31580 |
bandenhaak |
bandenhaak:
bāndǝhǭk (L217p Meerlo, ...
L192a Siebengewald),
bandgrif:
(mv.)
bant˲grefǝ (Q083p Bilzen),
bandhaak:
banthǭk (Q111p Klimmen),
baŋkhǫak (Q113p Heerlen),
bānthǭk (L216a Oostrum),
bānthōk (P176b Bevingen),
draagbeugel:
drāx˱bø̄gǝl (Q099q Rothem),
draaghaak:
drāxhǭk (L321p Neeritter),
draagijzer:
drāx˱īzǝr (L291p Helden, ...
L321p Neeritter,
L290p Panningen,
L299p Reuver),
draagklem:
drāxklɛm (L330p Herten),
drager:
drɛ̄gǝr (L291p Helden, ...
L290p Panningen),
grote tang:
grūtǝ taŋ (Q071p Diepenbeek),
haak:
(h)uǝk (Q083p Bilzen),
hǭk (P219p Jeuk),
hefijzer:
he̜f˱īzǝr (L213p Well),
ijzerklauw:
ē̜zǝrklō (P047p Loksbergen),
karrenradhaak:
karǝrathǭk (Q116p Simpelveld),
klauw:
klǫw (Q121b Spekholzerheide),
kramp:
kramp (Q095p Maastricht
[(mv krɛm)]
),
reephaak:
rijphǭk (P219p Jeuk),
rɛ̄jphǭk (Q005p Zutendaal),
sleutel:
sleutel (L371p Ophoven),
tuimelijzer:
tumǝlīzǝr (Q121b Spekholzerheide
[(werd gebruikt voor het wentelen en verplaatsen van rails)]
)
|
Een ijzeren steel met aan het uiteinde een inkeping of een haak die wordt gebruikt om de in de vuurkuil of wielbandenoven verhitte wielband uit het vuur te halen en naar het karrenwiel over te brengen. Volgens de invuller uit Q 121b waren er doorgaans vier van deze bandenhaken nodig om een wielband te verplaatsen. Zie ook afb. 212. [N 33, 327]
II-11
|
28236 |
bandgalerij |
afvoer:
āfvø̄r (Q117p Nieuwenhagen
[(Oranje-Nassau II / Emma / Hendrik)]
, ... [Eisden]
L374p Thorn
[(Maurits)]
[Oranje-Nassau II, Emma, Hendrik]),
bandgalerij:
ba.nt˲galǝrɛj (Q202p Eys
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Emma]),
bandgalerij (Q113p Heerlen
[(Oranje-Nassau I-IV)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina]),
banjtjgalǝri (L426p Buchten
[(Maurits)]
, ... [Maurits]
Q021p Geleen
[(Maurits)]
, [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q016p Lutterade
[(Maurits)]
, [Maurits]
L433p Nieuwstadt
[(Maurits)]
, [Maurits]
Q015p Stein
[(Maurits)]
[Maurits]),
bantgalǝrej (Q113p Heerlen
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
bantgalǝri (Q035p Brunssum
[(Emma / Hendrik / Wilhelmina)]
, ... [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]
Q111p Klimmen
[(Oranje-Nassau I / III / IV)]
[Maurits]),
bandstrek:
bantštrɛk (Q121c Bleijerheide
[(Domaniale)]
, ... [Wilhelmina]
Q112a Heerlerheide
[(Oranje-Nassau I-IV)]
, [Laura, Julia]
Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
, [Willem-Sophia]
Q121b Spekholzerheide
[(Willem-Sophia)]
, [Domaniale]
Q117a Waubach
[(Laura / Julia)]
[Domaniale]),
het band:
ǝt ba.nt (Q121p Kerkrade
[(Wilhelmina)]
[Winterslag, Waterschei]),
mecogang:
mɛkogaŋ (Q003p Genk
[(Winterslag / Waterschei)]
[Eisden]),
riemvoie:
rimvuj (L422p Lanklaar
[(Eisden)]
[Maurits]),
transportvoie:
transpǫrtvuj (Q007p Eisden
[(Eisden)]
[Eisden])
|
Galerij waarin het transport met behulp van een transportband plaatsvindt. Een bandgalerij kan zowel een aanvoer- als een afvoergalerij zijn (Lochtman pag. 58). [N 95, 376; monogr.]
