimtegeveel (Opoeteren), schamen (ww.): sjaame (Grevenbicht/Papenhoven) Schaamte [schamte, schèmt. [N 96D (1989)] III-3-3
schaamteloze man batraaf: batteraaf (Amby), kruier: krüjjer (Tienray), slechtriem?: sjléchreem (Gronsveld), smeerlap: smérlap (Gennep), (ee franse ê).  smeerlap (Vlijtingen) een man die zich absoluut niet stoort aan de fatsoensnormen [patser, kruier] [N 85 (1981)] III-1-4
schaap belle: bɛlǝ (Linkhout), lamme: lamǝ (Laar), lem: lɛm (Kerkhoven), lemmen: lɛmǝ (Landen, ... ), schaap: skoop (Heers), skop (Tongeren), skoǫp (Heks), sku ̞op (Hoepertingen), skuop (Mechelen-Bovelingen, ... ), skōop (Gingelom), skōp (Aalst, ... ), sxau̯p (Kwaadmechelen, ... ), sxeāp (Peer), sxiǝp (Hasselt), sxi̯ōp (Voort), sxoai̯p (Peer), sxop (Mettekoven), sxou̯p (Heusden, ... ), sxou̯ǝp (Gutschoven, ... ), sxoǝp (Alken, ... ), sxu ̞op (Berlingen), sxuop (Bommershoven, ... ), sxup (Wellen), sxuõp (Houthalen), sxuǝp (Borgloon, ... ), sxuǫp (Zonhoven), sxu̯ǭp (Paal), sxõǝp (Alken), sxø̄p (Peer), sxø̜̄p (Linde), sxø̜p (Peer), sxø̜ǝp (Gutschoven), sxāp (Afferden, ... ), sxāǝp (Nieuwerkerken, ... ), sxē̜p (Lottum, ... ), sxō ̝op (Borgloon, ... ), sxō.ǝp (Zonhoven), sxōi̯p (Sevenum), sxōi̯ǝp (Helchteren, ... ), sxōop (Alken, ... ), sxōp (Aalst, ... ), sxōu̯p (Tessenderlo), sxōáp (Paal), sxōǝp (Donk, ... ), sxū.ǝp (Houthalen), sxūu̯ǝp (Hoepertingen), sxǫp (Koersel, ... ), sxǫu̯p (Maaseik), sxǫǝp (Ulbeek), sxǭp (Achel, ... ), sxǭǝp (Hoepertingen, ... ), sǭp (Amby, ... ), šau̯p (Riksingen), šãp (Neerglabbeek), šoaf (Kerkrade, ... ), šoap (Eupen), šof (Vaals), šoi̯p (Vliermaal), šoop (Val-Meer), šop (Eigenbilzen, ... ), šou̯p (Lanklaar, ... ), šou̯ǝp (Beverst, ... ), šoāp (Gulpen), šoǝ.p (Eupen), šoǝf (Bleijerheide, ... ), šoǝp (Baelen, ... ), šoǫp (Vechmaal), šo˙ǝ.p (Membach), šuop (Berg, ... ), šup (Herstappe), šuu̯ęp (Sluizen), šuǝp (Bilzen), šu̯ōp (s-Herenelderen), šu̯ǫp (Martenslinde), šxōu̯p (Waasmont), šxūǝp (Borgloon), šø̜p (Rekem), šāp (Niel-bij-As), šō.p (As, ... ), šōaf (Chevremont), šōf (Raeren), šōop (Jesseren), šōp (Aubel, ... ), šōu̯p (Haelen), šōǝf (Simpelveld, ... ), šōǝp (Beverst, ... ), šūop (Grote-Spouwen, ... ), šūp (Koninksem), šūǝp (Henis), šǫp (Heythuysen, ... ), šǫǝf (Bocholtz, ... ), šǫǝp (Sint-Truiden), šǭf (Kerkrade), šǭu̯p (Maxet, ... ), šǭǝf (Bocholtz), šǭǝp (Hoensbroek, ... ), š˙op (Zutendaal), š˙ǫ ̝ǝf (Bocholtz, ... ), š˙ǫ ̝ǝp (Eygelshoven) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12
schaap met een zwarte kop duitse zwartkop: dø̜tsǝ zwartkop (Meijel), engelse zwartkop: ęŋǝlsǝ zwartkop (Meijel), merinos: męrinǫs (Meijel), mɛrǝnos (Tongeren), zwartkop: zwartkop (Meijel), zwartkopschaap: zwartkopšǭp (Thorn) [N 77, 22; N 77, 1 add.; monogr.] I-12
schaap van een ras grote schapen met een witte vacht kempse schaap: kɛmpsǝ šǭp (Meijel), maasschaap: māsšǭp (Meijel  [(wit met rode kop en poten)]  ), polderschaap: pǫldǝršǭp (Thorn), texelaar: texelaar (Echt), texels schaap: tɛksǝls šǭp (Meijel), tɛsǝls šǭp (Schinnen), troepschaap: trupšǭp (Meijel), wit schaap: wet sxop (Hoepertingen), yorkshire: jǫrkjer (Opglabbeek) [N 77, 1a; N 77, 1 add.] I-12