e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vrachtwagen camion (fr.): camion (Bunde, ... ), kamejo͂ͅ (Niel-bij-St.-Truiden), kamejùn (Beverlo), kamijo (Meeuwen), kamijon (Meeuwen), kamijő (Gingelom), kamingon (Gulpen), kamion (Eigenbilzen, ... ), kamjō (Kanne), kamjű (Wellen), kamjôo (kamjőo) (Tongeren), kamm`jao (Bocholt), kamm`jón (Kaulille), kammejao (Stokkem), kammion (Bree), kammëjô (Hoeselt), kaməjōͅ (Meeswijk), kàmi-ja͂- (As), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.  kámión (Opglabbeek), Fr. camion.  kammejóó, kammejón (Zolder), Fra. camion.  kamejő (Zonhoven), kamiejő (Hasselt), kammiao (Diepenbeek), p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  camion (Boorsem, ... ), ps. omgespeld volgens Frings (de "i"heb ik als een gewone i geïnterpreteerd en niet als een diftong, omdat het niet superscript geschreven staat!).  kami- (Houthalen), ps. omgespeld volgens RND!  kamijōͅ (Meeuwen), lastwagen: [vgl. Du. Lastkraftwagen, rk]  làswáágə (Heerlen), slede: [i.e. grote auto, rk]  sjlei (Roermond), vrachtauto: vrach-oto (Maastricht), vrachauto (Maasbree, ... ), vracht-otto (Doenrade), vrachtootoo (Eksel), vrachtòwtoo (Gennep), vragauto (Reuver), vragautoo (Hulsberg), vràchoutoo (Heerlen), vrààgtautoo (Heel), ’ne vrachauto (Klimmen), Opm. v.d. invuller: camion = een paardenwagen.  vrach-oto (Mheer), vrachtwagel: vrachtwagel (Stein), vrachtwágel (Born), vrachwaagel (Geleen, ... ), vrachwaagəl (Urmond), vrachwagel (Maastricht, ... ), vragwaagəl (Maastricht, ... ), vragwagel (Maastricht), vràchwààgəl (Maastricht), vràchwáágel (Geleen), vráchwáágəl (Epen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!  vrààgwààgəl (Maastricht), vrachtwagen: vrachtwaage (Wijlre), vrachtwaagə (Meijel), vrachtwage (Ell, ... ), vrachtwagen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), vrachtwagə (Oirsbeek), vrachwaachə (Kapel-in-t-Zand), vrachwaage (Blerick, ... ), vrachwaagn (Brunssum), vrachwaagə (Schinnen), vrachwaan (Kerkrade, ... ), vrachwage (Amby, ... ), vrachwagen (Hoensbroek, ... ), vrachwááge (Schaesberg), vragt-waage (Venray), vragtwaa.gə (Grathem, ... ), vragtwaage (Thorn), vragtwagen (Meijel), vragwaage (Geulle, ... ), vragwaagə (Montfort, ... ), vragwage (Geleen, ... ), vragwagen (Eys), vragwagə (Guttecoven), vragwááge (Swalmen), vraochtwaage (Sevenum), vràchwààgə (Susteren), vràchwáágə (Heerlen, ... ), vràgwaagə (Roermond), vràgwáágə (Venlo), vrààcht wage (Sevenum), vráchtwage (Venray), vrâch-wāge (Schimmert), (m.).  vra.xw‧ān (Eys), Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!  vrachtwage (Meerlo), Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!  vràgwāān (Nieuwenhagen), p. 6: Een tegenstelling tussen Nederlands-Limburg en Belgisch-Limburg.  vrachtwagen (Beek, ... ) camion || camion, ook vrachtauto || camion, vrachtwagen || de algemene naam voor een constructie op wielen die geduwd of getrokken wordt of door een motor voortbewogen wordt en die bedoeld is om personen of goederen te vervoeren [voertuig, voiture] [N 90 (1982)] || een grote auto voor goederenvervoer [vrachtwagen, camion] [N 90 (1982)] || vrachtauto || vrachtwagen III-3-1
vragen bidden: Du. beten  beə (Eupen), vragen: vraoge (Borgharen, ... ), vroage (Afferden, ... ), vroage(n) (Blerick, ... ), vroagen (Amby, ... ), vroagə (Swalmen), vroahe (Baarlo), vroəgə (Eupen), vrōāge (Well), vrōͅgə (Hasselt, ... ), vry(3)̄gə (Borgloon), vrâoge (Genooi/Ohé, ... ), ik vraag ; ik vroag  vroage (Grubbenvorst), Opm. o netals Fr. woord mon.  vroge (Epen) vragen [SGV (1914)], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m], [ZND m] III-3-1
