e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
groot voorploegwiel achterste rad: axtǝrstǝ rā.t (Hushoven), binnenste rad: binǝnstǝ rǭǝt (Opheers), groot ploegrullen: groǝt plōxrø̜lǝ (Holtum), groot rad: groat rā.t (Beek, ... ), grōt rā.t (Boukoul, ... ), grō(ǝ)t rat (Middelaar, ... ), grōǝt rā.t (Klimmen, ... ), grūǝt ra.t (Simpelveld), grūǝt rat (Aijen, ... ), grūǝt rã.t (Hasselt), grūǝt rā.t (America, ... ), jrūǝs ra.t (Bleijerheide), groot rullen: grūǝt rø̜lǝ (Mechelen), groot wiel: grūǝt wil (Achel, ... ), onderrad: oŋǝrrā.t (Tegelen), rad: rā.t (Sint Pieter), rǭ.t (Oost-Maarland, ... ), voorrad: [voor]rat (Bocholtz), [voor]rā.t (Beek, ... ), [voor]rǭ.t (Kanne), voorrad (Gingelom), voorrullen: vōrrø̜lǝ (Beek, ... ), vǭrrø̜lǝ (Maasmechelen), voorwiel: [voor]wil (Hamont, ... ), [voor]wīl (Leopoldsburg) Het grote, doorgaans rechter voorploegwiel dat "in de voor" loopt. Van onderstaande termen zijn voorrad, voorwiel, voorrullen ook toepasselijk op het in de voor lopende wiel van een karploeg met twee even grote wielen. Voor het voor-gedeelte van varianten zie men het lemma ploegvoor. [N 11, 31.II.c; N 11A, 97c] I-1
grootjuffer begijnenjuffrouw: begijnejuffrouw (Jeuk), begijnenoverste: begiene äöversjte (Valkenburg), begijnoverste: begien uëverste (Thorn), grootbegijn: de groot begijn (Eigenbilzen), grootbegien (Siebengewald), grootjuffer: grootjuffer (Eys), groutjuffer (Ophoven), grootjuffrouw: groewətjoefróó (Loksbergen), grootoverste: groewət ūīvərstə (Loksbergen), kwezelmoeder: ing kwieëzelmoor (Nieuwenhagen), overste: de euverste (Klimmen, ... ), də øvəsjtə (Montzen), euvischte van ee begienhof (Koningsbosch), äövesjte (Klimmen) De overste van een begijnhof [grootjuffer]. [N 96D (1989)] III-3-3
grootm oeder grootmoeder: grootmooder (Roermond) zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] III-2-2
grootmoeder bes: beijs (Vijlen), bes (Waubach), besj (Heerlen), beš (Brunssum), bēsj (Guttecoven), bĕĕsj ∂ (Schinveld), bĕsch (Broeksittard), bĕsj (Doenrade), beͅi̯š (Schinveld), beͅš (Stein), bès (Blitterswijck), bèsch (Buchten), bèsj (Buchten, ... ), bésj (Geleen), bësj (Sittard), bøͅš (Puth), (Beis, is dit een synoniek van mem of groeitmodder)/  beis mem (Gulpen), (bès oud)  bès (Beesel), (oud).  beis (Mechelen), cf. VD s.v. "III bes"(oude vrouw cf. WNT s.v. "best (I) - daarnaast bes"; 1) Eigenlijk. Grootmoeder  beisch (Limbricht), cf. WNT s.v. "bes (I)"(oude vrouw). Zie best (I)"; cf. WNT s.v. "best (I) - daarnaast bes"1. Eigenlijk grootmoeder; verkorte uitdrukking voor bestemoeder  bes (Horst), cf. WNT s.v. "best (I) - daarnaast bes"; 1) Eigenlijk. Grootmoeder  bes (Lanklaar), besj (Sint-Odiliënberg), de besch = de beste moeder  bɛš (Schinnen), met afbeelding  bèsj (Echt/Gebroek), ook wel -  beis (Vijlen), oud woord; niet veel gebruikt  baisj (Eisden), oude naam  beͅš (Amstenrade), besje: bɛškə (Munstergeleen), bestemoeder: baestemooder (Maasbree), beestemooder (Helden/Everlo, ... ), beistemooder (Limbricht), beste mooder (Lottum, ... ), bestemoader (Meterik), bestemodder (Heerlen, ... ), bestemoder (America, ... ), bestemoeder (Lanklaar, ... ), bestemojer (Opoeteren), bestemoodder (Rimburg), bestemooder (Amstenrade, ... ), bestemooier (Neeroeteren), bestemoŏder (America), bestemŏdder (Vijlen), bestemŏŏder (Horst), bestemóóier (Opglabbeek), bestemôôder (Grathem), bestəmoadər (Brunssum), bestəmoodər (Grubbenvorst, ... ), bes’temodder (Bleijerheide, ... ), bēstemojjer (Blitterswijck, ... ), bēstemooder (Guttecoven), bēͅstəmōdər (Munstergeleen), bĕstemooder (Bingelrade), bĕstemōoder (Schinveld), beͅi̯stəmōdər (Schinveld), beͅstəmōdər (Bingelrade, ... ), bistemooder (Sevenum), bèstemoder (Grubbenvorst, ... ), bèstemoeder (Blitterswijck, ... ), bèstemojjer (Merselo, ... ), bèstemooder (Beegden, ... ), bèstemoéder (Klimmen), bèstemōēder (Swolgen), bèstmoeder (Merselo), béstemooder (Stein), béstəmóódər (Rekem), bëstemooder (Sittard), bøͅstəmōdər (Puth), (oude vorm)  bestemooder (Buggenum), algemene naam  beͅstəmōdər (Amstenrade), bijna weg tegenwoordig  beͅstəmōdər (Nuth/Aalbeek), cf. WNT s.v. "bestemoeder - zeer gewoon, ook bestemoer  bestemōēder (Leunen), heel ouderwets  bestemoder (Blerick), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  béstəmoodər (Valkenburg), Niet in deze vorm terug te vinden; vgl. "bestevader  bestemoder (Baarlo), Niet terug te vinden in deze vorm; vgl. echter "bestevader  bistemooder (Roggel), ook: bèsmooder  bèstemooder (Kessel), oorspronkelijk  bèstemoodder (Wijlre), oud  bestemoder (Nuth/Aalbeek), bestemooder (Opoeteren), raakt in onbruik  bestemodder (Schaesberg), vroeger  bestemoder (Stein), vroeger; cf. VD s.v. "bestevaar"en "bestemoeder/- moer  bestemooder (Dieteren), wordt zelden gebruikt  bèstemooder (Guttecoven), zelden  bèstemooder (Pey), zeldzaam  bestəmóódər (Opgrimbie), bestemoer: cf. WNT s.v. "moer (I)"- uit moeder; cf. VD s.v. "IV moer  bestemoer (Well), bonne (fr.): bonne (Gorsem, ... ), bòn (Sint-Truiden), bón (Sint-Truiden), kindertaal  bon (Heers), bonne (Sint-Truiden), van: bonne-maman  bonne (Kortessem), vooral aanspreekvorm  bô’n (Tongeren), bonne-bonne (fr.): bobonne (Kuringen), bonne-ma: boma (Hasselt), bomma (Bocholt, ... ), bonma (Achel, ... ), bonne ma (Hasselt), bonne-ma (Zepperen), bouma (Kaulille), bò͂ma (Niel-bij-St.-Truiden), bómma (Maastricht), bóóma (Hechtel), bóómaa (Lanaken), bonne-maman  bómmaa (Sittard), cf. VD F-N s.v. "bonne-maman  bonma (Maastricht), fr. bonne-maman  bomma (Hasselt), kindertaal  bomma (Hasselt), bonma (Bree, ... ), boomma (Neeroeteren), kindertaal (rijke kinderen)rijke kinderen  bobma (Grote-Brogel), bonne-maatje: bonmake (Ulbeek), bonne-maman (fr.): bommama (Helchteren, ... ), bonmama (Borlo, ... ), bonmāma (Maastricht), bonməmā (Maastricht), bonne mama (Sint-Truiden), bonne mamma (Hasselt), bònmamaa (Sint-Truiden), bômmëmàa (Tongeren), bij rijke mensen  boͅnməmā (Maastricht), cf. VD F-N s.v. "bonne-maman  bouwmama (Paal), deftige kringen  bonne mama (Sint-Truiden), hogere standen  bonnemamma (Kuringen), kindertaal  bonmama (Sint-Truiden, ... ), bonne-meetje: bonmeike (Ulbeek), bonne-tje: bommeke (Maastricht), bonneke (Voort), dim.: bonne  bonneke (Wellen), hogere stand  bonneke (Hoepertingen), dikke ma: dikke ma (Borlo), dikke mam: dikke mam (Gutshoven, ... ), kindertaal  dikke mam (Kuringen), dikkə mam (Neu-Moresnet), grand (fr.): fr. grand-mère  gre.m (Hasselt), grand-ma: graama (Margraten), grama (Maastricht), gramā (Maastricht), gramma (Echt/Gebroek, ... ), grandma (Hoepertingen), grāma (Maastricht), bij burger- en hogere klasse  grama (Maastricht), deftiger  gra͂ma (Hoepertingen), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grammema veel gebruikt evenals graama  grāmā (Maastricht), grand-maman (fr.): gramama (Valkenburg), gramamā (Maastricht), grammama (Limbricht), deftig  grammama (Maastricht), hogere stand  gramama (Hamont), kindertaal  grammama (Neu-Moresnet), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grammema veel gebruikt evenals graama  graməmā (Maastricht), grand-mre (fr.): graameer (Maastricht, ... ), grameer (Sint-Pieter, ... ), gramēr (Maastricht), grammeer (Maastricht, ... ), grammeere (Hasselt), grāmēr (Maastricht, ... ), gràaméer (Tongeren), grand-mère  gramere (Maastricht), kindertaal  graameer (Diepenbeek), grammeir (Neu-Moresnet), lagere klasse dan "grama"; zie ald.  graameer (Maastricht), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  grammeer (Valkenburg), Uit het Waals voor grand¯mère  grāmēr (Sint-Pieters-Voeren), vroeger en nu bij arme mensen  grāmēr (Maastricht), groot, de -: groat (Geulle), grut (Zutendaal), gröt (Gennep, ... ), gröt (de-) (Bergen), dat zeggen kinderen  gröt (Afferden), groot-mre: groetmeer (Lanaken), grootje: greujtjə (Leveroy), greutjə (Leveroy), groeatje (Hunsel, ... ), groeootje (Grathem), groetje (Meldert), groeətje (Pey), groo:tje (Roermond), grootje (Asenray/Maalbroek, ... ), groôtje (Thorn), gruëtje (Tungelroy), grôetje (Opitter), cf. VD s.v. "grootje  groeetje (Opoeteren), groëtje (Venlo), cf. WNT s.v. "grootje (III)  grotje (Middelaar), cf. WNT s.v. "grootje (III) - grootken"= grootmoeder  greutjə (Makset), kindertaal  groeëtje (Neeroeteren), vocatif  grötje (Gennep), grootma: greutmaa (Overpelt), groetma (Lanaken, ... ), grootma (Alken, ... ), grōētma (Bocholt, ... ), gróótjmaa (Vlijtingen), niet als aanspreking  groeëtmaa (Sint-Truiden), grootmaatje: grootmake (Sint-Lambrechts-Herk), grootmam: grautmam (Hoepertingen), greutmam (Rijkhoven), groewtmam (Heerlen), grootmam (Heers, ... ), groutmam (Gutshoven, ... ), grōētmam (Sint-Truiden), gróótjmam (Vlijtingen), grôetmam (Nieuwerkerken, ... ), grûutmam (Aalst-bij-St.-Truiden), grûûtmam (Aalst-bij-St.-Truiden), NB.: meeke = overgrootmoeder; voormeeke = over-overgrootmoeder (dus betovergrootmoeder)  grōētmam (Sint-Truiden), niet als aanspreking  groeëtmam (Sint-Truiden), grootmama: groetmama (Neeroeteren), grootmamme (Sint-Truiden), grutmamā (Borgharen), cf. WNT s.v. "mam"in ouderen vorm "mamme  grootmamme (Sint-Truiden), grootmem: groatmem (Valkenburg), groetmem (Lanaken), cf. WNT s.v. "mem - ook memme"A) Een woord uit de kindertaal voor moeder  groetmem (Lanklaar), grootmoe: groetmoe (Paal, ... ), grootmoe (Opoeteren), grutmoe (Beringen), gruutmow (Paal), grətmoe (Oostham), kinderen  gruutmoe (Heusden), kindertaal  greutmoe (Rijkhoven), grutmoe (Beverlo), grootmoeder: chrutmèùr (Mettekoven), gootmooder (Schinveld), graotmoder (Stein, ... ), graotmoeder (Muizen), graotmooder (Beek, ... ), grautmoeder (Bilzen), grautmooier (Ulbeek), grautmoojer (Heers), graòtmoder (Herten (bij Roermond)), gretmoewder (Lommel), greutmoeder (Martenslinde), greutmoewder (Achel), greutmoojer (s-Herenelderen), greutmuder (Overpelt), groaitmooder (Grevenbicht/Papenhoven), groatmoder (Beegden, ... ), groatmoeder (Venray), groatmooder (Blerick, ... ), groatmooder∂ (Buchten), groatmoodər (Elsloo, ... ), groatmōdər (Geleen, ... ), groe-etmodder (Benzenrade, ... ), groe-etmoder (Blerick), groe-etmoeder (Peer), groe-ootmoder (Grathem, ... ), groeaatmoder (Berg-en-Terblijt), groeatmoder (Hunsel), groeatmooder (Heel, ... ), groeatmoodər (Maaseik, ... ), groeatmōōder∂ (Neeritter), groeatmóódər (Pey, ... ), groedmoeder (Eijsden), groeetmojer (Jeuk), groeitmodder (Gulpen), groeitmoeder (Beringen), groejtmoder (Ospel), groeootmoder (Grathem), groetmodder (Heerlen, ... ), groetmoder (Baarlo, ... ), groetmoeder (Amby, ... ), groetmoeider (Meldert), groetmoejer (Veldwezelt), groetmoerer (Stokrooie), groetmoeër (Houthalen), groetmoier (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), groetmojer (Maastricht, ... ), groetmooder (Amby, ... ), groetmooier (Kuringen, ... ), groetmoojer (Bunde), groetmoojər (Amby, ... ), groetmouder (Linkhout), groetmoëder (Panningen), groetmōē.jer (Zonhoven), groetmōē.ëder (Zonhoven), groetmōōjer (Heer), groetmueder (Eijsden), groetmóójer (Neeroeteren), groetmôjer (Gronsveld), groeètmooder (Nederweert), groeëtmoder (Heel, ... ), groeëtmooder (Itteren, ... ), groeëtmouder (Hasselt), groeëtmoweder (Hasselt), groeëtmoôder (Tungelroy), groeëtmódder (Heerlen), groeətmoder (Grubbenvorst), groeətmooder (Pey), groe͂tmoder (Blerick), groitmoder (Beegden, ... ), groitmooder (Berg-en-Terblijt, ... ), groitmoodər (Berg-en-Terblijt, ... ), groitmoéder (Klimmen), groitmóódər (Thorn, ... ), groo-etmooder (Weert), groo:tmoodər (Roermond), grooatmoder (Meerssen), grooetmooder (Opoeteren, ... ), groomooder (Schinveld), grootmeur (Zichen-Zussen-Bolder), grootmodder (Benzenrade, ... ), grootmoder (Buggenum, ... ), grootmoeder (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), grootmoeier (Paal, ... ), grootmojer (Mal, ... ), grootmojər (Borgloon), grootmooder (Asenray/Maalbroek, ... ), grootmoodər (Kessel, ... ), grootmooier (Tongeren, ... ), grootmoojer (Bree), grootmowder (Paal), grootmōēder (Leunen), grootmueder (Rosmeer), grooëtmoeëder (Oirsbeek, ... ), grooətmoder (Ulestraten), grooətmooder (Beegden, ... ), grooətmoodər (Tegelen), grotmoader (Meterik), grotmoder (Sevenum), grotmoeder (Geysteren, ... ), grotmojər (Heers), grotmooder (Arcen, ... ), grotmōēder (Leunen, ... ), grotmôêdər (Sint-Lambrechts-Herk), grouetmooder (Dieteren), groutmoeder (Kortessem, ... ), groutmoeier (Bilzen), groutmoiər (Vechmaal), groutmojer (Kortessem), groutmojər (Gutshoven), groutmooder (Hushoven, ... ), groutmooiər (Wellen), groutmouder (Hasselt), groutmōēdər (Vliermaal), groutmŏĕddər (Bilzen), grouwetmooder (Welkenraedt), growatmoder (Pey, ... ), groàtmoder (Pey), groätmoder (Geleen, ... ), groètmoder (Blerick), groêtmoder (Blerick), groëtmoder (Neeroeteren, ... ), groëtmoeder (As, ... ), groëtmooder (Helden/Everlo, ... ), groôtmoder (Thorn), groôtmoeder (Bergen), groôtmōēder (Well), groətmoder (Stein), groətmooder (Stein), groətmōdər (Geulle), grōātmooder (Reuver), grōējətmŏĕwdər (Hasselt), grōētmodər (Rotem), grōētmojər (Sint-Truiden), grōētmooder (Amby, ... ), grōētmoodər (Amby), grōētmoojər (Amby), grōētmōēder (Peer), grōētmōējər (Genk), grōētmŏēdər (Maastricht), grōētmŏĕddər (Herk-de-Stad, ... ), grōētmòddər (Maaseik), grōētmòjjər (Sint-Truiden, ... ), grōētmóódər (Eys), grōēë.tmouë.der (Hasselt), grōōtmoeder (Oirlo), grōtmōdər (Bingelrade, ... ), grōt˃mōdər (Doenrade), grōətmōdər (Schinnen, ... ), grōətmōədər (Merkelbeek), grŏĕtmojər (Maastricht), grŏĕtmōēdər (Diepenbeek), grŏĕtmŏĕddər (Diepenbeek, ... ), grŏĕtmŏĕjər (Bilzen), grŏĕtmòjər (Diepenbeek), grŏĕtmôodder (Mheer), grŏĕtmôêr (Diepenbeek), grŏŏtmōēder (Griendtsveen), groͅu̯tmōdər (Beek), gruaatmoodər (Reuver), grutmoder (Horst), grutmoeder (America, ... ), grutmoeier (Heusden), grutmoejer (Hechtel), grutmoiər (Riksingen), grutmō.i̯ər (Maastricht), grutmōdər (Borgharen), grutmōēder (Merselo, ... ), grutmōēdər (Sint-Huibrechts-Lille), grutmōēwədər (Zonhoven), grutmōi̯ər (Borgharen), grutmudder (Zutendaal), grutmudər (Houthalen), grutmūdər (Maastricht), grutmədər (Zonhoven), gruutmoeder (Ellikom, ... ), gruutmooder (Bree), gruutmuder (Meeuwen, ... ), grū.