II-5
|
32313 |
bandhaak |
bandhaak:
bandhaak (Q074p Kortessem),
banthǭk (Q002p Hasselt),
baŋkhǭk (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree,
L270p Tegelen),
bandoptrekker:
bandoptrekker (Q156p Borgloon),
optrekker:
optrɛkǝr (L164p Gennep),
repentrekker:
ręjpǝtrękǝr (L320a Ell),
rijter:
rītǝr (Q007p Eisden, ...
Q009p Maasmechelen),
trekhout:
trękhǫwt (L328p Heel),
trekker:
trękǝr (Q002p Hasselt),
trektang:
tręktaŋ (Q111p Klimmen, ...
Q095p Maastricht,
L290p Panningen)
|
De haak waarmee men de definitieve kopband om het vat trekt terwijl men tegelijkertijd de band met het slagijzer aandrijft. Zie ook afb. 225. [N E, 46]
II-12
|
21297 |
bandiet |
bandiet:
ban-diet (L295p Baarlo),
bandeet (L431p Dieteren, ...
L380p Genooi/Ohé,
L429p Guttecoven,
L379p Laak,
L383p Melick,
Q022p Munstergeleen),
bandi-jt (L360p Bree),
bandieet (Q020p Sittard),
bandiet (L191p Afferden, ...
Q102p Amby,
L250p Arcen,
L333p Asenray/Maalbroek,
L300p Beesel,
L297p Belfeld,
Q103p Berg-en-Terblijt,
Q029p Bingelrade,
L269p Blerick,
L434a Broeksittard,
Q035p Brunssum,
L426p Buchten,
L323p Buggenum,
Q071p Diepenbeek,
Q027p Doenrade,
Q027p Doenrade,
L381p Echt/Gebroek,
L381p Echt/Gebroek,
Q086p Eigenbilzen,
Q198p Eijsden,
L430p Einighausen,
L353p Eksel,
Q207p Epen,
Q202p Eys,
Q202p Eys,
L164p Gennep,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
L249p Grubbenvorst,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
Q203p Gulpen,
L429p Guttecoven,
L328p Heel,
Q113p Heerlen,
L291p Helden/Everlo,
L330p Herten (bij Roermond),
Q077p Hoeselt,
L325p Horn,
L246p Horst,
Q109p Hulsberg,
L320p Hunsel,
L321a Ittervoort,
P219p Jeuk,
L320b Kelpen,
Q121p Kerkrade,
L298p Kessel,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
Q111p Klimmen,
K317p Leopoldsburg,
L211p Leunen,
Q104a Limmel,
L248p Lottum,
L267p Maasbree,
L332p Maasniel,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
L217p Meerlo,
Q099p Meerssen,
L424p Meeswijk,
L265p Meijel,
Q034p Merkelbeek,
L209p Merselo,
L245p Meterik,
Q196p Mheer,
Q196p Mheer,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L321p Neeritter,
Q197p Noorbeek,
L427p Obbicht,
Q033p Oirsbeek,
L387p Posterholt,
Q032a Puth,
L299p Reuver,
L299p Reuver,
Q117b Rimburg,
L329p Roermond,
Q118p Schaesberg,
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q032p Schinnen,
Q032p Schinnen,
L266p Sevenum,
Q116p Simpelveld,
L385p Sint-Odiliënberg,
Q187p Sint-Pieter,
L378p Stevensweert,
L296p Steyl,
L432p Susteren,
L331p Swalmen,
L246a Swolgen,
Q112z Ten-Esschen/Weustenrade,
L374p Thorn,
L374p Thorn,
L318b Tungelroy,
Q014p Urmond,
Q101p Valkenburg,
L268p Velden,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L210p Venray,
Q208p Vijlen,
Q117a Waubach,
L289p Weert,
L213p Well,
Q094b Wolder/Oud-Vroenhoven,
Q001p Zonhoven),
bandiĕt (Q204a Mechelen),
bandit (Q030p Schinveld),
bandīēt (Q021p Geleen, ...