vredewis bode: bode (Maastricht), boj (Hechtel, ... ), buj (Hechtel), bōj (Hechtel, ... ), bǭj (Maasniel), grenspaal: grɛnzpōl (Eupen), grensstek: grɛnsštɛk (Kerkrade), mei: mei̯ (Stokkem), (Zolder), mēi̯ (Hechtel), mē̜ (Meldert), męi̯ (Milsbeek, ... ), plankje: plɛŋkskǝ (Borlo, ... ), reenstek: rīnstɛk (Dilsen), rijs: riǝs (Opoeteren), rī.s (Margraten), rīs (Egchel, ... ), rijsje: rīskǝ (Ospel, ... ), rijzer: rīsǝr (Schimmert), schutmei: schutmei (Beringen), schutrijzer: šøtrīǝzǝr (Hoensbroek), schutsmei: skøtsme (Paal), sxøtsmēi̯ (Koersel), sxøtsmęi̯ (Beringen), šø̜tsmęi̯ (Nunhem), stek: stɛk (Bree, ... ), stropop: struǝpup (Schimmert), strowis: strowęi̯s (Vliermaal), struǝwes (Boekend), struǝwęš (Schimmert), strø̄i̯wø̜s (Buchten), strø̄wø̄š (Rothem), štryweš (Mechelen), štrø̄ǝwø̜š (Munstergeleen, ... ), štrø̜wø̜š (Rothem), tekenstokje: tēkǝnstø̜kskǝ (Bergen), verbodstek: vǝrbǫtstɛk (Landen), vlagje: vlɛxskǝ (Hoensbroek), vlik: vlek (Ransdaal), vreemei: vrēmęi̯ (Opitter, ... ), vreerijs: vreerijs (Rotem), vreǝrīs (Schinveld), vrēręi̯s (Stein), vrērīs (Bleijerheide, ... ), vrēu̯rīs (Leuken, ... ), vrē̜rīs (Roermond, ... ), vręi̯rȳš (Lanaken), vręi̯rīs (Einighausen), vręrīs (Opglabbeek), vręrīz (Opglabbeek), vɛrīs (Rekem), vreetak: vrētak (Stein), vreewis: brēwęš (Genk), vrei̯wei̯s (Zepperen), vrei̯wes (Oost-Maarland), vrei̯wys (Maasmechelen), vrei̯węs (Tegelen, ... ), vrei̯wīs (Maasmechelen), vreweš (Sint-Truiden), vreǝwęi̯s (Kortessem), vrēi̯wēi̯s (Borgloon), vrēi̯wē̜s (Beverst), vrēi̯wɛs (Hamont), vrēi̯wɛš (Gronsveld), vrēwes (Kaulille, ... ), vrēweš (Lommel, ... ), vrēwii̯s (Diepenbeek), vrēwøs (Genk, ... ), vrēwøš (Eckelrade, ... ), vrēwēs (Borgloon), vrēwē̜s (Wellen), vrēwęi̯s (Voort), vrēwęs (Genoelselderen, ... ), vrēwɛs (Mopertingen, ... ), vrēwɛš (Beringen, ... ), vrēǝwɛs (Hamont), vręi̯wes (Neerpelt), vrije wis: vręi̯ǝ wē̜ǝs (Zepperen), vręǝ wēs (Zepperen), vręǝ węi̯s (Gutschoven), vrijmei: vrijmei (Loksbergen, ... ), vręi̯męi̯ (Mheer), vrīmęi̯ (Waubach), vrijrijs: vrirīs (Nuth), vrīris (Schinveld), vrīrīs (Susteren), vrijwis: vrii̯weš (Eijsden), vrii̯wɛs (Aldeneik), vrijwis (Helchteren, ... ), vriwes (Kaulille), vriwø̜š (Nuth), vriwɛš (Kaulille), vriǝweš (Klimmen), vrāi̯wɛs (Bilzen), vrēwø̜š (Ulestraten), vrē̜i̯wɛš (Banholt, ... ), vrē̜wes (Riksingen), vrē̜wis (Romershoven), vrē̜wøs (Halen), vrē̜wøš (Margraten), vrē̜węs (Herk-de-Stad), vrę.i̯wes (Herk-de-Stad), vręi̯wes (Lanaken, ... ), vręi̯weš (Sint Huibrechts Lille), vręi̯wiš (Neerharen), vręi̯wø̜s (Noorbeek, ... ), vręi̯węi̯s (Borgloon), vręi̯węs (Wolder / Oud-Vroenhoven / Wiler), vręi̯wɛs (Heugem, ... ), vręi̯wɛš (Gorsem, ... ), vręwęs (Eigenbilzen), vręwęš (Rosmeer), vrīi̯weš (Mheer), vrɛwɛs (ɛ'S-Herenelderen'), wis: wai̯s (Rosmeer), wes (Blerick, ... ), weš (Roosteren), wøš (Heerlen, ... ), wēs (Kortessem, ... ), węi̯s (Zepperen), węs (Boukoul, ... ), wɛs (Jeuk, ... ), wɛš (Neerhespen) Bosje stro, gras of iets dergelijks op een stok of tak gebonden, en geplaatst op akkers en weiden, om aan te geven dat deze niet meer toegankelijk zijn o.a. voor weidend vee of jagers. [N M, 26; L 32, 80; monogr.] I-8