ətmoͅdər (Sint-Martens-Voeren, ... ), grūūetmóódər (Opglabbeek), grūūetmóóiər (Opglabbeek), grūūtmŏĕddər (Beringen), grūūtmŭŭddər (Opglabbeek), grūətmōdər (Oirsbeek), grŭtmoeder (Well), grŭtmōēder (Swolgen), grŭŭtmŏĕddər (Beverlo), grŭŭtmóódər (Bree), grŭŭtmóójər (Bree), gru̯atmōdər (Elsloo, ... ), grwaatmoodər (Born), grâôtmooder (Meerssen), gròtmooder (Meijel), gròtmōēder (Venray), gròtmŏĕddər (Hamont), gròwtmojər (Hoepertingen, ... ), gròòtmooder (Roosteren), grótmoēder (Castenray, ... ), gróótmoedər (Vlijtingen), gróótmojer (Koninksem), gróótmoojer (Zichen-Zussen-Bolder), gróótmōēdər (Martenslinde), gróótmóóiər (Gelinden), gróótmóójər (Wilderen), grôatmooder (Stevensweert), grôetmoodder (Wijlre), grôetmooder (Opitter), grôetmŏĕddər (Tessenderlo), grôetmóddər (Opoeteren), grôetmóódər (Mechelen-aan-de-Maas, ... ), grôetmôêdər (Opoeteren), grôotmōēder (Middelaar, ... ), grôotmōēdər (Bilzen), grôêtmaojər (Aalst-bij-St.-Truiden), grôêtmoder (Weert, ... ), grôêtmodər (Welkenraedt), grôêtmooder (Blerick, ... ), grôêtmōēdər (Lanklaar, ... ), grôêtmóódər (Opgrimbie, ... ), grôôtmooder (Beegden, ... ), grötmoder (Horst, ... ), grötmoeder (Afferden, ... ), grötmoedr (Well), grötmoēder (Castenray, ... ), grötmōēder (Blitterswijck, ... ), grötmōēdər (Martenslinde), grûutmooder (Koningsbosch), grətmōēdər (Hamont, ... ), (bès oud)  groitmooder (Beesel), cf. VD s.v. "IV. Moer"gemeenz.: moeder  chrutmèùr (Mettekoven), grōētmôôr (Peer), cf. WNT s.v. "moeder"- "daarnaast in volkstaal moeier (thans in onbruik) en moer  grūūtmŏĕjjər (Meeuwen), cf. WNT s.v. "moeder"- "daarnaast in volkstaal moeier (thans in onbruik) en moer"; zie ook de opgave "moojer"in 008b  groetmoojer (Amby), cf. WNT s.v. "moeder". Daarnaast in volkstaal moeier, moer  gròtmòjər (Hamont), cf. WNT s.v. "moeder"; daarnaast in de volkstaal moeier, moer, in de kindertaal ook moe en moes  groetmoojer (Gronsveld), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  groatmoeder (Geulle), gewoonlijk  grötmoeder (Gennep), groit = uit het franse bois  groitmoder (Schimmert), groit uit frans bois  groitmooder (Meerssen), groit uit franse roi  groitmooder (Meerssen), kindertaal  greutmoeder (Rijkhoven), kindertaal en gemeenzaam  grutmoeder (Kuringen), lagere stand  gròtmòjjər (Hamont), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  groitmoodər (Valkenburg), met lengteteken op de eerste o  grötmoeder (Meerlo), nu  groitmooder (Dieteren), oe gerekt  grotmoeder (Geysteren), oowaa"als in het franse "toi  groowaatmooder (Berg-aan-de-Maas), overgrootmoeder was bestemoeder  groëtmooder (Venlo), platter  grutmòjər (Martenslinde), soms  grotmojer (Oirlo), volksmond  grōētmóójər (Eys), volskmond  grōētmóójer (Eys), zeer plat  grōētmóójər (Maastricht, ... ), zelden  grōətmōdər (Schinveld), zie gröt  grötmójjer (Gennep, ... ), ± 50 jaar geleden bij gewone mensen  grutmudər (Maastricht), ± 70 jaar geleden bij heel arme mensen  grutmōi̯ər (Maastricht), grootmoeke: kindertaal; cf. VD s.v. "moeke"(kindert.)  grutmoeke (Heusden), grootmoene: cf. WNT s.v. "moene  grōētmoen (Peer), grootmoet: grŏatmoet (Oirlo), grutmoet (Afferden, ... ), grŭtmoet (Siebengewald), gròtmoet (Venray), grótmoet (Castenray, ... ), grötmoed (Heijen), grötmoet (Siebengewald, ... ), cf. WNT s.v. "moet (I)". Zie "moei  grotmoet (Middelaar, ... ), cf. WNT s.v. "moet (I)". Zie moei  grotmoet (Middelaar), zie gröt  grötmoet (Gennep, ... ), gross (du.): groeës (Heerlen, ... ), groosz (Heerlen), de groe-es  groe-es (Schaesberg), kort  groeës (Ubachsberg), mar.: var. op het Ned. "grootje"?  groeës (Heerlen), soms ook afgekort tot -  jroes (Kerkrade), voor grootmoeder heb ik wel eens n enkele keer gehoord: groos  grōs (Jabeek), gross-mam: groasmam (Welten), groesmam (Vijlen, ... ), groeësmam (Heerlen, ... ), groësmam (Vijlen), grōē-esmam (Gulpen), grôesmam (Eys, ... ), jroeës’mam (Bleijerheide, ... ), cf. VD D-N s.v. "Grossmama  groosmam (Nuth/Aalbeek, ... ), grösmam (Rimburg), cf. VD D-N s.v. Grossmama  groeësmam (Ubachsberg), gross-moeder: groasmodder (Epen, ... ), groesmodder (Mechelen, ... ), groesmodder? (Eys), groewesmodder (Vijlen, ... ), groewusmodder (Vijlen), groeësmodder (Heerlen), grōēsmoŏdder (Simpelveld), gruësmodder (Vaals), grôesmodder (Eys, ... ), grôesmoddər (Eys), jroesmodder (Bocholtz, ... ), jroeësmodder (Kerkrade), jroeës’modder (Bleijerheide, ... ), jroësmodder (Kerkrade), jruesmodder (Vaals), cf. VD D-N s.v. "grossmutter  groeësmodder (Heerlen), grossmama (du.): grouwsmama (Welkenraedt), cf. VD D-N s.v. "Grossmama  groeësmama (Heerlen), grote ma: groetema (Bocholt), groette ma (Veldwezelt), groote ma (Borlo), gruutema (Bree), gróótə maa (Riksingen), kindertaal  grute ma (Kuringen), gruttemaa (Paal), grote mem: groette mem (Veldwezelt), kindertaal  grute mem (Kuringen), grote moe: groete mau (Linkhout), groeëtemoe (Tessenderlo), gruttemoe (Paal), kindertaal  groeëte moe (Tessenderlo), grote moeder: groetemoeder (Lanaken), grote moei: cf. VD s.v. "moei"(veroud. gew.) tante. Ook meu, meui en meuje  groete moie (Meldert), grote moene: groe-ete moen (Grote-Brogel), groetemoen (Peer), gruutemuun (Ellikom, ... ), cf. WNT s.v. "moene  groetemoen (Peer), gruttemoen (Hechtel), ma: ma (Stevoort), ma mam: màmmàm (Sint-Truiden), ma mre (fr.): mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening; cf. WNT s.v. "mameer"en Schuermans s.v. "mameer  mameer (Valkenburg), mam: mam (Bilzen, ... ), (+ dorp waar ze woont)  mam (+ dorp waar ze woont) (Zepperen), kindertaal  mam (Neu-Moresnet), zie lemma "moeder  mam (Sint-Lambrechts-Herk), mee: mij(ə) (Gutshoven), mèè (Wellen), meetje: meejkə (Niel-bij-St.-Truiden), meeke (Bree, ... ), meekə (Wellen), meke (Stokrooie, ... ), méékə (Sint-Truiden, ... ), cf. WNT s.v. "meken"= dim. van "mee"als een term voor grootmoeder, oude vrouw; cf. WNT s.v. "meter (II)"....."zoo is de populaire vorm van meter in Z.