32652 |
klink voor de riesterstaaf |
haakhaaf:
hǭkhāf (K314p Kwaadmechelen),
kleine klink voor de drieshaak:
klān klenk ˲vø̜r dǝn drishǭk (K353p Tessenderlo),
las:
laš (Q019p Beek, ...
Q097p Ulestraten),
stelbeugel:
stęlbø̄gǝl (L164p Gennep, ...
L163p Ottersum),
verstelplaat:
vǝrstęlplāt (L289a Hushoven)
|
De beugel met gaatjes, die soms onder aan de ploegstaart was aangebracht ter bevestiging van de stang waarmee de stand van het riester geregeld kon worden. [N 11, 31.V.d add.]
I-1
|
17736 |
klinken |
0-gehorig:
geheurig (Q020p Sittard),
aaneenriveren:
ānęjnrǝvērǝ (L423p Stokkem),
accent:
aksent (L265p Meijel),
daveren:
davere (Q011p Boorsem),
de lap opnagelen:
dǝr lap opnę̄gǝlǝ (Q253p Montzen),
hel:
hél (L299p Reuver),
hel kallen:
hèèl kalle (Q196p Mheer),
hel klinken:
dèt klinkt hèl (L298a Kesseleik),
hèl klinke (L417p As),
hel leven:
hel leve (Q095p Maastricht),
hel schreeuwen:
hèl sjrieevö (L378p Stevensweert),
helder:
helder (L386p Vlodrop),
kabaal maken:
kabaal make (L381p Echt/Gebroek),
kaken:
kaeke (Q021p Geleen, ...
Q120p Heerlerbaan/Kaumer),
kake (L321a Ittervoort),
keëke (Q222p Vaals),
keͅ.akə (Q202p Eys),
kêkə (Q171p Vlijtingen),
këke (Q193p Gronsveld),
Van mensen.
kaeke (Q083p Bilzen),
klaar van taal:
klaor van taal (L266p Sevenum),
klaòr van taal (L266p Sevenum),
klabatteren:
klabattere (Q203p Gulpen, ...
Q112c Kunrade,
Q098p Schimmert,
L374p Thorn),
klabattərə (Q116p Simpelveld),
klabbatere (Q203p Gulpen),
klabeien:
klabeiə (Q098p Schimmert),
klabetteren:
klabettere (Q021p Geleen, ...
Q016p Lutterade,
L432p Susteren),
klabetteren (L366p Gruitrode),
vergelijk klanknabootsing klabaats
klábéttere (K361p Zolder),
klabodderen:
klaboddere (L414p Houthalen),
stommelen
klàboddere (Q153p Gors-Opleeuw),
zeker iemand vannen trap gevallen
hurt deh doa’s klaboddere (L352p Hechtel),
klakken:
klakken (Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven),
klateren:
water
klateren (L368p Neeroeteren),
klatsen:
klaatse (L374p Thorn),
klaatsen (L271p Venlo),
klatse (L317p Bocholt, ...
Q095p Maastricht),
klatsje (Q111p Klimmen),
klawetteren:
klawettere (Q203p Gulpen),
klawieteren (L366p Gruitrode, ...
K278p Lommel),
klempen:
#NAME?
klĕmpe (L271p Venlo),
kletsen:
kletsen (P219p Jeuk),
kletten:
kletten (L289p Weert),
kletteren:
kletteren (L353p Eksel),
klettərə (L329a Kapel-in-t-Zand),
klèttere (L331p Swalmen),
klingelen:
klingele (Q012p Rekem),
klingeren:
klingeren (Q240p Lauw),
klinken:
kleengke (Q188p Kanne),
kleenke (Q200p s-Gravenvoeren),
kleŋkǝ (Q121c Bleijerheide, ...
L163a Milsbeek,
L329p Roermond),
kleŋʔǝn (K278p Lommel),
klēŋkø (L369p Kinrooi),
kli.nke (K361p Zolder, ...
Q005p Zutendaal),
klie.nke (Q002p Hasselt),
kliengke (Q178p Val-Meer),
klinke (K318p Beverlo, ...
