e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
horens verwijderen afhakken: āfhakǝ (Berg / Terblijt), afhouwen: āfhǫwǝ (Blerick, ... ), āfhǭwǝ (Kerkrade), ǭfhǫwǝ (Riemst), afkappen: afkapn (Lommel), afkappen (Alken, ... ), afkapǝ (Beringen, ... ), afkapǝn (Linkhout), āfkapǝ (Helchteren, ... ), āfkapǝn (Neerpelt), āfkāpǝ (Neerpelt), ǭfkapǝ (Oud-Waterschei), afsnijden: āfšnī-jǝ (Waubach), afzagen: afzagen (Alken), afzāgǝ (Beringen), āfzāgǝ (Blerick, ... ), ǭfzęǝgǝ (Borgloon), blijven: blęjvǝ (Gruitrode), derafslaan: trāfšlǭn (Herten), horens afdoen: hø̜̄rs āfdun (Leunen), ø̄n afdun (Sint-Truiden), horens afhakken: hōrǝs afhakǝ (Meijel), horens afhouwen: hø̄r āfhǫwǝ (Helden, ... ), hø̄rn āfhōwǝ (Mechelen), hø̄rǝ āfhǫwǝ (Heerlen, ... ), hø̄rǝn āfhǫwǝn (Buchten, ... ), hø̄ǝn āfhǫwǝ (Gulpen), hø̄ǝrǝ āfhōwǝ (Eys), hø̜̄rǝ āfhǫwǝ (Susteren), hø̜rǝ āfhǫwǝ (Bleijerheide), hōnz ǭfhō(w)ǝn (Diepenbeek), jŭøn ǭfhǫwǝ (Tongeren), horens afkappen: gjø̜n ǫfkapǝ (Mal), hȳr āfkapǝ (Weert), hø̜̄.r āfkapǝ (Panningen), hǫwrǝs afkapǝ (Herk-de-Stad, ... ), juǝn ǭfkapǝ (Zepperen), jwøn ǭfkapǝ (Tongeren), horens afslaan: hǫwrǝs afslǭǝ (Grazen), horens afsnijden: hīrǝns āfsnījǝ (Opglabbeek), hǫwręs afsnē̜ (Nieuwerkerken), horens afzagen: hø̄ǝrǝ āfzē̜ǝgǝ (Eys), horens derafslaan: hø̄r draf slǭ (Meijel), horens wegdoen: hǭrǝs wɛxdōn (Sittard), kappen: kapǝ (Helchteren, ... ), kapǝn (Maastricht), kroon afdoen: krun āfdun (Maasmechelen), met de bijl afslaan: met dǝ bīl afslǭn (Ottersum), met het bijl afhouwen: mɛt ǝt bil āfhǫwǝ (Hoensbroek), uittrekken: uittrekken (Rotem), ǫwtrękǝ (Borgloon), ze aan het vel laten: (men zegt) løt zǝ ānt vɛl (Kaulille) Als de kop tot aan de horens afgehuid is, worden ze met een (hak)mes of een zaag bij de inplant verwijderd. In vele gevallen worden de horens met een bijl erafgeslagen. De woordtypen "blijven" en "ze aan het vel laten" duiden erop dat de horens a.h.w. aan de huid blijven vastzitten. [N 28, 42; monogr.] II-1
horizon eind: a gen ing (Kunrade), a gen èng (Simpelveld), ⁄t enj (Geleen), eind van de wereld: end van de welt (Kerkrade), eng van de weld (Eys, ... ), ut èntj van de welt (Doenrade), ⁄t én (van ne wééreld) (Opglabbeek), einder: aender (Castenray, ... ), de einder (Venlo), den einder (Doenrade, ... ), den injer (Ell), dun einder (Itteren), d⁄n aender (Venray), einder (Beek, ... ), eindjer (Montfort), eindər (Schinnen, ... ), ēēnder (Heerlerbaan/Kaumer), ijndər (Grevenbicht/Papenhoven), inder (Maasbree, ... ), indjer (Ell, ... ), indər (Maastricht, ... ), injer (Nunhem, ... ), injər (Beesel, ... ), áán ət eindər (Schimmert), èndər (Loksbergen), èngder (Sevenum), éinjer (Pey), éjndər (Maastricht, ... ), éndjer (Lutterade), êndjer (Herten (bij Roermond)), ɛndər (Kwaadmechelen), (ook wel zo genoemd).  einder (Pey), (oud).  èngder (Sevenum), Opm. dit is J.V. (betekent jonger Venrays - is een nieuwere Venrayse benaming).  