L377p Maasbracht,
L432p Susteren),
bendiet (L269p Blerick),
bàndiet (P047p Loksbergen, ...
Q095p Maastricht),
bàndĭĕt (L417p As, ...
Q207p Epen,
Q113p Heerlen),
bándĭĕt (L271p Venlo),
bândiet (L165p Heijen),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
bándīēt (L416p Opglabbeek),
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
bàndiĕt (Q117p Nieuwenhagen),
ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.
bandiet (L425p Grevenbicht/Papenhoven, ...
Q105p Heer),
ps. omgespeld volgens Frings!
bandit (L414p Houthalen),
ps. omgespeld volgens RND!
bandit (L364p Meeuwen),
bandieter:
bandieter (Q035p Brunssum),
batraaf:
Van Dale: batraaf, (gew.) rakker van een jongen, vlegel; (ook ) boos wijf.
batteraof (Q095p Maastricht),
boef:
boef (L216p Oirlo),
deugniet:
daugneet (L269p Blerick),
deugeneet (Q018p Geulle, ...
L371p Ophoven),
deuge’neet (L428p Born),
deugneet (Q095p Maastricht, ...
Q015p Stein,
L331p Swalmen),
deugniet (L216p Oirlo),
deugəneet (L382p Montfort),
deugənĭĕt (L265p Meijel),
dougeneeht (L330p Herten (bij Roermond)),
däogeneet (Q095p Maastricht),
dèùgəneet (Q095p Maastricht),
dögeneet (Q095p Maastricht),
Algemene opmerking v.d. invuller: in het Meerlos dialect bestaat geen uitgangs "n"!
deugniet (L217p Meerlo),
deugniks:
daugəniks (L271p Venlo),
dougenieks (L269p Blerick),
godverlaten kerel:
godverloate kêl (Q035p Brunssum),
ploert:
ploert (Q095p Maastricht),
rabauw:
WNT: rabauw, 1. Landloper, vagebond, rondtrekkend bedelaar; - 2. Losbandig, ruw en onordelijk element, persoon van het minste ras; - 3. Schelm, schurk, galgenaar.
rabouw (Q113p Heerlen),
rotzak:
rotzak (L216p Oirlo),
schelm:
(e = ´ / Ô)
schelm (L266p Sevenum),
schobbejak:
schobbejak (Q203p Gulpen),
schoebbejak (L269p Blerick),
schoebejak (L269p Blerick, ...
Q039p Hoensbroek,
L267p Maasbree),
schŏbbejak (Q098p Schimmert),
schŏĕbəjàk (L271p Venlo),
schòbbejak (L266p Sevenum),
schóbbejak (L245b Tienray),
sjobbejak (Q021p Geleen, ...
Q016p Lutterade,
L382p Montfort,
L382p Montfort,
L433p Nieuwstadt),
sjobbəjak (Q095p Maastricht, ...
Q032p Schinnen),
sjoebbejak (L330p Herten (bij Roermond), ...
Q111p Klimmen),
sjoebejak (L299p Reuver, ...
Q118p Schaesberg,
L331p Swalmen,
L331p Swalmen),
sjoebieak (L329p Roermond),
sjŏĕbbəjàk (Q113p Heerlen),
sjŏĕbejak (Q033p Oirsbeek),
sjóbbejak (Q020p Sittard),
sjóbbejàk (L417p As),
sjóbbəjàk (L432p Susteren),
(m.).