Q083p Bilzen,
L317p Bocholt,
Q011p Boorsem,
L360p Bree,
L360p Bree,
Q095a Caberg,
Q086p Eigenbilzen,
Q018p Geulle,
Q203p Gulpen,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
L316p Kaulille,
L369p Kinrooi,
L372p Maaseik,
L372p Maaseik,
Q095p Maastricht,
L294p Neer,
L387p Posterholt,
L358p Reppel,
L318b Tungelroy,
L318b Tungelroy,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
Q078p Wellen),
klinke(n) (Q086p Eigenbilzen, ...
L372p Maaseik),
klinken (L282p Achel, ...
L282p Achel,
P120p Alken,
L428p Born,
L353p Eksel,
K278p Lommel,
L265p Meijel,
L382p Montfort,
L371p Ophoven,
L371p Ophoven,
P176p Sint-Truiden,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
klinkt (L422p Lanklaar),
klinkë (Q162p Tongeren),
klinkə (Q095p Maastricht, ...
Q117p Nieuwenhagen,
L271p Venlo),
kliŋkø (Q253p Montzen),
kliŋkə (L364p Meeuwen),
klénke (Q077p Hoeselt),
klînke (L245b Tienray),
klēŋkǝ (L215p Blitterswijck, ...
L245a Castenray,
L214a Geysteren,
L211p Leunen,
L217p Meerlo,
L209p Merselo,
L216p Oirlo,
L216a Oostrum,
L212a Smakt,
L246a Swolgen,
L245b Tienray,
L210p Venray,
L244a Veulen,
L214p Wanssum),
metaal, muziek
klinken (L368p Neeroeteren),
koehouwen:
kŏĕhōēwə (P047p Loksbergen),
kraaien:
kraeje (Q021p Geleen),
kwaken:
kwaake (Q021p Geleen),
kwaakkə (L425p Grevenbicht/Papenhoven),
kwaeke (L210p Venray),
kwake (L332p Maasniel, ...
L217p Meerlo,
L329p Roermond,
L271p Venlo),
kwáákə (L416p Opglabbeek),
kwáákən (Q014p Urmond),
kwekken:
kwekken (L292p Heythuysen),
kwèke (L216p Oirlo),
{kwk\\n}
kweken (L353p Eksel),
kwetteren:
kwettere (Q202p Eys, ...
L330p Herten (bij Roermond)),
kwetteren (P176p Sint-Truiden, ...
Q015p Stein),
lawaai maken:
lawei moake (K317a Kerkhoven),
laweit hebben:
laweijd haan (P219p Jeuk),
laweit maken:
lewaet make (L352p Hechtel),
lewaet maoke (Q083p Bilzen),
lewijt make (L320a Ell),
luiden:
loeien (Q015p Stein),
loeje (L330p Herten (bij Roermond), ...
L369p Kinrooi),
loeë (Q203p Gulpen, ...
Q121p Kerkrade),
loeëje (L317p Bocholt),
loeə (Q116p Simpelveld),
lojje (Q095p Maastricht),
lu-jə (L164p Gennep),
luië (Q074p Kortessem),
luuje (L271p Venlo),
luujen (L210p Venray),
lūūjə (L271p Venlo),
lûje (L360p Bree),
V.e. klok.
lōēwə (Q117p Nieuwenhagen),
Van klokken.
löjje (Q083p Bilzen),
naaien:
nījǝ (Q088p Lanaken),
nagelen:
nagelen (K278p Lommel),
nigǝlǝn (L421p Dilsen),
nęxǝlǝ (Q083p Bilzen),
nę̄gǝlǝ (L417p As, ...
L267p Maasbree,
Q032p Schinnen),
nieten:
nitǝ (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert),
nītǝ (Q121c Bleijerheide),
petsen:
petse (L271p Venlo),
rampetampen:
remptempe (Q019p Beek),
riveren:
rivērǝ (Q088p Lanaken),
rǝvērǝ (Q193p Gronsveld, ...