vreemde (man) <omschr.> die is niet van hier: dae aes neet van hi-j (Ospel), den is nie van hier (Venray), <uitdr.> van bo dat hem komt weet in het dorp niemand: van boe dat ’m kèmt wit in ’t dorp niemand (Peer), aangewaaide: aongewejde (Eijsden), ander ras: anner ras (Lauw), buitendorpse: boetedörpse (Maasbracht), buitenlander: boetelender (Schaesberg), boetelenjer (Heel, ... ), boeteländer (Waubach), boetenlender (Nuth/Aalbeek), bōetelènder (Maastricht), ne boutelander (Genk), buitenlander  bautëlendër (Tongeren), einzelgnger (du.): aintseljenger (Kerkrade), geen hiesiger: jenge hiesijer (Kerkrade), hollander: hollenjer (Roermond), import: Als hij in het dorp komt wonen is het zo  de noeuwe of import (Haler), nieuwe, een ~: Als hij in het dorp komt wonen is het zo  de noeuwe of import (Haler), onbekende: ónbekandzje (Bree), uitlander: auslendër (Hoeselt), ne outlander (Genk), oeslender (Kerkrade), van buiten: van boete (Venlo), vreemd iemand: vrēem eemes (Schimmert), vreemde kerel: enne vrèmde kel (Wellerlooi), inne vrèmde kĕl (Swolgen), une vrèmde kel (Afferden), unne vrêmde kêl (Baarlo), ènew vrĕĕmde (kel) (Venray), ènne vrimde kĕl (Merselo), ’n vremde kêl (Arcen), vreemde man: een vrèmde man (Genooi/Ohé, ... ), eine vraimdje manne (Echt/Gebroek), eine vre͂me man (Puth), eine vrèmde man (Mheer, ... ), eine vrêmde man (Blerick, ... ), eine vrêmde manne (Stevensweert), eine vrêmdje man (Beegden), eine vrêmdje man(ne) (Buggenum), eine vrême man (Berg-en-Terblijt, ... ), eine vrême man(ne) (Schimmert), ene vreemde maan (Zichen-Zussen-Bolder), ene vrĕmde man (Beverst), ene vrième man (Rimburg), ene vrjemde maan (Val-Meer), ene vrèmme maan (Mheer), ene vrèèmde man (As), ene vrême man (Limmel, ... ), ene vrømdə man (Koninksem), ene vrømdə mḁn (Gelinden), enne vremde maan (Epen), enne vremde man (Bilzen), enne vreumde maan (Heers), enne vrimde man (Leunen), enne vrumde mân (Wellen), enne vrêême man (Gulpen), ine vrêême man (Oirsbeek), inne vremde mân (Mechelen), inne vräme man (Heerlen), inne vrääme man (Schaesberg), inne vrême man (Vijlen), n vreumde man (Eksel), n vrīmde mān (Overpelt), n vrumde man (Sint-Truiden), n vrèmde maan (Kanne), ne vreime man (Amby), ne vremde maan (Welkenraedt), ne vreumde man (Hoeselt), nə vrömdəman (Sint-Truiden), unne vrêmde man (Baarlo), vreemde maan (Sint-Pieter), vrimde man (Kuringen), əne vrème manne (Brunssum), ənə vreimde maan (Lanaken), ənə vrēmdə mān (Maastricht), ənəvremdəman (Martenslinde), ’en vrème man (Borgharen), ’n vrīemde man (Heusden), ⁄ne vremde man (Eys), ⁄ne vrèmde maan (Eijsden), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  ⁄ne vrême man (Heer), ps. deels omgespeld volgens Frings.  īnne [vrøͅmde} man (Sevenum), vreemde mens: eene vrême minsj (Posterholt), ein ē vraimdje mins (Maasbracht), eine vreemde minsch (Gruitrode), eine vreemdje mins (Neeritter, ... ), eine vreemdje minsch (Hunsel), eine vreimde meensch (Oirlo), eine vrèmde miens (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), eine vrème minsj (Buchten), eine vrêmde miens (Kessel), eine vrêmde minsch (Dieteren), eine vrêmde minsj (Obbicht), eine vrêmdje mins (Heel, ... ), eine vrême minjsch (Lutterade), eine vrême minsj (Valkenburg), ene vreemjte mins (Nederweert), ene vrèème minsch (Amby), ene vrêmde minsj (Susteren), ene vrême miensj (Heek), enne vremde meens (Horst), enne vremde mins (Meerlo), enne vremde minsch (Lottum), enne vrimd mins (Meterik), enne vrèame miensh (Banholt), enne vrêmde min (Well), enë vrêmdë minz (Lanklaar), enə vremdə mens (Sint-Huibrechts-Lille), ĕĕne vrême minsj (Schinveld), ine vreumde mins (Wijchmaal), n vreemde mins (Kaulille), ne vrumde mins (Beringen), ne vrəmde mins (Hoepertingen), nö vrömdö mins (Oostham), nə vrēmdə mens (Zonhoven), nə vrømdə mens (Halen), nə vrɛmdə mäns (Tessenderlo), nə vrɛmdə mɛns (Hamont), nə vrɛ̄mdə mens (Opglabbeek), unnə vrêmde miens (Swalmen), ènne vremde mins (Blitterswijck), ènne vremde mīngs (Velden), ènne vrimde mins (Merselo), ènne vrèmde mins (Gennep), əne vraimde mins (Rotem), ənə vremdə mens (Sint-Huibrechts-Lille), ənə vrēmdjə mĭns (Molenbeersel), ⁄ne vremde mins (Belfeld), ⁄ne vrimde mins (Helden/Everlo), ⁄ne vrèmde mins (Panningen), ⁄ne vrêmdje miens (Asenray/Maalbroek), vreemde vogel: eine vrèèmde vugel (Bree), vreemde, een ~: das ne vreemde (Peer), eene vrême (Sint-Odiliënberg), eine vraemde (Posterholt), enge vréme (Noorbeek, ... ), ne vrumde (Eksel, ... ), ne vrèmde (Niel-bij-As), vraemde (Bocholt, ... ), vraemdje (Heel), vraeme (Doenrade, ... ), vramde (Jeuk), vreame (Nieuwenhagen), vreemde (Maastricht), vreemdje (Ell, ... ), vreeme (Klimmen), vreeëme (Hoensbroek, ... ), vreeúme (Koningsbosch), vremde (Boekend, ... ), vremdən (Lommel), vremme (Vijlen), vreumde (Hoepertingen, ... ), vreëme (Kerkrade), vrĕmde (Steyl), vrieemdje (Weert), vrimde (Achel, ... ), vrumde (Stal), vrèmde (Bocholt, ... ), vrèèmde (Gennep), vrèəmde (Opglabbeek), vrême (Bingelrade), vrêême (Klimmen), vrömde (Maasbree, ... ), vrɛmdə (Neerpelt), ənə vremdə (Hamont, ... ), ənə vrēmdjə (Molenbeersel), ənə vrɛ̄mdə (Opgrimbie, ... ), e is i van pit  vremdə (Meijel), nb : stoottoon  vrae:mdje (Montfort), vreemdeling: vraemdjeling (Heel), vreamdeling (Blerick), vremdeling (Kerkhoven), vreemdeling  vrúmdëling (Tongeren) Een vreemde man. [ZND 08 (1925)] || Noem het (dialect)woord voor: iemand uit den vreemde? [vreemdeling] [N 102 (1998)] || vreemde {een - man} [SGV (1914)] || vreemde [een ~ man] [SGV (1914)] III-3-1
vreemde duif die op het hok komt aangevlogen, een ~: is "une a-gevloage (Doenrade), aanvlieger: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  ennen ánvlieger (Wanssum), achterblijver: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  achtərblie.vər (Grathem, ... ), verdwaalde duif: Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’n verdwaolde dauf (Bilzen), verdwaalde, een ~: verdwaalde (Tongeren), vreemde duif: n’ vrèm doef (Doenrade), vraempdje doehf (Herten (bij Roermond)), vreimde doef (As), vreemde, een ~: ein vraemdje (Echt/Gebroek), eine vreemde (Sint-Pieter), eine vrèmde op tbok (Geleen), en vremde (Kortessem), ene vreame (Eys), ne vrèmde (Sevenum), nə vréémdə (As), un vrieemdje (Weert), vraemde (Swalmen), vraemdə (Beesel), vreamə (Guttecoven), vreemde (Houthalen, ... ), vreimde (Vlodrop), vremde (Venray), vremdə (Meijel), vreumde bennekwom (Rijkhoven), vreême (Wijlre), vrəmde (Jeuk), ôêne vrèmde (Eisden), ’ne vraeme (Geleen, ... ), (m.).  vr‧eͅamə (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  ’ne vrèmde ès bènnekoëme (Bilzen), ’ne vrèmde ès ènkoëme (Bilzen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  ne vrumde (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  énne vrêmde (Wanssum), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  vrëmde (Gruitrode) een vreemde duif die op het hok komt? [N 93 (1983)] III-3-2
vreemde veenarbeiders deurnese pluiten: dø̄rnǝsǝ plytǝ (Meterik), meppen: meppen (Griendtsveen), oliekonten: oliekonten (Ospel), olikontǝ (Griendtsveen, ... ), oliemeppen: oliemeppen (Griendtsveen), olievotten: olivotǝ (Meterik), poepen: poepen (Ospel), pupǝ (Griendtsveen, ... ), pūpǝ (Meterik), thuisliggers: thuisliggers (Griendtsveen) Veel veenarbeiders worden vanuit andere streken aangetrokken, omdat veenarbeid veelal seizoenarbeid is. Vanuit Duitsland, Drente, Groningen, Friesland en Overijssel komen ze in de Peel turfsteken. De vreemde arbeiders assimileren slecht met de autochtone bevolking en vaak worden ze uitgescholden. [II, 1b] II-4