š‧ubəja.k (Q202p Eys),
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjŏĕbəják (Q117p Nieuwenhagen),
schobberd:
schobert (L288a Ospel),
sjóbbert (L417p As),
sjöbbert (L320a Ell),
schoft:
schoeft (L325p Horn),
sjoef (Q110p Heek, ...
L329a Kapel-in-t-Zand,
Q201p Wijlre),
sjoefs (L290p Panningen),
sjof (L429p Guttecoven),
sjŏĕf (Q113p Heerlen),
sjŏĕft (L328p Heel),
schooier:
sjooier (Q102p Amby),
schooierd:
sjoojert (Q020p Sittard),
schurk:
schörk (L271p Venlo),
sjurk (L387p Posterholt),
sjérk (L417p As),
sjörk (L318b Tungelroy),
sjörrek (Q111p Klimmen, ...
Q095p Maastricht),
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: deze lijst heb ik letterlijk, zoals invuller het genoteerd heeft overgenomen!
sjörrək (Q095p Maastricht),
nb; boven de ö staat ook een lengte teken.
schörk (L248p Lottum),
Opm. = schurk.
sjork (L320p Hunsel),
smeerlap:
sjmeerlap (L329p Roermond, ...
L386p Vlodrop),
sjmierlap (Q201p Wijlre),
smêêrlap (Q015p Stein),
Algemene opmerking: heb deze vragenlijst letterlijk overgenomen, dus zoals invuller het genoteerd heeft!
sjmiērlàp (Q117p Nieuwenhagen),
vlegel:
vlègel (L215p Blitterswijck)
|
bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
32310 |
bandijzer |
bandijzer:
bandijzer (Q156p Borgloon
[(gegalvaniseerd tegen roest)]
, ...
Q074p Kortessem
[(gegalvaniseerd tegen roest)]
),
banjt˱īzǝr (L328p Heel, ...
L329p Roermond),
bant˱ē̜zǝr (Q002p Hasselt),
bant˱īs˱dǝr (L320a Ell),
bant˱īzǝr (Q007p Eisden, ...
Q111p Klimmen,
Q009p Maasmechelen,
Q095p Maastricht),
baŋkt˱ī.zǝr (L290p Panningen),
baŋk˱īzǝr (L269p Blerick, ...
L267p Maasbree,
L270p Tegelen),
bānt˱īzǝr (L164p Gennep)
|
Het zeer platte staafijzer, waaruit de definitieve banden vervaardigd worden. Zie ook het volgende lemma. [N E, 43]
II-12
|
18568 |
bandje om de kraag vast te zetten |
bandje:
bééntsjə (Q083p Bilzen),
bééntsjə òp tə kraoch (Q083p Bilzen),
bɛ̄ntjə (L265p Meijel),
klommel:
klummel (Q071p Diepenbeek),
kraagbandje:
kraagbantje om toe te snoeren (L416p Opglabbeek),
kraagsluiting:
kraoëgsjleuting (Q198p Eijsden),
litsje:
lietsjke (Q200p s-Gravenvoeren),
lommel:
lummel (Q121c Bleijerheide, ...
L428p Born,
Q027p Doenrade,
L330p Herten (bij Roermond),
Q165p Horpmaal,
L246p Horst,
Q095p Maastricht,
Q099p Meerssen,
L433p Nieuwstadt,
L299p Reuver,
L271p Venlo),
lommeltje:
lummelke (L381p Echt/Gebroek, ...
L381p Echt/Gebroek),
lommel = vod, tod
lummelke (Q007p Eisden),
losse pat (<fr.):
də lōs pat (Q253p Montzen),
pat (<fr.):
pat (Q253p Montzen),
patje (<fr.):
pàtsjə (Q083p Bilzen)
|
het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18563 |
bandje over de mouw aan de onderkant |
bandje:
bɛ̄ntjə (L265p Meijel),
lommel:
lummel (Q121c Bleijerheide, ...
Q099p Meerssen),
mouwpat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
moew pat (L381p Echt/Gebroek),
pat (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pait (Q071p Diepenbeek),
pat (L417p As, ...