L414p Houthalen,
Q095p Maastricht,
L424p Meeswijk,
L423p Stokkem,
Q101p Valkenburg),
rǝvīrǝ (Q083p Bilzen),
schateren:
sjatərə (Q108p Wijnandsrade),
schawetteren:
sjawettere (Q112z Ten-Esschen/Weustenrade),
scherp geluid:
scherp gelûûd (L269p Blerick),
scherpe klank:
sjerpe klank (L265p Meijel),
schetteren:
die kaan nogal schaetere (haard kallep) (L352p Hechtel),
schetteren (P047p Loksbergen),
sjettərə (L320b Kelpen),
schreeuwen:
schreuëven (L353p Eksel),
schrieve (P227p Vorsen),
schriewe (L269b Boekend),
sjreevə (L382p Montfort),
sjriewe (Q201p Wijlre),
sjrèève (Q021p Geleen),
šriəwə (Q203b Ingber),
schreien:
sjri-jjə (Q207p Epen),
spektakel maken:
spektakel make (L271p Venlo),
spektakelen:
sjpèktáákələ (L432p Susteren),
tacksen:
taksǝ (L387p Posterholt),
tɛksǝ (L265p Meijel),
tampen:
tampe (Q074p Kortessem),
Van ? (onleesbaar)
tampe (Q083p Bilzen),
van zijn tak maken:
van zennən tak maokə (K317p Leopoldsburg)
|
De loopzool met metalen spijkertjes aan het bovenwerk bevestigen. [N 60, 146a] || klinken || klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)] || Klinken: een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawettern) [N 108 (2001)] || luiden || Twee metalen delen van een werkstuk met elkaar verbinden door middel van klinknagels. De al dan niet verwarmde klinknagel wordt daartoe eerst met behulp van de nageltang in het voorgeboorde gat van de aan elkaar te bevestigen delen geplaatst. Met de ophaler wordt de klinknagel vervolgens zo ver mogelijk opgetrokken. Dan wordt het penvormige uiteinde van de klinknagel met de klinkhamer tot een kop geslagen. Tijdens deze handelingen wordt het andere uiteinde van de klinknagel met behulp van de domper tegengehouden. De nieuwgevormde kop van de klinknagel wordt tenslotte met de dopper afgerond. Zie ook de lemmata "klinkhamer", "domper", "dopper", "nageltang", etc. IJzeren klinknagels boven 9 mm dikte worden voor verwerking doorgaans heet gemaakt in een veldsmidse of kleine gloeioven. Kleine, van koper, messing of zacht ijzer vervaardigde klinknagels kunnen ook koud worden geklonken. [N 64, 98; N 66, 44; monogr.]
II-10, II-11, III-1-1
|
29819 |
klinker |
(een) helle:
hɛlǝ (Q211p Bocholtz, ...
Q020p Sittard),
blauwplint:
blǫwplent (L163a Milsbeek
[(idem)]
),
klinker:
kleŋkǝr (Q111p Klimmen, ...
Q095p Maastricht),
plint:
plent (L322a Nunhem
[(blauwe klinker uit de ringoven - geschikt in muren - één meter vanaf de fundering)]
)
|
Baksteensoort met zeer grote hardheid. De klinker wordt beschouwd als beste kwaliteit baksteen. Binnen de metselklinker worden de volgende kwaliteiten onderscheiden: ɛkelderklinkerɛ, voor werk beneden grondwaterpeil, ɛtrasraamklinkerɛ, voor waterdicht werk boven grondwaterpeil en ɛgevelklinkerɛ, voor zwaar belast metselwerk.' [N 98, 170; monogr.]
II-8
|
31498 |
klinkhamer |
bankhamel:
baŋk(h)ǭmǝl (Q083p Bilzen),
baŋkhǭmǝl (P176b Bevingen),
bankhamer:
baŋkhāmǝr (L289p Weert),
drijver:
drīvǝr (L432p Susteren),
hamel:
hāmǝl (P047p Loksbergen),
klinker:
kleŋkǝr (L371p Ophoven),
klinkhamel:
kleŋkhāmǝl (L330p Herten, ...
Q095p Maastricht,
L329p Roermond),
klinkhamer:
kleŋkhamǝr (Q121p Kerkrade),
kleŋkhā.mǝr (Q020p Sittard),
kleŋkhāmǝr (Q113p Heerlen, ...
