e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grootwerker grootstukwerker: grootstukwerker (Opglabbeek), gruǝtštø̜kwerkǝr (Ransdaal), jrūsštykwerkǝr (Bleijerheide), grootwerker: groǝtwerkǝr (Born), grutwęrkǝr (Lanaken), grutwęrǝkǝr (Maastricht), gruǝtwerkǝr (Echt), gruǝtwęrkǝr (Herten, ... ), gruǝtwęrǝkǝr (Horst), grōtwerkǝr (Nieuwstadt), grūtwerkǝr (Doenrade), grūǝtwęrkǝr (Tegelen, ... ), meester: mīstǝr (Schulen), stukmaker: støkmē̜kǝr (Eisden), stukwerker: stø̜kwerkǝr (Echt), stø̜kwęrǝkǝr (Maastricht), štøkwęrǝkǝr (Eijsden), štø̜kwęrkǝr (Herten) Kleermaker die grote stukken maakt zoals colberts, jassen en mantels. [N 59, 197d; N 59, 194b] II-7
grootx grandig: (veel: Brg.)  grandig (Tongeren), groot: chrooət (Oirlo), chrŏŏt (Oostrum), graot (Weert), grat (Lottum), graöt (Stein), groat (Brunssum, ... ), groe-et (Merselo, ... ), groe-ət (Wijlre), groeat (Bemelen, ... ), groeet (Arcen, ... ), groehet (Waubach), groeoit (Stevensweert), groeoot (Grathem), groeot (Grubbenvorst), groes (Spekholzerheide), groet (Amby, ... ), groewet (Blerick, ... ), groewt (Venray), groewət (Mechelen), groeës (Bleijerheide, ... ), groeët (Gulpen, ... ), groeət (Brunssum, ... ), groĕt (Maastricht), groit (Berg-en-Terblijt, ... ), groīt (Geulle), grojt (Ospel), groo:t (Roermond, ... ), grooet (Amstenrade, ... ), groojt (Stein), groot (Bingelrade, ... ), grooət (Kessel), grot (Meijel, ... ), grout (Beek, ... ), growet (Pey), groäd (Schin-op-Geul), groèt (Dieteren, ... ), groëet (Tungelroy), groët (Blerick, ... ), groôêt (Heel), groöt (Buggenum), groùet (Haelen), groət (Stein), grōēt (Amby, ... ), grōjt (Tegelen), grōōt (Heijen, ... ), grōŏt (Kessel), grōt (Roermond, ... ), grōət (Putbroek, ... ), grŏĕt (Maastricht, ... ), grŏit (Urmond, ... ), grŏt (Sevenum), gro͂e͂t (Blerick), gru:t (Sint-Geertruid), gruāt (Reuver), grut (Helchteren, ... ), gruət (Horn, ... ), gruətə (Remersdaal), grūt (Moelingen, ... ), grūt(ə) (Moelingen), grūət (Haelen, ... ), grwat (Meerssen), grwoat (Nuth/Aalbeek), grâôt (Linne), gròt (Geysteren, ... ), gróat (Munstergeleen), grót (Leunen), gróət (Rimburg), grôât (Beegden), grôêt (Velden), grôôet (Hoensbroek), grôôt (Hoensbroek), gröt (Bergen, ... ), grùt (Afferden), grût (Afferden, ... ), jroes (Kerkrade), jroeəs (Kerkrade), jroës (Kerkrade), jruëss (Vaals), xrōat (Reuver), xruāt (Geleen, ... ), xrut (Maastricht), xruət (Belfeld), (+ masc.).  gruətə (Henri-Chapelle), (groeëter-groeëtst). Vb. t êrres neet groeët mieë op hèbbe (t ergens niet meer op begrepen hebben).  groeët (Tungelroy), (z.o.o. kas, klèin, k؉, môlë)  gróot (Tongeren), Opm.: als in roi.  graawt (Berg-aan-de-Maas), Opm.: de oa netals de Fr. oi.  groat (Geleen), Opm.: netals bij Eng. heard.  grut (Horst), ps. boven de a staat nog een ? en een trema; deze combinatieletter is niet te maken.  grōat (Geleen), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken.  groeat (Pey), ps. boven de beide Øs staan nog ´; deze combinatieletters zijn niet te maken.  