-N. ook meetje, meke, niet alleen in de zin van meter, maar ook wel dien van oud vrouwtje.................een andere vorm thans nog W. Vl. in gebruik is mette (verkl. metje)........"; cf. VD s.v. "IV. mee"(gew. min.) oude vrouw  meeke (Tessenderlo), gemeenzaam  meekə (Herk-de-Stad), kindertaal  meeke (Nieuwerkerken), verouderd  meekə (Hoepertingen), vroeger  meke (Paal), mem: mem (Geleen, ... ), mäm (Diepenbeek), mém (Zonhoven), méém (Riksingen), cf. lemma "moeder  mém (Hasselt), cf. WNT s.v. "mem - ook memme"A) Een woord uit de kindertaal voor moeder  mem (Lanklaar), kindertaal  mèm (Neu-Moresnet), verdwijnt  mem (Martenslinde), vero.  mem (Gronsveld), verouderde aanspreekvorm voor moeder én grootmoeder  mem (Kortessem), meuntje: meunike (Nederweert, ... ), Nederweert  meunike (Altweerterheide, ... ), Nederweert;  meunike (Eind), Nederweert; mar.: is dim. cf. WNT s.v. "meu"; cf. Roukens s.v. "Tante und Muhne", p. 323-328 o.a. "meun (-m)". Zie moei; dit woord verdwijnt en wordt nu vaak vervangen door tante  meunike (Altweert), moeder: moeder (Martenslinde, ... ), moeië (Hasselt), mooder (Rekem), mōdər (Jabeek), mōēdər (Diepenbeek), mòjər (Diepenbeek), môjer (Gronsveld), môêr (Diepenbeek), môôr (Grathem), mar.: + eigennm.  moeder (Tessenderlo), moedersmoeder: zie id. p. 359  moēdersmoēder (Castenray, ... ), moērsmoēder (Castenray, ... ), zie id. p. 359; cf. VD s.v. "moer  moērsmoēder (Merselo), moeke: moeke (Bilzen, ... ), cf, VD s.v. "moeke  mŏĕkkə (Opglabbeek), moetje: verouderd doch jonger dan eutje  mótje (Nederweert), mre (fr.): Schuermans s.v. "meer"zie mameer  meer (Tongeren), mui: cf. WNT s.v. "mui (II)". Zie moei  mui-j (Zichen-Zussen-Bolder), mutter (du.): mo͂tter (Waubach), oma: oema (Maaseik), oeëma (Tungelroy), oma (Benzenrade, ... ), omaa (Hulsberg), omae (Weert), ooma (Heythuysen, ... ), oomaa (Amby, ... ), ouma (Valkenburg), ōma (Bingelrade, ... ), ōmā (Maastricht, ... ), o’ma (Bleijerheide, ... ), óómaa (Pey), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  hom (Geulle), oma (Geulle), kindertaal  oomaa (Eisden), tegenwoordig  oma (Well), ōma (Geulle), thans -  oma (Venlo), omaatje: ômake (Middelaar, ... ), omoe: omoe (Hulsberg), opoe: opoe (Blerick, ... ), oud-mre: Ll oudmoeder #moer\\k\\: oudmoederke  oͅmār (Sint-Martens-Voeren, ... ), oudje: eutje (Nederweert), oudma: aa ma (Borlo), aammaa (Borgharen, ... ), ama (Gronsveld, ... ), amā (Maastricht), amma (Valkenburg), āma (Maastricht), kleine kinderen zeggen ~  amā (Maastricht), vero.  ama (Gronsveld), wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aama gezegd  āmā (Maastricht), oudmam: aa mam (Heers), aa màm (Sint-Truiden), aa-mam (Jeuk), aamam (Montenaken, ... ), amam (Gutshoven, ... ), d’ aa-mam (Gelinden), oudmama: wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aama gezegd  āməmā (Maastricht), oudmee: amee (Sint-Lambrechts-Herk), amèè (Wellen), cf. WNT s.v. "meken"= dim. van "mee"als een term voor grootmoeder, oude vrouw; cf. WNT s.v. "meter (II)"....."zoo is de populaire vorm van meter in Z.-N. ook meetje, meke, niet alleen in de zin van meter, maar ook wel dien van oud vrouwtje.................een andere vorm thans nog W. Vl. in gebruik is mette (verkl. metje)........"; cf. VD s.v. "IV. mee"(gew. min.) oude vrouw  amé (Wellen), oudmem: LL oudmoeder want mm = moeder  oͅmɛm (Sint-Martens-Voeren, ... ), oudmoeder: altmoͅdər (Eupen), cf. WNT s.v. "moeder"; daarnaast in de volkstaal moeier, moer, in de kindertaal ook moe en moes  awmoor (Gronsveld), oud  omoͅr (Eupen), platte uitdrukking  aumóójer (Eys), aumóójər (Eys), scheldwoord  aumóór (Eys), scheldwoord; cf. VD s.v. "IV moer  aumóór (Eys), vroeger algemeen; nu door oude mensen  ŏwmoor (Mheer), paat: paot (Martenslinde), póóët (Stevoort), kindertaal; cf. Roukens, p. 306 "Patin-Pate"; vgl. lemma "peettante/meter  paat (Houthalen), vgl. lemma "peettante/meter  poat (Genk), peet: peet (Hechtel, ... ), pät (Peer), pèt (Hechtel, ... ), pèèt (Lommel), péét (Meeuwen), cf. VD s.v. "1. peet"= peter of meter maar gew. ook "grootmoeder  peet (Heppen, ... ), peetje: peetje (Reppel), als ze van een van de kinderen meter is  peetje (Opoeteren), dim. "peet  pétje (Bocholt), kindertaal  peetje (Neeroeteren) grootje || grootje, oma || grootmama || grootmoeder [DC 05 (1937)], [DC 12a (1943)], [SGV (1914)], [SGV (1914)], [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] || grootmoeder (liefk.) || grootmoeder van moederszijde || grootmoeder, grootmoe || grootmoeder; grootmoeder zit te breien; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; grootmoeder zit te breien; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij - en grootmoeder logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)], [DC 12a (1943)] || grootmoeder; mijn grootmoeder zit te breien; volw. [DC 12a (1943)] || grootouders [DC 05 (1937)] || oma || opoe || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] III-2-2
grootouders besteouders: bestəaajərs (Opglabbeek), bēͅstəau̯əs (Munstergeleen), bestevader en bestemoeder: baestevader en baestemooder (Maasbree), bestevader en bestemooder (America, ... ), bèstevader en bèstemoder (Grubbenvorst), samen  beͅstəvādər ɛ beͅstəmōdər (Amstenrade), grootouderen: cf. WNT s.v. "ouder (I)"... "mv. -s en -en (het laatste thans alleen in hoogeren stijl)  groe-et-eldere (Schaesberg), grootouders: groatajers (Herten (bij Roermond)), groataojers (Beegden, ... ), groatauwers (Buchten), groatauwesj (Guttecoven), groatau̯ərs (Geulle), groatau̯əs (Munstergeleen), groatau̯əš (Puth), groateljers (Herten (bij Roermond)), groatouwers (Born, ... ), groatōͅu̯ərs (Nuth/Aalbeek), groeateldərs (Grubbenvorst), groeatoajers (Heel), groeatôjers (Heythuysen), groejtojers (Ospel), groetaars (Zonhoven), groetaojers (Heel), groetawers (Gronsveld), groetawwers (Maastricht), groetelders (Velden, ... ), groetouwers (Heusden), groewetelders (Merselo), groewtouwersch (Heerlen), groeëtauwers (Itteren), groeëtoajers (Hunsel, ... ), groeëtojjers (Weert), groeëtouwesj (Heerlen), groeëtààs (Sint-Truiden), groeətoajers (Pey), groe͂telders (Blerick), groitauwers (Dieteren, ... ), groitauwersch (Houthem), groitauwersj (Houthem, ... ), groitawersch (Valkenburg), groitawwersj (Hulsberg), groitawwərs (Berg-en-Terblijt), groitoajers (Stevensweert), groitoi-jers (Linne), groitouwers (Valkenburg), groo-etoajers (Weert), groo:te:lders (Roermond), grooatawwersj (Meerssen), grootaas (Heers), grootaojers (Roggel), grootauesj (Sittard), grootauwers (Wijlre), grootauwesch (Limbricht), grootauwesj (Einighausen), grootelders (Herten (bij Roermond), ... ), grooteldərs (Roermond), grootoajers (Echt/Gebroek, ... ), grootojers (Heythuysen), grootouers (Baarlo), grootoujers (Buggenum, ... ), grootààs (Wellen), grootòjers (Heythuysen), grootòjərs (Leveroy, ... ), grooətelders (Tegelen, ... ), grooətoajers (Beegden), grotaai-jers (Montfort), groudaas (Borgloon), groutaas (Vechmaal, ... ), groutaa’s (Kortessem), grouwetodersch (Welkenraedt), groàtaojers (Pey), groètelders (Blerick), groêtelders (Blerick), groëtauwers (As), groëtelders (Helden/Everlo, ... ), groëtoajers (Stramproy), groëtowwersj (Gulpen), groətau̯ərs (Geulle), grōētaas (Sint-Truiden), grōētaawərs (Amby, ... ), grōētajwərs (Maaseik), grōētawwersch (Amby), grōētawərs (Amby), grōētouwersj (Margraten), grōētowwersj (Mheer), grōtau̯əš (Bingelrade, ... ), grōtāu̯əš (Nuth/Aalbeek), grōtoͅu̯əš (Oirsbeek), grōətau̯ərs (Stein), grōətau̯əš (Schinnen), grŏĕdawers (Maastricht), grŏĕtaars (Hasselt), grŏĕtawwərsj (Sint-Geertruid), groͅu̯tou̯ərs (Beek), grutaas (Riksingen), grutau̯ərs (Borgharen, ... ), grutààs (Martenslinde), grut˂au̯ərs (Maastricht, ... ), grūūtaajərs (Opglabbeek), grūūtauwərs (Meeuwen), grūədoͅdəš (Sint-Martens-Voeren, ... ), grūədoͅwərš (s-Gravenvoeren), grūət˂au̯əš (Oirsbeek), grŭtelders (Well), grŭtèlders (Siebengewald), gru̯atau̯ərs (Urmond), gru̯at˂au̯ərs (Elsloo), grwaatauwərs (Born), gròtaas (Hoepertingen), gròtawərs (Hamont), gròòtauwers (Roosteren), grótelders (Castenray, ... ), grótâlders (Castenray, ... ), gróótaas (Gelinden, ... ), grôetauweəsj (Eys), grôetawwesj (Wijlre), grôetawərs (Hamont), grôotaas (Sint-Lambrechts-Herk), grôêtaas (Aalst-bij-St.-Truiden), grôêtajwərs (Lanklaar), grôêtevers (Tessenderlo), grôêtòdesj (Welkenraedt), grötelders (Castenray, ... ), grötâlders (Castenray, ... ), grûutouwəsj (Koningsbosch), cf. Duits "Eltern"; cf. Venrays Wb. s.v. "elder"; mv. "elders"; opm.: ouders - alders - älders - elders  grutalders (Afferden), cf. Venrays Wb. s.v. "elder"; mv. "elders  grotelders (Venray), cf. Venrays Wb. s.v. "elder"; mv. "elders"; opm. ouder - alder - älder - elder  grötèlders (Siebengewald), dit woord wordt weinig gebruikt  grotalders (Middelaar), groit = uit het franse bois  groitauwersch (Schimmert), groit uit frans bois  groitauwers (Meerssen), groit uit franse roi  groitauwers (Meerssen), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  groitauwərsj (Valkenburg), minimaal gebruikt  groeaatawwersj (Berg-en-Terblijt), NB.: aas - aars - aarsten = dubbel meervoud? Zoals kind - kinder - kinderen? en schoe - schoen - schoenen?  groetaesten (Heusden), niet veel gebruikt  grootoajers (Kessel), oowaa"als in het franse "toi  groowaatauwers (Berg-aan-de-Maas), weinig gebruikt  groitaojərs (Thorn), wordt zelden gebruikt  grutelders (Horst), zelden  grouetauwers (Dieteren), grootvader en grootmoeder: groeətvader en groeətmoder (Grubbenvorst), grootvader en grootmoeder (Bergen), grooətvader en grooətmoder (Ulestraten), grotvader en grotmooder (Horst, ... ), grutvoader en groatmoeder (Gennep), omschreven  groedvader en groedmoeder (Eijsden), gross-ouderen: groesouwere (Waubach), groewuseldere (Vijlen), gruëseldere (Vaals), jroeseldere (Kerkrade), jroeseldərə (Bocholtz), jroeëseldere (Kerkrade), jroëseldere (Kerkrade), jrueseldere (Vaals), cf. WNT s.v. "ouder (I)"mv. ouders - ouderen (het laatste thans alleen in hoogere stijl)  groeësouwere (Nieuwenhagen), wordt meer gebruikt  groëseldere (Vijlen), gross-ouders: groe-es-ouwesj (Schaesberg), groeësouwesj (Heerlen), groësoddesj (Vijlen), cf. VD D-N s.v. "Grosseltern  grösouwers (Rimburg), groten: voor twee grootmoeders van vaders en moederskant  grötte (Well), ouwelui: auwlüj (Montzen), au̯ løi̯ (Doenrade), ll. oude lui  oͅu̯ lyj (s-Gravenvoeren), voorouders: veurelders (Lottum) de grootouders || grootouders [DC 05 (1937)], [ZND 11 (1925)] III-2-2
groots, wijds groots: grōts (Heers), gruets (Sint-Truiden), grutš (Rekem), gruëts (Venlo), gruəts (Lozen), grøts (Beverlo), wijds: wejts (Bree, ... ), wiet (Grathem) groots [ZND B1 (1940sq)] || groots ("hoftig") [ZND B1 (1940sq)] || groots (stand, kapitaal) [ZND B1 (1940sq)] || groots, heerachtig [ZND B1 (1940sq)] || wijds, groots || wijdsver III-4-4
grootte grootte: gredž (Riksingen), greu:jdə (Roermond, ... ), greude (Einighausen, ... ), greudje (Asenray/Maalbroek, ... ), greuedde (Klimmen), greuidje (Grevenbicht/Papenhoven), greujde (Genooi/Ohé, ... ), greute (Bingelrade), greutje (s-Herenelderen), greutte (Amby, ... ), greùitte (Schimmert), greùjdje (Herten (bij Roermond)), greùtte (Munstergeleen), grēūde (Sittard), grēūdje (Maasbracht), grēūitte (Lutterade), griiden (Bree), grīdə (Bocholt), grīədə (As, ... ), gri̞tte (Rosmeer), grodzjə (Borgloon), grodžə (Bommershoven), groeade (Wellen), groejtə (Mechelen-aan-de-Maas), groette (Bilzen), groetə (Kermt), groewet (Welkenraedt), groidzjə (Borgloon), grooette (Susteren), grooide (Wellen), grooətte (Griendtsveen), grote (Eksel), grotte (Venray), groëtte (As), grōēwte (Hasselt), grōtte (Wijchmaal), grŏtte (Oirlo), groͅdžə (Gelinden), gru:ətə (Beringen), grudde (Epen, ... ), grudde? (Rimburg), grude (Eijsden, ... ), gruede (Dieteren, ... ), gruedje (Obbicht), grueste (Schinveld), gruētte (Urmond), gruĕdje (Weert, ... ), grui̯dzjə (Sint-Truiden), grujete (Maasbree), grute (Heer, ... ), grutte (Arcen, ... ), gruude (Eys, ... ), gruudje (Nederweert, ... ), gruujde (Panningen, ... ), gruujte (Lanklaar), gruuotə (Swalmen), gruutje (Eisden), gruutte (Amby, ... ), gruuèdje (Hunsel), gruuödje (Heel), gruuɛ̄de (Brunssum), gruëdde (e) (Ulestraten), gruëde (Beesel), gruëte (Velden), gruëtte (Grubbenvorst, ... ), gruöde (Berg-en-Terblijt), gruûdje (Thorn), grūĕtte (Stevensweert), grūjde (s-Gravenvoeren), grūtte (s-Gravenvoeren), grūūade (Mheer), grūūtte (Steyl), grŭdde (Posterholt), grŭt (Swolgen), grŭŭtte (Belfeld), gru̞i̯džə (Sint-Truiden), gry(3)̄də (Maastricht), gry(3)̄ettə (Opglabbeek), gry(3)̄tjə (Rotem), gry(3)̄ə:jdə (Opgrimbie), gry(3)̄ədə (Beek (bij Bree), ... ), grydə (Aalst-bij-St.-Truiden), gryd⁄n (Zonhoven), grytte (Loksbergen), grytə (Halen, ... ), gryədə (Rekem), gryəjdə (Rekem), grêûde (Meerssen), grêûdje (Neeritter), grêûtdje (Echt/Gebroek), gró⁄zjë (Tongeren), grôôte (Buggenum), grödde (Montzen), gröddje (Broeksittard), gröde (Oirsbeek), gröt (Horst, ... ), grött (Wellerlooi), grötte (Afferden, ... ), gröètte? (Valkenburg), grødə (Welkenraedt), grøjdə (Zonhoven), grø͂ͅde (Vijlen), grø͂ͅdje (Horn), grø͂ͅte (Blerick), grø͂ͅtte (Buchten, ... ), grøͅ‧də (Eupen), grø‧də (Montzen), grúzjë (Tongeren), grûtte (Genk), grüdde (Gulpen), grüddə (Maastricht), grüde (Heerlen), grədə (Hoepertingen, ... ), grəttə (Sint-Huibrechts-Lille), grətə (Tessenderlo), op ⁄e gruëdje van (Tungelroy), xrydə (Maastricht), yrēdžə (Hasselt), yrēd⁄žə (Hasselt), yreͅdə (Martenslinde), yrōͅtstə (Eupen), yrøtte (Sint-Huibrechts-Lille), (gruëdjes).  gruëdje (Tungelroy) grootte [SGV (1914)], [ZND 01 (1922)] || ter grootte van III-4-4