L165p Heijen,
L291p Helden,
Q111p Klimmen
[(is zowel de bankhamer als de gewone smeedhamer)]
,
L217p Meerlo,
L159a Middelaar,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
L216a Oostrum,
L290p Panningen,
L299p Reuver,
Q099q Rothem,
L192a Siebengewald,
Q112z Ten Esschen,
L210p Venray
[(hamer met bolvormige kop en pen)]
,
Q108p Wijnandsrade),
nietenhamer:
nitǝhamǝr (Q116p Simpelveld),
nitǝhāmǝr (Q113p Heerlen),
niethamer:
nithāmǝr (Q117p Nieuwenhagen, ...
Q118p Schaesberg),
nīthamǝr (Q121c Bleijerheide),
nijdhamer:
nęjhamǝr (Q121b Spekholzerheide),
riveerhamel:
rǝvē̜rhǭmǝl (Q086p Eigenbilzen),
rǝvīrhǭmǝl (Q083p Bilzen),
riveerhamer:
rǝvērhāmǝr (L371p Ophoven),
rǝvērāmǝr (L423p Stokkem),
rǝvęjǝrhǭmǝr (K353p Tessenderlo),
rivethamel:
rǝvɛthāmǝl (L414p Houthalen)
|
Hamer voor klinkwerkzaamheden. Volgens verschillende zegslieden wordt als klinkhamer vaak een bankhamer gebruikt. Dit type hamer heeft een kop van staal en een houten handvat. Het gewicht ligt rond de 1,3 kg. De pen aan de kop van de hamer wordt gebruikt om de klinknagelkop te vormen, de vlakke baan voor het slaan op de ophaler en dopper. Zie ook afb. 178 en de toelichting bij de lemmata "bankhamer", "ophaler" en "dopper". [N 33, 64; N 64, 39h; N 66, 6h; monogr.]
II-11
|
31497 |
klinknagel |
klinknagel:
kleŋkniǝgǝl (L328p Heel, ...
L289p Weert),
kleŋknāgǝl (L282p Achel, ...
L269b Boekend,
L331b Boukoul,
L360p Bree,
Q027p Doenrade,
L381p Echt
[(mv kleŋknē̜gǝl)]
,
L320a Ell,
Q203p Gulpen,
L330p Herten
[(mv kleŋknē̜gǝl)]
,
Q039p Hoensbroek,
L246p Horst,
Q111p Klimmen,
L432a Koningsbosch,
K278p Lommel,
Q016p Lutterade,
L377p Maasbracht,
L267p Maasbree,
Q095p Maastricht,
L265p Meijel,
Q096c Neerharen,
L299p Reuver,
L329p Roermond
[(mv kleŋknē̜gǝl)]
,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
L266p Sevenum,
L313p Sint Huibrechts Lille,
Q020p Sittard,
L423p Stokkem,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L271p Venlo,
L210p Venray,
Q208p Vijlen,
Q117a Waubach),
kleŋknāl (Q121a Chevremont, ...
Q121p Kerkrade,
Q117p Nieuwenhagen,
Q121b Spekholzerheide),
kleŋknēgǝl (L320c Haler, ...
L291p Helden
[(mv kleŋknēgǝl van koper)]
,
L369p Kinrooi),
kleŋknǭgǝl (Q198p Eijsden),
klēŋknãgǝl (L286p Hamont
[(mv kleŋknē̜gǝl)]
),
klēŋknāgǝl (Q200p s-Gravenvoeren),
klēŋknēgǝl (L353p Eksel),
naai:
n ̇ɛj (Q101p Valkenburg),
nāj (Q088p Lanaken),
nęj (Q253p Montzen),
nɛj (Q027p Doenrade, ...
L429p Guttecoven,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q197p Noorbeek,
Q200p s-Gravenvoeren,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q020p Sittard,
Q197a Terlinden),
nagel:
nāgǝl (L288a Ospel
[(mv nēgǝl)]
, ...
L329p Roermond),
niet:
nīt (Q211p Bocholtz, ...
Q284p Eupen,
Q121p Kerkrade,
Q121b Spekholzerheide),
pinnetje:
penkǝ (L329p Roermond),
riveernagel:
rǝvērnāgǝl (L377p Maasbracht
[(zeer oud)]
),
rǝvɛjǝrnǭgǝl (P219p Jeuk),
rivet:
revęt (Q003p Genk, ...