grōōt (Schinveld), ps. boven de oe-e staat nog een boogje; weet niet wat invuller hiermee bedoelt (of: grôê-êt?).  groe-et (Lottum), ps. boven de Ë staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken.  jrūs (Vaals), ps. boven de Ø staat nog een dakje (^ deze combinatieletter is niet te maken.  xrōt (Panningen), ps. boven de Ø staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken.  grōt (Roermond), grōət (Merkelbeek), ps. boven de ؉ staat nog een ´; deze combinatieletters zijn niet te maken.  grōēət (Kessel), ps. boven de ø staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.  grŏt (Sevenum), ps. of toch omspellen volgens IPA: [grËt]?  gru:t (Noorbeek), ps. omgespeld volgens Frings!  grøͅt (Gennep), ps. omgespeld volgens IPA!  grøt (Wanssum), ps. onder de a staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.  groat (Roosteren), ps. onder de e staat nog een streepje; deze combinatieletter is niet te maken.  grues (Vaals), ps. onder de oe-u staat nog een boog; weet niet wat invuller hiermee bedoelt.  groe-ut (Blerick), ps. onder de sjwaa staat nog een boogje; deze combinatieletter is niet te maken.  grūət (Geleen) groot [DC 03 (1934)], [ZND A2 (1940sq)] || groot, veel III-4-4
grote binnenzak diepe maal: lett. diepe zak  depe maal (Eisden), grote binnenmaal: groeete binnemaal (s-Gravenvoeren), groutə bénnəmaol (Bilzen), grote binnenste tas: met een v-tje op de  ən gruətə bɛngstə tɛ̄jš (Montzen), grote tas: groawte tesj (Stein), krantentas: krante tes (Horst), lange binnenzak voor zakenpapieren: lange binnenzak voor zakenpapieren (Opglabbeek), notarismaal: nòtaorəsmaol (Bilzen), notaristas: notaars-ta͂sj (Bleijerheide), notaoërestes (Eijsden), notaris tes (Venlo), notaris-tes (Herten (bij Roermond)), notaris-tésj (Meerssen), notaristes (Echt/Gebroek, ... ), notaristesch (Born), notaristesj (Doenrade, ... ), notāresteͅs (Lanaken), notariszak: notaris-zak (Nieuwstadt), notāreszak (Meijel), sigarettenmaaltje: sigréttəméélkə (Bilzen), smokkelzak: smoͅkəlzak (Zolder) een grote binnenzak onder in de jas,(notariszak, notaristes?) [N 59 (1973)] III-1-3
grote boerderij boerderij: [boerderij] (Borgloon, ... ), boerderij van vijf paarden: [boerderij] van vē̜ ̞.f pi̯at (Sint-Truiden), boerengeleg: burǝgǝlɛx (Peer), boerenhof: burǝnhof (Blerick, ... ), burǝnhǫu̯f (Hout-Blerick), burǝnhǭf (Neer, ... ), boerenplaats: burǝplāts (Arcen), dikke boerderij: dikke boerderij (Sint-Truiden), ferm gedoe: fɛrǝm gǝdyi̯ (Hamont), ferme boerderij: ferme boerderij (Zonhoven), geleg: gǝliǝx (Alken, ... ), gǝlēf (Oostham), gǝlēt (Bocholt), gǝlēx (Achel, ... ), gǝlēǝx (Diepenbeek, ... ), gǝlęi̯x (Bocholt, ... ), gǝlīǝx (Borgloon, ... ), gǝlɛx (Berverlo, ... ), gǝlɛ̄x (Bree, ... ), goed: gōt (Beringe, ... ), groot bedrijf: grōǝt bǝdrīf (Lottum), groot boerending: grūǝt būrǝdeŋk (Koningsbosch), groot boerengedoe: grote