grootvader ampa: aampaa (Borgharen), ampa (Gronsveld, ... ), ampā (Maastricht, ... ), āmpa (Maastricht), cf. WNT s.v. "amme - bij verkorting am  aampaa (Borgharen), hogere klasse  ampa (Maastricht), kleinkinderen zeggen ~  ampā (Maastricht), vero. cf. fr. s.v. "grand-papa  aampa (Gronsveld), wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aampa gezegd  āmpā (Maastricht), zie ook "opa  ampa (Houthem), ampapa: wordt gebr. door kleine kinderen. Toch wordt op den duur door t veelvuldig gebruik ook door de grotere aampepa gezegd  āmpəpā (Maastricht), ate: cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader  aotä (Wellen), ata (Rijkhoven), een langverdwenen woord"; cf. Middelnederlandsch Handwoordenboek (Verdam) s.v. "Ate"= vader  aatè (Wellen), kindertaal; cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  èètèèə (Diepenbeek), verdwijnt  ata (Martenslinde), baa: baa (Geleen, ... ), beb: böb (Sittard), böp (Sittard), bøͅi̯p (Schinveld), cf. VD s.v. "beb"(grootvader, gew.)  böpp (Limbricht), n mijn jeugd werd door velen nog - gezegd"; cf. WNT s.v. "beb - in ouderen vorm bebbe; ook wel babbe . In zeer verschillende streken een naam voor grootvader  bup (Buchten), onduidelijk geschr.  byb (Brunssum), beb-pa: bøͅi̯pā (Schinveld), n mijn jeugd werd door velen nog - gezegd"; cf. WNT s.v. "beb - in ouderen vorm bebbe; ook wel babbe . In zeer verschillende streken een naam voor grootvader  buppa (Buchten), samentrekking "beb"en "pa"?  böppa (Limbricht), bestepa: oude naam  bešəba (Amstenrade), bestevaar: cf, WNT s.v. "bestevader - zeer gewoon in samentr. bestevaar  bistevaar (Roggel), cf. VD s.v. "bestevaar  bēͅstəvār (Munstergeleen), bestevader: baestevader (Maasbree), baistəvadər (Eisden, ... ), beistevader (Limbricht), bestevaaier (Neeroeteren), bestevadder (Heerlen, ... ), bestevader (America, ... ), bestevajjer (Blitterswijck, ... ), bestəvaadər (Grubbenvorst, ... ), bestəvādər (Brunssum), bes’tevadder (Bleijerheide, ... ), bēͅstəvādər (Munstergeleen), beͅi̯stəvādər (Schinveld), beͅstəvādər (Bingelrade, ... ), bistevader (Sevenum), bèstevaader (Pey), bèstevader (Echt/Gebroek, ... ), béstevaadər (Opglabbeek), béstevader (Stein), béstəvaadər (Meeswijk, ... ), bêstevader (Grathem), bëstevaader (Sittard), bøͅstəvādər (Puth), algemene naam  beͅstəvādər (Amstenrade), bijna weg tegenwoordig  beͅstəvādər (Nuth/Aalbeek), cf. WNT s.v. "bestevader - zeer gewoon in samentr. bestevaar  bestevader (Baarlo), een enkele maal  bestevader (Sint-Odiliënberg), heel oud  bestevader (America), heel ouderwets  bestevader (Blerick), inz. ouwelijk gekleed jongetje  bèstevader (Roermond), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  béstəvadər (Valkenburg), men gebruikt het meest: -; cf, WNT s.v. "bestevader - zeer gewoon in samentr. bestevaar  beestevader (Helden/Everlo), ook -  bestevader (Wellerlooi), oorspronkelijk  bestevadder (Wijlre), oud  bestevader (Nuth/Aalbeek), bestevajer (Opoeteren), raakt in onbruik  bestevadder (Schaesberg), uitspr. e ongeveer als in eng. but  bestevader (Horst), vero.  bèstevader (Tegelen), verouderd  bestəvaadər (Opgrimbie, ... ), vroeger  bestevader (Dieteren, ... ), vroeger; zie ook grootvader; cf. WNT s.v. "bestevader"zeer gewoon in de samentrekking "bestevaar  bestevader (Merselo, ... ), wordt zelden gebruikt  bèstevader (Guttecoven), bon: bon (Kuringen), bòo͂ (Sint-Truiden), afk. van bopa  bo͂ (Hasselt), kindertaal  bon (Hasselt, ... ), bon-pa: bompa (Achel, ... ), bonpa (Gutshoven, ... ), boompaa (Lanaken), boupa (Bilzen, ... ), boupoa (Nieuwerkerken), bò͂pa (Niel-bij-St.-Truiden), bòo͂pa (Sint-Truiden), bônpa (Kortessem), bôpà (Tongeren), bon-papa  bómpaa (Sittard), cf. VD F-N s.v. "bon-papa  bonpa (Maastricht), hogere stand  bonpa (Hoepertingen), kinderen  bo(n)pa (Hasselt), kindertaal  bompa (Bree, ... ), bonpa (Lanaken), boupa (Heers, ... ), bôompa (Neeroeteren), kindertaal - en gemeenzaam  boupa (Kuringen), kindertaal; rijke kinderen  bonpa (Grote-Brogel), kindertaal; uitzonderlijk  boupa (Zepperen), nieuw woord  bopa (Stevoort), vero.  bompa (Gronsveld), bon-papa: bompapa (Kaulille, ... ), bonpapa (Hasselt, ... ), bonpappa (Mal), bonpāpa (Maastricht), bonpəpā (Maastricht), bou papa (Sint-Truiden), boupapa (Borlo, ... ), bò͂papaa (Sint-Truiden), bóm(pa)pa (Maastricht), bij rijke mensen  boͅmpəpā (Maastricht), cf. VD F-N s.v. "bon-papa"(kind.) 0.1 opa  boupapaa (Rotem), gebruiken alleen enkele hoogmoedige ezels  bompapa (Tessenderlo), kindertaal  bonpapa (Sint-Truiden), boupapa (Heers), kindertaal; cf. VD F-N s.v. "bon-papa"(kindert.)  bonpapa (Lommel), vroeger  boupapa (Wellen), bup: böp (Sittard), dikke pa: dikke pa (Borlo, ... ), kindertaal  dikke paa (Heers), grand-pa: graampa (Echt/Gebroek), grampa (Maastricht, ... ), grampaa (Margraten), grampā (Maastricht, ... ), deftig  granpa (Hoepertingen), hogere klasse  grampa (Maastricht), kindertaal  grandpa (Hoepertingen), uit het Waals voor grand + pa (pa)  grāpa (Sint-Pieters-Voeren), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grampepa veel gebruikt evenals grampa  grampā (Maastricht), grand-papa (fr.): grampapa (Borgloon, ... ), deftiger  grampapa (Maastricht), gegoede stand  gra͂papa (Hamont), vroeger ± 50 jaar geleden bij deftige mensen, Nu wordt grampepa veel gebruikt evenals grampa  grampəpā (Maastricht), grand-peetje: dim.: "grempke"; vroeger  grempke (Wellen), grand-pre (fr.): graampeer (Maastricht), graampèr (Riksingen), grampeer (Maastricht, ... ), grampeere (Hasselt), grampere (Maastricht), grampēr (Maastricht, ... ), graper (Tongeren), grāmpēr (Maastricht), gràampéer (Tongeren), dim.: "grempke  grampeer (Wellen), fr. grand-père  gré.mpèèr (Hasselt), grand-père  grampeer (Kortessem), mar.: of: grandpère?  grapeer (Tongeren), uit het Waals voor grandpère  grapēr (s-Gravenvoeren), uit het Waals voor grand¯père  grāpēr (Sint-Martens-Voeren, ... ), vroeger en nu bij arme mensen  grampēr (Maastricht), groot-pre: grutpeirə (Sint-Truiden), cf. WNT s.v. "peer (I)"1. Eigenlijk, Vader  groetpeer (Lanaken), grootje: grootje (Gruitrode, ... ), grūūetie (Opglabbeek), kindertaal  groeëtje (Neeroeteren), grootpa: grautpa (Hoepertingen), groatpøa (Hoepertingen), groetpa (Lanaken), groeëtpaa (Sint-Truiden), grootpa (Alken, ... ), groutpaa (Sint-Lambrechts-Herk), grōētpa (Peer, ... ), grōētpaa (Sint-Truiden), gruutpa (Meeuwen), gróótpaa (Vlijtingen), grôetpoa (Nieuwerkerken), gemeenzaam  groutpaa (Sint-Lambrechts-Herk), kindertaal  grootpaa (Zepperen), grootpaatje: grootpake (Sint-Lambrechts-Herk), grootpap: groewtpap (Heerlen), grôetpap (Wijlre), grootpapa: groetpapa (Neeroeteren), grootpapa (Gorsem), grootpappa (Zonhoven), grouwetpapa (Welkenraedt), grutpapā (Borgharen), grootse pa: gróótsepaa (Riksingen), grootva: greutvao (Overpelt), groetva (Maaseik), groetvoo (Schulen), grootva (Reppel), grutva (Heusden), gruutva (Heusden), cf. VD s.v. "va  groetvaa (Heusden), kindertaal  grutvao (Beverlo), grootvad: grotvad (Oostham), grotvat (Middelaar, ... ), grotvát (Castenray, ... ), grŏatvaat (Oirlo), grutvat (Afferden, ... ), grŭtfat (Siebengewald), gròtvāt (Venray), grötfaat (Siebengewald), grötfad (Heijen), grötfât (Gennep, ... ), grötvàt (Well), grötvát (Castenray, ... ), cf. VD s.v. "va  grotvat (Middelaar), o als in bok; cf. VD s.v. "va", dim. "vaatje  grotfat (Middelaar), grootvader: chrutvaar (Mettekoven, ... ), graotvader (Beek, ... ), grautvoar (Heers, ... ), grautvouder (Bilzen), gretvowédér (Lommel), greutvaodər (Martenslinde), greutvoader (Achel, ... ), groatvaader (Born, ... ), groatvader (Beegden, ... ), groatvadər (Elsloo, ... ), groatvaoder (Bilzen), groatvāder (Venray), groat˃vādər (Geleen, ... ), groe-etvadder (Benzenrade, ... ), groe-etvader (Blerick, ... ), groe-ootvader (Grathem, ... ), groeaatvader (Berg-en-Terblijt), groeatvaader (Heel), groeatvaadər (Ophoven, ... ), groeatvader (Heythuysen, ... ), groedvader (Eijsden), groeitvader (Beringen), groejtvader (Ospel), groeootvader (Grathem), groetvaader (Amby, ... ), groetvaaier (Neeroeteren), groetvaajər (Amby, ... ), groetvaar (Rekem), groetvader (Baarlo, ... ), groetvaer (Houthalen, ... ), groetvajer (Bree, ... ), groetvajjer (Gronsveld), groetvao.ëder (Zonhoven), groetvaoder (Zonhoven), groetvaojer (Veldwezelt), groetvaor (Montenaken, ... ), groetvaëder (Stevoort), groetvoader (Neerpelt), groetvoar (Jeuk), groetvour (Kuringen), groetvâdər (Diepenbeek), groeëtvadder (Hasselt, ... ), groeëtvader (Hasselt, ... ), groeëtvar (Hasselt), groeëtvaâder (Tungelroy), groeətvaader (Pey), groeətvader (Grubbenvorst), groe͂tvader (Blerick), groitvaader (Stevensweert), groitvaadər (Thorn), groitvader (Beegden, ... ), groitvadər (Thorn, ... ), groo-etvader (Weert), groo:tfaadər (Roermond), grooatvader (Meerssen), grooetvader (Weert, ... ), grootfader (Schinveld, ... ), grootfaor (Borgloon), grootvaader (Herten (bij Roermond), ... ), grootvaadər (Beverlo, ... ), grootvaar (Wellen), grootvadder (Benzenrade, ... ), grootvader (Buchten, ... ), grootvajer (Opoeteren), grootvaor (Eigenbilzen, ... ), grootvoar (Sint-Lambrechts-Herk, ... ), grootvoier (Tongeren), grootvoir (Heers), grootvojer (Mal), grootvouer (Voort), grootvôor (Alken), grooëtvader (Oirsbeek, ... ), grooətfader (Beegden), grooətvaader (Tegelen), grooətvader (Ulestraten), grooətvadər (Tegelen), grotvader (Geysteren, ... ), grotvoder (Middelaar), grotvoiər (Heers), grouetvader (Dieteren), groutvaaör (Wellen), groutvader (Hushoven, ... ), groutvaoder (Kortessem), groutvaor (Kortessem), groutvauier (Riksingen), groutvoaʔr (Gutshoven), groutvoider (Vliermaal), grouwetvadder (Welkenraedt), growatvader (Pey, ... ), growtvòddər (Bilzen), groàtvader (Pey), groätvader (Geleen, ... ), groètvader (Blerick), groêtvader (Blerick), groëtvader (As, ... ), groôtvader (Bergen, ... ), groətvader (Stein, ... ), groət˃vādər (Geulle), grōējətfaddər (Hasselt), grōētvaader (Amby), grōētvaadər (Amby, ... ), grōētvaaiər (Peer), grōētvaddər (Rotem, ... ), grōētvader (Amby, ... ), grōētvajər (Amby), grōētvaodər (Herk-de-Stad), grōētvoar (Sint-Truiden), grōētvòjər (Genk), grōēët.tva.der (Hasselt), grōōtvader (Oirlo), grōt˃vādər (Bingelrade, ... ), grōət˃vādər (Merkelbeek, ... ), grŏĕtvaader (Mheer), grŏĕtvaajər (Amby), grŏtvader (America), groͅu̯t˃vādər (Beek), gruaatfaadər (Reuver), grutfòddər (Martenslinde), grutvaader (Kuringen), grutvaadər (Lanaken), grutvaddər (Lanaken), grutvader (America, ... ), grutvadər (Lanaken), grutvajer (Hechtel), grutvaodər (Diepenbeek), grutvaoər (Diepenbeek), grutva͂dəer (Houthalen), grutva͂dər (Houthalen), grutvoader (Beverlo, ... ), grutvoier (Riksingen, ... ), grutvouder (Lommel), grutvààwədər (Zonhoven), grutvójər (Martenslinde), grutvóódər (Diepenbeek), grut˃vādər (Borgharen, ... ), grut˃vāi̯ər (Borgharen, ... ), gruutvader (Bree, ... ), gruutvaoder (Heusden), grūūetvaadər (Opglabbeek), grūūetvaaier (Opglabbeek), grūūtvajjər (Meeuwen), grūūʔtfaadər (Opglabbeek), grūəfadər (Sint-Martens-Voeren, ... ), grūət˃vādər (Oirsbeek), grŭtvader (Well), grŭŭtvaadər (Beverlo), grŭŭtvaajər (Bree), grŭŭtvāādər (Bree), gru̯at˃vādər (Elsloo, ... ), grwaatfadər (Born), gròtvaader (Meijel), gròtvader (Venray), gròtvaodər (Hamont, ... ), gròòtvader (Roosteren), grótfaor (Wellen), grótvaoier (Koninksem), grótvóóadər (Sint-Lambrechts-Herk), grówtva͂r (Vechmaal), gróótvoujer (Val-Meer), gróótvòir (Vlijtingen), gróótvóó-aər (Gelinden), grôetfaadər (Opgrimbie, ... ), grôetvaadər (Opgrimbie), grôetvadder (Wijlre), grôetvader (Nieuwerkerken, ... ), grôetvadər (Opoeteren), grôetvajer (Opitter), grôetvaoder (Hasselt), grôetvoar (Nieuwerkerken), grôotvader (Bergen, ... ), grôotvòddər (Bilzen), grôêtvaadər (Dilsen, ... ), grôêtvader (Blerick, ... ), grôêtvaoər (Aalst-bij-St.-Truiden), grötvader (Blitterswijck, ... ), grötvaoder (Gennep), grötvāder (Tienray), grûutvader (Koningsbosch), grətvôodər (Hamont), cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader)  grōētvaor (Sint-Truiden), cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j zie ook de opgave "vaajer"(007b)  groetvaajer (Amby), cf. WNT s.v. "vaar (I)"(samengetrokken vorm van vader). Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j )  groetvaajer (Gronsveld), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  graotvader (Geulle), gemeenzaam  grootvoar (Sint-Lambrechts-Herk), gewoon  gròtvaodər (Hamont), groit = uit het franse bois  groitvader (Schimmert), groit uit frans bois  groitvader (Meerssen), groit uit franse roi  groitvader (Meerssen), grote mensen  grootvaoier (Paal), J(onger) V(enraays)  grótvader (Castenray, ... ), grötvader (Castenray, ... ), kindertaal  grootvouder (Rijkhoven), kindertaal - en gemeenzaam  grutvader (Kuringen), lagere stand  gròtvajər (Hamont), lagere- en burgerklasse  grŏĕtvaajər (Maastricht), mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  groitvadər (Valkenburg), meest gebruikt door ouderen  grootvaar (Zepperen), nieuwer  grootvader (Opoeteren), nu  groitvader (Dieteren), oi van froid (fr.)  groitvaadər (Berg-en-Terblijt), oowaa"als in het franse "toi  groowaatvader (Berg-aan-de-Maas), oud  groeëtvajer (Opoeteren), platter  grutfòjjər (Martenslinde), zelden  grōət˃vādər (Schinveld), zelden gebruikt  graotvôor (Hoepertingen), Zie grötvât  grötvajjer (Gennep, ... ), zie ook "bestevader  grōtvader (Merselo, ... ), Zie WNT s.v. "vader"waarin "vaaier"als bijvorm gegeven wordt (met overgang d > j )  groetvaaier (Heusden), ± 50 jaar geleden bij gewone mensen  grut˃vādər (Maastricht), gross: groeës (Heerlen), de groe-es  groe-es (Schaesberg), gross (du.): groosz (Heerlen), gross-pa: cf. VD D-N s.v. "Grosspapa  groospa (Nuth/Aalbeek), gross-pap: groaspap (Welten), groespap (Vijlen, ... ), groewuspap (Vijlen), groeëspap (Heerlen, ... ), groëspap (Vijlen), grōē-espap (Gulpen), grôespap (Eys, ... ), jroeës’pap (Bleijerheide, ... ), cf. VD D-N s.v. "Grosspapa  groospap (Nuth/Aalbeek), gröspäp (Rimburg), cf. VD- D-N s.v. "Grosspapa  groëspap (Ubachsberg), gross-papa: cf. VD- D-N s.v. "Grosspapa  groeëspapa (Heerlen), gross-vader: groasvadder (Welten, ... ), groesvadder (Waubach), groewesvadder (Vijlen, ... ), groewusvader (Vijlen), groeësvadder (Heerlen, ... ), gruesfader (Montzen), gruësvadder (Vaals), grôesvaddər (Eys), grôêsfaddər (Welkenraedt), jroesvadder (Bocholtz, ... ), jroeësvadder (Kerkrade), jroeës’vadder (Bleijerheide, ... ), jroësvadder (Kerkrade), jruesvadder (Vaals), cf. VD - D-N s.v. "Grossvater  groeësvadder (Heerlen), grote pa: groe-ete pa (Grote-Brogel, ... ), groete pa (Bocholt, ... ), groete paa (Linkhout), groote pa (Borlo), grutte pa (Hechtel), gruttepa (Paal), gruttəpaa (Lanaken), kindertaal  groettepa (Veldwezelt), grute pa (Kuringen), gruttepa (Beringen), gruutepa (Bree), grote va: groete vaa (Linkhout), grote va (Tessenderlo), grute va (Heusden, ... ), kindertaal  groote va (Tessenderlo), grute va (Heusden, ... ), moedersvader: zie id. p. 359  moēdersvader (Castenray, ... ), moērsvader (Castenray, ... ), mon pre (fr.): mar.: resp. gebruikt spelling uit de (bijgevoegde) brochure: "Phonetische schrijfwijze van het Valkenburgsch plat en gelijkluidende dialecten". Omspelling komt voor mijn rekening  mompeer (Valkenburg), nonk: kindertaal; vgl. met het lemma "oom  nonk (Lanklaar), opa: eupa (Tungelroy), oepa (Maaseik), oeëpa (Tungelroy), oopa (Heythuysen, ... ), oopaa (Amby, ... ), opa (Benzenrade, ... ), oupa (Valkenburg), ōpa (Bingelrade, ... ), ōpā (Merkelbeek, ... ), o’pa (Bleijerheide, ... ), óópaa (Pey), door leerlingen v.e. lagere school ingevuld (9 - 10 jaar)  hoppa (Geulle), opa (Geulle), kindertaal; cf. VD s.v. "1. pee"(vader)  opèè (Opglabbeek), laatste tijd  opa (Waubach), tegenwoordig  opa (Ubachsberg, ... ), ōpa (Geulle), thans veel -; overgrootvader is "bestevader  opa (Venlo), opaatje: ôpake (Bergen, ... ), oude, de -: cf. VD s.v. "ouwe"2. oudeheer, vader  dən awə (Hamont), zie id. voor vader  den aaë (Kortessem), oudpa: aapa (Jeuk, ... ), apa (Neerpelt), awba (Gronsveld), aəpa (Gutshoven), de aa paa (Sint-Truiden), den aa paa (Gelinden, ... ), kindertaal  oba (Eupen), minachtend; cf. VD s.v. "ouwe"(eig. oude, zie verder ald. zie opgave 07b: "ba  aw-ba (Berg-en-Terblijt), oudvader, want ba is vader  oͅbá (s-Gravenvoeren, ... ), platte uitdrukking  aubaa (Amby), vgl. "ba"bij 07b  auba (Valkenburg), vroeger algemeen; nu door oude mensen  abba (Mheer), oudpapa: aapapa (Montenaken, ... ), oudpeetje: óó peekə (Sint-Truiden), oudste, de -: dən awstə (Hamont), oudvader: ovar (Eupen), nieuwere vorm  alt˃vadər (Eupen), oudere vorm  ovar (Eupen), pa: ba (Val-Meer), baa (Sittard), de pa (Borlo), paa (Vechmaal), kindertaal  paa (Val-Meer), meestal gebruikt  pa (Hoepertingen), platte uitdrukking  baa (Amby), paatje: pake (Kaulille), papa: poepa (Tongeren), vroeger gebruikt door kinderen  babbaa (Berg-en-Terblijt), parrain (fr.): soms; uit fr. "parrain"= peetvader  parréͅ (Hasselt), pee: pij(ə) (Gutshoven), cf. VD s.v. "1. pee"(vader)  pee (Meldert), cf. VD s.v. "1. pee"1. vader  pee (Wellen), peet: kindertaal  peet (Stevoort), peetje: peejkə (Niel-bij-St.-Truiden), peeke (Linkhout, ... ), peekə (Aalst-bij-St.-Truiden, ... ), peke (Stokrooie), cf. VD s.v. "peetje"1. grootvader  peekə (Tessenderlo), peke (Sint-Truiden), gemeenzaam  peekə (Herk-de-Stad), kindertaal  peeke (Stevoort), oude mensen spraken van : -  peike (Sint-Truiden), verouderd  peekə (Hoepertingen), vroeger  peeke (Wellen), peke (Beringen), peter: peeter (Peer), peetər (Lommel), pieter (Bocholt), kindertaal  peter (Houthalen), peteren: peeteren (Hechtel), pietere (Reppel), pitteren (Kaulille), piëtere (Zutendaal), Aals hij peter is van een van de kinderen  peetere (Opoeteren), cf. WNT s.v. "peteren (I)"1) peter, doopvader; zie lemma "peetoom  peteren (Hechtel), hij is peter van een van de kinderen  pietere (Martenslinde), kindertaal  pieëtere (Neeroeteren), kindertaal (zegt het kind als zijn grootvader peter is)  pietere (Opoeteren), kindertaal; "zeggen veel kinderen tegen grootvader waarvan hijzelf geen peter is"; cf. WNT s.v. "peteren (I)"1) peter, doopvader; zie lemma "peetoom  peetéren (Lommel), peteroom: kindertaal; "kinderen en grote mensen"; cf. VD s.v. "ome  peteroeme (Paal), pre (fr.): peer (Tongeren), dit wordt ook voor "vader"gebruikt  péér (Borgloon), vero.  peer (Gronsveld), tij: téé (Borgloon), têe (Tongeren), cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  tei (Riksingen), teie (Heers), téͅ (Vechmaal), kindertaal; cf. Tungërse diksjënêer s.v. "I. têe"1. vader, 2. grootvader  tèèə (Diepenbeek), oude benaming: mem en tê  (Kortessem), tij-vader: kindertaal  teie-vauider (Riksingen), va-va: va-va (Maaseik), vaatje: cf. WNT s.v. "va"met dim. "vaatje"en "vake"; kunnen ook uit "vadertje"resp. "vaderke"zijn ontstaan  vaôke (Bilzen), vader: vaadər (Opglabbeek), vaoder (Bilzen, ... ), vaoər (Borgloon), vādər (Jabeek), vòər (Vlijtingen), de vader heet dan pa  vóódər (Martenslinde), kindertaal  vaojer (Veldwezelt), vero.  vajjer (Gronsveld) broer; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)] || grootmoeder; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] || grootvader [DC 05 (1937)], [DC 12a (1943)], [ZND 11 (1925)], [ZND 35 (1941)] || grootvader (arch.) || grootvader (gemeenzaam/kindertaal) [ZND 35 (1941)] || grootvader van moederszijde || grootvader, bestevaar || grootvader, opa || grootvader; grootvader rookt een pijp; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; grootvader rookt een pijp; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en - logeren; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || grootvader; ik ga bij grootvader en grootmoeder logeren; volw. [DC 12a (1943)] || grootvaderl; mijn grootvader rookt een pijp; volw. [DC 12a (1943)] || opa || ouwelijke man III-2-2
grootwerk groot werk: graǝt wɛrk (Stein), groǝt wɛrk (Lutterade), grut węrk (Eijsden, ... ), gruǝt wɛrk (Neeroeteren, ... ), gruǝt wɛrǝk (s-Gravenvoeren), grȳt wɛrk (Meeuwen), grōǝt wɛrk (Voerendaal), grūǝt wɛrk (Eisden), grootstukken: (mv)  grūtštø̜kǝ (Noorbeek), grootstukwerk: grootstukwerk (Opglabbeek), grootwerk: grootwerk (Born, ... ), gruǝtwęrk (Ransdaal), grote stukken: (mv)  grūtǝ støkǝn (Diepenbeek) Het werk dat bestaat in het maken van grote kledingstukken zoals colberts en winterjassen. [N 59, 194b] II-7
grootwerken groot werk maken: gruǝt wɛ̄rǝk mākǝ (Meijel), grǫwt węrk mǭkǝ (Bilzen), grootstuk maken: growtštø̜k mākǝ (Meerssen), grootstuk werken: jrūsštyk werkǝ (Bleijerheide), grote stukken maken: gruǝtǝ štøkǝ mākǝ (Montzen), grǫwtǝ stękǝ mǭkǝ (Bilzen) Het maken van grote kledingstukken zoals colberts, jassen, mantels en jacquets. [N 59, 194b] II-7