e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
waarde het geld waard zijn: Opm. toegift.  dat is ’t geld wéët (Heerlen) dat heeft zijn waarde [N 21 (1963)] III-3-1
waarde van 30 stuiver anderhalve gulden: ps. omgespeld volgens Frings. Het -tekentje heb geïnterpreteerd als een "glottishslag"(¿) - of gewoon letterlijk overnemen als een hoge komma?  uŋər au̯və gøͅlʔə (Rotem), daalder: daalder (Grathem, ... ), dalder (Meijel), daolder (Middelaar), eine daalder (Sittard), einen daalder (Sittard), einen daolder (Roermond), ene daalder (Jabeek, ... ), enen daalder (Echt/Gebroek), enne daalder (Klimmen, ... ), ennen dalder (Panningen), e’nen daalder (Gronsveld), unne daalder (Wijk), ’nnen daalder (Geulle), ⁄n daolder (Milsbeek, ... ), (= f. 1,80).  eine daalder (Schimmert), (= fl. 1,80).  daalder (Echt/Gebroek), (was 1.80 gld.).  einen daalder (Maasbracht), Algemene opmerking: deze vragenlijst/dit antwoord zo letterlijk mogelijk overgenomen (dus niet omgespeld!).  dáálder (Maastricht), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  ’nen daalder (Klimmen), Algemene opmerking: invuller twijfelt over het spellingssysteem (Veldeke). Aangezien de lijst normaal (dus in gewoon Nederlands) is ingevuld, heb ik de lijst letterlijk overgenomen, dus niet(s) omgespeld!  ’n "daolder (Eijsden), Let op opmerking v.d. invuller: (antwoord gegeven op) verschillende waarden, in toen gangbaar Duits geld: F 1,80.  daolder (Puth), Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 1.80: daalder - 3 mk. (klopt dit wel?!).  daalder (Heythuysen), Opm. de waarde hiervan is hier: fl. 1, 80.  daalder (Nunhem), Opm. dit was hier 3 mark = fl. 1,80 (Duits).  een daalder (Oirsbeek), Opm. het woord "daalder"was vroeger hier bekend als de Duitse "Thaler"(3-mark stuk) en ook als zodanig tot ± 1915 in normale circulatie.  <zie toelichting> (Tegelen), Opm. in deze streek is de waarde hiervan: 1,80.  daalder (Neeritter), Opm. met dit woord werd vroeger het Duitse driemarkstuk aangeduid.  daalder (Reuver), Opm. toegift (zie bovenaan vraag 6, in de balk).  daalder (Echt/Gebroek), Opm. toegift.  daalder (Herten (bij Roermond)), ps. omgespeld volgens Frings.  dāldər (Bree, ... ), doͅldər (Wellen), nən dāldər (Hasselt), nən doͅldə (Hasselt), een vijftig: Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  inne fieftig (Welten), hollandse daalder: ne holländsje daalder (Heerlen) 5 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] || Duits geld: 3 mark [N 21 (1963)] || een gulden tachtig [N 21 (1963)] || waarde van 3 mark = F 1,80 [N 21 (1963)] || waarde van 30 stuiver = F 1,50 [daalder, dolde?] [N 21 (1963)] III-3-1
waarde van 6 stuiver krentje: krentje (Hoensbroek, ... ), krentjə (Holtum), (= 30 cent).  krentje (Echt/Gebroek), Algemene opmerking: invuller noteert als spellingssyteem Veldeke, maar het is gewoon in het Nederlands genoteerd en heb het daarom letterlijk overgenomen (dus niets omgespeld!).  e krentje (Klimmen), Opm. Duits geld vroeger hier in omloop.  krentje (Leuken), Opm. muntstuk van een halve mark.  ei kréntje (Maasniel), Opm. vindt oorsprong in Duits geld, dat voor 60 jaar hier meer bekend was dan Nederland.  ei krentje (Maasbracht), ps. alleen het eerste woord omgespeld volgens IPA (R.N.D.) en niet volgens Eyckman.  