boerengedoe (Lanaken), groot geleg: gruǝt gǝlɛx (Opitter), grǫu̯t gǝlīǝx (Gutschoven), groot goed: grot gōt (Putbroek), grūt gōt (Borgharen), grote boerderij: gruǝtǝ [boerderij] (Achel), grōtǝ [boerderij] (Kleine-Brogel, ... ), grūtǝ [boerderij] (Herk-de-Stad, ... ), grote doening: grote doening (Ulbeek), grote hof: grote hof (Stevensweert), gruǝtǝ hōf (Opitter), grū.tǝ hō.f (Putbroek), grūtǝn ōf (Eisden), grote plaats: grǫu̯tǝ plāts (Bocholt), halvert: halvert (Venlo  [(minstens 50 ha)]  ), halving: hālfeŋ (Borgharen  [(middelgroot tot groot bedrijf)]  ), hoeve: huf (Berverlo, ... ), hūf (Oostham, ... ), hūǝf (Gronsveld), hǫu̯vǝ (Lummen), ūf (Maaseik), hof: hof (Arcen, ... ), hōf (Borgharen, ... ), hōǝf (Heel), hǫ.f (s-Gravenvoeren), hǫf (Merselo, ... ), hǭ.f (Sint-Martens-Voeren, ... ), hǭf (Beek, ... ), ōf (Eisden), hofstede: hofstē (Blerick), paardsplaats: pērtsplāts (Neeroeteren  [(itt ossenplaatsje)]  ), plaats: plats (Merselo, ... ), winning: vęneŋ (Zutendaal), weneŋ (Beringen, ... ), węneŋ ('S-Herenelderen, ... ) Als grootte-aanduiding geven de informanten doorgaans "minstens 10 hectare" op; soms noemt men ook de maximum-grootte erbij, bijvoorbeeld: "van 20 tot 40 ha". Het aantal paarden is vaak ook criterium om van een "groot bedrijf" te spreken, bijvoorbeeld "boerenhof met paarden" (L 213). In het Leuvens materiaal, lijst 35, vraag 59 is gevraagd naar geleg of geleeg, met de betekenis "boerderij met grote landerijen". Naast specifieke termen vindt men tussen de opgaven ook enige omschrijvingen, vooral met behulp van het bijvoeglijk naamwoord groot. Voor de fonetische documentatie van het type boerderij, zie het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). [A 10, 2c en 3a; L 22, 1a; L 35, 59; monogr.; add. uit L 38, 22] I-6
grote deuren van de schaapsstal poorten: poorten (Echt), (enk)  poǝrt (Lutterade), pōt (Aalst), schaapspoorten: (enk)  šǭpspōrt (Thorn), schaapstaldeuren: šopstaldørǝ (Meijel), staldeuren: staldø̄rǝ (Maasbree) [N 78, 29] I-12
grote duiventeek bloedluis: bloodlūūz (Guttecoven), blutl"š (Meijel), Algemene opmerking: deze vragenlijst is nogal slecht (= weinig antwoorden) ingevuld!  bloodlus (Gruitrode), Opm. v.d. invuller: komt ook voor, bij kippen vooral bij jonge.  bloedluus (Meijel), bloedzuiger: bloedzakers (Mielen-boven-Aalst), bloedzuigers (Tongeren), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  bloedzaukers (Bilzen), duiventeek: doeveteek (Lutterade), kleine luis: klein loeze (As), luis: luus (Sevenum, ... ), mijt: mīēt (Swalmen), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook aantekening van de invuller, op de laatste pagina!  də mie.t (Grathem, ... ), Opm. boven de "i"moet nog een nasaleringsteken (~) staan; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen (en heb het dus maar achter gezet).  mi~e͂t (Eisden), teek: seek (Geleen), teejke (Doenrade), teek (Houthalen), teeke (Geleen, ... ), teekə (As, ... ), teke (Echt/Gebroek, ... ), teken (Eys), theek (Doenrade), tieken (Jeuk), t}ieëke (Klimmen), (v.).  