ejnder (Castenray, ... ), gezichtseinder: gezichtsèjnder (As), grond: èn de groond (Meijel), hemel: den hemel (Susteren), hiëmel (Klimmen), hori-eind: horiënd (Beesel), horizon: (zon) horīzon (Meijel), ? (horizon) (Meerlo), an der horizon (Ingber), de horizon (Caberg, ... ), den horizon (Boekend, ... ), den horizön (Schimmert), d⁄n aender t horizòn (Venray), haoérizon (Gulpen), hooriezòn (Heythuysen, ... ), hooriezón (Heerlen, ... ), hoorizón (Roermond), hoorĭĕ zón (Sittard), hoorĭĕzon (Hulsberg, ... ), hoorĭĕzòn (Maastricht), hoorĭĕzón (Venlo), horitzont (Vaals), horizon (Blerick, ... ), horizon ? (Roermond), horizont (Echt/Gebroek, ... ), horizōn (Noorbeek, ... ), horizón (Maastricht, ... ), horizôn (Maasbree, ... ), horizônt (Weert), horizôon (Horn), horriezon (Venray), horízon (Eys), hoòrizón (Maastricht), hóriezoon (Meijel), hórizón (Gruitrode), hórĭĕzoon (Meijel), (lijkt me een leenwoord).  d⁄n horizo.n (Montfort), (vgl. Nederlands).  horizòn (Nieuwenhagen), (zo ook wel genoemd).  horizòng (Sevenum), horizon is oorspronkelijk, -t is een afleiding  horitsont (Holz), Nb. ó meer palataal dan de o in nedeel zon.  horizón (Tienray), v.  hōrizoͅn (Eys), kim: kim (Geleen, ... ), noorderlicht: nuurd dr léégt (Opglabbeek), streep: striep (Oirsbeek) einder, kim, horizon || horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar lijken te raken [einder] [N 81 (1980)] III-4-4
horizontaal zolig: zø̄ǝlix (Bleijerheide  [(Domaniale)]  , ... [Beringen, Zolder, Houthalen, Zwartberg, Winterslag, Waterschei, Eisden]  [Domaniale]), zø̜alix (Kerkrade  [(Domaniale)]   [Domaniale]), zø̜ǝlex (Nieuwenhagen  [(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]   [Domaniale]), z˙ø̜alex (Eys  [(Oranje-Nassau I / III / IV)]   [Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]) Horizontaal, gezegd van bijvoorbeeld een verdieping. [N 95, 707; N 95, 708; monogr.; N 95, 196 add.] II-5
horizontale draaibare sluitbalk van een poort boom: bǭm (Vechmaal), deurhout: dø̄rhǫu̯t (Sevenum), sleep: šl‚ēp (Merkelbeek), slinger: šleŋǝr (Neer), slingerhout: sleŋǝrhø̜u̯t (Opglabbeek), sluitwervel: šlūtwɛrǝvǝl (Tegelen), tewarsbalk: twɛrs˱balǝk (Arcen), wervel: vęrǝgǝl (Teuven), v˙erǝgǝl (Eys), werǝvǝl (Einighausen, ... ), wø̜rǝvǝl (Helden, ... ), węlǝvǝr (Boorsem, ... ), wɛlǝvǝr (Bocholtz), wɛrǝvǝl (Bree, ... ) Een draaibare sluitbalk ter halve hoogte van een poort, in het midden vast bevestigd aan een van de poortvleugels. In horizontale stand gedraaid vallen de uiteinden in een bevestiging en is de poort afgesloten; in vertikale stand is de poort geopend. De sluitbalk wordt dan om hinder te voorkomen vaak boven en onder vastgezet. Zie afbeelding 20. [add. uit N 5A, 54a; N 4A, 48; A 49, 4] I-6
horizontale mijngang stol: štol (Kelmis), strek: štrek (Kelmis) Het woordtype "strek" werd voornamelijk gebruikt voor een horizontale gang waarin niet geproduceerd werd maar die als verbindingsweg fungeerde. Het woordtype "stol" daarentegen was meer van toepassing op een uitgehouwen mijngang. [monogr.] II-4
horizontale sluitbalk van een poort arm: ē̜ ̞rǝm (Hamont), ɛrǝm (Borgloon, ... ), ɛ̄rǝm (Neerpelt), balk: balǝk (Boekend, ... ), boom: bom (Milsbeek, ... ), bø̜m (Gennep, ... ), būǝm (Leopoldsburg), bǭm (Blerick), degen: d‚ēgǝ (Rothem), deurarm: dø̄rɛrǝm (Hout-Blerick), deurbalk: dø̄rbalǝk (Maastricht), deurebalk: dørǝbalǝk (Leopoldsburg), deurhout: dȳrhǭu̯t (Bocholt), dø̄rhǫu̯t (Kaulille), dīrhǭu̯t (Waterloos), deurlat: dīrlat (Bree), disselboom: desǝlbou̯m (Opheers), dobbel slot: dǫbǝl slű̄ǝt (Bree), dwarsbalk: dwars˱balǝk (Hasselt), dwē̜ ̞š˱balǝk (Puth), grendel: grɛndǝl (Stevensweert), grɛŋǝl (Paal, ... ), grendelbalk: grɛndǝlbalǝk (Zelem), grendelpaal: grɛndǝlpǭl (Maaseik), grindel: grendjǝl (Nederweert), grenjǝl (Tungelroy), griŋǝl (Lummen), gręŋǝl (Hoeselt, ... ), grindelaar: grendǝlē̜ ̞r (Lanklaar), grindelbalk: grenǝlbalǝk (Boekt Heikant), haak: hǭk (Borgloon), hang: haŋ (Grathem), hefboom: hɛfbǭm (Maaseik), hendel: hendǝl (Ysselsteyn), hout: hōt (Grote-Spouwen), hǫu̯t (Guttecoven), hout van de poort: hǫu̯.t van dǝ pōrt (Lanaken), keper: kɛi̯pǝr (Zepperen), knavel: knǭvǝl (Oost-Maarland), knebel: knēbǝl (Halen), knevel: knevǝl (Eisden), kniǝvǝl (Donk), knēvǝl (Beringen, ... ), knēǝvǝl (Kermt), knē̜ ̞i̯vǝl (Halen, ... ), knē̜ ̞vǝl (Middelaar, ... ), knē̜ ̞ǝvǝl (Eijsden), knīvǝl (Bocholt, ... ), knīǝvǝl (Ingber), kn‚ēǝvǝl (Mheer, ... ), knevelbalk: knɛǝvǝlbalǝk (Velm), knuppel: knø̜pǝl (Romershoven), legbalk: lɛx˱balǝk (Kermt), melger: melǝgǝr (Berverlo), overslag: ø̜vǝršlāx (Geulle), poortebalk: pōrtǝbalǝk (Margraten), pǫa(r)tǝbalǝk (Hoensbroek), pǫrtǝbalǝk (Tungelroy), poorteboom: pø̜̄rtǝbau̯m (Schimmert), pōrtǝbōm (Margraten), poortehout: pǭrtǝhǫu̯t (Klimmen), poortgrindel: pǭrt˲grenjǝl (Einighausen), poorthout: puǝthūt (Romershoven), pu̯ø̜thǭt (Eigenbilzen), pu̯ǫthǫu̯t (Tongeren), pōrthǫu̯.t (Lanaken), pǫrtau̯t (Rotem), pǭathǭt (Opheers), richel: rixǝl (Montfort), rē̜ ̞xǝl (Beringen), schei: sx‚ēǝ (Brustem), schoude: šau̯ (Boorsem, ... ), schuif: sxø̜f (Meldert), š‚ēf (Beverst), schuifbalk: sxø̜f˱balǝk (Meldert), schuifhout: šȳfhǫu̯t (Bemelen, ... ), schuifijzer: šøu̯f˱ɛi̯zǝr (Nederstraat), slag: šlāx (Einighausen), slagbalk: slax˱balǝk (Achel), slagboom: slax˱bum (Herk-de-Stad), slāx˱būm (Hasselt), slager: slē̜ ̞gǝr (Meijel), slaghout: slaxhø̜̄t (Tessenderlo), slaǝxhǫt (Hechtel), šlāxhǫu̯t (Heythuysen), slaglat: slǫxlat (Achel), slietbalk: šl‚ēt˱balǝk (Hoensbroek), sliethout: slithǭt (Eigenbilzen), šl‚ēthǫu̯t (Jabeek, ... ), slietpaal: sl‚ētpǭl (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), slot: slű̄ǝt (Bree), sluitbalk: slø̜̄t˱balǝk (Kwaadmechelen, ... ), slø̜i̯t˱balǝk (Middelaar), slø̜t˱balǝk (Linkhout), slāt˱balǝk (Velm), slūt˱balǝk (Grathem, ... ), slūt˱bau̯k (Opitter), slūǝt˱balǝk (Rotem), šlūt˱balǝk (Haelen, ... ), sluitbalkje: slut˱belǝkskǝ (Maasmechelen), sluitboom: slȳt˱bom (Gennep), slȳt˱bōm (Leunen), slø̜t˱bum (Herk-de-Stad), slø̜t˱buǝm (Berverlo), slōi̯t˱bom (Rosmeer), slūt˱bǫu̯m (Weert), slūt˱bǭm (Maaseik), šløt˱bōm (Waubach), šlūt˱bō̜m (Sittard), šlūt˱bǫu̯m (Sittard), šlǫu̯t˱bǫu̯m (Geleen), sluithout: slø̜̄thāt (Heppen), slø̜i̯tāt (Lommel), slāthōt (Borlo, ... ), slātōt (Sint-Truiden), slāǝthōt (Vliermaal), slōi̯thǫt (Rosmeer), slūthǫu̯t (Helden), slǫu̯thōt (Vliermaal), šlūthǫu̯t (Susteren, ... ), sluitijzer: slātē̜ ̞zǝr (Sint-Truiden), sluitlat: slau̯ǝtlat (Zepperen), sluǝtlat (Diepenbeek), sløi̯tlat (Lommel), sluitpaal: slutpǭl (Eisden), sluitschei: šlūtšɛi̯ (Panningen), sluitstek: sláu̯tstɛk (Millen), slø̜̄tstɛk (Beringen, ... ), slǫu̯tstɛk (Gelieren Bret), sluitstuk: slø̜̄tstø̜̄k (Halen), slātstø̜k (Borlo, ... ), stalhout: stalhāt (Lommel), stek: stęk (Neerpelt), val: val (Grathem), vangkeper: vaŋk‚ēpǝr (Eisden), warsschei: wei̯ǝsšei̯ (Beverst) Een losse balk, soms een stevige stok, die horizontaal wordt aangebracht achter de beide poortvleugels door hem achter haken te leggen. Zo is de gehele poort gesloten. Deze afsluiting bevindt zich meestal ter halve hoogte. Door functionele overeenkomst kunnen sommige benamingen ook in gebruik zijn voor andere afsluitingen. [N 5A, 54a; N 4A, 48; monogr.] I-6