P175p Gingelom),
rivęt (Q077p Hoeselt, ...
Q240p Lauw),
rǝvet (L424p Meeswijk, ...
L423p Stokkem),
rǝvø̜t (L360p Bree),
rǝvę.t (Q162p Tongeren),
rǝvęt (P053p Berbroek, ...
K318p Berverlo,
Q083p Bilzen,
Q071p Diepenbeek,
Q086p Eigenbilzen,
L353p Eksel,
Q193p Gronsveld,
P188p Hoepertingen,
Q077p Hoeselt,
L414p Houthalen,
P219p Jeuk,
K317a Kerkhoven,
L369p Kinrooi,
L372p Maaseik,
Q009p Maasmechelen,
Q095p Maastricht,
L368p Neeroeteren,
L416p Opglabbeek,
Q012p Rekem,
Q098p Schimmert,
P176p Sint-Truiden,
K353p Tessenderlo,
Q013p Uikhoven,
Q078p Wellen,
K361p Zolder,
Q001p Zonhoven),
rivetje:
rǝvętšǝ (Q086p Eigenbilzen),
rivetnagel:
rǝvetnāgǝl (L423p Stokkem)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Klinknagels worden gebruikt om de uiteinden van de banden met elkaar te verbinden. Zie ook het lemma ɛklinknagelɛ in wld II.11, pag. 107-108.' [N E, 45 add.] || Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11, II-12
|
31502 |
klinknageltang |
naaientang:
nɛjǝtaŋ (Q111p Klimmen),
nagelentang:
nēgǝltaŋ (L371p Ophoven),
nē̜gǝltaŋ (L382p Montfort),
nɛ̄gǝltaŋ (L165p Heijen),
nagelijzer:
nāgǝlīzǝr (Q099q Rothem),
nageltang:
nāgǝltaŋ (L330p Herten, ...
Q095p Maastricht,
L299p Reuver),
nǭgǝltaŋ (P176b Bevingen),
nietentang:
nitǝtaŋ (L289p Weert),
nītǝtsaŋ (Q121p Kerkrade)
|
Lange tang met aan de voorzijde van de bek een ronding waarin de klinknagel past. De nageltang wordt gebruikt om de verhitte klinknagels uit het vuur te nemen. Zie ook afb. 182. [N 33, 183; N 33, 380]
II-11
|
31090 |
klinkspijkertjes |
krammen:
kramǝ (Q001p Zonhoven),
lamberts:
lamberts (L421p Dilsen),
lambę̄rs (Q083p Bilzen),
schoennageltjes:
šunnę̄gǝlkǝs (L265p Meijel),
schoesternagels:
šustǝrnęǝl (Q121c Bleijerheide),
semencen:
sǝmǭzǝ (Q083p Bilzen),
sǝmɛnsǝn (L421p Dilsen),
semences:
sǝmãs (Q253p Montzen),
spangnagels:
spaŋnę̄gǝl (Q083p Bilzen),
steeksemencetjes:
stę̄ksǝmǭskǝs (Q083p Bilzen),
tacks:
taks (Q121c Bleijerheide, ...
L387p Posterholt),
tɛks (L265p Meijel, ...