t‧ēk (Eys), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook "klanktabel v.h. Zolders (uitspraak)", aan de achterkant van de laatste pagina!  tië.k (Zolder), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: zie ook bijlagevellen met (eventuele) aanvullingen en diverse toelichtingen.  tiêk (Wanssum), Opm. v.d. invuller: bijv. t´Ôke eer, t´Ôke eikes.  tĕĭke (Jesseren), teker: tiekers (Vlijtingen), tiketten (mv.?): tiketten (Jeuk), tiks (mv.?): tikés (Rijkhoven), Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller heeft hierbij twee bijlagevellen bijgevoegd, t.w.  tikkees (Bilzen), tikkeis (Bilzen) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: grote duiveteek of mijtteek: zuigen bloed s nachts bij broedende vogels. Larven als rode speldeknoppen onder de vleugels en in de hals. [N 93 (1983)] III-3-2
grote egelskop driehoek: WLD  driekhook (Beesel), duiker: duuker (Schimmert), idiosyncr.  duuker (Thorn), WLD  duuker (Montfort), egelskop: WLD  egelskop (Schimmert), grote egelskop: zelfde, ook: knoplísse  grote egelskop (Echt/Gebroek, ... ), knoplis: ook: grote egelskop(zelfde)  knoplísse (Echt/Gebroek, ... ), lis: lés (Jeuk, ... ), eigen spelling  lisse (Montfort), WLD  lìs (Ophoven), waterlis: waterlīes (Oirlo), Bree Wb.  waterlis (Bree), eigen spellinsysteem  watterlisse (Meijel), idiosyncr.  waterlis (Sittard), WLD  waterlis (Brunssum, ... ), waterluus: eigen spelling  waterleusj (Vlodrop) grote egelskop (Sparganium erectum L.) [DC 60a (1985)] || Grote egelskop (sparganium ramosum 40 tot 150 cm grote plant. De stengels zijn vertakt; de bladeren zijn driehoekig; de vrouwelijke bloemen in 1 tot 3 bolvormige bloeiwijzen onderaan, de mannelijke bovenaan. Bloeitijd van juli tot september (driekant, w [N 92 (1982)] III-4-3
grote hoeveelheid, hoop aardhoop: ēͅrthuəp (Overpelt), eͅərhūəp (Paal), bende: bende (Nieuwstadt), berg: berg (Kerkrade, ... ), berreg (Weert), bērg (Blitterswijck, ... ), bērrəg (Nieuwenhagen), bèèrg (Gennep), berm: berm (Geleen, ... ), berrem (Klimmen), bērm (Blitterswijck, ... ), bèèrm (Heerlen), bérm (As), bêrm (Schimmert), bɛrm (Kinrooi), bɛrəm (Eupen), ne berm (Montfort), (= zeer veel).  berm (Tungelroy), (als het gestapeld is).  berm (Beesel), (takkebossen, hooi, stro).  berm (Heythuysen), boeles: m.  b‧uləs (Eys), bonk: bôngk (Tegelen), Vb. eine bônk gêldj (een hoop geld).  bônk (Tungelroy), bussel: bössel (Haelen), charge (fr.): sjarsj (Sint-Truiden), bezending (grote hoeveelheid verzonden waar)  sjàrsj (Tongeren), deel: deil (Weert), dèl (Tienray), dél (Meijel), hieël del (Meerlo), ⁄n deil ... (Geleen), foule (fr.): foe⁄l (Tongeren), ganse boel: gaanse boel (Maastricht, ... ), ganse hoop: ənə gansən houp (Maastricht), gros: gros (Maastricht), grote hoop: groeten hoep (Zonhoven), grootehaop (Swalmen), grōtə wōͅp (Tongeren), groͅu̯tən hoͅu̯p (Hees), grutən up (Helchteren), gruətə hōͅp (Hoensbroek), gruətən huəp (Overpelt), gruətən ūp (Mielen-boven-Aalst), grūtən hūəp (Paal), hoop: (h)ōēp (Hasselt), aup (Maaseik), einen houp (Thorn), einen huip (As, ... ), einen hôup (Hoensbroek), haop (Maasniel, ... ), hau.p (Grathem, ... ), haup (Baarlo, ... ), heep (Bilzen), heip (As, ... ), hēp (Martenslinde), hiep (Hasselt, ... ), hij.