eͅŋ kréntje (Sittard), plaket (<fr.): Van Dale: plaket (&lt;Fr.), 3. oude Zuidned. zilveren munt.  ’n plakkèt (Klimmen), shilling (eng.): eine sjilling (Roermond), enne schilling (Schimmert), e’ne sjilling (Gronsveld), sjilling (Klimmen, ... ), Opm. staat genoemd in t 18de eeuwse kinderboek der Arnhemse hul/hut?  schilling (Nunhem), Opm. vroeger gehoord.  schilling (Mechelen), ps. omgespeld volgens Frings.  nə sxeliŋ (Hasselt), šelleng (Lanklaar), šelleͅŋ (Wellen) waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)] III-3-1
waarde van 6 stuiver - zes cent grosch (<du.): Note: invuller heeft dit als antwoord gegeven: 6 cent: groes - (grosj (10 pf. klopt dit wel?!  groes (Heythuysen), Opm. toegift (zie bovenaan vraag 6, in de balk).  ene grosj (Echt/Gebroek), groschen (du.): Let op opmerking v.d. invuller: (antwoord gegeven op) verschillende waarden, in toen gangbaar Duits geld: waarde van 6 cent.  grosche (Puth), Opm. toegift (zie aan het eind v.d. vragenlijst).  ene grosje (Sittard) 6 cent [N 21 (1963)] || Duits geld: 6 cent [N 21 (1963)] || oude zilveren munt van 50 centiem [N 21 (1963)] || waarde van 6 stuiver [een schilling?] [N 21 (1963)] III-3-1
waardeloos gesteente bergen: bęrǝjǝ (Kelmis) Afvalgesteente zonder waarde dat voor het vullen werd gebruikt. [monogr.] II-4
waarderen achten: achte (Haelen), appreciren: àppresiéére (As), àpprəsjeerə (Maastricht), estimeren: ekstemere (Gronsveld, ... ), ekstemerə (Wijnandsrade), ekstemeëren (Wijlre), ekstgemeere (Stokkem), ekstimere (Maastricht), estimeere (Caberg), estimere (Maastricht), extemeere (Geleen), extemere (Geleen, ... ), eͅ.kstəm‧ērə (Eys), ékstimeerə (Meeswijk), (estimer fr.).  ekstemeere (Neer), cf. fr. "estimer  ekstimee’re (Tegelen), mar.: cf. fr. s.v. "estimer  eksteme:re (Roermond), estimeren (< fr.): ekstemere (Bleijerheide, ... ), fijn vinden: fein viendə (Gennep), hoog aanslaan: hōēg aanslōēn (As), hoog houden: haug haute (Schimmert), hoog schatten: hoogschatten (Meeuwen), hooëg sjatte (Herten (bij Roermond)), in tel zijn: in tel zien (Maastricht, ... ), mainteneren: menteniere (Venray), cf. VD s.v. "mainteneren"1. handhaven, in stand houden  menteniere (Blitterswijck, ... ), meetellen: mittelle (Schaesberg), op prijs stellen: gèt op pries stèlle (Maastricht), op pries sjteile (Posterholt), op pries stelle (Hoensbroek, ... ), op pries stèlle (Maastricht), op priesstelle (Maastricht), op priēs stelle (Horst), op prisj stĕllen (Meijel), op prīēs stéllə (Maastricht), oppries sjtille (Vlodrop), ŏp prīēs sjtèllə (Nieuwenhagen), óp pries sjtelle (Kerkrade), óp prīēs stellə (Venlo), óp-prīēs-sjtèllə (Heerlen), ôp pries stelle (Oirlo), schatten: schĕtte (Schimmert), sjáttə (Reuver), schtzen (du.): sjetse (Bleijerheide, ... ), taxeren: taxere (Maastricht), tellen: teillə (Montfort), telle (Amby, ... ), tellen (Eigenbilzen, ... ), tellə (Oirsbeek), teͅlə (Meeuwen), tèlle (Beek), tèllə (Heerlen), télle (Maasbree), téllə (Kapel-in-t-Zand, ... ), télə (Loksbergen), têlle (Swalmen), Zo wordt het ook wel genoemd.  