L163a Milsbeek)
|
Diverse soorten spijkertjes waarmee men klinkt. Volgens de informant van L 163a zijn tacks vierkant en taps met een ronde, platte kop. Volgens de informant van Q 253 is semences de verzamelnaam voor gewone, ronde, ijzeren spijkertjes met platte kop en een lengte van 8 tot 14 mm. [N 60, 146b]
II-10
|
31091 |
klinkvoet |
botte voet:
bǫtǝ vut (Q083p Bilzen),
driepoot:
driepoot (L293p Roggel),
dripuǝt (L387p Posterholt),
drievoet:
drivōt (Q032p Schinnen),
ijzeren voet:
ęjzǝrǝ vut (Q083p Bilzen),
klinkijzer:
kleŋkīzǝr (L387p Posterholt),
leest:
lę̄st (L265p Meijel),
nagelsvoet:
nāgǝlsvōt (Q253p Montzen),
nagelvoet:
nālvos (Q121c Bleijerheide),
schoenvoet:
schoenvoet (K278p Lommel),
voet:
voǝt (L267p Maasbree)
|
IJzeren of stenen voet waarop men klinkt. [N 60, 147a]
II-10
|
29828 |
klisklezoor |
halfdoor op zijn kop:
halǝf˱dø̄̄r ōp ˲zē̜nǝ kǫp (K278p Lommel),
halve brik:
hāvǝ brek (Q083p Bilzen),
halve kop:
hāvǝ kǫp (Q090p Mopertingen),
halve panneresse:
hāvǝ panrɛs (Q090p Mopertingen),
halve smalle steen:
halǝvǝ smālǝ stęjn (L321p Neeritter),
halve steen:
hǫwvǝ štęj.n (Q020p Sittard),
klampsteen:
klampštęjn (L360p Bree),
klāmpštęjn (L364p Meeuwen),
klezoor:
klǝzōr (Q113p Heerlen),
klɛts˱ǭr (L382p Montfort),
klis:
kles (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
klisklezoor:
klesklets˱ūr (L316a Lozen),
klesklǝzuǝr (L290p Panningen),
klesklǝzōr (L265p Meijel, ...
P176p Sint-Truiden),
klesklǝzūr (L211p Leunen),
klesklǝzǭr (P176p Sint-Truiden),
kletsklazōr (L432p Susteren),
kletsklɛts˱ūǝr (L320a Ell),
klisklezoor (L292p Heythuysen, ...
Q039p Hoensbroek),
kløsklǝzoǝr (L289b Leuken, ...
L289p Weert),
klętšklaš˱uǝr (Q111p Klimmen),
kops doorgekapte steen:
kǫps˱ dørgǝkaptǝ stijǝn (K353p Tessenderlo),
lang stuk:
lāŋk štø̜k (Q197p Noorbeek, ...
Q197a Terlinden),
langwerpige halve:
laŋkwęrpegǝ halǝvǝ (L414p Houthalen),
paardezwans:
pē̜rdǝzwans (L292p Heythuysen),
paardslul:
pęǝtsløl (Q121c Bleijerheide),
papenkul:
pafǝkøl (Q113p Heerlen),
pāfǝkøl (Q202p Eys, ...
Q113p Heerlen,
Q121p Kerkrade),
papenlul:
pāpǝløl (Q018p Geulle),
pāpǝlø̄̄l (Q193p Gronsveld, ...
Q194p Rijckholt),
pāpǝlø̜.l (Q111p Klimmen),
papenzwans:
pā.pǝžwans (L330p Herten),
pāpǝzwans (L320c Haler, ...
L318b Tungelroy,
L210p Venray,
L289p Weert),
pāpǝžwans (L291p Helden, ...
L290p Panningen,
L270p Tegelen),
paterslul:
pǭtǝrsløl (K353p Tessenderlo),
pielemannetje:
pilǝmɛnǝkǝ (Q097p Ulestraten),
schaal:
sxǭl (L163p Ottersum),
šā.l (L330p Herten),
šāl (Q100p Houthem, ...
Q101p Valkenburg),
schift:
schift (Q039p Hoensbroek),
smalle brik:
smalǝ brek (Q095a Oud-Caberg),
streep:
strēp (Q198a Mesch),
streepje:
strepkǝ (Q003p Genk),
voorwerker:
vē̜rwɛrkǝr (L364p Meeuwen)
|
Metselsteen die op zijn platte kant in de lengte doormidden is gehakt. Zie afb. 28. Zie voor het woordtype papenkul ook RhWb (VI) kol. 648 s.v. ɛPfaffenk√∂llɛ: ø̄̄die H√§lfte eines der L√§nge nach gespaltenen Ziegelsteines, wobei beide H√§lften quadratische Kopffl√§chen erhalten, in der Maurerspr. Aach-Stdt.ø̄̄' [N 31, 19d; N 31, 19e; monogr.]
II-8
|
26462 |
klisspaan |
breekijzer:
brę̄kīzdǝr (L289p Weert),
plaat:
plāt (L374p Thorn),
strijkstek:
štrīkštɛk (L330p Herten)
|
Een plat stuk ijzer in het kropgat van de bovenste molensteen om klissen stuk te slaan. [N O, 18f]
II-3
|