əp (Aalst-bij-St.-Truiden), hīp (Hasselt), ho-ap (Blitterswijck), hoap (Borgharen, ... ), hoe:jp (Maastricht), hoeep (Lottum, ... ), hoejp (Meijel), hoewp (Jeuk, ... ), hoeêp (Venray), hoeëp (Afferden, ... ), hoeəp (Arcen), hoof (Simpelveld), hoop (Beegden, ... ), hoop (v) (Mechelen), hooup (Venray), hoowp (Wellerlooi), houp (Amby, ... ), houup (Swalmen), houëp (Wellen), howp (Hulsberg), hoäp (Grubbenvorst), hoëp (Oirlo, ... ), hoòp (Gulpen), hō.p (Maastricht), hōep (Heijen), hōēp (Hasselt, ... ), hōōĭp (Meerlo), hōōp (Nieuwenhagen, ... ), hōōəp (Griendtsveen), hōp (Horst, ... ), hōūp (Heer, ... ), hōͅu̯p (Bree), hŏep (Kermt), hŏĕp (Sevenum), hŏŏep (Leunen), hoͅup (Bocholt), hoͅwp (Opgrimbie), ho‧up (Maastricht), huip (Bree, ... ), hup (Houthalen, ... ), hū.p (Herk-de-Stad), hūp (Hasselt, ... ), hūəp (Meldert, ... ), hu‧əp (Tessenderlo), hy(3)̄p (Sint-Truiden), hy(3)̄əp (Sint-Huibrechts-Lille), hyp (Zonhoven), hëep (Rosmeer), hòp (Maastricht), hòwp (Susteren), hóp (Maastricht), hôep (Meijel), hôp (Rosmeer), hôôp (Hoensbroek), hööp (Born), hø.ip (Meeuwen), hüp (Paal), oup (Lutterade), ūp (Sint-Truiden), ŭip (Maaseik), y(3)̄p (Sint-Truiden), ənən haop (Maastricht), ⁄ne haop (Blerick), ⁄nen houp (Klimmen), ⁄nne haop (Maasbree, ... ), ((Uitzicht: De oa staat ???? bij de oo)?  hoap (Obbicht), (= haufen).  hô.p (Montzen), (= veel).  houp (Tungelroy), (????- a -ee?.  hoap (Valkenburg), (absc).  hoop (Neeritter), (coner).  hōūp (Neeritter), (een houp vuil ligt daar op de grond).  houp (Schimmert), (espoir).  hoap (Heek), (Hgd. Haufen)  houp (Neeritter), (Hoap: verwachting).  hoap (Stevensweert), (höpke-huip).  houp (Tegelen), (koren of aardappelen).  hòup (As), (meervoud huip: steene).  houp (Sint-Pieter), (oo open).  hoop (Brunssum), (veel).  haup (Beesel), (Verhevenheid).  houp (Obbicht), (Verwachten).  houp (Grevenbicht/Papenhoven), een hoop stenen  hoo.up (Merselo), m.  hō.p (Eys), nne wôp géld. Doég neet zoe nne wôp mèilek ién mnne koffie.  wôp (Gronsveld), Opm. Fr. espair.  hòêfnen (Montzen), Opm. is het Duitse woord haupt.  huip (Amby), Opm. meervoud: h[yp.  houp (Borgloon), Opm. meervoudsvorm: Áp.  ūp (Sint-Truiden), Opm. verkleinwoord = hypke.  huəp (Loksbergen), ps. of toch omspellen volgens IPA: [hË\\p]?  hu:əp (Beringen), ps. of toch omspellen volgens IPA: [hËp]?  hu:p (Aalst-bij-St.-Truiden), ps. of toch omspellen volgens IPA: [hØp]?  ho:p (Hoepertingen, ... ), ps. omgespeld volgens IPA.  hōͅwp (Maastricht), høͅjp (Hoepertingen), ps. omgespeld volgens IPA. Opm. meervoud: [h$jp].  