telle (Meerlo), waarde leggen op: weëd le^g^ge op (Gulpen), waarderen: wa(a)rdere (Maastricht), waa:rde:re (Roermond), waadeerə (Roermond), waardeere (Ell, ... ), waardeering (Maastricht), waardeerə (Doenrade, ... ), waardeieren (Sittard), waardeire (Nieuwstadt), waardere (Echt/Gebroek, ... ), waarderen (Born, ... ), waarderən (Urmond), waardeëre (Waubach), waardĕĕru (Brunssum), waardiere (Vaals, ... ), waardère (Bree, ... ), waardére (Klimmen, ... ), waardéére (As), wardeere (Mheer, ... ), wardeeren (Kesseleik), wardere (Amby, ... ), wardiere (Meerlo, ... ), wāārdeerə (Beesel), wārdeerə (Maastricht), wàrdeerə (Amstenrade, ... ), wààrdeerə (Susteren), wààrdêêre (Swalmen), wárdeeëre (Zonhoven), wárdijrə (Loksbergen), wátdieëre (Castenray, ... ), wáárdeerə (Epen), wərdeerə (Meeswijk) achten, waarderen || achting toedragen, waarderen || hoogachten, eren, waarderen || in ere houden, waarderen || op de juiste of op hoge waarde schatten, op prijs stellen [waarderen, tellen] [N 85 (1981)] || op prijs stellen || schatten, waarderen || waarderen III-1-4
waarheid waarheid: waoret (Altweert, ... ), waorheejt (Meeuwen), waorheid (Horst), wāōrheid (Blitterswijck, ... ), woarheed (Heerlen), woarheet (Kerkrade), woerheid (Maastricht), woerhèid (Gronsveld), wòòëret (Zonhoven), et. worhèd  wórd (Tongeren), Zèg het kòd og goeierlee, de woered hilt de vree  woered (Genk), woord: word (Kortessem) de overeenstemming van woorden met feiten [worrent, waarheid] [N 85 (1981)] || waarheid III-1-4
waarschuwen aan het verstand brengen: aan z⁄n verstànd brenge (As), attenderen: attendere (Gulpen, ... ), attenderen (Beek), attent (<fr.) maken: attent maake (Weert), àttent make (As), bang maken: bàngmaakə (Gennep), christelieren: christelīēre (Schaesberg), gemanen: gemáne (Susteren), keken: kake (Meijel, ... ), keeke (Maastricht), keke (Maastricht), kijven: kaajve (Bilzen), kieve (Beesel, ... ), kieven (Born), kijve (Heer, ... ), kijven (Stein), kīēve (Doenrade, ... ), kīēvə (Venlo), kìevə (Nieuwenhagen), krijsen: kriesen (Doenrade), krijsen (Meijel), verl.t.: kriesjte  krieschete (Vijlen), kweken: kwa.ʔə (Kwaadmechelen), kwaeke (Venray), kwieken (Eksel), kwèke (Lutterade), kwekkeren: kwekkere (Venlo), manen: Van Dale: IV. manen, 1. (iem.) met aandrang herinneren aan een verplichting, hem opwekken tot het vervullen ervan, m.n. tot betaling.  gemaant (Reuver), maane (Neer, ... ), mane (Horst), manen (Schinnen), piepen: piepe (Vlodrop), piepö (Stevensweert), piepə (Maastricht), piepən (Urmond), piĕĕpe (Schimmert), raden: gerònè (Heerlerbaan/Kaumer), roaje (Buggenum, ... ), (ww.).  r‧oͅanə raden (Eys), sakkeren: sakkere (Sevenum, ... ), schelden: sjelde (Vaals), schelden  sjelle (Hoensbroek), schreeuwen: schrieeuwe (Weert), sjreevə (Kapel-in-t-Zand), sjrēve (Schimmert), sjrēwe (Merkelbeek), sjrievə (Itteren), sjriewe (Maastricht), sjrîêwe (Klimmen), sjedalen: vervorming van schelden? © Kerkr.Wb  sjedale (Kerkrade), sjierpen: schierpe (Eys), spoezen: sjpoeze (Sittard), sproezen: sproeze (Ittervoort), te keer gaan: te kīēr gaon (Blerick), tə kîer gao (Meijel), tokkelen: tokkele (Heerlerbaan/Kaumer), uitkijken: oetkieke (Maastricht, ... ), vermanen: vermane (As, ... ), vermanen (Melick), vermanə (Montfort), vermââne (Schimmert), verwittigen: verwittige (As, ... ), verwittigen (Leopoldsburg), waarschuwen: waansjouwe (Mechelen, ... ), waarschauwe (Maastricht), waarschju-we (Dieteren, ... ), waarschoee (Stevensweert, ... ), waarschoewe (Hunsel, ... ), waarschoowe (Maasbree), waarschouwe (Arcen, ... ), waarschouwen (Amby, ... ), waarschouwwe (Amby), waarschowe (Maasbree, ... ), waarschowwe (Weert), waarschu e (Lutterade, ... ), waarschuje (Montfort, ... ), waarschuuwe (Reuver, ... ), waarschuuwə (Montfort), waarschuwe (Beesel, ... ), waarschuwen (Born), waarschuwə (Swalmen, ... ), waarschùwwe (Velden, ... ), waarsjauwe (Kerkrade), waarsjeuwe (Steyl, ... ), waarsjoewe (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), waarsjoewə (Schinnen), waarsjoewən (Urmond), waarsjouwe (Beegden, ... ), waarsjouwe(n) (Obbicht, ... ), waarsjouwə (Maastricht, ... ), waarsjowwə (Maastricht), waarsjue (Schinnen, ... ), waarsjuje (Heek, ... ), waarsjuuje (Schinnen), waarsjuuwe (Heel, ... ), waarsjuuwur (Geulle), waarsjuuwə (Kelpen, ... ), waarsjuwe (Asenray/Maalbroek, ... ), waarsjuwe(n) (Obbicht, ... ), waarsjuwen (Kesseleik), waarsjuwie (Stein), waarsjuwə (Wijnandsrade), waarsjuë (Gulpen), waarsjūje (Berg-en-Terblijt, ... ), waarsjŭe (Posterholt, ... ), waarsjŭŭjə (Oirsbeek), waarsjŭŭwe (Mheer), waarsjówe (As), waaschouwe (Blitterswijck, ... ), waasjouwe (Doenrade, ... ), waasjouwe(n) (Schinveld, ... ), wansjowe (Eys, ... ), wansjówwə (Epen), waorschouwe (Broeksittard, ... ), waorsjoewe (Tungelroy), waorsjuwen (Heythuysen), warschouwe (Afferden, ... ), waschowe (Brunssum, ... ), wāārschouwe (Wellerlooi, ... ), wāārsjouwə (Nieuwenhagen), woarchoewe (Baarlo, ... ), woarschouwe (Merselo, ... ), woarschouwen (Heijen, ... ), woarschuwe (Griendtsveen, ... ), woarschuwen (Sint-Odiliënberg, ... ), woarsjoewe (Beegden, ... ), wŏarschouwe (Gennep), wáàrsjouwə (Simpelveld), wáárschouwə (Venlo), wáársjòw.wə (Maastricht), wáársjòwə (Maastricht), wáársjûûwe (Swalmen), wijzen op: opwieze (Vlodrop), zeggen: zegge (Venray), zich aanstellen: ze.x ‧ānšt‧ɛlə (Ingber), àsjtelle (Wijlre) het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] || het geluid dat vogels maken wanneer men te dicht bij hun nest komt (kijven) [N 83 (1981)] || krijsen || waarschuwen [SGV (1914)] III-3-1, III-4-1
waarschuwing maning: maning (Reuver), manoeng (Waubach), vermaan: vermaan (Doenrade, ... ), vermaning: vermaoning (Ophoven), verwittiging: vərwitəging (Loksbergen), waarschuwing: waarschouwing (Oirlo, ... ), waarschuwing (Eys, ... ), waarsjoewing (Ell), waarsjouwing (Caberg, ... ), waarsjujing (Voerendaal), waarsjuuwing (Kapel-in-t-Zand, ... ), waarsjuwing (Doenrade, ... ), wārsjywiŋ (Meeuwen), wààrsjŭŭwing (Susteren), wáársjūūwing (Amstenrade), wáársjówwing (Heerlen), wäorsjoûwing (Gronsveld), warnung (du.): waarnoeng (Vaals), warnoeng (Kerkrade) het attent maken op gevaar of nadeel dat men door een bepaalde oorzaak zou kunnen ondervinden [vermaan, waarschuwing] [N 85 (1981)] III-3-1
waarschuwingsapparaat manometer: mānōmētǝr (Kerkom), overkoker: ø̄vǝrkǭkǝr (Schinnen) Het apparaat in de wortketel dat aangeeft wanneer het brouwsel te hard kookt. De invuller uit Q 32 vermeldt dat hun "overkoker" een werktuig was dat door het bedrijf zelf ontwikkeld was. Over het algemeen waren er echter geen speciale apparaten die waarschuwden voor overkoken. Volgens de zegsman uit L 325 mocht overkoken zeker niet gebeuren, zodat oplettendheid geboden was. In Q 101 werd als waarschuwing een "brul" gegeven wanneer het brouwsel te hard dreigde te gaan koken. [N 35, 59] II-2