vregelpaal bind-treuil: beŋtrø̜l (Mechelen), bindhout: bindhout (Reppel), biŋhōt (Voerendaal), bindshout: bentshǫu̯t (Bocholt), boom: bom (Gelinden, ... ), draaiboom: dręi̯bǫu̯m (Maaseik), draaipaal: drɛi̯pǭl (Maaseik, ... ), houteren rol: hǭu̯tǝrǝ rǫl (Bocholt), koning: kȳneŋ (Waubach), køneŋ (Doenrade, ... ), kø̄neŋ (Buchten, ... ), kø̜nex (Amstenrade), kø̜neŋ (Brunssum), kraanhout: krǭnhōt (Veldwezelt), kraanstek: krǭnstɛk (Rosmeer), naald: nǭlj (Eisden, ... ), nǭlt (Lanklaar, ... ), paal: paal (Maasmechelen), pu̯ǫl (Hoeselt), rol: rø̜l (Vaals, ... ), ręl (Borgloon), rǫl (Gulpen, ... ), rolblok: rǫlblǫk (Wellen), rolhout: rolhout (Roosteren), rondhout: rǫntjhǫu̯t (Haelen), schemelpaal: šīǝmǝlpǭl (Haelen), spil: spel (Berg), špel (Einighausen, ... ), tap: tap (Martenslinde), treuil (fr.): truǝl (Lanaken), tryl (Tongeren, ... ), trøl (Geulle, ... ), trø̄l (Rothem), trø̜̄l (Amby, ... ), trūl (Voerendaal), treuil-hout: trø̜lhǫu̯t (Eys, ... ), vregel: vrēgǝl (Eygelshoven), vręi̯gǝl (Heerlerheide), vręi̯ǝl (Swalmen), vregelhout: vręi̯gǝlhǫu̯t (Houthem), vregelpaal: vrēgǝlpǭl (Hoensbroek, ... ), vrē̜i̯gǝlpǭl (Bree, ... ), vręgǝlpǭl (Susteren), vręi̯gǝlpǭl (Grathem, ... ), vręi̯ǝlpǫǝl (Neerharen), vrɛi̯ǝlpǭl (Herten, ... ), vregelspaal: vręi̯gǝlspǭl (Buchten), vregelspil: vręi̯ǝlšpel (Sittard), wind: wii̯n (Opitter), windas: windas (Mheer), wringelpaal: vreŋǝlpǭǝl (Lanklaar) In de Kempen en in het zuid-oosten van het onderzoeksgbied wordt een tweede boom voor het vastzetten van het hooi op de kar gebruikt. Deze vregelpaal is (doorgaans draaibaar) onder in de bak van de hoogkar gemonteerd en loopt door het midden van het verzwaarde dwarse sluithout, de bril. Het bindtouw werd dan om deze vregelpaal heengeslagen en daarna werd deze door middel van een stok of knuppel, de vregelstok, aangedraaid. Zie ook de toelichting bij het lemma ''vregelstok'' en afbeelding 15. De foto''s van afbeelding 15 zijn genomen in Mechelen aan de Maas (Q 9). [N 17, 14a; JG 1d, 2c; monogr.] I-3
vregelstok draaiknuppel: draaiknuppel (Opoeteren, ... ), drāi̯kløpǝl (Rotem), dręi̯kløpǝl (Elen), dręi̯klępǝl (Ellikom), draaistek: drē̜.stęk (Waltwilder), dręi̯stęk (Ophoven), draaistok: draaistok (Bree), gringel: gringel (Herten), knuppel: klø̜pǝl (Beek), knø̜pǝl (Mechelen), knuppeltje: knępǝlkǝ (Zonhoven), spanknuppel: špankløpǝl (Maasniel), spanstek: spanstek (Dilsen), spanstok: spanstok (Stokkem), stek: stęk (Blerick), štęk (Maasniel), vregel: vręi̯gǝl (Geleen, ... ), vregelaar: vręi̯gǝlē̜r (Puth), vręi̯ǝlęi̯r (Kessenich), vręi̯ǝrlēr (Dilsen), vrīgǝlīr (Hoensbroek), vregeler: vręi̯gǝlǝr (Meerssen), vregelhout: vregelhout (Eind, ... ), vrēgǝlhōt (Oost-Maarland), vręgǝlhǫu̯t (Welten), vręi̯gǝlhōt (Voerendaal), vręi̯gǝlhōts (Eys), vręi̯ǝlhǫu̯t (Putbroek), vregelknuppel: vrēgǝlknøpǝl (Eygelshoven, ... ), vrē̜i̯ǝlklępǝl (Opglabbeek), vręgǝlklępǝl (Leut), vręi̯gǝlkløpǝl (Kinrooi, ... ), vręi̯gǝlklø̄pǝl (Eisden), vręi̯gǝlknø̜pǝl (Amby, ... ), vręi̯ǝlkløpǝl (Montfort, ... ), vręi̯ǝlknøpǝl (Berkelaar, ... ), vregelshout: vrēgǝlshōl (Hoensbroek), vręi̯gǝlshǫu̯t (Klimmen), vregelsknuppel: vręi̯gǝlskløpǝl (Guttecoven), vręi̯gǝlsklø̄pǝl (Munstergeleen, ... ), vręi̯gǝlsklǫpǝl (Geleen), vregelstek: vrēgǝlstęk (Gellik, ... ), vrēgǝlštęk (Doenrade, ... ), vrēlstęk (Zolder), vrēǝlstęk (Kermt), vrē̜.gǝlstęk (Sluizen), vrē̜gǝlštęk (Tongeren, ... ), vrē̜i̯ǝlstęk (Maaseik, ... ), vrē̜lstęk (Halen), vręgǝlstęk (Vucht), vręi̯gǝlstęk ('S-Herenelderen, ... ), vręi̯gǝlštęk (Berg, ... ), vręi̯ǝlstęk (Elen, ... ), vręi̯ǝlštęk (Holtum, ... ), vregelstok: vregelstok (Rijkhoven, ... ), vręi̯ǝlštǫk (Teuven), vrɛgǝlstǫk (Hees), windingstok: windingstok (Neerglabbeek), wirvel: wirvel (Beek, ... ), wrevel: wrevel (Mopertingen), wringel: vriŋǝl (Molenbeersel, ... ), wringelhout: wringelhout (Noorbeek), wringelknuppel: vreŋǝlkløpǝl (Maaseik), wringelstek: vrøŋǝlstęk (Amby), vrɛŋǝlstɛk (Gelinden, ... ), wringelstok: vręŋǝlstǫk (Bunde), wringknuppel: vreŋkløpǝl (Bocholt), wurmel: wurmel (Mheer) De stok waarmee de vregelpaal wordt aangedraaid of waarmee het bindtouw als een knevel kan worden aangespannen; zie de toelichting en de afbeelding bij het lemma ''vregelpaal''. Voor enkele opgaven is niet vast te stellen of de lange vregelpaal of de korte vregelstok is bedoeld; ze staan achterin het lemma bijeen. [N 17, 14c; JG 1d, 2c; add. uit N 17, 140; monogr.] I-3
vreugde aard: d⁄n aard (Venray), ambiance: àmbiaans (Loksbergen), blijdschap: bliedschap (Horn, ... ), bliedsjap (Doenrade, ... ), bliedsjub (Schinveld), blietsjap (Asenray/Maalbroek), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  bleidschap (Heer), vreugde niet gebruikelijk  bliedsjap (Roermond), blije zin: blie zeen (Urmond), blie zin (Beek, ... ), deugd: deugd (Meeuwen), déégd (As), freude (du.): freud (Montfort), freude (Steyl), fruid (Steyl, ... ), fruit (Oirlo, ... ), vreujt (Eys), vruid (Gulpen, ... ), vruide (Schaesberg), vruijt (Mechelen), vruit (Epen, ... ), vräud (Bleijerheide, ... ), vröjt (Heerlen, ... ), vrøͅi̯t (Eupen), Eng. u  vrujt (Brunssum), v.  vr‧øͅi̯t (Eys), vgl. Hgd.  vruid (Heerlen), goed gemoed: good gemooit (Ospel), goede aard: goojen aard (Weert), goede zin: gooj zin (Weert), jen: jén (Venlo), jux (du.): joeks (Beegden, ... ), klucht: kleuch (Lottum), lol: lo.l (Kelpen), lol (Amby, ... ), lol hebbe (Schimmert), lol hubbe (Brunssum), loll (Neer), loͅl (Meeuwen), lòl (As, ... ), lôl (Weert), (= oppervlakkiger).  lol (Tungelroy), plezier: plesier (Oirlo), plezeer (Amby, ... ), plezeerig (Herten (bij Roermond)), plezeier (Sittard), plezeir (Nieuwstadt), plezēēr (Susteren), plezier (Bingelrade, ... ), pluzeer (Doenrade), plözeer (Posterholt), pləzeer (Amstenrade, ... ), pləzeer⁄ (Brunssum), pləzēēr (Nieuwenhagen), pləzēͅr (Meeuwen), pləzier (Loksbergen), gewoonlijk  plezier (Gennep), Opm. spasj = pret.  plezeer (Schimmert), schik: de schik (Venray), schik (Afferden, ... ), spa (du.): schpas (Bingelrade), sjpas (Geleen, ... ), sjpats (Gronsveld), sjpàs (Heerlen, ... ), sjpàss (Nieuwenhagen), sjpás (Doenrade), spas (Eys, ... ), spàs (Maastricht), Opm. dit woord wordt vaker gebruikt.  sjpas (Berg-en-Terblijt), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  sjpas (Beegden), stemming: stèming (Loksbergen), vreugd: vreug (Schinnen), vreugd (Blerick, ... ), vrēūg (Maastricht), vruig (Berg-en-Terblijt), vruigd (Doenrade), vruigt (Hunsel), vräöch (Maastricht), vräög (Maastricht), vräögde (Maastricht), vrèùg (Maastricht), vrög (Maastricht), vröög (Sint-Pieter), vəräöch (Maastricht), ps. omgespeld volgens Frings.  vrøͅgt (Sevenum), zelden  vreugt (Gennep), vreugde: vreugde (Echt/Gebroek, ... ), vreugdje (Heel), vreùgde (Amby), vruigde (Borgharen, ... ), vréúgdə (Lommel), Opm. zelden gebruikt.  vreugde (Obbicht), ps. omgespeld volgens Frings.  vrø͂ͅgde (Eijsden) een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] || een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] || vreugde [SGV (1914)] || vreugde, plezier III-1-4