hoͅwp (Rekem), Vb. het ès haûp en âl! (dat is hopie al, de koek is op!).  unnen haûp (Tungelroy), hoop (aarde): ennen houp aerd (Venlo), enə hūp ɛ̄r (Eksel), houp jāt (Heers), hoͅwp jāt (Kortessem), huəp ɛrt (Lozen, ... ), nə hūp jɛr (Beringen), ūp gārt (Hasselt), hoop (drek): houp drek (Mechelen-aan-de-Maas), houp drɛk (Tongeren), oͅwp (dreͅk) (Lanklaar), hoop (grond): ūəp gront (Sint-Truiden), hoop (zand): hup sant (Houthalen), hoopje: huipke (Valkenburg), huiëpke (Weert), uipke (Stokkem), (= hoopkens).  hipkə (Hasselt), hoopje (aarde): huipke ɛ̄rt (Lozen), hoopsel: mv.: -ë of -s  hùpsël (Tongeren), hopen (mv.): haup (Panningen, ... ), heu-ep (Blitterswijck), heup (Elen, ... ), heupe (Schaesberg), heuup (Swalmen), heuwp (Wellerlooi), heùp (Mheer), hoape (Heerlen, ... ), hooupe (Venray), houpe (Heel), hoäpe (Grubbenvorst), hōōpen (Ulestraten), hōōəpen (Griendtsveen), hōpe (Horst, ... ), huijpen (Nederweert), huip (Amby, ... ), huipe (Grubbenvorst, ... ), huipen (Borgharen), huuep (Lottum), huuip (Venlo), huujp (Well), huup (Einighausen, ... ), huuëp (Afferden), huëp (Arcen), hūīp (Heer, ... ), hūūp (Eijsden, ... ), höĭp (Meerlo), höp (Gulpen, ... ), høp (Voort), hø͂ͅup (Merselo), ŏŏp (Vijlen), uip (Lutterade), ( een huip zand gestort).  huip (Schimmert), (eu open).  heup (Brunssum), (Huip).  hø͂ͅp (Sint-Odiliënberg), (Meerv van houp).  huip (Grevenbicht/Papenhoven), (ou: moeilijk weer te geven).  hôôpen (Reuver), (Werkwoord).  hoope (Neeritter), (werkwoord).  hoope (Sint-Pieter), (Werkwoord).  hopen (Beegden), houpe (Beegden), huip (Beegden), huipe (Beegden, ... ), (Zelfstandig naamwoord).  huip (Buchten, ... ), bijna eu twee lettergrepen  heup (Heijen), heel zelden hoope  heup (Gennep), hoper (mv.): (= haufen h[\\p\\r\\. ps. er staat onder Q 284 ook nog aussift en hoffnung, als betekenis: kans. (weet niet of dit wel hierbij hoort?!).  høəpər (Eupen), hoppel: höppel (Epen), hoppelen (mv.): höppele (Epen), kettel: kêttël (Tongeren), klamp: klamp (Stein), klomp: ps. boven de ó moet nog een lengteteken staan; deze combinatieletter is niet te maken!  klómp (Blitterswijck, ... ), klomp (aarde): ennen klomp aerd (Venlo), klont: klòŋt (Bree), kwaai: kwaaj (Tungelroy), kwats: kwatš (Roermond), macht: Ien de bèèk zÅØte (zote) visse mit de macht: in de beek zaten zeer veel vissen.  macht (Blitterswijck, ... ), Opm. dit is oud Venrays!  maach(t) (Castenray, ... ), Vb. ein macht gêldj (een hoop geld).  macht (Tungelroy), Vb. r is enne mách volk òp de bieën. Opm. oud Venrays: maach(t)  mách(t) (Castenray, ... ), massa: mas (Borgloon), massa (Diepenbeek, ... ), mas⁄sa (Bleijerheide, ... ), màssa (As), menigte: minnigte (Venlo), opper: hooi  öpper (Well), partie (fr.): pertie-j (Klimmen), partij: pərteͅi (Houthalen), peek: pèèk (Genk), plezerrem: plezerrem (Diepenbeek), prats: pratsj (Gronsveld), proetsj (Waubach), rabbel: rab⁄bel (Bleijerheide, ... ), rammel: inne rammel (Waubach, ... ), ram⁄mel (Bleijerheide, ... ), regen: rege (Maastricht), school: sjoel (Bleijerheide, ... ), schoor: sjoor (Stokkem), smak: sjmàk (Geleen), smeer: nne sjmèr géld.  sjmèr (Gronsveld), smijt: smī.t (Meeswijk), stapel: sjtabel (Klimmen), stapel (Grubbenvorst, ... ), stoot: (sjtoeze).  