Q027p Doenrade,
L381p Echt/Gebroek,
Q007p Eisden,
Q165p Horpmaal,
Q016p Lutterade,
Q095p Maastricht,
L364p Meeuwen,
L364p Meeuwen,
Q253p Montzen,
L368p Neeroeteren,
L433p Nieuwstadt,
Q200p s-Gravenvoeren,
P052p Schulen,
Q015p Stein,
K361p Zolder),
pat op de moew (L299p Reuver),
Verklw. pátsj\\ cfr. WNT: pat (I) {van fr. patte}, bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
pàt (Q083p Bilzen),
patje (<fr.):
cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.
patje (L271p Venlo),
patškə (Q088p Lanaken),
pätje (L428p Born),
trekkertje:
treakkerke (L246p Horst),
voor toe te trekken:
voor toe te trekken (L416p Opglabbeek)
|
een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)]
III-1-3
|
28373 |
bandmes |
bandmes:
bantmęts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale]),
bantmɛts (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Maurits])
|
Mes, waarmee de rubber transportbanden op maat worden gesneden. [N 95, 760 add.]
II-5
|
28315 |
bandrem |
praam:
prām (Q121p Kerkrade
[(Domaniale)]
[Domaniale])
|
Bandrem van de reminstallatie van een remhelling. [monogr.]
II-5
|
18322 |
bandschort met borststuk |
bandscholk:
banjdsjolk (L321p Neeritter),
boezemscholk:
boozem- sjòlk (Q111p Klimmen),
boezemvoordoek:
buzəmvərək (P176p Sint-Truiden),
būzəmvørək (Q162p Tongeren),
borstscholk:
borstsolək (L416p Opglabbeek),
cotonnade (fr.) scholk:
kattenate-scholk (Q039p Hoensbroek),
dragerschortsel:
met banden over de schouders gedragen ä als in duits Träger
träjoržootsəl (Q222p Vaals),
fantasievoordoek:
fantasievərk (Q180p Mal),
fantasievoorschoot:
fantasivysxyt (P044p Zelem),
fantazievöschoeət (K314p Kwaadmechelen),
fantazivøsXuət (K314p Kwaadmechelen),
galgenscholk:
galgescholluk (L214a Geysteren),
grote scholk:
groetə šollək (L381a Putbroek),
groeətə sjollək (Q202p Eys),
groite sjolk (Q109p Hulsberg),
die gehele voorzijde bedekt
groeaote šjolk (L378p Stevensweert),
hartjesscholk:
hertjesscholk (L271p Venlo),
hertjessjolk (L270p Tegelen, ...
L270p Tegelen),
helpen:
hullepe (Q095p Maastricht),
helpenboks:
helpebóks (Q121p Kerkrade),
helpenscholk:
(hellepe)sjolk (Q198b Oost-Maarland),
hellepe sjolk (Q014p Urmond),
hellepesjollek (L290p Panningen),
helləpə sjollək (Q202p Eys),
helpe schölk (L289p Weert),
helpe-sjolk (Q111p Klimmen),
helpescholk (Q038p Amstenrade, ...
Q099p Meerssen,
Q032a Puth,
Q015p Stein),
helpesjolk (Q039p Hoensbroek, ...