horloge armband: èrrəmband (Nieuwenhagen), érmband (Meijel), armbandhorloge: ermbandjhorloge (Reuver), ermbanjdhorloge (Geleen), errembandhorlozje (Klimmen), èr"mbandherloozji (Beverlo), armbanduur: armband oeèr (Kerkrade), armbandjoer (Posterholt), armbandoer (Kerkrade, ... ), èrmband-ôêr (Epen), èrmbandōēër (Nieuwenhagen), érmandjóer (Herten (bij Roermond)), érmbàntōēr (Heerlen), ⁄n ermbandoer (Klimmen), horloge: (h)erloo.ëzje (Zonhoven), (h)orloge (Neeritter), (h)oͅrloͅužə (Niel-bij-St.-Truiden), arloudzje (Sint-Truiden), e goue herlozie (Peer), een gaaw harlouzie (Lommel), een gau orloge (Wilderen), een gauwe herloge (Ulbeek), een gauwe herlwege (Rosmeer), een go horloge (Millen), een goeie orloge (Sint-Truiden), een goēn herloge (Riksingen), een goo harlogie (Beringen), een goo herloege (Genk), een goo herlooghe (Hoeselt), een goo horlodje (Widooie), een goo-e horlo-ide (Ulbeek), een goue horloge (Sint-Lambrechts-Herk), een gouw horlodje (Jeuk), een gouwe horlogie (Bree), een gouwen herloge (Kaulille), een gowe horlôge (Herten), een gèjəve horləge (Tessenderlo), een xo orlūzĭ (Genk), ein gauwe horloege (Rotem), ein gauwe horlogie (Gruitrode), ein gawə herlwəchə (Zichen-Zussen-Bolder), ein gouwe horloge (Koninksem, ... ), ein gouwe horlogie (Bocholt, ... ), ein gouwen horlogie (Neeroeteren), ein goûwe herlogie (Opoeteren), ein guiwe herluugie (Opglabbeek), ein guië herlūzie (Meeuwen), ein horloge (Schimmert), ejn gøywə hərlyzi (Opglabbeek), en gauw ø͂ͅrlōxə (Mettekoven), en gawe arlwoche (Zichen-Zussen-Bolder), en geu herleuge (Hasselt), en goo (h)orlōzə (Borgloon), en goo horlooidje (Zepperen), en goow erloge (Heers), en gou herlodje (Sint-Truiden), en gouw orloge (Sint-Truiden), en gouwe horloge (Lanaken, ... ), en gouwe orlooide (Ulbeek), en goë herloge (Houthalen), erleue.zje (Hasselt), erlogie (Jeuk), erlôzje (Hoeselt), eén gooë herlozje (Sint-Huibrechts-Hern), eən gou orloje (Hoepertingen), garloudzje (Sint-Truiden), gauw hɛrly(3)̄gie (Neerglabbeek), gerloesdie (Weert), gerloozie (Sevenum), gerlozie (Maastricht, ... ), gerlozje (Maastricht, ... ), gerlōēzĭĕ (As), geuë herleuze (Spalbeek), glozie (Roermond, ... ), gouw(ə) horloze (s-Herenelderen), gèrloudzje (Sint-Truiden), gəlo.zie (Kelpen), gəloozjə (Maastricht), gərlodjə (Hoepertingen), gərlozjə (Maastricht), gərlōōzjə (Maastricht), gərly.zi (Meeuwen), gərlöžə (Maastricht), gərlúúgə (Opglabbeek), herloeazje (Heel), herloehzjie (Genk), herloezje (Gronsveld), herloge (s-Herenelderen), herloiej (Ell), herlozie (Meeuwen), herlozje (Caberg), hoorlóógə (Heel), horlaozie (Neer), horlo:zi (Beringen), horloaie (Baarlo), horloeage (Elen), horloege (Neeroeteren), horloge (Amby, ... ), horlogə (Wijnandsrade), horlonie (Born), horlooge (Stein, ... ), horloogie (Maastricht), horloorsje (Tungelroy), horloosje (Grubbenvorst), horloozje (Kermt, ... ), horloozjie (Maastricht), horloozjə (Kapel-in-t-Zand), horlooësjë (Lanklaar), horloōge (Hasselt), horlosjie (Meijel), horlou-dje (Wellen), horlouzje (Bilzen), horlozie (Eksel, ... ), horlozje (Maastricht, ... ), horložə (Lanaken), horlōzje (Grevenbicht/Papenhoven), horlūəžə (Dilsen, ... ), horlòge (Noorbeek, ... ), horlôge (Beegden), horlôâzje (Thorn), hŏrloje (Heer), hoͅrluzij (Lommel), hèrlozn (Zonhoven), hòrloozjə (Maastricht), hórloozjə (Roermond, ... ), hörloozje (Beverlo), hərljeujə (Vlijtingen), hərlo:zi (Kanne), hərlo:zə (Kanne), hərloišə (Martenslinde), hərlouzə (Aalst-bij-St.-Truiden), hərlōze (Loksbergen), hərlōžə (Opgrimbie), hərlwožə (Vroenhoven), hərløzi (Hamont), hərləzi (Tessenderlo), h⁄rloge (Haelen), ien gou herloge (Houthalen), ien gou orloge (Sint-Truiden), in geuə herleuze (Schulen), in gooë hərlooze (Stevoort), in gou horlozje (Hechtel), in gouwə horlozə (Eisden), iən gouweͅ horlogie (Kleine-Brogel), n go ərlojə (Lummen), n goo horlogie (Heusden), n gouwe horlozjie (Kaulille), n gowwe horloge (Rutten), n’ gaaw hərleugie (Oostham), n’ gouwen orlozjie (Eisden), orlo:ze (Amby), orlogi (Maaseik), orlooesje (Schinveld), orloozjə (Meijel), orlozhe (Banholt), orlūəžə (Elen, ... ), orlôge (Sevenum), orløͅže (Rekem), oͅrlōəžə (Meeswijk), relozie (Venlo), reloëzje (Gronsveld, ... ), rəloozjə (Hulsberg), àrlozjə (Loksbergen), än goə horložə (Kortessem), èn goou horlojde (Wellen), èrloudzje (Sint-Truiden), é gaŭwe hĕrlwŏzje (Vroenhoven), én gauwe horlouge (Kuttekoven), øͅrlūəžə (Stokkem), ə gauw orlogə (Sint-Truiden), ən gao horlosjie (Paal), ən gau orloge (Hoepertingen), ən gauw hərlozjə (Zepperen), ən gauw orloodjə (Mielen-boven-Aalst), ən gauwĕ hoͅrlōžə (Lanaken), ən gāew orleugə (Leopoldsburg), ən go hoͅrlōzə (Herk-de-Stad), ən gouwə hərloidə (Wellen), ən gouwən oͅrlōgə (Boorsem), ən goŭwə ørlozī (Molenbeersel), ən gow əuorlooxə (Alt-Hoeselt), ən gowən (h)aerlōžə (Opgrimbie), ən gowən (h)orlōͅžə (Rekem), ən gō hoͅlōžn (Zonhoven), ən gō hərlōzən (Zonhoven), ən gō ərloužə (Bilzen), ən gōwən ərløzi (Hamont), ən gōͅwə horložə (Lanaken), ən gŏən horlōžən (Diepenbeek), ən goͅwən hərlōžə (Opgrimbie), ən goͅwən ərlōžə (Mechelen-aan-de-Maas), ərlo.uḍə (Gingelom), ərlo:zə (Maastricht), ərlōudjə (Sint-Truiden), ərlōūzə (Borgloon), ərlōžə (Hasselt, ... ), ərluzə (Wellen), ərlədjə (Hoepertingen), ərləgje (Voort), ’en gawe herlweuge (Zichen-Zussen-Bolder), ’n ga horloge (Koersel), ’n gaawe horloezjie (Lommel), ’n gauw erloge (Gingelom), ’n gauw orloge (Sint-Truiden), ’n gauw orlooje (Duras), ’n gauwe herlwege (Hees), ’n gauwe herlwuezje (Hees), ’n gauwen orloezjie (Lommel), ’n gāūwe horlōzje (Maastricht), ’n geu erleuzje (Hasselt), ’n gew herləgə (Eigenbilzen), ’n gijwe herləge (Tessenderlo), ’n go horloge (Wijer), ’n go hərlozjən (Zonhoven), ’n gonə horloge (Halen), ’n goo herleuzje (Rijkhoven), ’n goo horloge (Zonhoven), ’n goo horlogie (Paal), ’n gooo erloge (Bilzen), ’n gou horlo(ge)dje (Wilderen), ’n goue horlogie (Peer), ’n goujən ərlūəžə (Maaseik), ’n gouw gerloodje (Mielen-boven-Aalst), ’n gouw orloge (Gelinden), ’n gouw orlouge (Sint-Truiden), ’n gouw ’rluzjie (Overpelt), ’n gouwe horloezie (Weert), ’n gouwe horloge (Sint-Lambrechts-Herk), ’n gouwe horlogie (Overpelt), ’n gouwe horlojie (Hechtel), ’n gouwen gerliesie (Gerdingen), ’n gouwen herloesie (Gerdingen), ’n gouwen herlozie (Neerpelt), ’n gow horloge (Tongeren), ’n gowə hôrlōzje (Vroenhoven), ’n gōĕn hŏrlōže (Diepenbeek), ’n gōͅən ərlūzī (Opglabbeek), ’n guiwe erluuizjie (Niel-bij-As), ’n gô horloge (Stokrooie), ’n gôje erlooge (Voort), ’ne gouje horlosie (Rotem), (horloge).  