sjtoes (Sittard), tas: tas (Eksel), (koren, stro),  tas (Houthalen), veel: veul (Maastricht), völ (Oirsbeek), vracht: vra.x (Bilzen, ... ), vrach (Hoensbroek), vracht (Beverlo, ... ), vrax (Berg, ... ), vraxt (Bree, ... ), vraəxt (Overpelt), vrā.x (Hoepertingen, ... ), vrāx (Beverst, ... ), walk: walək (Niel-bij-St.-Truiden, ... ), wats: (waatsje).  waatsj (Sittard), wis: wösj (Klimmen), zooi: zooi (Venlo), zwerm: zjwerrem (Klimmen), zwok: nen hiele zwók  zwók (Diepenbeek) een grote hoeveelheid [bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, meuk, del] [N 91 (1982)] || grote hoeveelheid || grote hoeveelheid (bezie, hoop, pook, tas, klamp, kluts, krooi, berm, kluft, bres, mouk, del) [ZND A2 (1940sq)], [ZND B2 (1940sq)] || grote menigte || hoeveelheid, hoop || hoop [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || hoop aarde || hoop, heleboel || hoop, ongeordende stapel || hoop, stapel [ZND m] || hoopen (mv.) [SGV (1914)] || hoopje || massa [ZND m] || massa, menigte, veel || menigte [ZND m] || onbepaalde grote hoeveelheid (vracht) [ZND A1 (1940sq)] || vormloze massa || weke hoop III-4-4
grote hoop turf grote hoop: gruǝtǝ huǝp (Sevenum), grote schrank: gruǝtǝ šraŋk (Meijel), grote schranken: gruǝtǝ sxrɛŋk (Ospel), hoop: huǝp (Meterik, ... ), tijl: tęjl (Ospel), vijm: viǝm (Tegelen) Een hoop van ongeveer tweehonderd turven en meer. [I, 79a: A 44, 21g] II-4
grote hostie grote hostie (<lat.): de groate hostie (Schinnen), de groeate hostie (Schinnen), de groete hostie (Maastricht), de groete hòstie (Maastricht), de groette hostie (Meerssen), de groeët òste (Sint-Truiden), de groeëte hostie (Klimmen), de groote hòsti (Tongeren), de grote hostie (Eigenbilzen), de groëte hostie (Klimmen), de grōēëte hostie (Nieuwenhagen), diə groetə hòstie (Loksbergen), də gruətə hosti (Montzen), graote hostie (Heers), groate hostie (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), groate hostiej (Geleen), groeate hostie (Montfort), groeete hostie (Baarlo, ... ), groese hostie (Bocholtz), groete hostie (Achel, ... ), groete hostiej (Geistingen), groewete hostie (Neerpelt, ... ), groewte hostie (Jeuk), groeëte hostie (Epen, ... ), groite hostie (Uikhoven), grooete hostie (Siebengewald), grote hostie (Eigenbilzen, ... ), groute hostie (Horn), grute hostie (Houthalen), grutte hostie (Eksel), gruəte hoͅsti (Meijel), hostie (<lat.): hostie (Bree, ... ), hòstie (Maastricht), ostie (Sint-Truiden), mishostie (<lat.): meshostiej (Ell), onze lieve-heer: oaze leive heeer (Sittard), ouwel: ouwel (Valkenburg) De grote hostie, op de pateen gelegen. [N 96B (1989)] III-3-3