Q039p Hoensbroek,
L377p Maasbracht,
Q022p Munstergeleen,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
Q015p Stein,
Q117a Waubach),
helpəscholək (Q021p Geleen),
hullepe sjollek (Q096a Borgharen),
héllepe sjôôlek (Q204a Mechelen),
schort zonder mouwen met bretels over schouders
helpesjolk (Q020p Sittard),
helpenschortsel:
helpe-sjotsel (Q121c Bleijerheide),
helpesjotsel (Q121p Kerkrade),
hoge scholk:
hawge sjolk (L432p Susteren),
hoege sjolk (L265p Meijel),
hoege sjolluk (L265p Meijel),
hoehge scholk (L265p Meijel),
hoeëge schölk (L287p Boeket/Heisterstraat),
hoeəgə sjollək (L265p Meijel),
hoge sjolk (L293p Roggel),
hoëge scholk (L271p Venlo),
hūyə šolək (L372p Maaseik),
hertjessjolk met schouderbanden met klein schouderstuk
hoeoge sjolk (L321p Neeritter),
hoge voorschoot:
hoeəgə vöschoeət (K314p Kwaadmechelen),
huəgəvøsXuət (K314p Kwaadmechelen),
hoogtescholk:
hooagtəscholək (Q021p Geleen),
kleine voordoek:
kleine veuring (Q156p Borgloon),
lange scholk:
lange sjolk (L299p Reuver),
laŋə šolək (L372p Maaseik),
lange voordoek:
langəvŏrk (Q162p Tongeren),
litsenscholk:
litsesjólk (L322p Haelen),
schort met z.g. bretelstukken
bitsescholk (L267p Maasbree),
overkleed:
oovərklieəd (K353p Tessenderlo),
ovərkli-jət (K353p Tessenderlo),
scholk:
(helpe-)sjölk (Q039p Hoensbroek),
schjolk (Q112a Heerlerheide, ...
L368p Neeroeteren,
Q020p Sittard),
scholk (K358p Beringen, ...
L269p Blerick,
L269p Blerick,
L269b Boekend,
L269b Boekend,
Q035p Brunssum,
Q035p Brunssum,
L381p Echt/Gebroek,
Q018p Geulle,
L326p Grathem,
Q112a Heerlerheide,
L246p Horst,
L246p Horst,
L269a Hout-Blerick,
L269a Hout-Blerick,
Q015b Kerensheide,
P051p Lummen,
Q095p Maastricht,
Q095p Maastricht,
Q204a Mechelen,
Q096c Neerharen,
Q036p Nuth/Aalbeek,
L216p Oirlo,
Q033p Oirsbeek,
L329p Roermond,
L420p Rotem,
Q098p Schimmert,
Q098p Schimmert,
Q015p Stein,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L271p Venlo,
L210p Venray,
L210p Venray,
Q104p Wijk,
Q104p Wijk,
Q104p Wijk),
schollek (Q095p Maastricht, ...
L312p Neerpelt,
Q101p Valkenburg),
scholluk (Q117p Nieuwenhagen, ...
L216p Oirlo),
schōlk (Q113p Heerlen, ...
Q014p Urmond),
schulluk (L289p Weert),
schólk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
schölk (L287p Boeket/Heisterstraat),
sjolk (Q096a Borgharen, ...
L360p Bree,
Q095a Caberg,
L290a Egchel,
Q198p Eijsden,
L320a Ell,
L330p Herten (bij Roermond),
L292p Heythuysen,
L325p Horn,
L321a Ittervoort,
L434p Limbricht,
Q016p Lutterade,
L377p Maasbracht,
L332p Maasniel,
Q196p Mheer,
L322a Nunhem,
L387p Posterholt,
L329p Roermond,
Q020p Sittard,
Q020p Sittard,
L423p Stokkem,
L331p Swalmen,
L270p Tegelen,
L318b Tungelroy,
Q097p Ulestraten),
sjollek (Q095p Maastricht, ...
Q095p Maastricht),
sjolluk (Q198a Mesch),
sjolək (Q011p Boorsem),
sjŏlk (L378p Stevensweert),
sjzjòlək (Q009p Mechelen-aan-de-Maas),
sjòlk (Q111p Klimmen, ...
Q117a Waubach),
sjólk (Q039p Hoensbroek, ...
L329p Roermond,
Q030p Schinveld),
sjólluk (Q019p Beek),
sjölk (L295p Baarlo, ...
Q039p Hoensbroek,
L318b Tungelroy),
sjöllek (L430p Einighausen),
sXolk (K358p Beringen),
sXolək (L286p Hamont, ...
L316p Kaulille),
sXoͅlk (L282p Achel),
šolək (L420p Rotem, ...