vriend compagnon (fr.): kómpànja͂- (As), compeer (<fr.): Van Dale: compeer (&lt;Fr.), kameraad; kwant [kwast?, rk], vent.  compeer (Caberg), gespan: gesjpan (Schinnen), gespan (Stein), kameraad: camərōdə (Kleine-Brogel), enen troewe kameroad (Meerssen), kameraad (Heythuysen, ... ), kameraawd (Jeuk), kameraden (Eisden), kameraete (Vechmaal), kameraiden (Achel), kameraod (As, ... ), kameraodte (Ell), kameraote (Gingelom, ... ), kameraŏd (Schimmert), kameraude (Zolder), kamera͂de (Godschei), kameroad (Eigenbilzen, ... ), kameroade (Beverst, ... ), kameroaden (Diepenbeek), kameroat (Noorbeek, ... ), kamerode (Opglabbeek), kameroden (Neeroeteren), kamerood (Eksel, ... ), kameroten (Bree, ... ), kameroute (Sint-Martens-Voeren), kameroͅde (Beek (bij Bree)), kamerêde (Peer), kammeraad (Kerkrade), kammeraod (Caberg, ... ), kammeraodse (Caberg), kammeraot (Amby, ... ), kammeraote (Ulbeek), kammeraotse (Maastricht), kammeroad (Blitterswijck, ... ), kammeroat (Banholt), kammeroaten (Martenslinde), kamməraod (Maastricht, ... ), kamməraot (Epen, ... ), kammərraod (Urmond), kamraot (Kelpen), kamrōͅt (Bilzen), kaməra.t (Beringen), kaməra:t (Hasselt), kaməraod (Montfort), kamərādə (Tongeren), kamərāətən (Wellen), kaməro.d (Kermt, ... ), kaməro.t (Achel, ... ), kaməro.ət (As, ... ), kaməro.ɛt (Koersel), kaməro:d (Zonhoven, ... ), kaməro:t (Aubel, ... ), kaməro:ət (Eisden, ... ), kaməroəd (Lauw), kaməroət (Oirlo, ... ), kamərōət (Borgloon), kamərōͅdə (Genk), kamərōͅt (Eigenbilzen, ... ), kaməroͅitə (Vroenhoven), kaməroͅt (Horst, ... ), kaməroͅət (Borlo, ... ), kaməru.əd (Houthalen), kaməru.ət (Bocholt, ... ), kamərŭətə (Voort), kamərô.t (Neeroeteren), komeraod (Maasbree), kommeroat (Hoeselt), komməra.tə (Kortessem), komərōͅt (Hegelsom), komərōͅət (Gutshoven, ... ), koməroͅt (Berg, ... ), koməroͅət (Piringen, ... ), koͅmərotə (Borgloon), koͅməroͅət (Vechmaal), kàmməraot (Maastricht, ... ), kàməraot (Susteren), kámmeraod (Venray), kámmərāāt (Nieuwenhagen), káməroot (Loksbergen), kòmeraod (Sevenum), kóməraot (Reuver), kəməroͅdə (Overpelt), ènnen trouwe kammerōād (Blitterswijck), (Eijsden!).  kameroad (Noorbeek), (m.).  kameraod (Neer), kammereui (Venray), kompel (<du.): Van Dale: kompel, koempel (&lt;Hd.), mijnwerker.  kompel (Schinnen), kōēmpəl (Nieuwenhagen), maat: moat (Bree, ... ), makker: makker (Lutterade, ... ), màkker (As), màkər (Loksbergen), span: ei sjpan (Sittard), vriend: een trouwe vriend (Oirlo), eene troewe vrŭnjd (Posterholt), ein troewe vrind (Grubbenvorst), ein troewe vrundj (Genooi/Ohé, ... ), ein trōūwe vrinmdj (Nederweert), eine getroewe vrund (Berg-en-Terblijt), eine getroewe vrŭndj (Grevenbicht/Papenhoven), eine troei vröndj (Puth), eine troeuwe vrund (Mheer), eine troewe vreundj (Sint-Odiliënberg), eine troewe vrindj (Horn, ... ), eine troewe vrintj (Kessel), eine troewe vrund (Klimmen, ... ), eine troewe vrundj (Asenray/Maalbroek, ... ), eine troeè vrundj (Echt/Gebroek), eine trouwe vrind (Blerick), eine trouwe vrindj (Beegden, ... ), eine trouwe vrintj (Heel), eine trouwe vrundj (Beegden, ... ), eine truije vrŭntj (Guttecoven), einen troe e vrundj (Lutterade), einen troee vrŭntj (Stevensweert), einen troewe vrintj (Neeritter), einen troewe vrund (Schimmert), einen troewe vrundj (Herten (bij Roermond), ... ), einen trouwe vrind (Venlo), einen