herlwugsje (Eigenbilzen), (vrouwelijk).  horloge (Berg-en-Terblijt), (was vroeger).  gelosjie (Meijel), [Fax Maurice Moyaerts 18/03/02]  horlauge (Vorsen), [gerluezi]  horlūəžə (Gruitrode), [gerluezi] (gewoon)  horlūəžə (Beek (bij Bree)), [gerluezi] (volk)  horlūəž (Opoeteren), horlūəžə (As, ... ), orlūəžə (Kessenich, ... ), De zwaktonige e van horloge geeft overgang tot ie; vergelijk potage > potagie.  gerluzzie (Achel, ... ), herluzzie (Achel, ... ), Destijds bij niet-geletterden.  gerleue.zje (Hasselt), Et. Fr. horloge (niet echter de bet.!).  ërlóozjë (Tongeren), òrlóozjë, hòrlóozjë (Tongeren), ge = gelijk college  ien goò geloge (Kuringen), ge = zje  een gooën erloge (Genk), her = dof eu = kort  (h)erlweuzje (Rosmeer), j als je in Frans  en gou herloje (Beverst), o als in ooi ongeveer  goowe herlode (Ulbeek), Opm. soms wordt het zo genoemd.  geloge (Hunsel), Vero.  reloozie (Tegelen), Vervorming van herluzjie.  gerluzjie (Bree), z.o. òrlóozjë.  hòrlóozjë (Tongeren), horlogetje: horlözjəkə (Oirsbeek), klok: gauwe klok (Vechmaal), loge: een ga-we löze (Heppen), een gaawe luzzie (Lommel), gave logie (Tessenderlo), gā loͅzi (Oostham), laozie (Neer), lo-a-zie (Blitterswijck), loe ezie (Swolgen), loeezie (Lottum), loeuzie (Meterik), loewzie (Well), loeëzie (Meerlo, ... ), loeëzje (Venray), loeəzie (Horst), logie (Wellerlooi), loozie (Gennep, ... ), loozje (Geulle), loozjə (Grevenbicht/Papenhoven), losie (Venray), louzie (Oirlo), lozie (Gennep, ... ), loëgie (Oirlo), lōēēzie (Venray), lōōziej (Meerlo), lōsie (Heijen), lözi (Beverlo), stomme e  loeəzie (Arcen), pols: póls (Venlo), polshorloge: pols gerlozje (Maastricht), pols gerlòzie (Sevenum), pols-horloge (Nunhem), polsgelozie (Heythuysen), polsgerlozje (Maastricht), polsherluzjie (Bree), polshorlaosjə (Urmond), polshorloge (Blerick, ... ), polshorlogə (Montfort), polshorloze (Meijel), polshorlozie (Maasbree), polsreloozje (Venlo), polsrelozie (Venlo), pulshorloge (Ingber), (bestond vroeger niet).  polshorloge (Herten (bij Roermond)), polsuur: pols oer (Montfort), polsoor (Maasbree), tik-tak: Kindertaal.  tik-tak (Gronsveld), uur: geulde oer (Remersdaal), gouwe oor (Mheer), gölde oer (Henri-Chapelle), oehr (Waubach), oer (Asenray/Maalbroek, ... ), oeër (Gulpen, ... ), oeər (Ubachsberg), oēr (Ten-Esschen/Weustenrade), oor (Belfeld, ... ), oër (Panningen), ōēr (Doenrade, ... ), ōēër (Nieuwenhagen), ūūr (Loksbergen), ŭhr (Herten (bij Roermond)), óer (Herten (bij Roermond)), ôêr (Amstenrade), (= oud Nunhems).  oer (Nunhem), (v.).  ‧uər (Eys), (vr.).  oer (Obbicht), Hgd. Uhr.  oer (Valkenburg), u is niet ü  göldene uer (Lontzen), vr.  ‧uər (Ingber), uurtje: uurke (Melick, ... ), ŭŭrkə (Oirsbeek), wanduur: julde wāndoer (Welkenraedt) een gouden horloge [ZND 27 (1938)] || horloge [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] || horloge, huisklok || horloge: horloge || horloge: zakuurwerk || klok, horloge || klok, horloge; uur || polshorloge || uur: d) horloge || uurwerk [N 114 (2002)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols (glozie, lozie, allozie) [N 86 (1981)] || uurwerk dat men bij zich draagt, bijv. om de pols [glozie, lozie, allozie] [N 86 (1981)] III-1-3