Q209p Teuven),
šoͅlk (Q007p Eisden, ...
L422p Lanklaar,
L371p Ophoven),
šoͅlək (L317p Bocholt, ...
L360p Bree,
Q009p Mechelen-aan-de-Maas,
Q012p Rekem),
[sjollik als spellingsvariant, uitspraak -/\\k/?]
sjollik (Q211p Bocholtz),
scholk met helpen:
schollek met helpe (L269p Blerick),
sjollek mĕĕt hellepe (L290p Panningen),
met schouderbanden
scholle mit helpe (Q112a Heerlerheide),
schort met bandjes
šjolk miet helpe (L378p Stevensweert),
scholk met snoeren:
sjolk mit sneur (L377p Maasbracht),
scholkje:
schöllikske (L271p Venlo),
schommelaar:
schommeleer (K358p Beringen),
sXoͅməlēr (K358p Beringen),
schortel:
sjeutel (Q178p Val-Meer),
sjotel (Q086p Eigenbilzen),
schorteltje:
sjeutelkə (Q179p Zichen-Zussen-Bolder),
šoͅtəlkə (Q093p Rosmeer),
schorts:
sjóts (Q121p Kerkrade),
schortsel:
sjietsel (Q117a Waubach),
sjotsel (Q121p Kerkrade, ...
Q121p Kerkrade),
sjutsel (Q121p Kerkrade),
verpleegstersscholk:
verpleegsters scholk (Q095p Maastricht),
voorbindseltje:
veurbinselke (L353p Eksel),
voordoek:
verek (Q077p Hoeselt),
veureug (Q071p Diepenbeek),
veͅreng (P055p Kermt),
viəreŋ (Q002p Hasselt),
vīrəŋ (Q002p Hasselt),
vjeering (K361a Boekt/Heikant),
vjeureug (Q071p Diepenbeek),
vjeurk (Q177p Millen),
vjērĕŋ (K361a Boekt/Heikant),
vork (Q080p Vliermaal),
vurring (K361a Boekt/Heikant),
vörək (P174p Velm),
vøreŋ (K361a Boekt/Heikant),
vørək (K318p Beverlo, ...
Q176a Ketsingen,
Q158p Riksingen),
vørəŋ (Q156p Borgloon),
vø̄rək (P218p Borlo),
vø͂ͅrk (Q076p Romershoven),
vəren (Q079a Wintershoven),
vəreng (P046p Linkhout),
vəriŋ (P050p Herk-de-Stad),
vərək (Q079a Wintershoven),
vərəŋ (P049p Donk (bij Herk-de-Stad)),
voordoek bet een platstuk:
WNT: plat (III), ss. platstuk, 3. Gewestelijk (hier en daar in Z.-Ndl.) als naam voor de beide schouderstukken van een kiel of hemd, van achteren tegen elkaaar genaaid.
vèùrk bə ə plat stèùk (P222p Opheers),
voorrok:
het oudere woord
vurrök (K318p Beverlo),
voorschoot:
veuirschōējet (P176p Sint-Truiden),
veurschoewet (K358p Beringen),
vurschŏĕt (K361a Boekt/Heikant),
vöschoeət (K317p Leopoldsburg),
vöschowət (K278p Lommel),
vørsXŭt (K361a Boekt/Heikant),
vø̄rsXuwət (K358p Beringen),
vərsXuwət (P048p Halen),
vəsXuət (K318p Beverlo, ...
K317p Leopoldsburg),
het nieuwere woord
vöschoewet (K318p Beverlo),
voorschort:
vöschurt (K357p Paal)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)] || broek met bretels || schort met banden || schort met borststuk en schouderbanden [schortel, scholk, sjutsel] [N 24 (1964)] || voorschoot, werkschort zonder borststuk scholk, skolk, veuring, veurik, sloep, sloof, slopschorteldoek] [N 24 (1964)] || zijn er verschillende namen voor verschillende soorten van deze kledingstukken ? [DC 15 (1947)]
III-1-3
|