trouwe vrundj (Broeksittard), einen trouwen vrunjt (Obbicht), einen truie vrundj (Sittard), ene truie vrundj (Doenrade), ene truie vrunk (Rimburg), ene trujje vrunk (Simpelveld), enen troewe vrund (Heek, ... ), enen troewe vrŭnd (Limmel), enen trowe vrind (Maasbree), enge truie vrund (Epen), enne trouwe vriend (Leunen, ... ), enne trouwe vrind (Meterik), enne trouwe vrīnd (Lottum), enne trouwe vründ (Gulpen), enne trowe vriend (Wellerlooi), ennen troewe vreend (Horst), ennen trouwen vrīēnd (Meerlo), ĕĕnen troewe vrunjdj (Schinveld), frin (Genk), frund (Vaals), frø.nt (Walhorn), ine treuje vrundj (Oirsbeek), inne truie vrund (Vijlen), inne truie vrunk (Heerlen, ... ), inne truije vrund (Mechelen), innen trouwe vringt (Sevenum), innen trouwe vrink (Sevenum), ne truje vruntj (Brunssum), trouwe vreund (Sint-Pieter), unne troewe vrink (Baarlo), vr".nt (Wahlwiller), vr"nt (Amby, ... ), vr"ntj (Stein), vre.n (Zutendaal), vreend (Horst), vrent (Lummen), vreun (Zichen-Zussen-Bolder), vreund (Gronsveld, ... ), vreundj (Brunssum, ... ), vri-jndsj (Bree), vri.ntš (Bree), vrien (Hasselt, ... ), vriend (Blitterswijck, ... ), vriende (Sint-Truiden), vrienden (Gruitrode, ... ), vrienj (Maaseik), vrieŋ (Zonhoven), vriint (Alken), vrin (As, ... ), vrind (Arcen, ... ), vrinden (Helchteren, ... ), vrindj (Beesel, ... ), vrinds (Venlo), vrində (Sint-Truiden), vrindən (Neerpelt, ... ), vrinḍj (Baexem), vringt (Sevenum), vrinj (Bocholt, ... ), vrinjtj (Nederweert), vrink (Baarlo, ... ), vrint (America, ... ), vrintj (Beegden, ... ), vriənt (Cuijk), vrīēnd (Afferden, ... ), vrīn (Diepenbeek, ... ), vrīnd (Lottum, ... ), vrīndj (Panningen, ... ), vrīnt (Bergen, ... ), vrīŋ (Alken), vrun (Mheer), vrund (Amby, ... ), vrundj (Asenray/Maalbroek, ... ), vrundž (Stokkem), vrungk (Heerlerbaan/Kaumer), vrunj (Nieuwstadt, ... ), vrunjd (Geleen, ... ), vrunjt (Obbicht, ... ), vrunjtj (Brunssum, ... ), vrunk (Heerlen, ... ), vrunt (Heek, ... ), vruntj (Brunssum, ... ), vrūnt (Maastricht), vrŭnd (Heer), vrŭndj (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vrŭnjd (Posterholt), vrŭnk (Nieuwenhagen), vrŭnt (Eys), vrŭntj (Beegden, ... ), vru‧nd (Weert), vrêuntj (Amstenrade), vrîntš (Molenbeersel), vrïenden (Peer), vröinde (Lontzen), vrönt (Maastricht), vrø.nd (Montfort, ... ), vrø:nt (Gemmenich, ... ), vrø:nṭj (Urmond), vrønd (Limbricht, ... ), vrøndž (Maasbracht), vrønḍ (Echt/Gebroek), vrønt (Berg-en-Terblijt, ... ), vrøntj (Amstenrade, ... ), vrøntš (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), vrønṭ (Born), vrøŋ (Waubach), vrøŋg (Eygelshoven, ... ), vrøŋk (Kerkrade, ... ), vrøͅnd (Wijlre), vrøͅng (Stokkem), vrøͅnt (Wittem/Partei), vrɛjn (Bree), vrɛn (Neerglabbeek), vərïnj (Mechelen-aan-de-Maas), ènne trouwe vriend (Merselo), ènne trouwe vrīēnd (Gennep), ènnen trouwe vriend (Blitterswijck), ènnen trouwe vrink (Velden), ’nne trouwe vrind (Arcen), ’nun troewe vrund (Borgharen), ⁄n trouwe vriend (Afferden, ... ), ⁄n trouwe vrund (Amby), ⁄ne troewe vrint (Belfeld), ⁄ne trouwe vrŭnd (Heer), ⁄ne trŭje vrŭnd (Eys), ⁄nen trouwe vründ (Eijsden), (een man).  vreund (Vijlen), (man).  vreuntj (Posterholt), m.  vrø.nt (Eys), mv. vrunj  vrunjdj (Schinveld), Opm. meervoud: vr¨nj.  vrŭndj (Stevensweert) trouwe {een - vriend} [SGV (1914)] || trouwe [een ~ vriend] [SGV (1914)] || vriend [RND], [SGV (1914)] || vriend of vriendin in het algemeen [kameraad, gespan, makker] [N 85 (1981)] || vriend(in) [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)] III-2-2, III-3-1