horrelvoet bokkenpoot: bokkepoët (Merkelbeek), dikke voet: dikke voot (Maaseik), dər dekə vōt (Montzen), hinkepoot: hinkepoet (Genk), hinkerd: hinkert (Limmel), hoge schoenen hebben: hoegə sjoon hubbə (Maastricht), hompelaar: hompelair (Dieteren), hompelère (Schaesberg), hōmpeler (Meerlo), hŏampelär (Guttecoven), hŏŏmpeler (Swolgen), hømpelêr (Einighausen), hompelaard: hoompelerd (Wellerlooi), hompelepoot: hompelepoeat (Heel), hompelepoet (Baarlo), hompelepoot (Kessel), hŏmpelepōēt (Steyl), hòmpelepoeët (Velden), hòmpelepoôt (Thorn), hômpelepoet (Maasbree), hôômplepôot (Swalmen), hompelpoot: hompelpaot (Broeksittard), hompelpoat (Blitterswijck), hompelpoeët (Helden/Everlo), hompelpoit (Horn, ... ), hompelpoot (Haler, ... ), hompelpoëd (Venlo), hompelpoət (Arcen, ... ), hompelpōēt (Belfeld), hompəlpōēët (Nieuwenhagen), hoompelpoot (Gennep, ... ), hŏŏmpelpoäd (Grubbenvorst), hómpəlpôet (Meijel), hômpelpôt (Beegden), hømpelpoeət (Brunssum), hompelvoet: hempelvoot (Echt/Gebroek), hompelvoot (Blerick, ... ), hompelvōēt (Venray), hompəlvōōt (Nieuwenhagen), hoompelvoot (Reuver), hoompelvōēt (Afferden, ... ), hŭmpelvoot (Herten (bij Roermond)), hómpelvoot (Hunsel), hômpelvoot (Buggenum), honkelvoet: hônkelvoot (Neeritter), honkepoot: hoenkepoet (Genk), horrelpoot: hoor’lpoeët (Bocholt), horrelpoeët (Tienray), horrelvoet: horrelvoet (Eigenbilzen, ... ), horrelvoot (Caberg, ... ), hòrrelvōōt (Maastricht), hòrrəlvoot (Reuver), hórrəlvoot (Susteren, ... ), horrevoet: [sic]  horrevoot (Montfort), horvoet: horvoot (Mheer), horzelvoet: horselvoet (Lommel, ... ), horzelvoot (Wolder/Oud-Vroenhoven), huppelaar: höppelêr (Meerssen), huppelpoot: høpelpoot (Schinveld), klaus-poot: klauspōēt (Sevenum), ne klaus-pōët (Sevenum), klomp: klomp (Eksel), klompenvoet: kloempevoet (Genk), klomppoot: klompoot (Neeroeteren), klompvoet: kliompvoot (Maaseik), kloempvoet (Jeuk), kloĕmpvoēt (Bilzen), klompfoes (Vaals), klompfoot (Kinrooi), klompvoet (Eigenbilzen, ... ), klompvoot (Brunssum, ... ), klompvos (Kerkrade, ... ), kloompvoet (Hechtel), kloompvoot (Kanne, ... ), klōmpvoot (Kapel-in-t-Zand), klòmpvoet (Venray), klòmpvòòt (Boorsem), klómbvoot (Maastricht), klómpvoot (Heerlen), klômpvoet (Eksel), klômpvoot (Herten (bij Roermond), ... ), klonkvoet: kloenkvoet (Sint-Truiden), klonkvoet (Houthalen), kreupelvoet: kröpelvoot (Susteren), kromme poot: kromme poêt (Boekend), lamme voet: laame vout (Sittard), lame voot (Heerlen), mankepoot: mankepoe`t (Eksel), misvormde voet: misvormde voewt (Achel), paardenpoot: paerdepoet (Maasbree), paeërd’poeët (Bocholt), peardepoêt (Blerick), pèèrdepuut (Bree), péérdəpŏĕt (Venlo), paardenvoet: paardevoet (Alken, ... ), paerdevoet (Oirlo), paerdevoot (Venlo), peerdevoot (Ophoven), pjêrevoet (Beverlo), pérdevōēt (Meijel), paardspoot: paerdspodd (Neer), paerdspoet (Blerick), paerspaot (Montfort), paerspoeet (Weert), paerspoet (Reuver), paerspoeët (Kaulille, ... ), pairdspoeët (Ell), pairdspout (Ospel), pairspoot (Roermond), paêrspoeët (Tungelroy), peerdspoet (Maastricht), peerdspoet ? (Sint-Pieter), peerspoewet (Peer), peertspoet (Maastricht), peirdspuut (Reppel), perdspoeët (Tienray), pèèrspuut (Bree), pérspaút (Susteren), péérspōēt (As, ... ), paardsvoet: ne peerdsvoot (Maastricht), paardsvoet (Lanklaar), paerdsvoot (Maasbree, ... ), paersv[oot} (Herten (bij Roermond)), paersvoot (Echt/Gebroek, ... ), paeschvoot (Beek), paesjvoot (Geleen, ... ), paetsvoot (Heerlerbaan/Kaumer), pairdsvoot (Ell, ... ), paésjfood (Ten-Esschen/Weustenrade), paêrsvoot (Tungelroy), peadsvoot (Kunrade), peadsvos (Simpelveld), pearsvoot (Born), peasjvoot (Lutterade), pedsvoot (Gulpen, ... ), peerdsvoot (Maastricht, ... ), peersjvoot (Mheer), peersvoet (Zolder), peirdsvoet (Jeuk), peirdsvoot (Amby), peirsjvoot (Vlodrop), perdsvoet (Oirlo), perdsvoot (Noorbeek, ... ), perdsvōēet (Venray), perdsvōēt (Meerlo), perdsvôêt (Tienray), persvoet (Hechtel), pesjvoot (Schimmert), peëdsvoot (Waubach), pēērsvoo.t (Kelpen), pēēsjvout (Nieuwstadt), pēīschvoot (Eijsden), pĕĕschvoot (Geleen), pĕrtsfoet (Well), peͅatsv"t (Eys), piëdsvoēt (Bilzen), pjaadsvoet (Sint-Truiden), pjaatsvoot (Kanne), pjadsvoet (Wellen), pjetsvoet (Hoeselt), pjèdsvoet (Hoeselt), pààsjvoot (Stein), pàèsvoot (Doenrade), pèdsvoot (Epen), pèrsvoet (Meijel), pèrsvoot (Montfort), pèèrsvoot (Thorn), pèèrsvōōt (Schimmert), pèèrsvóót (Heel), pèèsjvoot (Schinnen), pérsfoot (Kapel-in-t-Zand), péérsvoat (Stevensweert), péérsvoot (Susteren), péérsvòòt (Posterholt), péértsvoot (Reuver), péésvoot (Urmond), pééëtsvōōt (Nieuwenhagen), pééəsjvoot (Amstenrade), pê:svoot (Stein), pêdsvŏŏs (Simpelveld), pêrdsvoot (Gronsveld), pêrsjvoot (Valkenburg), pêrsvoot (Beesel, ... ), pêsvoot (Obbicht), pɛətsvōt (Ingber), #NAME?  pjesvoet (Lommel), paardsvoetje: persvütteke (Eksel), pèrsvütteke (Eksel), paardvoet: paardvoet (Gruitrode, ... ), paerdvout (Sittard), schaardevoet: sjôos van schaarde.  sjôosvōēt (Tongeren), schrankelaar: schrankelièr (Maasbracht), stomp: stómp (As), stompvoet: stompvoet (Leopoldsburg), stompvoot (Kesseleik), strompelaar: strompelèĕr (Stevensweert), strompelpoot: strompelpoout (Merselo), stronkelaard: stronkelerd (Nederweert), stubbelaar: stuppelêr (Lutterade), voetje: vütteke (Eksel) hompelvoet [SGV (1914)] || horrelvoet || Misvormde voet (hompelvoet, horrelvoet, paardevoet, klompvoet). [N 107 (2001)] || Misvormde voet (homperd, horjevoet, horrelvoet, homperpoot, strompelvoet, paardvoet). [N 84 (1981)] III-1-2
hortensia hortense: hortens (Simpelveld), hortensia: hortensia (Baarlo, ... ), ortenzia (Stokkem), geen volksnamen  hortensia (Maaseik), klemtoon op e  hortensia (Waubach), redens: redens (Ten-Esschen/Weustenrade) [DC 76 (2002)]Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: hydrangea macrophylla (hortensia) [N 73 (1975)] I-7, III-2-1
hortensia (hydrangea hortensis) hortensia: hortensia (Maastricht, ... ), horténsia (Rothem), oͅr’tɛnsija (Meeswijk), [Hydrangea hortensis]  hòrtênsïjà (Tongeren), Hydrangea  hortenziaa (Sittard), hydrangea  hortenziaa (Sittard) hortensia || Welke dialectbenamingen hebt u voor de verschillende potplanten en snijbloemen voor de koude kas: hydrangea macrophylla (hortensia) [N 73 (1975)] III-2-1